alleen, voor zich gewonnen heeft. ‘Mijn hart heeft steeds de kinderkens geschat; wie hen niet eert, heeft nimmer liefgehad.’ Op haar mogen deze woorden wel van toepassing zijn. Men moet oog en hart hebben voor 't kleine en liefelijke en wel door hartelijke liefde tot dat ‘kleene wondervolkje’ zich aangetrokken gevoelen, om ze zóó te kunnen beschrijven, als door M. in hare verhalen geschiedt. Ook dit werkje, hoewel in diepte van gevoel onderdoende voor ‘Verkeerd begrepen’ en ‘Eendeneieren in 't kippenhok’, levert van haar talent weer een onweersprekelijk bewijs. Oud en jong (want ook als kinderverhaal voor lezers en lezeressen boven de tien jaar kan De blauwe sluier dienen) zullen het met het grootste genoegen ten einde toe volgen en er gezond voedsel uit opdoen voor hoofd en hart. De avontuurlijke badreis van Archie en Nelly en hunne kennismaking met het geheimzinnige meisje met den blauwen sluier is alleraardigst en geestig beschreven.
Intusschen, wie over en voor kinderen schrijft, ontkomt zelden aan het gevaar van overdrijving en overschatting hunner wijsheid en ontwikkeling. Wel gaat er in het kinderhart meer om en komen over kinderlippen soms dieper gedachten, dan groote menschen in hunne wijsheid en hooghartigheid veelal gelieven op te merken, maar wie de teedere en ernstige taak aandurft, deze karaktertjes in den dop ten tooneele te voeren, kan nooit te veel denken aan des dichters woord: ‘Laat ze geen dingen zeggen al te hoog en te wonderbaar.’ En het scheen mij altijd toe, en dien indruk ontving ik ook nu weder, dat deze klip al te weinig vermeden werd.
Intusschen bevat dit boekje al te veel schoons en goeds, om het niet gaarne en vrijmoedig als gezonde lectuur voor de huiskamer aan alle kringen aan te bevelen.
Onder den titel: Aut Caesar aut Nihil, vrij naar het Engelsch van M. Gravin von Bothmer 2 dln., gaf de uitgever H.C.A. Thieme te Nijmegen een keurig uitgevoerd, verdienstelijk vertaald werk in het licht, dat door zijn sprekenden titel en sierlijken omslag al dadelijk de belangstelling wekt. En die belangstelling zal nog vermeerderen, als men weet, dat het handelt over de hedendaagsche Russische toestanden en de handeling plaats heeft in de jaren der moordaanslagen op den vorigen Keizer, tot aan diens vreeselijk uiteinde op 13 Maart 1881.
De schrijfster schijnt buitengewoon goed op de hoogte te zijn van verschillende toestanden en zeer intieme verhoudingen in de hoogste kringen der Russische maatschappij en zeer van nabij bekend met de zoogenaamde Nihilisten en hun streven. Deze, voor zoover ze hier ten tooneele worden gevoerd, behooren bijna allen tot die hoogste kringen, maar zijn als zoodanig elkander veelal onbekend. Meest persoonlijke grieven van allerlei aard hebben hen, en onder hen vele vrouwen, tot samenzweerders gemaakt; maar ook edeler drijfveeren, als vurige liefde voor volk en vaderland, en elders weer aan dweperij grenzend idealisme, maken hunne beweegredenen uit. De lezer wordt binnengeleid in de geheime vergaderingen der samenzweerders, die plaats hebben zoowel in het nederige dakkamertje als in de vuile dorpskroeg en in het boudoir der adellijke dame, terwijl de Petersburger aristocratie feestviert in haar salon.
Als strekking van dezen roman schijnt de titel aan te wijzen, dat de Russische staat gesteld is voor het alternatief: Caesarisme of Nihilisme, auto-