De Tijdspiegel. Jaargang 43
(1886)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 444]
| |
Verbaal van de publieke intrede van den Franschen ambassadeur, Marquis de Bonac, te Delft.
| |
[pagina 445]
| |
terstont binnengelaten zijnde, aan H.E.gr. Achtb. kennisse heeft gegeven, dat den dag van Maandag, den 30 derselver maand, tot de publique intreede van de Franse Ambassadeur was gepraefigeert (vooraf bepaald) en dat zijn Excellentie ten zelven dage van wegens H.H. Mog. met de gewoone solemniteyten binnen deze stad stond te werden gerecipieert en ten costen van den Landen plegtelijk ter maaltijd zoude werden onthaalt. En voorts H.E.gr. Achtb. in convenable termen tot deze festiviteyt geïnviteert en te gelijk versogt, dat het gebruyk van den Stads Doele ten voorsz. eynde zouden gelieven te accordeeren. Waarop den voorn. Heer door den Hr. President Burgemeester voor de gegeeve communicatie bedankt ende gedaane invitatie is geaccepteert, met bijvoeging, dat H.E.gr. Achtb. niet zouden nalaten van ten spoedigste de vereyste ordres te stellen, ten eynde de Stads Doele tot deze plegtigheyt (voor zooveel H.E.gr. Achtb. was concerneenende) zoude werden geapproprieert, en dat de nodige voorsieningen zouden werden gedaan tot weeringe van alle confusie en disordres. En heeft de Hr. Hofmeester, na eenig verder entretien, H.E.gr. Achtb. voor de gratieuse receptie en audientie bedankt en zig geretireert; hebbende H.E.gr. Achtb. bij deze gelegentheyt goed gevonden, tot eviteering van het Ceremonieel, zig te plaatsen bij het vuurGa naar voetnoot(*). Bij HH. Burgemeesteren vervolgens in overweging genomen zijnde hoedanige precautiën (voorzorgen) zouden behoren te werden in het werk gestelt, zoo tot faciliteeringe (vergemakkelijking) van de avenues (toegangen) by en omtrent de Stads Doelen, als om voor te comen, dat door de menigte van aanschouwers eenige verhinderinge mogt werden toegebragt, en daarop gehoort de consideratiën van den Stads Fabrijcq, is na voorgaande deliberatie goedgevonden en verstaan, dat de palen staande aan de waterkant voor de Stads Doelen zouden werden geamoveert, dat voorts het gedeelte van de Verwersgragt, strekkende langs den Doele, met twee slagtboomen zoude werden afgepaalt; dat meede op de voorplaats van den Doele zouden werden gestelt twee balustrades van houte paalen en planken, zig extendeerende (uitstrekkende) wedersijds van de groote poort tot de binnedeur, latende een bequaame tussenwijdte voor de passagie door het midden van deselve plaats, en dat laastelijk in de camer, gedestineert tot het houden van de maaltijt een houte Balustrade zoude werden gemaakt ter breedte van dezelve camer, met een opening ter wijdte van de deur, ten eynde door dit middel de aanschouwersGa naar voetnoot(†) in een behoor- | |
[pagina 446]
| |
lijke distantie van de Tafel zouden blijven geëloigneert (verwijderd). Al hetwelk ook alzoo ten costed van de stad is gedaan maaken. En is meede nog goedgevonden en verstaan, dat ten dage van de publicque intreede van den Ambassadeur den substituut-schout met de Dienaars van de Justitie, benevens die van Delfland (het gebruyk van de laatstgen. aan den Baillum uyt naam van HH. Burgemeesteren versogt zijnde) des morgens vroegtijds post zouden nemen by en omtrent de Stads Doele, mitsgaders dat een van dezelve soude werden geplaatst by de Lepeltol (Lepelbrug) en een ander by de Roosebrugge, met last omme op de doorvaart van de schuyten en vaartuygen behoorlijke ordre te stellen, ten eynde de passagie van 's Lands jagten niet soude werden gehindert. Zijnde wijders goedgevonden, dat een detachement van de compagnie Invalides, guarnisoen houdende binnen deze stad, bestaande uyt een onderofficier en twaalf man, voor den Doele zoude werden geposteert, hebbende den capiteyn zich daartoe aan H.E.gr. Achtb. aangebooden, gelijk meede geordonneert is, dat de Tambours van de schutterije zig aldaar zouden laten vinden. En is laatstelijk goedgevonden, dat, zoodra H.E.gr. Achtb. zich van het Raadhuys zouden begeeven, het klokkenspel van de Nieuwekerkstoren zoude werden geroertGa naar voetnoot(*). Op Maandag den 30 April 1753 HH. Burgemeesteren collegialiter ten Raadhuyze vergadert zijnde, wierden H.E.gr. Achtb. omtrent een uure door een Stads Boode, daartoe afgezonden, verwittigt van de aancomste van den Heer Ambassadeur. Waarop H.E.gr. Achtb., geadsisteert met den Pensionaris van Bleiswijk, zich begaven na de Stads Doelen, rijdende stapvoets in twee koetsen, geprecedeert door de vier Stads Bodens en den reysende Bode. Tot vóór de groote Poort van den Doele genadert, wierden H.E.gr. Achtb. aan de koetsen door den Hofmeester van Staat en eenige edellieden van den Ambassadeur gerecipieert en geconduiseert in een antichambre, alwaar zijn Excellentie met de verdere Heeren van zijn gevolg zig was bevindendeGa naar voetnoot(†); zijnde aldaar meede present den Heer Hoofdofficier dezer stad, die door den Hofmeester met voorkennisse van HH. Burgemeesteren tot de maaltijd was versogt geworden en zig eenige tijd voor de comste van H.E.gr. Achtb. in den Doele hadde laten vinden. Nadat H.E.gr. Achtb. binnen getreeden waren, wierd zijn Excellentie door den voorn. Pensionaris, uyt naam van HH. Burgemeesteren met | |
[pagina 447]
| |
een compliment ter materie dienende,Ga naar voetnoot(*) over deszelfs behoude arrivement gefeliciteert, 't welk op een gratieuse wijze door den Hr. Ambassadeur wierd beantwoord. Zijn Excellentie benevens H.E.gr. Achtb. een weinig tijd zijnde needer geseeten, begaven zich voorts na de camer, alwaar de maaltijd zoude werden gehouden, werdende zijn Excellentie vóór geleyt door den Hofmeester en immediaat door H.E.gr. Achtb. gevolgt. Den Heer Ambassadeur zig geplaatst hebbende in een fauteuil aan het hoogeynde van de Tafel, voegde zig den Heer Hoofdofficier aan desselfs hogerhand, waarop H.E.gr. Achtb. na rang hunne sitplaatsen namen, terwijl de lage zijde van de Tafel geoccupeert wiert door de Edellieden van den Ambassadeur, en den Hofmeester, als waarneemende de honneurs van de Tafel, zig plaatste regt over zijn Excellentie. Gedurende de maaltijd zijn de gezondheeden, na ordre der sitplaatsen, gedronken, zijnde geen Hooge gezondheden ingestelt,Ga naar voetnoot(†) nogte eenig bijzonder ceremonieel geobserveert. Na het eyndigen der maaltijt, die omtrent een en een half uur heeft geduurt, keerde den Ambassadeur (geprecedeert en gevolgt als voren) weder na de antichambre en aldaar een quartier uurs vertoeft hebbende, wierd zijn Excellentie door den Hofmeester geïnformeert, dat alles tot desselfs reyse na den Hage in gereedheyd was. Waarop zijn Excellentie van H.E.gr. Achtb. afscheyd heeft genomen en door dezelven is gevalediceert (vaarwel gezegd) en geleyt tot aan het jagt, blijvende H.E.gr. Achtb. aan de watercant staan, totdat het jagt was afgestooken. Waarna H.E.gr. Achtb. na binnen zijn gekeert en een weynig tijt gewagt hebbende totdat de foule van het volk, waarvan de confluentie seer groot was, meerendeels was afgetoogen, zijn H.E.gr. Achtb. in de koetsen getreeden en van den andere gescheyden. Waarmeede deze plegtigheyt alhier een eynde heeft genomen.’ Met een weinig verbeeldingskracht kan men zich eene voorstelling maken van het uiterlijk en de manieren dergenen, die aan bovengemelde receptie deelnamen. Mij dunkt, ik zie de révérences, buigingen, strijkaadjes, saluades, die de Heeren voor elkander maakten, afgepast en stijf als de geschoren heggen, rechtlijnig als de paden hunner lust- | |
[pagina 448]
| |
hoven, rechthoekig en ‘tirés au cordeau’ als de vijvers, parterres, boulingrins en wat al, dat tot den aanleg der toenmalige buitenplaatsen behoorde. Voegt daarbij de kleeding uit dien tijd, welke uit schilderijen en gravures, bijv. die van Troost, nauwkeurig kan worden gekend, dan is er geene groote inspanning van geest noodig, om zich een vrij juist denkbeeld te vormen van het ook voor ‘het volk’ of ‘de kaerels’ zeer belangwekkend feit der intrede en ontvangst hier ter stede van Monsieur le Marquis de Bonac, ambassadeur extraordinaire de la cour de France auprès des Hauts et Puissants Seigneurs, les États-Généraux des Provinces-Unies des Pays-Bas. Mr. j. soutendam. |
|