| |
| |
| |
Letterkunde.
Nieuwe uitgaven en vertalingen.
Johan Gram, Omtrekbladen. - H.T. Chappuis, Op de Beukenhorst; 2de druk. - Antoinette, Ontwaakt als een vlinder en twee andere fantasiën. - H. van der Laan, Een misstap. - Aristides de Jonge, Moderne Adel. (Nrs. 151-155 van de Guldenseditie.) - 's-Gravenhage, Charles Ewings.
Blijkens de bovenstaande titels blijft de nieuwe uitgever van de gunstig bekende Guldens-editie voor deze serie het karakter handhaven, dat er de ondernemende oprichter van den aanvang af aan gegeven had. Zij dient weder voor herdrukken van goede bekenden, voor de voortbrengselen van jonge letterkundigen en voor de lichte literatuur, voor welke het moeilijk is, een behoorlijk vervoermiddel naar de boekenmarkt te kiezen, daar afzonderlijke uitgifte in groot formaat en opneming in een tijdschrift in gelijke mate ongeraden zijn. Van de thans voor ons liggende herdrukken is Op de Beukenhorst, een der eerste romans van den heer Chappuis, het meest bekend; voor Een misstap kunnen de lezers van dit tijdschrift de aanspraken der bekendheid doen gelden. Deze uitgebreide novelle - hier en daar in de uitwerking misschien wat te uitgebreid, vooral waar de schrijver beschouwingen en bespiegelingen ten beste geeft, die de handeling stremmen, - werd voor het eerst in De Tijdspiegel opgenomen en met genoegen gelezen. Kan zich - wat wij niet gelooven - de eene of andere lezer mogelijk gestooten hebben aan enkele uitdrukkingen en beschrijvingen van den auteur, bij deze afzonderlijke uitgave is voor de meest gevoelige kiesch- en kuischheid zorg gedragen, zoodat in dit opzicht niets te wenschen overblijft. De Omtrekbladen van Gram worden gekenmerkt door denzelfden prettigen, eenvoudigen toon, die alles doortrekt, wat hem uit de pen vloeit, en Antoinette openbaart in hare phantasieën, waartegen men alleen het bezwaar opperen kan, dat ze wat weinig zijn, èn voor een deeltje van de Guldens-editie èn voor de belangstelling van het lezend publiek, hetzelfde gevoel en dezelfde poëtische waarneming der Geldersche natuur, die hare vroegere ‘Miniaturen’ zoo aantrekkelijk maakten. In den schrijver, die zich Aristides de Jonge noemt, hebben we met een debutant te doen. Bij hem is
de groote gave der zelfbeperking nog lang niet tot hare volle rijpheid gekomen, en in de ontwikkeling van de zedeles van zijne novelle: ‘Door struikelingen heen- | |
| |
streven naar geestelijke volmaking, dat is moderne adel!’ - eene zedeles, waartegen uit een ethisch oogpunt wel iets aan te voeren valt, - komt hij ons voor niet zeer gelukkig te zijn. Hij voert te veel personen op en heeft hun het ware leven niet ingeblazen, waardoor ze handelen en spreken als menschen van gelijke bewegingen als wij, die onze sympathie of belangstelling kunnen gaande maken. Daarenboven komt in de novelle een en ander voor, dat te zeer strijdt met het gezondverstand; welken vader zal 't bij voorbeeld in de hersens komen, 't erop aan te leggen, dat zijn zoon, dorpspredikant en met wien hij op den besten voet staat, tenzelfden Zondag den doop zal toedienen aan zijn eigen wettig kind en aan de onechte spruit, geboren uit betrekkingen, die hij, reeds verloofd met zijne latere vrouw, met een meisje van lageren stand had aangeknoopt. Het ontbreekt er nog maar aan, dat er tusschen de twee kinderen, die van verschillend geslacht zijn, een huwelijk bedisseld wordt.
| |
K.F. Holle. De aap en de schildpad. Eene Soendaneesche fabel voor de Hollandsche jeugd naverteld. - Batavia, G. Kolff & Co.
Ziehier een boekje, waaraan wij een gunstig onthaal in alle kinderkamers van Nederland toewenschen en voorspellen. In de eerste plaats, omdat het is een echt nationaal voortbrengsel, eene fabel, uit de Oostersche wijsheid opgevangen, in onberispelijk Hollandsch vertaald en... zeer verdienstelijk opgesierd door platen, geteekend door een inlander, terwijl de technische uitvoering van het geheel den uitgever eer aandoet. De oude waarheid, dat de bedrieger bedrogen wordt, vinden de kleine lezers in dit alleraardigst onderdeel van het groote dieren-epos opnieuw verhaald, en wel op zulk eene wijze, dat het hen zonder twijfel vermaken en leeren zal. Heeft de heer Holle, bij zijne groote kennis van en vele betrekkingen tot de inlandsche wereld, meer van dien aard, hij geve het en winne er den dank mede van het kleine volkje van Nederland.
| |
Dr. Jan ten Brink. Dr. Nikolaas Heinsius junior; eene studie over den Hollandschen Schelmenroman der zeventiende eeuw. - Rotterdam, Uitgevers-maatschappij ‘Elsevier.’
Het verheugt ons, dat het eerste werk, door Dr. Jan ten Brink als hoogleeraar ondernomen, dient, om een blik te doen slaan in eene episode onzer vaderlandsche letterkunde, die aan velen geheel onbekend is en waarvan zelfs de beste schrijvers onzer letterkundige geschiedenis in 't geheel niet of slechts terloops melding maken. Het is de Hollandsche Schelmenroman, uit Spanje, waar bedelaars en schooiers den schilders en letterkundigen der zeventiende eeuw bij voorkeur tot model dienden, naar ons overgewaaid en in het einde van die en den aanvang der volgende ook in Nederland eenigen tijd in zwang. Dr. Nikolaas Heinsius, de jongste zoon van den bekenden agent van de Republiek te Stockholm, schreef nevens eenige medische werken, die meer naar kwakzalverij dan wetenschap rieken, twee romans van dien aard: ‘Den vermakelijken avonturier, ofte de wispelturige, en niet min wonderlijke levensloop van Mirandor enz.’ en ‘Don Clarazel de Gontarnos, ofte den buytensporigen Dolenden Ridder enz.’, welke door Dr. Ten Brink aan een nauwkeurig onderzoek worden onderworpen; de slotsom daarvan is, dat de eerstgenoemde roman, verreweg de beste van de twee en waarvan de
| |
| |
hoogleeraar in zijn bekenden, lossen en prettigen trant een levendig overzicht mededeelt, hoofdzakelijk is samengevoegd uit fragmenten van Spaansche schelmenromanschrijvers en van Scarron, die mede gevormd was in de Spaansche school. De tweede wordt eene zwakke en weinig belangrijke navolging van Cervantes' meesterwerk genoemd. De geheele behandeling dezer stof onderscheidt zich zoowel door de levendigheid als door de scherpzinnigheid, die Dr. Ten Brink eigen zijn, en brengt deze studie binnen het bereik van elk beschaafd lezer. Indien het werk eenig beoefenaar onzer letterkundige geschiedenis mocht aansporen tot de ‘zwaardere taak... om de algemeene geschiedenis van den Schelmenroman te schrijven’, we zouden het met den hoogleeraar ten zeerste toejuichen.
| |
B.H. Klönne. Marius en Vondel; bekeerder en bekeerling. - Leiden, J.W. van Leeuwen.
Wie heeft Vondel tot het Roomsch kerkgeloof bekeerd? Leonardus Marius, de rector en overste van het Begijnhof te Amsterdam, heette 't algemeen, totdat pater Allard in 1868 tegen deze algemeene overtuiging inter doctos opkwam en de eer van Vondel's bekeering voor den jezuïet Petrus Laurens vorderde. Rector Klönne komt tegen pater Allard's beweringen op en herstelt op grond van allerlei met moeite bijeengebrachte en met scherpzinnigheid geschifte bewijzen de reputatie van den bestuurder van Amsterdam's Begijnhof. Al is de quaestie zelve voor de eigenlijke letterkundige geschiedenis van ons land, tot zekere hoogte zelfs voor de biographie van Vondel zelf, van ondergeschikt belang, verdient dit werkje belangstelling om de helderheid en den echt historischen geest, waarin het geschreven is. En hebben wij van den eenen kant het recht (scilicet de ruimte) niet, om in de quaestie zelve af te dalen, wij kunnen de bekentenis niet weerhouden, dat de argumenten van den heer Klönne ons overtuigend voorkomen en wij, indien pater Allard ons op den weg der nieuwmodische dwaling had medegesleept, daardoor gewis op het pad der oudere, juistere opvatting zouden teruggevoerd zijn.
| |
Julius de Geyter. Reinard-de-Vos in Nieuw-Nederlandsch, met de regels van den middeleeuwschen versbouw in Dietsch en Duitsch en onderzoek naar de quantiteit in oudduitsch en Gotisch. - Schiedam, H.A.M. Roelants.
De geleerde titel van dit werk schrikke niemand af; integendeel, de lezer, die het oude dieren-epos waardeert en de over 't algemeen wèlgeslaagde vertaling genieten wil, die onze smaakvolle letterbroeder uit het Zuiden hier van het eerste boek dezer zoo hoog geroemde en, helaas! zoo weinig gekende Reynaertssage geeft, zal wel doen, de uitvoerige voorrede, eene studie over den middeleeuwschen versbouw, te lezen. Zij mag hem misschien niet in staat stellen, partij te kiezen in de vele geschilpunten, tusschen De Geyter en andere letterkundigen bestaande; misschien neemt zij weg of vermindert zij althans zeker een groot bezwaar tegen het genieten van de sage in het oorspronkelijk middelnederlandsch, want - De Geyter zelf zal de opmerking beamen - hoe verdienstelijk deze vertaling of vermodernizeering ook zij, toch haalt ze niet bij het oorspronkelijke in fijnheid en natuurlijkheid.
| |
| |
| |
Piet Vluchtig. Zilver en lood. - Haarlem, W. Gosler.
Het zijn twee schetsen van kleinen omvang en klein belang, welke de schrijver ons hier aanbiedt. De beschrijving van eene zilveren boerenbruiloft is de eene, met den minnehandel van den jeugdigen dorpspastoor en eene boerin, die op hare omgeving neerziet, omdat zij voor het onecht kind van een graaf doorgaat, als hors d'oeuvre. In de andere schets teekent hij de caricatuur van een onmogelijk half-geleerde, die zijn adspirant-sohoonzoon op de meest onhebbelijke wijze behandelt. Als vlugge, losse schetsen kunnen beide ermede door, al moet ons de klacht van het hart, dat deze schrijver nog altoos te veel omhaal gebruikt en te gezocht is. Maar we willen dit kleine bundeltje alleen beschouwen als een louter bewijs van voortdurend aanzijn van een man, die iets beters geleverd heeft, tevens als eene belofte, dat hij later weder opnieuw iets beters leveren zal.
| |
A. de Veer. Moderne schaduwbeelden; een viertal schetsen en verhalen. - Amsterdam, G.L. Funke.
De verhalen van den heer De Veer, vooral die, welke hij ‘Rassenhaat’ en ‘Al te ambitieus’ betitelt, behooren meer tot het domein van het hoofd dan tot dat van het gemoed; tegen aandoening of overspanning hoeft de lezer zich niet te wapenen. Dit is, voor deze twee verhalen althans, geen verwijt, daar de schrijver casus positiën aanneemt, die ook niet tot het domein van phantasie of poëzie behooren. In het eerste stelt hij den lezer voor het nog vooreerst niet op te lossen vraagstuk van een huwelijk tusschen christen en jodin, te midden der bekrompen godsdienstige opvatting van de eene en de maatschappelijke lichtgeraaktheid van de andere partij; hij stelt het vraagstuk met scherpe lijnen en in een helder licht, zonder in zijn verhaal zelf de gewenschte oplossing te geven: de bekrompenheid blijft heerschen ook na het graf. Onbevredigend dus in zekeren zin is desniettemin het verhaal zelf om de kracht der voorstelling en de nauwkeurigheid der uitwerking de lezing ten volle waard, schoon de bespiegelingen wat lang duren. In ‘Al te ambitieus’ wordt de teleurstelling geschetst, die den bekwamen onderwijzer, van de lagere naar de middelbare school overgegaan, voor zijne ambitie straft. Ware de schrijver niet zelf met eigen ondervinding van het middelbaar onderwijs toegerust, we zouden vragen, of zijne schets van de docentenwereld aan de Hoogere Burgerschool te Deemond niet wat sterk gekleurd, geen caricatuur is. De beide andere verhalen, die geen sociale vragen maar alleen karakterteekening gelden, ondervinden het nadeel van de vermelde droogheid.
| |
Dr. M.A.N. Rovers. Legenden en levensbeelden. - Arnhem, K. van de Zande.
Deze bundel verspreide stukken, die voor het eerst in onderscheiden Nederlandsche tijdschriften het licht zagen, verdient niet alleen de aandacht om het liefdadig doel, waarmede hij wordt uitgegeven. Hij bevat belangrijke bijdragen en schetsen op het gebied van kerkgeschiedenis, biographie en letterkunde, die door haar smaakvollen vorm, hare onpartijdige en nauwgezette bewerking zich aan elk beschaafd lezer aanbevelen. Men vindt hier voedsel voor hoofd en hart, voorgezet door een schrijver, wiens bevoegdheid op elke bladzijde aan den dag treedt, en door den aankoop van dit werk draagt
| |
| |
men bij tot verzachting van het lot der nagelaten vrouwelijke betrekkingen van predikanten, om wier wille de Groeneveldstichting is opgericht. Men versta ons wel: het liefdadig doel wordt hier niet vermeld, om staande te houden, wat door eigen kracht niet bestaan kan; wij voeren het alleen aan als eene bijkomende aanbeveling van studiën en tafereelen, die uit eigen hoofde reeds lof verdienen en de belangstelling overwaardig zijn.
| |
H.G. Roodhuizen. Gedichten (Tweede bundel). - Amsterdam, Jacs. Swildens. P.A.M. Boele van Hensbroek. Gedichten. - Nijmegen, H.C.A. Thieme.
Wanneer van twee dingen van denzelfden aard ooit te recht de bekende spreekwijze: Variis modis bene fit, gebezigd kan worden, dan is het voorzeker van de twee dichtbundels, welker titels hierboven vermeld staan. Op den bundel van den heer Roodhuizen alleen kan ze ook reeds toegepast worden, omdat daarin dichtproeven van allerlei soorten opgenomen staan. Men vindt er voortbrengselen in van didactische poëzie, balladen, minnezangen, berijmde anekdoten, ja, zelfs enkele producten der huiselijke en klein-burgerlijke Muze, welker vereering vroeger in ons vaderland zeer ver verbreid was, doch thans min of meer uit den tijd begint te geraken. Deze laatste proeven, al zijn ze ook gekruid door de gezonde luim, die, als resultaat der levenservaring en menschenkennis van den dichter, reeds elders aan den dag gekomen is, verheffen zich uit den aard der zaak niet hoog; in andere gedichten daarentegen straalt de echte poëzie van hoogeren huize door. We vinden onder anderen in ‘Drie liederen der liefde’ eene keurige beschrijving van de vereeniging van den forschen Rijn en de liefelijke Moezel bij Coblenz, een paar goed gevoelde en wel uitgedrukte dichterlijke schetsen uit het visschersleven, welker goede hoedanigheden het min of meer oudbakkene van het onderwerp doen vergeten, en eene kleurrijke beschrijving der schoonheden van de vaderlandsche heide, die de dichter ook na eene terugkomst uit Zwitserland bewondert. De heer Roodhuizen mag zijne lezers niet door stoute beelden en hoog opgevoerde hartstochtelijkheid wegsleepen, zijne verzen behagen, omdat zij getuigen van een gezond hoofd, een gezond hart, van menschenkennis en gevoel.
De meeste gedichten, die de heer Boele van Hensbroek in een eersten bundel verzamelt, zijn uit De Nederlandsche Spectator, waarin ze vroeger verschenen, bekend. De dichter is een adept van de school, die den vorm voor alles verzorgt, ofschoon men 't hem tot eene verdienste toerekenen moet, dat hij die zorg niet drijft ten koste van het gezond verstand, noch in wartaal en barokke dingen zijne kracht zoekt. Veelal van kuisch-erotischen aard, doch nu en dan verhevener, dichterlijke gedachten behelzende, zijn zijne gedichten bij een beschaafden vorm natuurlijk, vloeiend en juist gedacht. Alleen is in humor des dichters kracht niet gelegen; de tot dat gebied behoorende gedichten in dezen bundel zijn het minst gelukt te noemen. De typographische uitvoering is evenredig aan den inhoud van het nette boekje; de uitgever heeft in goeden smaak voor den dichter niet willen onderdoen.
| |
Leesbibliotheek voor Christelijke huisgezinnen. Joseph Haydn. Een Kunstenaarsloopbaan. 's Hertogenbosch. Uitgave van de Maatschappij de Katholieke Illustratie.
Wie eene beknopte en zaakrijke levensschets van den grooten Haydn wenscht
| |
| |
te bezitten, schaffe zich het bovenvermeld geschrift aan. Het bevat al het wetenswaardige uit de geschiedenis van den onsterfelijke in de rij der toonkunstenaren, die, worstelend en strijdend, benijd en door logen, nijd en afgunst belaagd, met onbezweken moed en door heilige geestdrift bezield, op de ladder van kunstenaarsroem de hoogste sport bereikte.
Hoe beroemd zijne symphonieën en tal van compositiën hem reeds zouden gemaakt hebben, vereeuwigd is hij geworden door zijne ‘Schepping’ en de ‘Jaargetijden’, die zijn roem onvergankelijk hebben gemaakt.
Eene kunstenaarsloopbaan wordt zelden betreden en ten einde gebracht zonder teleurstellingen. Haydn ondervond ze in verschillende opzichten: in zijn privaat, zijn huiselijk en kunstenaarsleven, maar hoe de levensstormen hem ook bogen, knakken of terneerslaan konden zij hem niet, omdat de kracht van zijn geloovig vertrouwen hem voor wankelen of vallen behoedde.
Al kende hij - volgens zijn levensbeschrijver - eene bijzondere kracht toe aan het rozenkrans-bidden, - zijn vroom gemoed, zijn edel hart zullen wel de groote oorzaak zijn geweest van de kalm-vredige rust in zijn binnenste te midden van de moeielijkheden en bezwaren des levens; van zijne vergevensgezindheid en opofferende hulpvaardigheid en zijn zielenadel, en van den schoonsten lauwerkrans, die zijn schedel versierde: zijne nederigheid en zijn ootmoed.
Zijn grafgesteente prijkt niet met hoogdravende woorden. De naam ‘Haydn’, daarop gegrift, zegt meer, dan vele woorden zouden kunnen uitdrukken; zegt alles.
Waarom moeten we hier weder bij herhaling lezen van begeestering, begeesterd worden?
Met bovenaangekondigd werk ontvingen we No. 6 van Het dompertje van den ouden Valentijn, hetwelk de inteekenaren op de L.B. v. C. h. gratis ontvangen.
Het dompertje is den lezers van dit Tijdschrift reeds bekend als van geheel anderen aard en strekking dan de L.B. v. C. h.
Een kijkje in de Fransche republiek, aan welker hoofd - zooals het hier luidt - openlijk erkende vrijmetselaars staan, is, als zich denken laat, voor het Roomsch-Katholieke oog niet zeer opwekkelijk. Rome's oppermacht is er op dit oogenblik verzwakt, en van de heerschende ongodsdienstigheid zijn de liberalen schuld, die onderscheiden worden in geavanceerde en niet geavanceerde liberalen, oftewel de wilde en de tamme. De laatsten zijn echter meer te vreezen dan de volbloed-radicalen, omdat zij meer geleidelijk en langs omwegen hetzelfde doel trachten te bereiken als de eersten: de omverwerping van alles, wat met den godsdienst in eenig verband staat.
Wij betreuren met Het dompertje, dat er in Frankrijk zijn, die hunne vijandschap tegen den godsdienst ergerlijk aan den dag leggen, maar als die zonde aan de liberalen alleen moest worden toegekend, dan zou de conclusie zijn: liberalen = ongodsdienstigen. Zou Het dompertje niet beter weten?
Publieke veiligheid bevat eene pleitrede voor de wederinvoering van de doodstraf, die door onze regeering, en dat nog wel op de voordracht van een R.K. Minister van Justitie, is afgeschaft. Nieuwe of afdoende argumenten bevat die pleitrede niet, terwijl zulke, die vóór de afschaffing pleiten, op eene
| |
| |
enkele na, niet aangeroerd, veel minder bestreden worden. En wat de uitkomst der afschaffing betreft, wij meenen, dat de statistiek sedert de afschaffing van de doodstraf gunstiger resultaten oplevert, dan waarvan de schrijver van het artikel kennis schijnt te dragen.
Stereoscoopplaatjes. De vrouw Vrijmetselaar, is een opstel, waarin waarheid en leugen worden afgewisseld. Dat er vrouwen zijn, als er hier eene in Mevrouw Losjes wordt geschetst, is, helaas! waar, maar dat zulk een ongodsdienstig en onzedelijk bestaan door den invloed der vrijmetselarij zou worden teweeggebracht, is even belachelijk - om geen ander woord te gebruiken - als dat ‘de bewaarschool, de kindertuinen, de Fröbelschool, het lagere en meer uitgebreid lager- en middelbaar onderwijs’ de verschillende vormen zijn, waarin het kind moet gelegd worden, om eindelijk te voorschijn te treden als een sujet, dat stof aanbiedt voor de Loge.
De tactiek is bekend: laster maar, er blijft altijd iets hangen! maar wij weten ook:
Al is de leugen nog zoo snel,
De waarheid achterhaalt haar wel.
H.
| |
Een tocht naar Rome. Historische roman van Ludwig Nonne, door J. Oosting. 2 dln. J.F. Haeseker & Co. - Haarlem.
Een tocht naar Rome is een vervolg op het vroeger verschenen werk van denzelfden schrijver, getiteld: Georg von Frundsberg, een roman uit den tijd der Hervorming. Hier worden wij verplaatst in 1527, toen een tweede krijgstocht door Von Frundsberg in verbond met Bourbon tegen Rome werd ondernomen. De aanleiding tot dien oorlog gaf, na de nederlaag van Koning Frans, bij Pavia geleden, de oprichting van de zoogenaamde heilige liga, door Paus Clemens VII met Koning Frans, - door den Paus van zijn eed, om afstand te doen van zijne aanspraken op Milaan, ontslagen - Hendrik van Engeland en vele Italiaansche vorsten gesloten tot bevrijding van Italië van de Spaansche heerschappij. Naardien de veldtocht tegen den Paus was gericht, snelden duizenden Duitsche - meest Lutheranen - landsknechten bij schalen toe, onder aanvoering van den dapperen Von Frundsberg, die zijne krijgsmacht met die van Bourbon vereenigde.
Op den 6den Mei van het jaar 1527 werd Rome ingenomen en geplunderd. Von Frundsberg, die wegens de muiterij en oproerige bewegingen der soldaten, aan wie geene soldij kon worden uitbetaald, door eene beroerte getroffen werd, had geen deel aan de overwinning, en Bourbon behoorde tot de eerste gesneuvelden bij het bestormen der wallen.
Met inachtneming van deze historische gegevens is de roman geschreven en - wij mogen erbij voegen - goed geschreven.
De karakters der verschillende personen, die in den roman voorkomen, zijn overeenkomstig de verschillende betrekkingen, lotgevallen en hartstochten dier personen met juistheid geschetst en evenzoo volgehouden. Er is gang in het verhaal, dat bezighoudt en boeit. De schetsen van de ruwheid dier dagen, de begrippen van het oorlogsrecht en de bandeloosheid van verwilderde en uitgehongerde soldaten gegeven, zijn minder aanstootelijk dan in den roman: Uit den tijd der Hervorming.
| |
| |
Onvermeld konden niet gelaten worden de zedelooze toestand van de kloosters, toentertijd; de roofzieke, met den godsdienst van Rome weinig strookende schandalen en de zedelooze uitspattingen der Spanjaarden na de inneming van Rome - de geschiedenis bevestigt dat alles, helaas! De historische roman, dien wij gunstig mogen aanbevelen, mocht het niet verzwijgen.
Aan de vertaling is meer zorg besteed dan aan het vroeger vermelde werk van denzelfden schrijver.
H.
| |
Ambros en andere novellen van K.P. Rosegger. Uit het Hoogduitsch. Haarlem. - G.G. Vonk.
Het ons ter beoordeeling aangeboden bundeltje van den niet onbekenden schrijver bevat, behalve Ambros, het visschersfeest, een negental kleine verhalen, karakterteekeningen en een sprookje.
We beginnen onze aankondiging met de opwekking, om het goed vertaalde, door formaat, druk en papier zich aanbevelend boekje met die belangstelling in handen te nemen, die het alleszins verdient. De niet ingewikkelde verhalen laten zich aangenaam en onderhoudend lezen. Zijn ze wel wat heel romantisch gekleurd, ze hebben allen eene zedelijke strekking. Worden ons de gevolgen van hartstocht en bijgeloof en die van jeugdige lichtzinnigheid voorgehouden; zien wij echtgenooten van elkander gescheiden, die onbewust tot de paren behoorden, wien de dood eerst zegt, dat zij elkander liefhebben; wordt ons geschetst het genot van gemoedelijke dweperijen, waaruit het ontwaken echter heilzaam ontnuchtert; worden wij huiveringwekkend aangegrepen door de bekentenis van een veroordeelde, of wenden we ons met afkeer af van een Judas van Tyrol, den verrader van Andreas Hofer; zien we in een volgeling van Darwin, hoe iemand het geloof aan God verliezen, maar ook terugvinden kan; is de geschiedenis van een dwazen idealist, als zij niet zoo treurig was, lachverwekkend, wordt ons in ‘Een man een man, een woord een woord’ voorgesteld, dat men uit beginsel een wreed mensch kan worden; is ‘Het tafelgesprek van beroemde mannen’ wegens het pikante ons eene vermakelijke voorstelling; bevat eindelijk ‘Het omgekeerde lantaarntje’ eene ernstige waarschuwing aan echtgenooten voor lichtvaardige verdenking - dan behoeven we niet te verzekeren, dat we in dit boekske veel leerzaams en behartigenswaardigs aantreffen en wij het daarom gaarne ter lezing aanbevelen.
H.
|
|