| |
| |
| |
Staatkunde en geschiedenis.
Ter nagedachtenis van Willem van Oranje.
De moord van 1584. Oorspronkelijke verhalen en gelijktijdige berichten van den moord gepleegd op Prins Willem van Oranje, met eenige bijlagen en aanteekeningen uitgegeven door J.G. Frederiks. - 's Gravenhage, Martinus Nijhoff.
W.J. Hofdijk. Een lauwerkrans op des Zwijgers graf. - 's Gravenhage, Ch. Ewings.
De gedachtenisviering, die op 10 Juli 1884 in de Nieuwe Kerk te Delft bij het praalgraf van Willem den Zwijger zal plaats hebben, moet bij elk oprecht Nederlander, bij elk niet door partijdrift verblind voorstander der moderne beschaving weerklank en bijval vinden. Een volk, dat zijne groote mannen eert, eert zichzelf, en wanneer het aan die mannen zijn roem, zijne eer, zijn bestaan te danken heeft, dan betaalt het daarmede nog maar de allereerste schuld der dankbaarheid. Dat de groote Zwijger, de Vader des Vaderlands, de grondlegger van ons onafhankelijk volksbestaan, van den nazaat eer en dankbaarheid eischen kan, wie zal het ontkennen? en op welken dag kan de nazaat gevoeglijker dien dierbaren plicht vervullen dan op de verjaring van het gewichtig oogenblik, waarop de groote man de kroon zette op zijn werk, zijn leven liet voor zijne zaak?
Het is een zonderling, een onverstandig gebruik van historische personen, wier mannenmoed en mannendaad men na eeuwen huldigen wil, den geboortedag luisterrijk te herdenken. Denkt men bij zulk eene feestviering na, dan is de eenige passende voorstelling van den herdachte die van een hulpeloos, pas ter wereld gekomen wicht, waaraan men niet dan met geweldpleging aan de logica de herinnering verbinden kan aan de groote daden, door dien zuigeling later als man verricht, aan de grootsche ondernemingen en heilaanbrengende scheppingen, tot stand gekomen in het brein, dat op het oogenblik der geboorte slechts hoogstens voor bloot dierlijke indrukken vatbaar was.
Welke wezenlijke beteekenis heeft de datum van 10 November, Luther's geboortedag in 1483, voor den Protestant? welke beteekenis
| |
| |
die van 14 April, waarop Willem I in 1533 het leven intrad, voor de vrijheid van Nederland? welke beteekenis de datum van 14 November, waarop de reeds in moeders schoot wees geworden achterkleinzoon van den Vader des Vaderlands in 1650 ter wereld kwam, voor Engeland, Nederland en geheel protestantsch Europa? Wie Luther herdenken en vereeren wil, kieze den 31sten October, waarop hij in 1517 zijne stellingen aan de kerkdeur te Wittenberg aansloeg, of den 17den April, waarop in 1521 de Rijksdag te Worms zijn: ‘Hier sta ik; ik kan niet anders!’ vernam. Wie Willem III als den onvermoeiden kampvechter voor het protestantisme herdenken wil, zal den gedenkwaardigen 11den November 1688 daartoe kiezen, toen hij zich inscheepte, om de kroon van Engeland te gaan in bezit nemen. En zoo is de meest gepaste dag voor eene herinnering aan hetgeen Willem I voor ons Vaderland en voor de menschheid is geweest, de 10de Juli, de dag, waarop hij nu drie eeuwen geleden een leven van opoffering en strijd voor het goede met den dood des martelaars besloot, de dag, waarop aan zijne stervende lippen de roerende, van zooveel liefde voor land en volk getuigende woorden ontglipten: ‘Mon Dieu, mon Dieu, aye pitié de moy et de ton pauvre peuple.’ Die herinnering behoeft noch den moord zelf te omvatten, zich niet tot den moordenaar en diens medeplichtigen uit te strekken; zij kan en behoort zich te bepalen tot het slachtoffer, tot het leven van zelfopoffering en toewijding aan de zaak der vrijheid op elk gebied, dat op dien droevigen dag zoo tragisch werd afgesneden.
Meer dan eene herinnering verwachte men hier niet. Behalve waar het enkele historische feiten betreft, waaromtrent nieuw ontdekte bescheiden nieuw licht ontsteken kunnen, is er over den Zwijger en zijne verdiensten voor Nederland en de vrijheid geen nieuws meer te zeggen; toch zal men willen toegeven, dat in onze dagen van veel leeren en snel verleeren zulk eene herinnering niet overbodig is; dat het nuttig kan zijn, tegen de gedachtenisviering van 10 Juli in korte trekken te schetsen, wie de man is geweest, wien de hulde van een dankbaar volk na drie eeuwen wordt gebracht.
Willem van Oranje, in het officieel verhaal van den moord genoemd ‘de wijste, gestadigste, grootmoedigste, geduldigste, manierlijkste, oprechtste, waarachtigste en rechtvaardigste vorst van zijn tijd’, was een man, uitstekend boven zijne tijdgenooten; als veldheer geacht om zijne kloekheid en volharding in tegenspoed zoowel als om zijne gematigdheid en zelfbeheersching in voorspoed. Hij was de eerste staatsman van zijn tijd, uitmuntend in al die gaven en bekwaamheden, welke hem voor de stichting der Nederlandsche Republiek zoozeer te stade kwamen: in bedachtzaamheid en overleg, maar ook, waar 't pas gaf, in kracht en vastberadenheid van optreden, in groote overredingskracht en menschenkennis, die hem in de Raadzaal op half onwillige
| |
| |
en lauwe medewerkers menige schitterende overwinning deden behalen, en vooral in een onverzettelijk vertrouwen op het goed recht zijner zaak en op de toekomst, dat hij in de taal zijner dagen zoo treffend uitdrukte in den bekenden brief uit de benarde dagen van Haarlem's beleg, waarin geschreven staat, dat hij ‘met den alleroppersten Potentaat der Potentaten alzulken vasten verbond [had] gemaakt, dat wij geheel verzekerd zijn dat wij en alle degenen die daarop vastelijk betrouwen, door Zijne geweldige en machtige hand ten leste nog ontzet zullen worden, spijt alle Zijne en onze vijanden; zonder dat wij middelertijd eenige andere middelen die ons de Heer der heirscharen toegeschikt heeft, hebben of als nog willen laten voorbijgaan’.
Zulke opwekkingen tot vertrouwen en mannelijken moed, gepaard aan een eigen voorbeeld van vroomheid, gelatenheid en blijmoedigheid, bezielden en verkwikten de kleinmoedigen, kweekten en onderhielden bij Oranje's landgenooten de taaie volharding, die dit kleine volk den ongelijken strijd om de gewetensvrijheid tot aan het blijde einde deed volhouden.
Ook elders gaf hij hun voorbeelden, die ze maar al te zeer noodig hadden. Verzwijgen wij niet, hoe hij, een rijken prachtlievend vorst, alles opofferde, meer dan twee millioen guldens (destijds eene ontzettend groote som) uit eigen middelen in den strijd tegen Spanje opbracht en de schitterendste aanbiedingen van den Spaanschen koning afwees, om trouw te blijven aan de vaak hopeloos staande zaak van het volk, welks lot hij tot het zijne had gemaakt. In gematigdheid te midden van overwinning en voorspoed, in vergevensgezindheid jegens hen, die tegen hem misdreven, toonde de in dit opzicht hoog boven zijne tijdgenooten verheven prins zijn landgenooten den weg. Toen de kogel uit Jean Jaureguy's pistool hem nedervelde, was zijn eerste woord eene uiting van genade en vergiffenis voor den moordenaar, en toen diens overtuigde medeplichtigen terechtstonden, was eene nieuwe bede om eene genadige en zachte strafoefening, door Marnix van Willem's ziekbed tot de rechters gebracht, de oorzaak, dat het doodvonnis zonder wreedheid voltrokken werd. Het gruwelijke uiteinde van Balthazar Gerard toont, wat den ongelukkigen zonder deze van zooveel zielegrootheid getuigende tusschenkomst ware beschoren geweest.
Het grootste bewijs van staatsmansinzicht, dat ongelukkig niet geheel door de tijdgenooten werd begrepen en betracht, waardoor de Prins van Oranje zich jegens Nederland en de moderne maatschappij heeft verdienstelijk gemaakt, was zijne zorg voor de toekomst, zijn rusteloos en volhardend organiseeren te midden van het krijgsrumoer van den nog nauwlijks in 't aanzijn getreden jeugdigen staat, ook met het oog op de behoeften van vrede en rust. Men vergete niet, dat Willem de Zwijger door de voorwaarden, waarop hij in 1582 de hem aangeboden grafelijke waardigheid over Holland en Zeeland aanvaardde, de eigenlijke grondlegger is geweest van een constitutioneelen Neder- | |
| |
landschen staat, al moest op de toen gelegde grondslagen eerst na ruim derdehalve eeuw het gebouw worden opgetrokken. De Prins was tijdens den oorlog met eene nagenoeg onbegrensde, eene dictatoriale macht bekleed; zijn persoonlijke invloed en de drang der omstandigheden zetten de grenzen dezer macht zoover uit, dat ze feitelijk niet te vinden waren. En toch verklaarde hij zich bereid, de grafelijke waardigheid op zulke voorwaarden te aanvaarden, dat zijne souvereiniteit slechts zou hebben bestaan in het bekronen en verbinden der organen eener ver ontwikkelde, voor dien tijd volkomen zelfregeering.
De hoogste roem van den Zwijger, die hem niet slechts als grondlegger van onzen staat voor onze natie, maar als drager van een schoon en edel beginsel voor de gansche menschheid tot een groot man stempelt, is gelegen in zijne waardeering van de twee grondzuilen van den modernen staat, de verstandelijke ontwikkeling der staatsburgers en de onderlinge verdraagzaamheid tusschen de belijders van verschillende godsdiensten. Men kent het geduld en de onvermoeide volharding, waarmede Oranje door woord en geschrift bleef aanhouden op de stichting der Leidsche Hoogeschool en den tegenzin, de angstvalligheid en de karigheid wist te overwinnen, die tegen deze stoute onderneming verzet voerden. Het was hem te doen, om de zegenrijke gevolgen der Hervorming, de zedelijke vrijmaking van den menschelijken geest, te vrijwaren en voor de wereld te behouden op een wetenschappelijken grondslag, die tevens de waarborg zou zijn voor een hoog peil van ontwikkeling van zijn volk. Hem, die den eersten stoot wist te geven, had dus de Republiek der Vereenigde Nederlanden haar voortreffelijk hooger onderwijs te danken, dat de groote mannen vormde, waardoor Nederland alle andere natiën op wetenschappelijk gebied heeft kunnen voorbijstreven.
Wat de kerkelijke verdraagzaamheid betreft, we weten, dat Willem van Oranje op dit gebied den bekrompen geest van zijn tijd niet heeft kunnen fnuiken. Algemeene gewetensvrijheid kon hij niet tot stand brengen; in de zuidelijke gewesten wilde men die niet aan de Protestanten toestaan, in de noordelijke de openlijke godsdienstoefening van Katholieken, en welhaast van andere dissenters, niet dulden. De geest zoowel van het volk als van den adel was in dit opzicht zoo stellig, dat, al waren aan Oranje nog vele levensjaren gegund geweest, waarschijnlijk wel niet, gelijk Motley meent, een Vereenigd Nederland van vijftien gewesten op den grondslag van een algemeenen godsdienstvrede zou zijn tot stand gekomen. In dit opzicht was Willem van Oranje zijn tijd zeer ver vooruit, beleed hij beginselen, die nu eerst, en zelfs nog lang niet algemeen, als waar en goed en rechtmatig worden aangenomen. Reden te meer voor hen, die dezelfde beginselen belijden, om op 10 Juli 1884 aan het praalgraf te Delft getuigenis te geven van hunne vereering en hulde jegens den held, den doorluchti- | |
| |
gen geestverwant, die in den nacht van onverdraagzaamheid en godsdiensthaat de drager en voorvechter was van hunne overtuiging.
Dat de gedenkdag vele pennen in beweging zou brengen, was te verwachten. Dergelijke gelegenheden, om hun gevoel te uiten, zijn voor onze landgenooten gewoonlijk te sterk. De Zwijger-literatuur van 1884 is, ook wanneer men de strijdschriften uitzondert, om alleen de gedenkschriften te vermelden, reeds vrij uitgebreid. Het is niet noodig, al de verschenen werken en werkjes in 't bijzonder te vermelden; doch er behoort eene uitsondering te worden gemaakt voor de twee, welker titels hierboven vermeld staan, omdat zij elk vertegenwoordigen eene soort van gedenkschriften, die bij dit ernstig herinneringsfeest niet kunnen worden gemist. In het bij den heer Nijhoff verschenen werkje heeft de heer Frederiks alles bijeenverzameld, wat tijdgenooten van het rampzalig bedrijf hebben vermeld. Na de studie, door Prof. R. Fruin in De Gids van Juni aan het onderwerp gewijd, is de inhoud van dit belangrijk boekje voor geen belangstellende meer onbekend, terwijl door de aankondiging van dien hoogleeraar ook zij, wien de geschiedenis van de droevige Julimaand niet helder meer voor den geest staat, genoeg zijn voorbereid, om daarvan met vrucht kennis te nemen. Ook afgescheiden van den gedenkdag heeft de arbeid van den heer Frederiks, die met ernst en nauwgezetheid is volbracht, deze groote waarde, dat daardoor oude, bijna verloren bronnen opnieuw voor iedereen toegankelijk worden gesteld. Ieder belangstellende in eene onvervalschte geschiedenis van ons land is daardoor in de gelegenheid gesteld, de nieuwste sage betreffende 's Prinsen dood, die van het volslagen ongeloof, aan de waarheid te toetsen, zonder het woord van de geleerden blindelings aan te nemen. Deels van ooggetuigen, deels van tijdgenooten, die hunne wetenschap aan ooggetuigen ontleenden, vinden wij in dit onschatbaar werkje alles, wat op 's Prinsen moord betrekking heeft, bijeen: de door Filips II uitgesproken ban, de moord zelf, zoowel van het Katholiek als van het Nederlandsch standpunt beschouwd
en beschreven, de confessie van den moordenaar, het verhaal van de gruwelijke martelingen, waarmede de ongelukkige bedrijver, voor wien de edele doode niet meer spreken kon, zijne daad heeft geboet, alsmede de brieven van adeldom, aan zijne betrekkingen door den Spaanschen Koning uitgereikt, en de stukken betrekkelijk eene beproefde, doch mislukte heiligverklaring van den uitvoerder van 's Konings edict van 15 Maart 1580. Zooals men ziet, eene belangrijke en volledige verzameling van stukken, gepast gedenkboek voor den 10den Juli, van blijvende waarde voor de geschiedenis van Nederland.
Het bij den heer Ewings verschenen gedenkschrift is van een ander karakter. Met de hem eigen warmte verhaalt de heer Hofdijk daarin in korte en scherpe trekken de levensgeschiedenis van den man, wiens nagedachtenis gevierd staat te worden. Vlug, doch niet vluchtig, als
| |
| |
het verhaal is, stipt het de hoofdpunten van Oranje's leven aan, doet met ingenomenheid, doch zonder eenzijdigheid de voornaamste trekken van zijn karakter uitkomen en laat het volle licht vallen op de onschatbare diensten, welke de Zwijger bewees niet slechts aan het Nederland van zijn tijd, maar aan den nakomeling, die in vrijheid en nationaal bestaan de vruchten plukt van zijn onvermoeiden arbeid, zijn onverzettelijk vertrouwen, zijne grootsche offervaardigheid. De uitgever deed deze korte, doch volledige levensschets een waardig feestkleed aan. In een door den bekenden Haagschen decoratief-teekenaar C. Rosse, aan wiens teekenstift ook de keurige toepasselijke beginletters en culs-de-lampe van den tekst te danken zijn, met smaak ontworpen en flink geteekenden omslag bevat de Lauwerkrans een fraai portret van Willem van Oranje, door photographie aan het origineel in de Kasselergalerij ontleend, dat hem voorstelt op denzelfden jeugdigen leeftijd als het in 's Konings schilderijenkabinet aanwezige afbeeldsel, - eene houtsnede naar het beeld van 's Prinsen ten toon liggend lijk, uit 's Rijks museum te Amsterdam, - de portretten van de vier Nassaus, van eene groep, mede aldaar aanwezig, - een vijftal gezichten op plaatsen, in Willem's geschiedenis vermaard, naar oude platen en moderne photographieën, - het facsimile van een brief van den Zwijger aan Graaf Jan (van 1572) en een drietal moderne photographieën, Filips' afscheid van den Prins, het moordtooneel te Delft en het praalgraf verbeeldende. Een gedicht van B. ter Haar Bz., door Richard Hol in muziek gezet, vult verder dit werk, dat èn wegens den degelijken inhoud, èn wegens de artistieke uitvoering, typographische en decoratieve beide, stellig eene der meest smaakvolle herinneringen en de geschiktste feestgave zal uitmaken voor de ernstige gedachtenisviering van 10 Juli 1884.
15 Juni 1884.
Mr. A.M. Maas Geesteranus.
|
|