tigheid, weet Baretti's trouwe vriendschap te waardeeren en in zijn geluk zich op 't hartelijkst te verblijden.
Mark Carroll, Tom's neef, is een doortrapte schurk, wiens afschuwelijke zelfzucht tal van onheilen over Tom's leven uitstort, en die niet rust, voordat hij Tom door duivelachtige streken meent geheel ten ondergang gebracht te hebben. Hij ontging zijne straf niet, maar de auteur laat hem, op het voorbeeld van Shakespeare, die een paar booswichten schetste, die geene enkele goede zijde hadden, in zijne zonden sterven.
Nog eene andere figuur van trotsche zelfzucht wordt ons geteekend in Tom's vader, Thomas Carroll, die als een echte Spartaan de teederste aandoeningen van het hart versmoort, om zoogenaamd zijn plicht te doen, maar dan ook eindigt met krankzinnig te worden.
Onder de aantrekkelijke beelden, die wij hier ontmoeten, behooren Sir Lording, een man met een hart, en zijne dochter, wier edele gezindheid ons voor haar inneemt.
Nog andere personen: More, een pachter van Thomas Carroll, en zijne dochter, die eene haar waardige rol in dit boek vervult; Signora Malfi, even vurig in hare liefde als wraakzuchtig in haar haat; Anthony Bethesda, een sluwe huichelaar, boeien onze aandacht in dezen aanbevelingswaardigen, uitstekend goed vertaalden roman. Aan den corrector is zeker ontglipt, wat we aantreffen D.I. bl. 194: ‘Dat alles ben ik niet vergeten.’
H.