| |
| |
| |
Letterkunde.
Nieuwe uitgaven en vertalingen.
Fantasie over de werking der bacillen in de natuur, door Dr. H.J. Sleurs.
Ik herinner mij niet meer, of het een Duitsche of een Engelsche geleerde geweest is, die eene lofrede heeft uitgesproken op de verbeeldingskracht in de natuurwetenschappen en aan de phantasie voor een deel de groote vlucht toeschreef, welke die wetenschappen in de laatste jaren genomen hebben. Er is voor die meening werkelijk wat te zeggen en menig onderzoek van den laboratorium-geleerde moet eerst in het brein van een denker zijn vastgeworteld, om dan, als een lichtgevende vuurpijl in het duister geworpen, onbekende terreinen te verlichten en nieuwe velden voor wetenschappelijken arbeid te ontdekken.
Ook de Schrijver van bovengenoemd geschrift heeft zijne verbeeldingskracht doen werken en eene bacillen-novelle geschreven, die de Redactie mij ter beoordeeling zendt. Wat zal ik beoordeelen! De stoute phantasie van den Schrijver, die, uitgaande van de sub judice staande premisse, dat bacillen overal aanwezig zijn, in de lucht, in het water, in de aarde, in de planten en dieren en in den mensch, U op de vleugelen zijner verbeelding meevoert, om al de gedaanteverwisselingen te aanschouwen, die de bacillen moeten doorloopen! Zal ik hem veroordeelen, als hij door vermetele sprongen de bacillen het darmkanaal doet doorvliegen, hen met behulp der faecaliën planten doet ontkiemen, boomen opbouwt en hen weer - want zij zijn immers overal! - in de lucht ziet opstijgen, door regens doet neervallen en in stroomen ziet wegslepen. Door cyclonen en wervelwinden gebeukt, worden zij tegen rotsen als te pletter geslagen, maar levenskrachtig en rusteloos kunnen zij eenzame eilanden tot paradijzen maken. Maar dat is de phantasie, aan welke de Schrijver den vrijen loop laat. Maar eene verleidelijke phantasie, want heusch, 't is voor den oningewijde soms verbazend moeielijk, hier de verdichting van de waarheid te onderscheiden. Gelukkig, dat de S., als wij weer op dit ondermaansche zijn teruggekeerd, het terrein der werkelijkheid gaat betreden en aan de hand van verschillende natuuronderzoekers ons laat zien, welke de feiten zijn, die tot grondslag gediend hebben voor zijne bacillen-novelle. Voor een groot deel beweegt zich die uiteenzetting op 't gebied der pathologie, wat ons niet behoeft te verwonderen, als wij weten, dat deze voordracht in Maart van dit jaar werd gehouden in den Geneeskundigen Kring te Rotterdam voor de ambtgenooten van den Schrijver. Ik kan mij voorstellen, dat die collega's met de volste aandacht de voordracht hebben gevolgd en ook door
| |
| |
een krachtig applaus hunne bewondering te kennen gaven aan den spreker, die een moeielijk en betrekkelijk zeer droog onderwerp interessant en boeiend wist te maken. Door den aard mijner studiën in de laatste tijden nog al vertrouwd met de bacteriën, moet ik bekennen, dat ik de voordracht met genoegen heb gelezen; al bracht ze mij ook weinig nieuws, zou ik toch gaarne den lezers van De Tijdspiegel willen aanraden, met dit geschrift kennis te maken. Onder aangenamen en prettigen vorm zullen een aantal waargenomen feiten onder hunne aandacht worden gebracht, die alle wetenswaardig en waarvan de meeste fonkelnieuw zijn.
Arnhem, 24 Sept. '85.
Max van Edijck.
| |
Schetsen en schetsjes door B.W. Colenbrander. Uitgegeven voor een weldadig doel. Tweede druk. - Arnhem, K. van der Zande.
Deze eenvoudige schetsen herinnerden mij aan de woorden van Rénan bij de receptie van De Lesseps: ‘Vous avez la première des qualités littéraires et la plus rare de notre temps, le naturel.’ En daarom komt het mij ook verklaarbaar voor, dat zoo spoedig een tweede druk van dit boekske noodig was, die waarschijnlijk wel niet voldoende zal zijn, want de faam zal deze schetsen wel verder brengen.
Wat men hier heeft? Vertellingen van een predikant, die zijne eerste ervaringen meedeelt, niet zelden van humoristischen aard, en zoo natuurlijk, zoo openhartig, dat het een genot is, weer zulke lectuur in handen te krijgen in onzen opgeschroefden tijd, waarin men, om mooi te schrijven, èn het verhaal èn den stijl niet zelden verknoeit. Het is het genre van de Pastorie van Mastland. De geschiedenis van Justus van Beveren, hoofd der school van Groenwoud, getiteld: ‘Een minimum lijden’, is trouw naar het leven geteekend en de herlezing waard.
K.
| |
Hortensius. Geschiedkundig verhaal uit het begin van den Romeinschen keizertijd, door Dr R. Schoener, bewerkt door Dr. W.J. Huberts 2 dln. Dordrecht J.P. Revers.
- Een Fransch auteur zou dit boek misschien een titel hebben gegeven als: ‘Avonturen van een jong edelman uit de dagen van Keizer Augustus’, en zulk een zou waarschijnlijk een uitgebreider kring van lezers hebben aangetrokken dan de hierboven afgeschrevene. Het was evenwel meer overeenkomstig de waardigheid van een paar zeergeleerden als de schrijver en ‘bewerker’ van dit ‘geschiedkundig verhaal’, het den naam te geven, dien het nu draagt. Voor hen, en naar ik hoop ook voor vele toekomstige lezers, bestaat zeker de grootste waarde van hun werk in het historisch, bijna zou ik zeggen antiquarisch gedeelte ervan. Het epitheton ‘geschiedkundig’ zal hier toch wel moeten aanduiden, dat er getracht is, een zooveel mogelijk getrouw beeld te leveren van het openbare en bijzondere leven in het begin van den Romeinschen keizertijd.
Met het oog hierop boezemen naam van auteur en bewerker voldoend vertrouwen in, dat de omlijsting van het verhaal overeen zal komen met de historische werkelijkheid. Bijna de helft van het werk is gewijd aan wat wij gewoon zijn ‘de Romeinsche Antiquiteiten’ te noemen, waaruit hoogst belangrijke bijzonderheden hier op zeer aangename en onderhoudende wijze worden meegedeeld. De lezer ontvangt een levendigen indruk en eene heldere voorstelling van het toenmalig huiselijk en volksleven in het Rome van vóór 19 eeuwen.
| |
| |
Ettelijke hoofdstukken zijn opzettelijk gewijd aan de beschrijving van gastmalen, volksspelen, woningen en tuinen, het huwelijk, de begrafenis, de kleeding, den godsdienst, enz., zooals het een en ander in die dagen bestond. Voorts wordt er melding gemaakt van de verschillende eerediensten, de staatsinrichting, het oude Pompeji, enz. enz.
Het romantisch gedeelte is vol actie en leven. Avontuurlijk in de hoogste mate is de geschiedenis van den jongen, schatrijken Hortensius, door zijn ontrouwen voogd en schurkachtigen leermeester als een stuk gejaagd wild achtervolgd met het doel, om meesters te blijven over zijne erfenis, gedeeltelijk ten bate eener samenzwering tegen den Keizer.
Aan de karakterteekening is weinig zorg besteed. De ettelijke dramatis personae zijn meerendeels òf doortrapte fielten òf edele, ridderlijke persoonlijkheden, hunne handelingen geenszins altijd voldoende gemotiveerd. Van allerlei toevallige gebeurtenissen, omstandigheden en ontmoetingen is het geheel saamgeweven. De held is wel wat al te eenvoudig en te goed van vertrouwen; 't is, of de auteur hem voor het hem beloerende verraad een blinddoek voor de oogen gebonden heeft.
Maar te voldoen aan de hoogere eischen der romantische kunst lag buiten het doel en waarschijnlijk ook boven het talent van den auteur, die, met betrekking tot zijn hoofddoel, een zeer verdienstelijk werk heeft geleverd, dat, met volle vrijmoedigheid, in alle kringen ter lezing mag worden aanbevolen.
Taal en stijl der Hollandsche bewerking zijn boven onzen lof verheven. De uitgever zorgde voor een flinken, duidelijken druk op fraai papier.
| |
Een overijlde stap. Uit het Engelsch (By the gate of the sea) van David Christie Murray, door C. Baarslag, 1 dl.
werd, eveneens in onberispelijken vorm, uitgegeven door P.N. van Kampen te Amsterdam. In dezen beknopten roman vindt men, naast veel schoons, zooals wij dat van dezen schrijver verwachten mochten, veel, wat den nadenkenden lezer maar weinig bevredigd laat. Het is een karakterroman met min of meer zedelijke tendenz en als zoodanig door den vertaler meer overeenkomstig zijn eigenlijken aard betiteld dan door den auteur zelven met het nietszeggende ‘By the’, enz. Toch zou een titel als ‘Verkeerd begrepen’ of ‘Een misverstand en zijne gevolgen’ nog beter dan de nu gekozene den wezenlijken inhoud van het boek hebben weergegeven. Ten gevolge toch van een misverstand of van het elkander verkeerd begrijpen geraken hier twee liefhebbende jonge echtgenooten van elkander gescheiden, en deze scheiding, in hare aanleiding en gevolgen, vormt de intrige van den roman. Als hier inderdaad van intrige mag gesproken worden, wat te betwijfelen is; want onafhankelijk van elkander volgt elk der beide echtgenooten, jarenlang, zijn eigen weg, terwijl eerst aan 't eind van 't boek zijne en hare wegen elkander weer kruisen. Maar ook dàn laat de oplossing onbevredigd. Wij zouden een paar oorspronkelijke en beminnelijke karakters, gelijk de schrijver hier beproefde te schetsen, een anderen levensloop en een beter lot en vooral eene volkomener verzoening hebben toegedacht.
Veel schijnt ons in dit verhaal onverklaard en onverklaarbaar te zijn. Onbegrijpelijk is het, hoe ‘hij’, die eenmaal, als subalterne officier, zijne carrière en toekomst heeft opgeofferd, door ridderlijk zijn superieur diens aagheid te verwijten in het aangezicht, de man van strenge zedelijke begin- | |
| |
selen en met zijn hartstocht voor waarheid, hoe zulk een man zoo flauw en onoprecht kan zijn tegenover een meisje, dat hij ten huwelijk vraagt. Uit eene soort van jongensachtige vrees toch voor liefjes jaloezie veinst hij minachting voor den stand, waartoe zijzelve, buiten zijn weten, had behoord, dien van actrice, en geeft daardoor aanleiding, dat zij hem haar vorig leven (hoewel rein als goud) verborgen houdt. Maar ook zij vertoont hier niet het fiere, zelfstandige vrouwenkarakter, dat zij door haar verleden en ook weer in haar volgend leven toont te zijn.
Het verhaal van dat volgend leven evenwel redt o.i. den roman. Een leven, eerst van armoede en strijd, daarna van glorie en glans; het leven eener edele, talentvolle vrouw, wier liefhebbend hart treuren blijft over eene scheiding, waarvan zij meer en meer in eigen dwaasheid de oorzaak ziet. Dit gedeelte van het boek, naast menig afzonderlijk tafereel, met gloed en gevoel geschetst, verraadt den auteur van meer dan alledaagsch talent, die zich ook in Dina's geheim van deze zijde kennen liet.
| |
Graaf Lorenz. Roman uit het Hoogduitsch van Ursula Zöge von Manteuffel, door Dr. C.H. Pleyte 3 dln. Mouton & Co. Den Haag.
Dat de ‘drie deelen’ niemand afschrikken, die geen minnaar is van lijvige romans! Want de nette boekjes zijn in zulk een handig formaat, van zóó ruimen druk en keurige uitvoering, dat het een lust is voor het oog. En even zoo degelijk is de inhoud.
De hoofdgedachte, die aan dezen roman ten grondslag ligt, is de heiligheid van het huwelijk. Is het waar, dat noch afkeer, noch tijd, noch hartstochtelijke liefde voor een anderen man, noch zelfs miskenning en mishandeling eene wettige echtscheiding voor het bewustzijn van de fijngevoelende, reine vrouw zedelijk rechtvaardigen kan? De schrijfster gelooft het, dat het waar is, nl. blijkbaar op grond van kerkelijk orthodoxe, semi-Roomsche begrippen over de onschendbaarheid van den huwelijksband. Merkwaardig genoeg toch is de heldin eerst dan met zichzelve verzoend, als de eerste echtgenoot gestorven is en door eene kerkelijke inzegening het tweede huwelijk de godsdienstige wijding ontvangen heeft.
Maar schorten we ons oordeel op tot na een kort overzicht van den belangwekkenden inhoud.
Zij hadden elkander jaren geleden gekend. Zij, Evelyn, de begaafde dochter van den verbannen prins, en hij, de cosmopoliet en volmaakte ridder, Graaf Lorenz Thurna. Zij was toen nog een kind en hij haars vaders vriend; maar reeds toen hadden beider hooggestemde zielen elkander verstaan. Hij vindt haar terug als de jonge Barones Tesselhof, half door hofintriges gedrongen, half door medelijden met zijne moederlooze kinderen bewogen tot het huwelijk met den door en door goedhartigen maar onbeduidenden man, die zelfs in de verte geen begrip heeft van het fijn bewerktuigde en hoogst ontwikkelde zieleleven zijner vrouw, dat in zijn huis door tallooze pijnlijke grieven dagelijks wordt gekwetst. Onder heftigen zielestrijd en tegen wil en dank ontwikkels zich de oude intimiteit tot krachtige liefde. Eene ruwe mishandeling, in dronkenschap en redelooze drift van de zijde van den echtgenoot, drijft haar uit zijn huis en leidt tot echtscheiding. Dienzelfden dag was Thurna, hiermede onbekend, op hare bede de wereld ingegaan, om haar nooit weder te zien. Hij vindt haar weder, opgestaan van den rand
| |
| |
van het graf, na eene doodelijke ziekte. Nog nauwelijks hersteld en half bewust van wat ze doet, wordt Evelyn zijne wettige vrouw en vindt ras hare gezondheid terug en aan zijne zijde het hoogste geluk.
Maar nu volgt een hoogst belangwekkend zielsproces. Gedurig vindt het teugellooze en hartstochtelijke karakter van den man aanleiding tot onredelijke jaloezie. De wereld, waarin ze verkeeren, ziet hunne betrekking met achterdocht aan en ook onder hen, die hunne geschiedenis kennen, zijn er, die uit godsdienstig gemoedsbezwaar aanstoot nemen aan dat huwelijk, slechts door echtscheiding mogelijk gemaakt en waarop de zegen des Hemels niet is afgesmeekt. Meer en meer gaat Evelyn gebukt onder knellend gewetensbezwaar, meer en meer wordt ‘hij’ verbitterd en met wantrouwen vervuld. Er ontstaat misverstand, spanning, strijd, verwijdering. Eindelijk volgt op scheiding weer duurzame vereeniging; reeds werd aangegeven, langs welken weg.
Ziedaar in 't kort den inhoud weergegeven van dit werk, waarin ieder onbevooroordeelde de meesterhand erkennen zal, die de forsche en teedere tonen, ook de dissonanten op het wonderbaar instrument der menschelijke ziel aangrijpend weet aan te slaan. Toch zullen velen, en daaronder ook wij, met de begaafde schrijfster in opvatting verschillen en daarmee ook in de waardeering der hoofdpersonen en hunne handelingen. Naar ons inzien was hier geene zonde gepleegd en dus ook voor berouw of gewetenswroeging geene plaats. En of misschien ook de auteur zelve hiervan iets heeft gevoeld? Althans het komt ons voor, dat meer de jaloezie en de onredelijke handelingen van Lorenz dan wel de gemoedsbezwaren der vrouw tot de verwijdering hebben geleid.
Voor het overige hebben wij voor dezen roman niets dan lof. De karakters zijn met zorg geteekend en goed volgehouden. De handelende personen zijn natuurlijke menschen, met goede en minder goede eigenschappen, met hunne eigenaardige zwakheden en deugden, geene engelen of ook duivelen in menschengedaante. Menig aardig en geestig tooneeltje bovendien brengt eene aangename afwisseling aan. Aandoenlijk is de verhouding geschetst tusschen onze heldin en haar drie jaar jongeren pleegzoon, die haar aanbidt als zijn ideaal en bijna zijn geloof in menschenwaarde verliest, als hij van haar kwaad denken moet. Over het geheel ligt een waas van waardigheid en ernst, die u aan George Eliot's werken denken doet. Geene enkele bladzijde wordt er aangetroffen, waarin ook het meest kiesche oog of oor aanstoot zou kunnen vinden.
In Dr. C.H. Pleyte vond deze roman een vertaler, die zich voor zijne taak ten volle berekend toonde.
H.
Tépé.
| |
Uit de ballingschap. Naar het Engelsch van James Payn. (Vertaling van Hauff) 2 dln. Amsterdam P.N. van Kampen en Zoon.
- Op eene rots van een onbekend eiland in den Stillen Oceaan staat een jonkman naast een vlaggestok, waarlangs de Britsche nationale vlag slap neerhangt, te turen naar eene kleine stip aan den gezichteinder, die, grooter wordende, hem een schip laat onderkennen. Snel is zijn besluit genomen en, na een paar voorwerpen in zijn gordel geborgen te hebben, daalt hij met levensgevaar naar eene kleine baai, werpt zich in eene daar liggende kleine kano en worstelt met stroom en golven, totdat men hem op het fregat ge- | |
| |
waarwordt en hij aan boord wordt opgenomen. Deze jonkman geeft zich uit voor zekeren Frank Wylder, zoon van een overleden grooten landbezitter in Cumberland, die vóór tien jaren het vaderlijk huis wegens gerezen oneenigheden verlaten had en door eene geleden schipbreuk op het onbekende eiland geworpen werd. Op behendige wijze tracht deze pseudo-Frank zijne identiteit, waaromtrent eenige twijfel rees, te bewijzen, daarin geholpen door niet eerbare medeplichtigen. Hoe hij zijn doel bereikt, om als heer en meester van het landgoed, dat intusschen door het hoogst waarschijnlijk geacht afsterven van den echten Frank door den broeder van den ouden Ernst Wylder in bezit genomen was, erkend te worden, wordt ons in vele bijzonderheden medegedeeld, terwijl hij zijne onbeschaafde manieren en onhebbelijkheden tracht te verontschuldigen met zijne tienjarige ballingschap. Lang houdt hij het spelen van zijne bedriegelijke rol, waardoor Hélène Truton, een onbedachtzaam meisje, zijn slachtoffer wordt, vol, totdat hij door zijn tragisch einde in den kuil valt, dien hij voor haar, aan wie hij in een roes van dronkenschap zijn geheim verraden had, bezig was te graven.
Bij het ongedacht terugverschijnen van den echten Frank hadden we wel eenige onthullingen en levensbijzonderheden hemzelven betreffende verwacht, maar de auteur heeft zich blijkbaar gehaast, om, zooals hij het uitdrukt, een meer dan gewoon voldoend slot aan zijn verhaal te geven: zij kregen elk-aar; niet minder dan de vereeniging van drie gelukkige paren!
De verschillende personen in dit wel wat sprookjesachtig verhaal zijn typisch geschetst, zoowel de zelfzuchtigen, trotschen, onbezonnen driftigen en laaghartigen als de gemoedelijk goedhartigen, lijdenden, edelen en onbaatzuchtigen. Grace Wylder is eene lieftallige figuur, een meisje met een onafhankelijk karakter, kiesch gevoel en tot zelfopoffering bereid, Margaretha Neil eene beminnelijke jonge dochter, die haar wreed lot met zeldzamen moed draagt en wier edelmoedig hart zich steeds met het welzijn van anderen bezighoudt. Hélène, dochter van den vicaris Truton, is zeer trouwensgezind, maar.... met een rijk man. Met dwaze eerzucht behept, meende zij, dat ontbering haar niet paste. Wij hebben medelijden met haar, al lijdt zij ook door eigen schuld.
De excentrieke Engelschman ontbreekt ook in dit verhaal niet. Alleen zijne hartstochtelijke liefde voor Grace verklaart ons Lennox' ruime geldaanbiedingen en enorme uitgaven.
Nog andere mannen van karakter, eerlijke en bezadigde lieden, zal de lezer aantreffen in het verhaal, dat boeiend geschreven en goed vertaald is.
H.
| |
Miss Tommy. Uit het Engelsch van Miss Mulock, door C. Baarslag. Amsterdam, P.N. van Kampen & Zoon.
- Een door den heer C. Baarslag vertaald en door de heeren Van Kampen & Zoon keurig uitgegeven boek van de zoo gunstig bekende schrijfster, Miss Mulock, die reeds zooveel voortreffelijks leverde, heeft aanspraak op aanbeveling.
Wie prijs stellen niet op geforceerde, zenuwprikkelende, maar verstand, hart en leven verkwikkende verhalen, zullen het boven aangekondigde boek, waarin ze fijne menschenkennis, reinen eenvoud, vrome gemoedsbewegingen en bereikbare idealen aantreffen, na de lezing niet uit de hand leggen, zon- | |
| |
der de schrijfster te danken voor de weldadige indrukken, die zij voor hun hart en leven ontvangen hebben.
Het woord godsdienst wordt er ternauwernood in genoemd, maar wat godsdienst is in den rijksten omvang, in zijne practische verhevenheid, in zijne hoogste waarde voor het menschenleven, onder beproeving en strijd, wordt ons aanschouwelijk en geestverheffend voorgesteld.
Miss Tommy Trotter, de hoofdpersoon in den roman, is eene ‘oude vrijster’, die, door eene in hare jeugd teleurgestelde hoop niet ondergegaan, een der beminnelijkste wezens is, die men ontmoeten kan. Haar heldere blik in eigen en anderer levensomstandigheden; hare kalme gemoedsstemming onder haar bedrijvig leven, dat aan den medemensch met de meeste goedhartigheid was gewijd; haar jeugdig, diep gevoelend hart, zonder sentimentaliteit; haar leerzame omgang, waardoor zij met opvoedende wijsheid ook anderen de waarde van het leven leerde schatten, en zoovele andere goede eigenschappen meer, ze zijn wel geschikt, om met groote belangstelling een karakter te waardeeren, dat de zucht, om het gelijkvormig te worden, bij den ernstigen lezer moet opwekken.
De personen, die zich om het beeld van Miss Tommy groepeeren, zijn goed gekozen en geven aanleiding, om dat beeld in al zijne waarde te doen uitkomen. En als we vooral melding maken van Decie Murray, dan is het, om te laten opmerken, dat de auteur de kunst verstaat, niet alleen om karakters te schetsen, maar bovenal, om te doen uitkomen, hoe, ondergunstige omstandigheden, karakters zich ontwikkelen kunnen.
Genoeg hebben we gezegd, om de lezing van Miss Tommy dringend aan te bevelen.
H.
| |
Lajla. Schetsen uit Finmarken van J.A. Friis. Uit het Noordsch door Mevr. De Graeff-Holtrop. Amsterdam, P.N. van Kampen & Zoon. -
Deze schetsen zijn ontleend aan de toestanden, zooals ze in de vorige eeuw in Finmarken bestonden. De minder algemeene bekendheid met die toestanden maakt deze schetsen belangrijk genoeg, om er de aandacht op te vestigen. Wij worden ingewijd in het leven, de zeden en gebruiken van de hoog in het Noorden wonende bevolking van dien tijd. Wij maken kennis met het nomadenleven der Bergfinnen met al zijne aantrekkelijkheden, maar ook met de lasten en onaangenaamheden, verbonden aan het gemis van eigen bezitting. 't Spreekt vanzelf, dat we hier natuurbeschouwingen, economische en staatsaangelegenheden aantreffen en van rendieren, wolvenjacht en visscherij veel wetenswaardigs vinden.
De romantische draad, die door de schetsen heenloopt, stelt het volkskarakter en vele volkstoestanden aanschouwelijk voor. Lajla, het van een bijna wissen dood geredde meisje, speelt eene hoofdrol in de belangwekkende schetsen, en in wie haar omgeven, ontmoeten we menschen met een hart vol liefde en trouw. Een door en door ruw en norsch wezen - een zekere dienstbare Jaampa - wordt door den omgang met Lajla tot een mensch gevormd, in wien goede en edele gezindheden ontwaakten.
De zeker niet gemakkelijke taak, om deze Noordsche schetsen in goed Hollandsch over te brengen, is door Mevr. De Graeff-Holtrop op zeer bevredigende wijs volbracht.
H.
|
|