| |
| |
| |
Levenswoorden.
Hoeveel zorgen en moeite en kommer er ook met het leven gepaard mogen gaan, men kan toch dat leven zoo maken, dat het betrekkelijk gelukkig is. Het hangt zooveel ervan af, hoe men de zaken opvat. Hoe geheel anders wordt ons lot, wanneer wij het onaangename niet beschouwen als iets vreemds, iets vijandigs, dat buiten ons staat en waarop wij ons blind en ziek staren, maar als iets, dat tot het leven behoort. Er is veel ongeluk, dat slechts ingebeeld is; bij een rationeele behandeling verdwijnt het geheel. Er is ook veel werkelijk ongeluk, dat de aanleiding kan worden voor een betere levensrichting en tevens de grondslag voor een hooger geluk. Een mensch kan veel, heel veel dragen, kan zich verzoenen met groote teleurstellingen, met veel ontbering en ten slotte toch gelukkig zijn.
Rowel.
Niets is voor ons karakter zoo verderfelijk als het omgaan met menschen, tegen wie wij een antipathie hebben, want daardoor worden wij gewoon onrechtvaardig te zijn.
Eötvös.
Wanneer gij aan de menschen wilt bevallen, dan moet gij niet trachten zelf te schitteren, maar anderen gelegenheid geven, zich op het voordeeligst te doen uitkomen.
Knigge.
Men maakt zich nimmer door de eigenschappen, welke men bezit, zoo belachelijk als door die, waarvan men den schijn aanneemt.
La Rochefoucauld.
Ieder mensch geldt in de wereld slechts zooveel, als hij zichzelf laat gelden.
Knigge.
IJdelheid is op zichzelf nog zoo verkeerd niet. Hoe men de zaak echter ook keere of wende, de ijdelheid moet leiden tot zedelijke verdorvenheid. Door de ijdelheid ontwikkelt de geest zich in een valsche richting; het leven geraakt in een verkeerd spoor. Het eigenlijke doel van het leven wijkt van ons en is als in een nevel gehuld; ons be- | |
| |
staan zet zich voort zonder waarheid en zonder vrucht. Heeft de ijdelheid eenmaal voorgoed wortel in ons gevat, dan kunnen wij met den besten wil naar geen ernstig doel meer streven; al ons doen en laten is slechts spel en kunstenmakerij. Sluit men eindelijk de oogen, dan heeft men eigenlijk niets uitgericht en honderd dingen verzuimd of slecht gedaan.
Rowel.
Niemand zou veel in gezelschap spreken, wanneer hij wist, hoe dikwijls hij anderen verkeerd verstaat.
Göthe.
Eenzaamheid is voor den geest datgene, wat dieet is voor het lichaam.
Vauvenargues.
De mensch heeft drieërlei wegen, om verstandig te handelen: ten eerste door nadenken, dat is de edelste; ten tweede door navolgen, dat is de gemakkelijkste, en ten derde door ervaring, dat is de bitterste.
Confucius.
Niets maakt zoo blind als de begeerte.
Rowel.
Het zekerste middel, bedrogen te worden, is, zich voor slimmer te houden dan anderen.
La Rochefoucauld.
Men moet sterk van geest en van hart zijn, om oprechtheid op prijs te stellen, wanneer zij pijn doet, of om haar toe te passen, zonder te beleedigen. Weinig menschen hebben diepte genoeg, om de waarheid te dragen en om haar te spreken.
Vauvenargues.
Waarlijk wijze en goede menschen stellen zich tevreden, menschen en dingen te nemen, zooals zij zijn, zonder over hun onvolmaaktheden te klagen of hun verbetering te beproeven. Zij kunnen een fout zien in een vriend, een bloedverwant of een bekende, zonder ooit daarvan te spreken tegen den persoon of tegen anderen en dikwijls zonder vermindering van hun sympathie.
Fielding.
In den geest van elk mensch sluimert een ontzettende kiem van krankzinnigheid. Worstelt met alle kracht, dat zij nimmer ontwake!
Feuchtersleben.
De mensch moet datgene, wat hij met veel moeite in het zweet van zijn aanschijn heeft verdiend, eeren, - het steeds op hoogen prijs stellen, wanneer hij niet aan zichzelf wil gaan twijfelen, wanneer hij niet zijn geheele doen en laten zal gaan minachten.
Hebbel.
| |
| |
Er bestaan voor de menschen slechts drie dingen: geboren worden, leven en sterven; zijn geboorte is de mensch niet bewust, hij lijdt bij het sterven en hij vergeet te leven.
La Bruyère.
Wie zichzelf goed kent, zal zeer spoedig andere menschen kennen. Het is alles terugstraling.
Lichtenberg.
Ofschoon de menschen beschuldigd worden, hun zwakheid niet te kennen, bestaan er wellicht even weinigen, die hun kracht kennen.
Swift.
Er zijn veel menschen, die zich inbeelden, dat zij ook verstaan, wat zij ondervinden.
Göthe.
De menschen worden niet gekweld door de dingen, maar door de meerningen over de dingen.
Immermann.
Wij zouden ons dikwijls schamen over onze beste daden, wanneer men al onze beweegredenen kon zien.
La Rochefoucauld.
Amuseeren - dat is een der alles afdoende zaken in de wereld geworden. Vermaak is op zichzelf niet slecht; een dwaas, die de bron der vreugde laat springen, zonder daaruit te putten. Maar altijd en uitsluitend aan genot te denken in een leven zoo vol ernst, dikwijls zoo vol nood en zorg, dat is zeer zeker slecht. En daartoe schijnt de wereld gekomen te zijn. Hoe zullen wij ons amuseeren? - die vraag klinkt dag aan dag van den morgen tot den avond en duizenden zoeken in de oplossing van die vraag de taak huns levens. Om het dagelijksch brood te bidden, dat kan men wel vergeten, maar te vragen om amusement en verstrooiing, dat wordt nooit vergeten. Heeft men ook geen brood in huis, geen hemd aan het lijf, - amuseeren wil men zich toch. Niet altijd is dat zoo geweest; vijftig jaren geleden was het nog anders; toen was de arbeid nog de hoofdfactor in het leven en een kleine verstrooiing het loon voor den arbeid; tegenwoordig is genot het doel des levens.
Rowel.
Hij leeft als heer en meester van zijn eigen ik, en ook gelukkig, die elken avond zeggen kan: Ik heb geleefd.
Horatius.
Een onnut leven is een vroege dood.
Göthe.
Om het leven te begrijpen, moet men zich van het leven afzonderen.
Feuerbach.
| |
| |
Zij, die zich al te veel met kleine dingen afgeven, worden gewoonlijk ongeschikt voor grootere.
La Rochefoucauld.
Wat door zeer velen voor waar gehouden wordt, heeft geheel dezelfde gevolgen, alsof het werkelijk waar was.
Eötvös.
Wij bedriegen en vleien niemand door zulke fijne kunstgrepen als onszelf.
Schopenhauer.
Zeg niet altijd, wat gij weet, maar weet altijd, wat gij zegt.
Claudius.
Om de ware meeningen van de menschen te leeren kennen, moet men meer letten op hun handelen dan op hun spreken.
Descartes.
De standvastigheid, welke wij prijzen in hem, die den tegenspoed weet te dragen, keuren wij af in onze naaste bloedverwanten, wanneer zij ons lijden standvastig dragen.
Montaigne.
Spreek geen kwaad van iemand, wanneer gij 't niet zeker weet, en wanneer gij het zeker weet, vraag uzelf dan af: waarom vertel ik het?
Lavater.
Beschaving - dat is een groot woord in onzen tijd. En waarin bestaat die beschaving, welke vooral bij de vrouwen de hoofdzaak moet zijn? Is zij vorming van geest en hart? Leert men de vrouwen, wat groot en schoon en edel is, opdat het bewustzijn in haar ontwake van de waarde van den mensch, van de vrouw? Leert men haar vóór alles waarheid en liefde? Neen, daaraan denkt men niet. Onder beschaving verstaat men, dat de vrouwen twee of drie talen kunnen spreken, dat zij op de piano kunnen rammelen, zoodat de ooren van de arme hoorders erdoor verscheurd worden. Tot die dusgenaamde beschaving behoort verder, dat zij over alles en nog wat kunnen babbelen, dat zij het air aannemen van heel zelfstandig te zijn en eindelijk, dat zij zich naar de mode kleeden en zich bewegen. Iedere plooi in het kleed is een zaak van het grootste gewicht, maar om de plooien van het hart bekommert men zich niet. In één woord, alles is enkel ijdelheid en schijn. Men behandelt de jonge dames als poppen, niet als menschen. Wat men beschaving, opvoeding noemt, is niets dan poppenspel. Arme, arme vrouwen!
Er is een tijd geweest, dat men sprak van de plichten der vrouw. Maar wat is tegenwoordig plicht? De duidelijkste voorstelling, welke de vrouw tegenwoordig daarvan heeft, is, dat plicht iets erg vervelends is.
Rowel.
| |
| |
Ik heb altijd opgemerkt, dat de zoogenaamde slechte menschen winnen, wanneer men ze goed leert kennen, en de goede verliezen.
Lichtenberg.
Wie zijn zelfzucht overwint, neemt den grootsten hinderpaal weg, zoowel voor ware grootheid als voor waar geluk.
Eötvös.
Wat het beste is op de wereld? Gezond bloed, verstaalde spieren en sterke zenuwen.
Auerbach.
De machtigste is hij, die zichzelf in zijn macht heeft.
Seneca.
Bijna iedereen zal in de meeningen, besluiten en handelingen van anderen iets opmerken, dat hem vreemd of overdreven toeschijnt. Iedereen heeft genoeg scherpzinnigheid, zelfs de geringste fout van dien aard in anderen waar te nemen, wanneer deze namelijk verschilt van die, welke hijzelf heeft.
Locke.
Iedereen beklaagt zich over de zwakheid van zijn geheugen, niemand echter over zijn gebrek aan verstand.
La Rochefoucauld.
De meeste menschen, welke om raad vragen, zijn gewoonlijk reeds besloten, om te doen, - wat hun bevalt.
Knigge.
Den tijd te verdrijven, houden de menschen voor een der gewichtigste dingen, en om dat doel te bereiken, heeft men de gekste dingen uitgedacht, - den tijd te verdrijven, noemt men leven, maar achter den tijd staat de dood met den zandlooper in de hand, - de dood, die slechts wacht op den laatsten zandkorrel. Tijdverdrijf is dus niets anders dan een bestendige, langzame zelfmoord.
Rowel.
Men moet niemand vertrouwen, die bij zijn verzekeringen de hand op het hart legt.
Lichtenberg.
Vele menschen kweeken in zichzelf aan, wat zij in anderen sterk afkeuren.
Benzel-Sternau.
Men wil gaarne anderen doorzien, maar zelf doorzien te worden, is niet aangenaam.
La Rochefoucauld.
Wat zwakheid was te doen, is zwakker nog, om over te klagen, wanneer het is geschied.
Shelley.
| |
| |
Slechts hem zou ik geheel vertrouwen, slechts hij maakt blijvenden indruk, die om zichzelf lachen kan.
Feuchtersleben.
Het is even gemakkelijk zichzelf te misleiden, zonder het gewaar te worden, als het moeilijk is anderen te misleiden, zonder dat zij het bemerken.
La Rochefoucauld.
Wat gij schijnt, ziet iedereen; wat gij zijt, weten weinigen.
Machiavelli.
De grooten en de kleinen hebben dezelfde wederwaardigheden, dezelfde teleurstellingen, dezelfde hartstochten, maar deze bevinden zich op het buitenste van het rad, gene dicht bij het middelpunt en worden dientengevolge door dezelfde bewegingen òf meer òf minder geschokt.
Pascal.
Hij komt het verst, die aanvankelijk zelf niet weet, hoe ver hij komen zal, maar die van elke omstandigheid naar vaste regelen gebruik maakt.
Herder.
Het succes oefent een geheime macht uit over ons oordeel; wat daarmee strookt, schijnt ons goed en verstandig toe; wat daarmee in strijd is, komt ons in vollen ernst voor als onbillijk en afkeurenswaard of ongerijmd en dwaas. Vandaar zoovele vooroordeelen aangaande stand, beroep, volk, sekte en godsdienst.
Schopenhauer.
Wat is begeerte? In het begin slechts een gedachte, die als toevallig oprijst in het hart. Vanwaar zij komt, weet niemand; weet men, vanwaar de wolk komt, die den blauwen hemel verduistert? De begeerte is als een electrische vonk, die op eens vlam en gloed verspreidt door uw geheele zijn. Uw zenuwen trillen, uw bloed kookt. Uwe zenuwen zullen wel weer bedaren, maar de brandende onrust in uw bloed wordt wellicht nooit weder gestild. Immers, een enkele druppel vergift is genoeg, om uw bloed te vergiftigen. En dan is het geen gedachte meer, het is een vreemd, wild, ontembaar wezen, dat in uw binnenste bruist. De booze begeerte heeft macht over u, hoe onschuldig zij ook aanvankelijk mag geweest zijn. En hoever die begeerte u brengen zal, dat weet niemand ter wereld u te zeggen. Houdt daarom de wacht over uwe gedachten.
Rowel.
|
|