De Tijdspiegel. Jaargang 43(1886)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 250] [p. 250] Een gevangen arend. Bewogen met uw zielsverdriet, Moet ik met deernis u aanschouwen; Gelijk een vogel van graniet, Die uit een rotsblok is gehouwen, Zoo onbeweeglijk troont gij daar, Het schijnbeeld van een adelaar. De vleuglen statig uitgespreid, In breede plooien omgeslagen, Weet gij met ware majesteit, Met waardigheid uw leed te dragen; Bewijst gij door uw fieren aard, Dat gij van hooger afkomst waart. Als arendsjong het nest ontrukt, - Een bergtop was uw weidsche woning - Wordt gij, gehavend en geplukt, Gelijk een krijgsgevangen koning, Begluurd, beschimpt, gekweld, gehoond, Aan het wreedaardig volk vertoond! Het was uw roeping, in de lucht, Als in het rijk der idealen, Met uitgespannen arendsvlucht Naar welbehagen om te dwalen; Wat op de wereld zich bewoog, Hoe nietig scheen dat van omhoog! Daar heft hij onverwachts den kop; Daar strijkt de trotsche vogel neder; Hij valt en richt zich moedig op, Maar strompelt machtloos heen en weder; Hij struikelt over iedren steen, Een stumperd en een brekebeen. Gebroken is uw fiere kracht; Een droevig lot werd u beschoren; Gekortwiekt werd uw breede schacht; Gij hebt uw hemelrijk verloren; - Wie zich beweegt in hoogen kring, Blijft steeds omlaag een vreemdeling. J.E. Banck. Vorige Volgende