De Tijdspiegel. Jaargang 43(1886)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 249] [p. 249] Een dweper. Het bruisend stoomgevaart doorklieft den oceaan; Door innerlijken gloed hartstochtelijk bewogen, - Een wilde droomer, met een ideaal voor oogen, - Zoekt het de ruime zee en breekt zich stout een baan. Een wolkenzuil bij dag, een vuurkolom bij nacht, Een drijvende vulkaan, geslingerd door de baren, Door water en door vuur begrimd met doodsgevaren, Vertrouwt het op zijn moed, zijn geestdrift en zijn kracht. Het stoomtuig wordt bestuurd met Kennis en Verstand; Zoo wordt het evenwicht der krachten niet verbroken; Hoe fel de wind en zee de ranke kiel bestoken, De Wijsheid houdt het roer in haar beproefde hand. De sterrenhemel wijst het onbedrieglijk spoor; De stuurman weet den koers nauwkeurig te bereeknen; Omzichtig geeft hij acht op alle hemelteeknen; Zoo licht de Wetenschap de scheepsbemanning voor. De scheepsheld houdt den blik op hooger doel gericht; Het is zijn stoute wensch, de wereld rond te trekken; Hij wil, ten Noorden om, een nieuwen weg ontdekken, Die, rusteloos gezocht, nog in het duister ligt. Het Noorderlicht verspreidt een wonderbaren gloed; De bootsman ziet de kust van verre reeds genaken, De burchten van kristal, gekroond met zilvren daken, Der vreemde wereldstad, die dobbert op den vloed. Een donderknal weerklonk - het hulsel bleek te zwak; De stoom verbrak de boei, de ketel is gesprongen, - De koele Rede werd door het Gevoel verdrongen - Nu zwalkt de bodem rond als een verlaten wrak. j.e. banck. Vorige Volgende