De Tijdspiegel. Jaargang 44
(1887)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rusland's financiën.De heeren Hoskier & Co. te Parijs, bankiers van het Russisch Gouvernement, maken zich verdienstelijk tegenover houders van Russische fondsen door de jaarlijksche uitgifte eener brochure, waarin eene voorstelling wordt gegeven van den financieelen toestand van het Czarenrijk. Steeds wordt door hen aan dien arbeid grooter zorg besteed; steeds mogen de opgaven, door hen aan officieele documenten ontleend, op meerdere volledigheid bogen. Van een paar bladzijden in 1883 is hunne uitgaaf voor 1887 dan ook reeds tot een boekdeel van 71 pagina's aangegroeid. Wenken of raadgevingen treft men er niet in aan; de bewerkers bepalen zich tot het leveren van feiten in den vorm van cijfers, welke, voor zoover noodig, toegelicht worden; - verder gaan zij niet. Evenals in vorige jaren hebben de HH. Hoskier hunne uitgaaf van 1887 in vijf hoofdstukken verdeeld. Het eerste handelt over de begrootingen, het tweede over de staatsschuld, het derde over de spoorwegen, het vierde over den buitenlandschen handel, het vijfde over de goudproductie. Met die, welke in de voornaamste plaats ertoe bijdragen, licht te verspreiden over Rusland's financieelen toestand, wensch ik mij hoofdzakelijk bezig te houden. Hoofdstuk I geeft een overzicht der staats-inkomsten en uitgaven van de jaren 1871 tot en met 1885, zooals die definitief zijn vastgesteld. De verkregen uitkomsten waren toen als volgt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hierbij moet opgemerkt worden, dat deze cijfers alleen betrekking hebben op de gewone inkomsten en uitgaven, doch dat daaronder niet begrepen zijn de buitengewone uitgaven, door den oorlog met Turkije veroorzaakt. Deze bedroegen R. 1,105,377,340 en werden geheel door buitengewone middelen - en wel door leeningen - gedekt, nl. door de uitgifte van 5% bankbiljetten van November 1876, door de drie Oosterleeningen, de 5% Buitenlandsche leening van 1877 en door kredietbiljetten, tijdelijk uitgegeven (tot een bedrag van R. 400 millioen, waarvan jaarlijks R. 50 millioen moesten vernietigd worden). De belangrijkste hoofdstukken onder de uitgaven vormen de dienst der staatsschuld en het Ministerie van Oorlog. Van het totaal der uitgaven over 1885 vereischte de dienst der schuld R. 263,594,663, het Ministerie van Oorlog R. 206,651,930, terwijl door het Ministerie van Openbaar Onderwijs de bescheiden som van R. 20,349,299 gevorderd werd. Vooral het eerste cijfer toont eene bedenkelijke rekbaarheid aan, wanneer men het vergelijkt met het bedrag, dat een tiental jaren geleden vereischt werd. Toen (in 1876) R. 108,745,062, in 1880 R. 172,975,550, in 1885 R. 263,594,663. Deze vergelijking zou echter niet juist zijn, indien ik niet dadelijk de bijzondere aandacht vestigde op de belangrijke hervorming, welke de Russische staatsbegrootingen sedert het jaar 1885 hebben ondergaan. In dat jaar toch voor het eerst werd onder de uitgaven voor de schuld medegerekend de som, toen voor rentebetaling en amortisatie benoodigd voor de financieele operatiën, welke indertijd waren aangegaan voor de vrijmaking der lijfeigenen, terwijl daarentegen onder de ontvangsten - eveneens voor het eerst - paraisseeren de terugbetalingen, welke door dezen aan den Staat waren te voldoen. In uitgaven bedroeg die som R. 55,417,757, in ontvangst R. 46,608,388. Een enkel woord tot toelichting dier cijfers acht ik niet overbodig. Het was den 19den Februari 1861, dat eene wet tot stand kwam, die ongetwijfeld eene der schoonste bladzijden vormt in de Russische geschiedenis; eene wet, waaraan de naam van Keizer Alexander II steeds onafscheidelijk zal verbonden blijven; ik bedoel de afschaffing der lijfeigenen, waardoor de boeren, die vroeger gedwongen waren het land huns meesters, zonder aanspraak op loon, te bewerken, door de Regeering in staat werden gesteld, over het product van hun arbeid vrijelijk te beschikken, en dat wel op deze voorwaarde: De Staat verschafte aan de boeren de benoodigde middelen, om in het bezit te komen van het stuksken grond, waarop zij tot in 1861 toe als het ware als slaven werkzaam waren geweest, terwijl zij zich daarentegen verbonden, het bedrag, dat hun tot dat doel werd ter leen verstrekt, in 49 annuïteiten, elk van 6% der hoofdsom, terug te betalen. Op niet minder dan een milliard Roebels werd de som geschat, die de Regeering meende noodig te hebben tot het voorschieten dier afbe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
talingen, en dat die schatting niet al te zeer overdreven was, blijkt uit het feit, dat in werkelijkheid tot dat doel door het Gouvernement R. 838 millioen uitgegeven is. Natuurlijk had Rusland die millioenen niet voor het grijpen. Daarvoor moest schuld gecreëerd worden. Dat geschiedde op de volgende wijze: Den grondeigenaren werden voor de afkoopsom à pari in betaling gegeven 5% en 5½% terugkoop-certificaten en bankbiljetten IIde Emissie, rentende 5%, aflosbaar à pari in 37 jaar; of, was hun bezit bij eene bank- of kredietinstelling gehypothekeerd, dan werd het bedrag der hypotheek van de afkoop-som afgetrokken en ging de hypothecaire vordering aan den Staat over. Doch, hoe schoon ook het beginsel was, dat aan de wet van 1861 tot grondslag diende, in de practijk bleek zij slechts ten deele aan de verwachtingen, die men van haar koesterde, te kunnen voldoen. De geregelde afbetaling der annuïteiten, welke door den Staat van de gemeenten en door deze in den vorm eener hoofdelijke belasting van de boeren, naar rato van het door hen verkregen grondstuk, werd gevorderd, liet in den regel veel te wenschen over; het bedrag der achterstallen zwol steeds aan en had op 31 December 1882 reeds ruim 62% van het totaal der annuïteit bereikt. Onder zulke omstandigheden werd eene wijziging der wet gebiedend noodzakelijk. De hoofdelijke belasting zoowel als het bedrag der annuïteit moest verlaagd worden. Dat geschiedde bij de wet van 28 December 1881, terwijl in 1883 nog verder werd gegaan en bij de kroning van Keizer Alexander III op den 15den Mei van dat jaar een manifest werd afgekondigd, waarbij voor de afbetaling der achterstallen de grootst mogelijke faciliteiten werden verstrektGa naar voetnoot(*). Tot 1885 kwamen, zooals ik reeds opmerkte, nòch de inkomsten, nòch de uitgaven, uit de vrijkoop-operatie voortspruitende, op de Begrooting voor, doch werden deze bij afzonderlijk fonds beheerd. De Minister Von Bunge maakte aan deze zonderlinge administratie een einde, overwegende, dat het voor grootere regelmatigheid in de comptabiliteit en tot betere contrôle wenschelijk is, alle rekeningen der schatkist in het generaal budget des keizerrijks te doen voorkomen. Vandaar de groote wijziging, welke de begrooting sedert 1885 aantoont: eene wijziging, die vooral zoo sterk in het oog valt bij den post: ‘dienst der staatsschuld’, en waarmede men, ter verkrijging van een juisten maatstaf van vergelijking, rekening heeft te houden, indien men het cijfer van thans stelt tegenover dat van 10 jaar geleden, daar toch toen, ook al bleek zulks niet uit de gewone begrooting, evenzeer als sedert 1885 moest worden voorzien in den dienst der ‘speciale leeningen voor de operatie van den terugkoop’. Ware dus de vermelde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wijziging niet ingetreden, dan zou in 1885 de dienst der schuld hebben vereischt eene som van ruim R. 208 millioen (263,594,663 min R. 55,417,757 voor de speciale leeningen), hetgeen, vergeleken met 1876, eene vermeerdering aantoont van circa R. 100 millioen, overeenkomende met ongeveer eene verdubbeling der schuld in een tijdsverloop van tien jaren. Men ziet het, ook al streeft men ernaar, den duivel niet zwarter te malen, dan hij is, dan nóg moet deze vergelijking tot eene alles behalve bevredigende conclusie leiden. Naast den dienst der schuld is 't het Ministerie van Oorlog, dat, zooals trouwens in de meeste landen van ons werelddeel, de hoogste eischen stelt. R. 206,651,930 komen daarvoor op de begrooting van 1885 voor tegen R. 191,025,412 in 1876. Hier is de toeneming vrij wat geringer dan bij den schuldenlast. Men verlieze echter niet uit het oog, dat de paar honderd millioen Roebels, die het Ministerie van Oorlog gemiddeld elk jaar aanvraagt, alléén in tijd van vrede voor de behoeften voldoende zijn, terwijl in tijd van oorlog in alle behoeften door buitengewone middelen wordt voorzien. (In den aanvang dezer beschouwing heb ik reeds vermeld, op welke wijze de kosten van den Turkschen oorlog, ruim R. 1105 millioen, zijn gedekt.) Onder de bronnen van inkomsten zijn de belangrijkste: de personeele en grondbelasting en de drankbelasting. De laatste bracht in 1885 niet minder dan R. 231,230,457 op tegen R. 192,055,909 in 1876, terwijl de eerste R. 101,316,034 opleverde tegen R. 120,368,064 in 1876. De achteruitgang der personeele en grondbelasting moet in verband worden gebracht met de verlaging, die de hoofdelijke omslag in de laatste jaren heeft ondergaan en welke, zooals ik te voren bij de behandeling der vrijkoop-operatie aantoonde, noodzakelijk was geworden ten gevolge van de onmogelijkheid, waarin het meerendeel der boeren zich bevond, tot geregelde afbetaling der annuïteit. In ieder geval getuigt deze achteruitgang der directe belastingen niet van toenemende welvaart of van de verhoogde draagkracht der Russische bevolking. Hoofdstuk II van het werk der HH. Hoskier handelt over Rusland's staatsschuld. Het bevat eene volledige tabel van alle leeningen, zoowel haar oorspronkelijk bedrag als dat, hetwelk na plaats gehad hebbende amortisatie op 1 Januari 1886 nog in circulatie was. Daar zulk eene tabel (loopende tot 1 Januari 1884), vroeger door mij bewerkt, in het Januari-nummer van 1886 van dit Tijdschrift werd opgenomen, zal ik mijne lezers thans niet weder op zulk eene dorre cijfermassa onthalen, maar mij ertoe bepalen, de eindcijfers van toen met die van thans te vergelijken. Het resultaat dier vergelijking wordt dan als volgt: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op 1 Januari 1886 was het totaal der schuld in Krediet-Roebels:
Doch ook ten aanzien van deze cijfers moet ik - evenals bij den dienst der staatsschuld - dadelijk herinneren aan de wijziging, welke sedert 1885 door den Minister Von Bunge in de samenstelling der begrooting is gebracht. Evenals de inkomsten en uitgaven, op de operatie voor den vrijkoop der boeren betrekking hebbende, in de debet- en creditzijde der begrooting zijn opgenomen, evenzoo heeft ook de hoofdsom, welke het Gouvernement van dien vrijkoop moest opnemen, sedert 1885 onder het totaal bedrag der staatsschuld eene plaats gevonden. Het bedrag dier hoofdsom bedroeg op 1 Januari 1886 per resto nog R. 741,817,827. De feitelijke schuldvermeerdering bedraagt dus sedert 1884 ongeveer R. 100 millioen, ondanks de krachtige werking der amortisatie. Met andere woorden: 230 millioen werd geleend, 100 millioen werd geamortiseerd, dus netto schuldvermeerdering van 1884 tot 1885 ongeveer R. 100 millioen. Tot versterking van Rusland's financieelen toestand leidt het zeker niet, dat in de laatste jaren het bedrag, hetwelk op de tallooze bestaande leeningen werd geamortiseerd, gemiddeld overtroffen werd door het bedrag aan nieuwe schuld, dat werd gecreëerd; dat neemt evenwel niet weg, dat op het punt van schulddelging Rusland een zeer gunstig figuur maakt, vergeleken met andere landen in ons werelddeel, in 't bijzonder met Oostenrijk, Hongarije, Portugal, waar men het in het schulden maken eveneens zeer ver heeft gebracht, doch waar men het schuld delgen liefst aan het nageslacht overlaat. Werd in 1885 voor intrest en aflossing op Rusland's staatsschuld, - inclusief koersverlies - zooals wij reeds opmerkten, R. 263,594,663 vereischt, voor 1886 wordt het daarvoor benoodigde op R. 259,645,165, voor 1887 op R. 278,591,694 geraamd. Laatstgenoemde post is als volgt samengesteld:
Door den post ‘koersverschil’ (ruim 49 millioen) wordt uitgedrukt de schade, welke door Rusland geleden wordt ten gevolge der depreciatie van den Roebel, en dat deze post - hoe aanzienlijk en drukkend ook - nog eerder te laag dan te hoog geraamd is, zal ik straks aantoonen. Eerst een woord tot toelichting van den post zelf. Zooals men weet, bestaat Rusland's staatsschuld uit binnen- en buitenlandsche leeningen; op de eerste wordt rente en aflossing in Krediet- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Roebels, op de laatste in Metalen of Goud-Roebels voldaan. Stellen wij ons nu eens voor een oogenblik voor, dat tusschen beide muntsoorten geen verschil bestond, dan zou Rusland voor elke coupon b.v. van £2-10, welke het in het buitenland schuldig is, kunnen volstaan met de betaling daarvoor van ca. 16 Roebels. Keeren wij echter tot de treurige werkelijkheid terug, dan is de toestand deze: dat door de aanzienlijke daling der valuta, waardoor de verhouding van een Goud-Roebel tot een Krediet-Roebel van 1:1¾ gestegen is, voor de betaling in het buitenland van elke coupon van £2-10 = 16 Goud-Roebels vereischt wordt, een bedrag van ongeveer 28 Krediet-Roebels! En naar diezelfde verhouding wordt de Russische begrooting bezwaard door het verlies, dat bij aflossing van in het buitenland betaalbare Obligatiën wordt geleden. Bij voorbeeld. Voor betaling van elke te Londen aflosbare Obligatie à £100 = Goud-Roebels 800, heeft Rusland tot den tegenwoordigen stand van den wisselkoers ruim 1400 Krediet-Roebels te voldoen! Het zal mijn lezers nu duidelijk zijn, waaruit de zoo even vermelde post: koersverschil R. 49,087,682, voortspruit. Ik noemde dit cijfer eerder te laag dan te hoog. Tot staving dier meening moet ik nog even op den post ‘dienst der staatsschuld’, zooals die voor 1887 geraamd is, terugkomen. Aan het totaalcijfer (R. 278,591,694) wordt eene specificatie toegevoegd omtrent het bedrag, dat daarvan òf in Goud- òf in Krediet-Roebels te voldoen is. Daaruit blijkt, dat verschuldigd is in goud:
verschuldigd in Krediet-Roebels:
Bij de herleiding der Goud-Roebels tot Krediet-Roebels is echter tot maatstaf genomen eene verhouding van G.-R. 1: K.-R. 1,67, terwijl in werkelijkheid die verhouding nog merkbaar ongunstiger is en volgens den tegenwoordigen wisselkoers minstens op 1:1, 77 moet worden gesteld. In dat geval zouden de 73 millioen Goud-Roebels niet aan 122 millioen, doch aan ruim 129 millioen Krediet-Roebels gelijk zijn en dus de post ‘koersverschil’ niet 49, maar ruim 56 millioen Roebels bedragen. Voorwaar, een cijfer, dat stof tot nadenken geeft en reeds menigen Minister van Financiën slapelooze nachten zal hebben berokkend! Den tegenwoordigen titularis vooral, den heer Wishnegradski, worden allerlei plannen toegeschreven, welke zouden moeten strekken, om in den hachelijken toestand verbetering te brengen. Ook de Russische bladen houden zich ijverig met de valuta-quaestie bezig, doch de denkbeelden, die door sommige hunner daaromtrent worden verkondigd, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
luiden zoo avontuurlijk, steunen zoo weinig op gezonde economische beginselen, dat het niet de moeite loont, daarover in beschouwing te treden. Eene meening, die men tegenwoordig algemeen hoort verkondigen, - zij wordt ook in Russische Regeeringskringen gedeeld; daarom wil ik haar niet met stilzwijgen voorbijgaan - is deze: dat de depreciatie van den Roebelkoers voornamelijk is toe te schrijven aan de zeer uitgebreide speculatieve operatiën, welke in Russische banknoten bij voortduring ten beurze van Berlijn worden gedreven. Voornamelijk op de contramineurs is men verbitterd. Zij zijn het, beweren de Russen, die onze banknoten met millioenen Roebels in blanco verkoopen, enkel en alleen, om ons krediet in het buitenland te ondermijnen. En onder de middelen, die beraamd worden tot herstel van de valuta, komen dan de volgende curieuze denkbeelden voor: dat het Ministerie van Financiën opneme alle door de Berlijnsche beurs in blanco verkochte banknoten en aandringe op prompte levering daarvan in natura; dat door het Ministerie in de groote steden van Europa kantoren worden aangewezen, waar Roebelnoten tegen een periodiek vast te stellen koers tegen daar gangbare wettige munten kunnen worden omgewisseld, en verder, dat tegen dien perodiek vast te stellen koers de banknoten ook aan de Russische grenzen, in plaats van goud, zooals tot nu toe het geval was, door de douane-kantoren zouden worden aangenomen. Wat de grief tegen de Berlijnsche speculanten aangaat, zoo komt mij deze volkomen ongegrond voor. Wanneer te Berlijn de baisse-partij in Roebels krachtiger is dan de hausse-partij en door het grooter aanbod de prijzen dalen, dan geschiedt zulks eenvoudig, omdat eerstgenoemde partij, òf met het oog op den algemeenen politieken toestand, òf met den stand van Rusland's handelsbalans rekening houdende, òf in de gegronde verwachting, dat door de buitensporige verhooging der invoerrechten, waardoor invoeren naar Rusland zoo goed als onmogelijk worden, doch waarvan ook het natuurlijk gevolg zijn zal, dat Rusland's uitvoerhandel belangrijk zal dalen, van meening is, dat lagere prijzen voor banknoten verwacht kunnen worden. Bij zulke operatiën blijft sympathie of antipathie geheel buiten rekening. De catechismus des speculanten is: je prends mon bien òu je le trouve. Zelfs zijn nationaliteitsgevoel weet hij, waar hij zulks in zijn belang acht, te onderdrukken. Wil men daarvan een voorbeeld, dan herinner ik aan het historisch feit, dat de tijding, dat in 1815 de Franschen bij Waterloo het onderspit hadden gedolven, ter beurze van Parijs met eene rijzing in Fransche rente werd begroet! Ongegrond acht ik de grief tegen de Berlijnsche speculanten, als zoude het ‘fixen’ of contramineeren in banknoten geschieden om redenen, buiten de operatie gelegen. Bij deze, niet minder dan bij al hunne andere operatiën, is het de gewoonte der speculanten de bakens te verzetten, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoodra zij bemerken, dat het getij verandert. Diezelfde speculanten waren het dan ook, die niet het minst ertoe bijdroegen, dat de Roebelkoers zich in de laatste weken met ruim 5 Mark per 100 Roebel kon herstellen. Klopten hunne harten daarom thans zooveel warmer, waar het Rusland's belangen geldt? In geenen deele. Men had slechts met eene frontverandering te doen, zooals die ter beurze herhaaldelijk voorkomt en welke ditmaal steunde op de steeds meer veld winnende geruchten, dat Wishnegradski reeds spoedig met maatregelen tot verbetering van den Roebelkoers voor den dag zou komen. Zou deze Minister, wien eene groote mate van ijver bij de vervulling van zijne zware taak door niemand zal ontzegd worden, - ook al kan men volstrekt niet ingenomen zijn met de richting, waarin hij zich beweegt, - inderdaad den steen der wijzen hebben gevonden? Of zou hij zijne toevlucht nemen tot de curieuze maatregelen, waarvan ik er zoo even enkele opsomde? Mij dunkt, van kunstmiddelen tot verbetering der valuta heeft men in Rusland nu al genoeg gehad. Een der omvangrijkste op dat gebied werd reeds 25 jaar geleden genomen en leidde tot geen resultaat. Het was in 1862, kort na het optreden van den Minister Von Reutern. Alhoewel de waardevermindering van den Krediet-Roebel, vergeleken met den Metalen Roebel, toen in de verste verte niet met thans vergeleken kan worden, immers de depreciatie bedroeg toen niet meer dan 10% tegen thans 75 à 80%, zoo meende Von Reutern reeds toen, dat een offer moest gebracht worden, om aan deze wanverhouding in het belang van Rusland's krediet een einde te maken. Tot bereiking van dat doel werd bij ukase van 26 April 1862 eene Russisch-Engelsche leening VIIde serie groot ₤15 millioen, uitgegeven - de in ons land nog altijd zeer populaire Russen 1862. Met de opbrengst daarvan zou een ‘omwisselingsfonds’ worden opgericht, waaruit van de in circulatie zijnde papieren Roebels tegen een vooraf vast te stellen koers bij de Rijksbank een quantum in klinkende munt zou worden afgelost gedurende een tijdsverloop van 12 maanden. Eerst zou een metalen Roebel worden gegeven voor 1 Roebel 10½ kopeken, daarna voor 1 Roebel 8½ kopeken, en zoo steeds afdalende, totdat de pari-koers zou zijn bereikt. Men berekende, dat dit resultaat tegen 1 Januari 1864 zou zijn verkregen. En inderdaad onderging de Roebelkoers in den loop van 1862 eene zoodanige verbetering, dat het daarop volgend jaar werd bekendgemaakt, dat tegen 1 November 1863 met de omwisseling à pari, d.i. één Metalen voor één Krediet-Roebel, een aanvang zou worden gemaakt. Doch weldra bleek, dat men zich te vroeg had verheugd. Reeds lang voordat de met ongeduld verwachte datum gekomen was, was het omwisselingsfonds uitgeput en in plaats van pari-omwisseling moest de omwisseling geheel en al gestaakt en door de Regeering bekendgemaakt worden, dat de valuta-koers niet meer ambtshalve | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vastgesteld, doch aan den natuurlijken invloed der open markt overgelaten zou worden. Deze tijding werd met eene gevoelige daling van den Roebelkoers begroet; ja, men raakte daarop verder van den pariprijs verwijderd, dan vóór 1862 het geval was geweest, en de £15 millioen = 96 millioen Metalen Roebels bleken vruchteloos te zijn uitgegeven. En toch - men kan op het aanzienlijk verschil niet genoeg wijzen - gold het toen slechts eene depreciatie van 10%, terwijl thans tusschen den Krediet-Roebel (f 1.07) en den Metalen Roebel (f 1.90) een nadeelig verschil bestaat van 75 à 80%! Indien het evenwicht toen door een kunstmiddel niet te verkrijgen was, hoe wil men dan thans daartoe geraken, nu zulk een middel minstens achtmaal sterker zou moeten worden toegepast, terwijl men dan nóg volkomen onzeker is, of werkelijk het beoogd doel zou worden bereikt. Van 's Ministers voorgangers, de heeren Abaza en Von Bunge, had men geene roekelooze maatregelen in dat opzicht te vreezen. Bekwame financiers, als zij waren, - den laatste wordt om de vele en goede hervormingen, door hem in Rusland's belastingwezen tot stand gebracht, zelfs door een Lorenz von Stein (Lehrbuch der Finanzwissenschaften) rechtmatige hulde gebracht - ging ook hun de valuta-quaestie zeer ter harte. Doch aan maatregelen, zooals men ze Wishnedgradski toeschrijft, werd door hen niet gedacht. Zij zagen in, dat verbetering van den Roebelkoers slechts bereikbaar was door geleidelijke vermindering der papier-circulatie en door herstel van het evenwicht tusschen 's lands inkomsten en uitgaven: door versterking van de eerste, door bezuiniging op de laatste. Bij Ukase van Januari 1881 werd dan ook bepaald, dat jaarlijks R. 50 millioen aan kredietbiljetten zouden worden ingetrokken en vernietigd. De intrekking had plaats; of zulks ook met de vernietiging ten volle het geval was, wordt betwijfeld. Immers, het kostte vooral in de laatste jaren groote inspanning, om de steeds klimmende staatsuitgaven te bestrijden, en herstel van het evenwicht tusschen deze en de inkomsten bleek al meer en meer een onbereikbaar ideaal. Het ware onbillijk, de onbevredigende uitkomsten, sedert 1880 verkregen, aan den Minister Von Bunge te wijten; de langdurige kwijning van handel en industrie, welke in Rusland niet minder dan in zoovele andere landen heerscht en daar uit een materieel oogpunt aan alle klassen der bevolking zulk eene ontzaglijke schade toebrengt, bovendien eenige mislukte oogsten, zijn omstandigheden, waartegen zelfs de grootste financier onmachtig is. Zij maakten een deel van Von Bunge's programma: ‘bezuiniging der uitgaven’, onuitvoerbaar en moesten hem tot verhooging der inkomsten zijne toevlucht doen nemen tot middelen, die het laatste tijdperk van zijn ministerieel leven wel verre van het schoonste daarvan hebben gemaakt. Het derde hoofdstuk van Hoskier's werk is aan de spoorwegen gewijd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het nominaal kapitaal, daaraan tot 1 Januari 1885 besteed, bedroeg in Oblig. en aandeelen te zamen: Metalen R. 1,442,954,334 en Krediet-R. 176,382,554. Daaronder zijn M.R. 639,593,306 in Obligatiën, van verschillende maatschappijen overgenomen, waartegen door den staat geconsolideerde spoorwegleeningen zijn uitgegeven en waarop aan rente, amortisatie en koersverlies - zoo men weet, zijn alle geconsolideerde leeningen goudleeningen - op de begrooting voor 1887 is uitgetrokken eene som van K.-R. 65,545,643. Het aantal wersten in exploitatie steeg van 15187 in 1873 tot 24033 op 31 December 1885; de ontvangsten stegen in hetzelfde tijdsverloop van R. 123,865,139 bruto en R. 52,121,044 netto tot R. 232,845,954 bruto en R. 91,786,702 netto. Van het gemiddeld aantal wersten, in 1885 in exploitatie (23551), waren 2583 W. Staats-spoorweglijnen en 20968 W. particuliere lijnen. Op de eersten bedroegen de ontvangsten bruto R. 11,903,082, netto R. 2,263,532, op de laatsten bruto R. 220,942,872, netto R. 89,523,179. Alhoewel de staats-exploitatie in Rusland nog weinig te beteekenen heeft en deze naar verhouding ongunstig afsteekt bij de exploitatie der particuliere lijnen (bij deze bedroegen de exploitatiekosten ca. 60, bij gene 80%), zoo acht ik dat feit toch niet zonder beteekenis. Immers, stelt men op den voorgrond, dat het beheer der spoorwegen in Rusland in het algemeen, en in 't bijzonder, wat de contrôle aangaat, nog veel te wenschen overlaat, dan blijkt toch in ieder geval uit de tot nog toe verkregen resultaten, dat door den staat nog vrij wat ongunstiger dan door de particuliere maatschappijen wordt geëxploiteerd, en is dus het bewijs, dat uitbreiding der staatsexploitatie in het belang der Russische financiën wenschelijk is, nog niet geleverd. Doch op welke wijze ook de spoorwegen in Rusland worden geëxploiteerd, zooveel is zeker, dat de staat bij een goed en richtig beheer een overwegend belang heeft. Geene offers waren hem te groot, om het land een reeds vrij uitgebreid net te doen deelachtig worden. Èn door het overnemen der Obligatiën van vele Maatschappijen, voor welker uitgifte deze zelf aanvankelijk het noodige krediet zouden hebben gemist en waarvoor de geconsolideerde spoorweg-obligatiën 1de tot 7de Emissie in de plaats traden, èn door het verleenen van directe garantiën, èn door het dekken van tekorten daar, waar zelfs de exploitatie-kosten niet konden worden gedekt, werden en worden nog steeds van de schatkist aanzienlijke sommen vereischt en wordt daardoor de jaarlijksche begrooting in niet geringe mate bezwaard. Daar evenwel alle betalingen, door het Gouvernement ten behoeve der Maatschappijen gedaan, als voorschotten worden beschouwd, tot welker teruggaaf zij uit later te verkrijgen netto overschotten verplicht zijn, zoo volgt daaruit, dat door eene goede exploitatie de staat belangrijk kan worden gebaat. Immers, hoe meer de Maatschappijen overhouden, hoe minder het Gouvernement zal behoeven bij te passen, totdat eindelijk het tijdperk zal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komen der restitutiën, trouwens een tijdperk, dat voor zeer enkele Maatschappijen reeds aangebroken is en dat voor meer andere bij toenemende ontwikkeling in eene niet te verre toekomst ligt. Ik zeg: bij toenemende ontwikkeling; om daartoe te geraken, is het evenwel een eerste vereischte, dat in het Czarenrijk eene goede handelspolitiek worde gevolgd. Is zulks het geval? Naar mijne overtuiging moet deze vraag ontkennend worden beantwoord. Doch alvorens uiteen te zetten de redenen, waarom ik de thans in Rusland gevolgde handelspolitiek voor 's lands toenemende ontwikkeling niet bevorderlijk acht, laat ik thans - en hiermede kom ik tot het laatste Hoofdstuk van Hoskier's werk, dat op Rusland's financiën betrekking heeft, - de tabel volgen, welke een overzicht levert omtrent Rusland's in- en uitvoerhandel sedert het jaar 1859:
Uit deze tabel blijkt, dat Rusland's in- en uitvoerhandel te zamen sedert 1859 verdrievoudigd is, een resultaat, waarmede men op zichzelf beschouwd vrede kan hebben, doch dat van geringe beteekenis is, indien men het zou willen vergelijken met de uitkomsten, welke in hetzelfde tijdsverloop in de meeste andere staten van Europa verkregen zijn. En verder, dat in de laatste jaren te gelijk met den invoer ook de uitvoer aanmerkelijk is afgenomen. Wat den eersten betreft, behoeft dat geenszins te verwonderen. Het is immers het doel der Regeering, om door buitensporige invoerrechten de nationale industrie te beschermen! Daartoe werden sedert 1884 de invoerrechten op verschillende artikelen - in 't bijzonder op metalen waren - van 40 tot 100% en daarboven opgevoerd. Nu moge het te verdedigen zijn, dat in een land, dat in industrieele ontwikkeling bij zijne naburen verre ten achteren is, aan de nationale industrie eenige bescherming worde ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leend, doch door dat systeem op zulk eene buitensporige wijze toe te passen, als thans in Rusland geschiedt, zal, naar ik vrees, die ontwikkeling daar nog lang tot de vrome wenschen blijven behooren. Mijne voornaamste grieven tegen het thans in Rusland gevolgd stelsel zijn deze, dat de belangrijke voordeelen, welke het aan de producenten - d.i. de geringe meerderheid - oplevert, in de verste verte niet opwegen tegen de onberekenbare nadeelen, welke daardoor aan de consumenten - d.i. de groote massa der Russische bevolking - worden toegebracht; en in de tweede plaats, dat de Russische industrie, terende op die overmatige bescherming en bij gebreke aan buitenlandsche mededinging, niet tot die energie zal worden geprikkeld, welke in andere landen wordt aan den dag gelegd en daar op industrieel gebied tot zulke belangrijke resultaten heeft geleid. In één woord, Rusland zal duur en slecht produceeren en daardoor niet die belangrijke rol op de wereldmarkt kunnen vervullen, waartoe het aangewezen ware, indien er meer deugdelijke economische beginselen werden gehuldigd. Ziet men dus Rusland's invoerhandel, dank zij grenzenlooze tolheffingen, gevoelig achteruitgaan en tegelijkertijd Rusland's uitvoerhandel zich in dezelfde achteruitgaande richting bewegen, dan ligt de gevolgtrekking voor de hand, dat er een logisch verband bestaat tusschen die beide terugwaartsche bewegingen. Een treffend bewijs, dat niet bovenmatige bescherming het doeltreffend middel is, om in eene kwijnende industrie nieuwe levensgeesten op te wekken, levert het jaarverslag over 1886 der Kamer van Koophandel van Riga, een der belangrijkste havens der Oostzee-Provinciën. In de laatste 5 jaren (1882-'86) is de totaal omzet daarvan van R. 94,194,276 tot R. 64,508,401, dus met ongeveer een derde verminderd. En wat is nu daarbij het meest opmerkelijk? Dat de uitvoerhandel nog veel sterker dan de invoerhandel is achteruitgegaan.
Dus ook al laat ik het jaar 1886, dat voor Rusland's graan-uitvoer bijzonder nadeelig was en dus vooral aan Riga veel schade zal hebben toegebracht, buiten rekening, dan nog blijkt uit de cijfers van 1882 tot en met 1885, dat de achteruitgang van in- èn uitvoer in die jaren vrijwel gelijken tred heeft gehouden. Tóch heeft de Minister Wishnedgradski het belang zijns lands meenen te bevorderen, door Rusland's poorten steeds meer hermetisch voor allen invoer uit den vreemde te sluiten. Maar àl te zeer aan de inblazingen der Panslavisten en aan hunne leuze: ‘Rusland is een onmetelijk uitgestrekt land, dat zelf in zijne behoeften moet voorzien’ gehoor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gevend, is het 's Ministers ijverig streven, al meer en meer vreemde producten te weren. En vooral op Duitschland heeft men het daarbij gemunt. Zoo is bij de jongste verhooging van het toltarief de bepaling gemaakt, dat invoer van de zeezijde met eenige percenten lager zal zijn belast dan de invoer over land. Kennelijk geschiedt dit met het doel, om aan andere landen eenig voorrecht te geven boven Duitschland en om daardoor nog spoediger den genadestoot te kunnen toebrengen aan den belangrijken handel in ijzer, staal en andere metalen, welke tot nog toe tusschen Oostelijk Duitschland en Rusland werd gedreven. Zooals het thans gesteld is, zal inderdaad dat doel spoedig bereikt worden. In de groote fabrieken aan de Duitsch-Russische grenzen worden dan ook allerwege klaagliederen aangeheven; immers, wat dáár gefabriceerd werd, ging grootendeels naar Rusland. Dat de Russische Regeering voor die klaagliederen doof is, zal ik haar niet als eene zonde aanrekenen. Het doel heiligt de middelen: ziet men in Rusland kans, den materieelen toestand der bevolking te verbeteren door de thans gevolgde politiek, dan behoeft het feit, dat daardoor b.v. aan de ijzerfabrieken in Opper-Silezië eene onberekenbare schade wordt toegebracht, geen punt van overweging uit te maken. Doch juist mijne grief tegen die politiek is: dat zij eene gespannen verhouding in het leven roept tusschen twee machtige volkeren, zónder dat zij voor Rusland oplevert de goede resultaten, die men zich ervan voorstelt. Want maar àl te zeer schijnt men daar uit het oog te verliezen, dat tegenover een belangrijken uitvoerhandel van Duitschland naar Rusland staat een nog veel belangrijker uitvoerhandel van Rusland naar Duitschland. De eerste bedroeg in 1884 in het geheel 169 millioen Mark, de tweede alleen aan producten 413 millioen Mark, waaronder 165 millioen Mark aan granen. Van Duitschland's uitvoer naar Rusland bedroeg die der ruwe en gefabriceerde artikelen, tot de metaal-industrie behoorende, 55 millioen Mark (1880 circa 80 millioen Mark). En sedert 1884 had verdere achteruitgang plaats, terwijl deze sedert de nieuwe tarief-verhoogingen van 7 Mei jl. ongetwijfeld nog veel grooter proportiën zal aannemen. Natuurlijk is men daarover in Duitschland alles behalve gesticht en werd dan ook dezer dagen door een invloedrijk orgaan, de Kölnische Zeitung, aan de Duitsche Regeering in ernstige overweging gegeven, om tegenover Rusland gebruik te maken van een recht, haar bij de wet op het toltarief toegekend, bepalende, dat producten uit staten, welke de artikelen van Duitsch fabrikaat ongunstiger behandelen dan die van andere staten, door een suppletoir invoerrecht tot 5% boven het tarief kunnen getroffen worden. Welnu, zegt de Kölnische Zeitung, niets verhindert ons dus, om van nu af aan van Russische tarwe en rogge 1 ½ Mark per 100 kilogr. méér invoerrecht te heffen dan van Oostenrijksche. Tot zulke represaille-maatregelen zal de Russische handelspolitiek | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ongetwijfeld leiden. En welk land zal in dat geval het meest getroffen worden? Zeer zeker Rusland, omdat, wij zagen het in vorenstaande tabel, zijn uitvoerhandel doorgaans veel aanzienlijker is dan zijn invoerhandel. Doch het zijn niet alleen de producten uit den vreemde, maar ook het buitenlandsch kapitaal, dat moet geweerd worden; ja, den vreemdelingen zelf moet de vestiging in Rusland moeielijk, liefst onmogelijk worden gemaakt. Rusland voor de Russen - zóó is de stelregel der Panslavisten. Men misgunt den velen vreemdelingen, die in het Czarenrijk belangrijke handelszaken en fabrieken vestigden, natuurlijk in de eerste plaats tot eigen voordeel, maar waardoor toch tevens 's lands ontwikkeling niet weinig werd bevorderd, de winsten, die het loon zijn van hun energiek optreden; men misgunt den buitenlanders de vruchten, die hun de kapitalen opleveren, waarmede zij de grootste ondernemingen in Rusland in het leven riepen en nog voortdurend steunen. Doch aan wien de schuld? Waarom werden niet door u, Moscovieten, de vele honderden millioenen beschikbaar gesteld, om uw land van een spoorwegnet te voorzien? Waarom verschaftet niet gij alweder de vele millioenen, waarmede in uw land tal van hoogst nuttige agrarische en krediet-instellingen werden gesticht? Waarom liet gij het aan vreemden over, uw rijken bodem te ontginnen, waardoor onder anderen uwe naphta- en petroleum-industrie in weinige jaren eene ontzaglijke vlucht kon nemen, zelfs zóózeer, dat thans in die artikelen door u met Amerika kan geconcurreerd worden? En last not least - zou ik den voorstanders van het exclusivisme de vraag willen stellen: hoe zou het er met Rusland's Staats-Krediet uitzien zonder den machtigen steun, die daaraan door buitenlanders werd en nog steeds wordt geschonken? Werd die steun tot voor een tiental jaren voornamelijk door Engeland verleend, sedert dien tijd is daarin eene algeheele wijziging gekomen en is het bijna uitsluitend aan Duitschland's allerbelangrijkste aankoopen van Russische fondsen te danken, dat de Engelsche verkoopen ‘en masse’ uitvoerbaar waren, zonder aan Rusland's krediet een gevoeligen, ik zou haast zeggen een doodelijken slag toe te brengen. Van den verbazenden omvang dier verkoopen leveren de volgende cijfers het treffend bewijs: Volgens het 28ste Report of the Commissioners of Inland Revenue werd in Groot-Britannië income-tax betaald van Coupons van Russische fondsen:
Terwijl dus in 1877 door de Engelschen voor £2,360,872 aan Russische coupons werd geknipt, hetgeen gekapitaliseerd à 5% eene hoofdsom vormt van £47,217,000, bedroeg zulks in 1884 nog maar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
£744,052 aan coupons of £14,880,000 in hoofdsom. Volgens dien maatstaf zou dus door Engeland sedert 1877 van 300 à 400 millioen gulden aan Russische fondsen verkocht zijn en dat bedrag grootendeels door Duitschland zijn opgenomen. En neemt men daarbij nog in aanmerking, dat ook de nà 1877 door Rusland gesloten nieuwe leeningen, in 't bijzonder die van 1880 en 1884, voornamelijk in Duitschland plaatsing vonden en dat dus door dat land - het wordt trouwens algemeen erkend - meer kapitaal aan Rusland is toevertrouwd dan door eenig ander Rijk van ons werelddeel, dan kan men de thans in Rusland gevolgde politiek in 's lands welbegrepen belang moeielijk verdedigbaar achten. Ik behoor niet tot hen, die van meening zijn, dat Rusland's financieele toestand bepaald zorgwekkend is. 's Lands Staatsschuld komt mij (vergeleken met die van andere landen en rekening houdend met uitgestrektheid, bevolking en hulpbronnen) volstrekt niet buitensporig hoog voor - vooral niet, wanneer men bedenkt, dat tot de ontwikkeling, welke die schuld in de laatste 10 jaren onderging, buitengewone omstandigheden hebben bijgedragen: ik wijs slechts op den oorlog met Turkije, welke ruim een milliard Roebels kostte, welk bedrag door leeningen gevonden werd, terwijl ik bovendien nog eens eraan herinner, dat sedert 1885 onder het totaalcijfer van Rusland's Staatsschuld begrepen, zijn ook de leeningen indertijd aangegaan tot vrijkoop der boeren en waarvan de hoofdsom op 1 Januri 1886 per resto nog R. 741,817,827 bedroeg. (Alhoewel deze post eerst sedert kort op de tabel van Rusland's Staatsleeningen eene plaats heeft gevonden, zoo is het niettemin een feit, dat de schulden, tot vrijkoop der boeren aangegaan, reeds ongeveer eene halve eeuw oud zijn.) Doch ook al is men van oordeel, dat Rusland onder een schuldenlast van circa R. 5200 millioen niet zal bezwijken, - en de meerderheid der kapitalisten op het vasteland van Europa schijnt dat oordeel te onderschrijven, getuige de populariteit, welke Russische fondsen nog altijd bij hen genieten, - dan nog zal door niemand ontkend worden, dat de toestand van Rusland's financiën zorg-vereischend is. ‘Il n'y a plus de faute à commettre.’ Alléén goede politiek, zoowel in staatkundigen als in commercieelen zin kan tot goede - of tot verbetering van zwakke financiën leiden.
's-Hage, 1 Juni 1887. H. De Jong. |
|