De Tijdspiegel. Jaargang 41
(1884)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Natuurkunde.Een en ander over voeding in verband met het vegetarianisme.Een en ander over voeding door dr. D. Huizinga. Groningen, Noordhoff en Smit.VI. De voedingsstatistiek.Van vegetariaansche zijde werd aan Charles Darwin de vraag gericht, welke meening hij omtrent het vegetarianisme koesterde. ‘Het zal u wel bekend zijn,’ aldus schreef o.a. een ijverig voorstander der natuurlijke leefwijze aan den beroemden geleerde, ‘dat er zoowel in Engeland als in Duitschland talrijke aanhangers van het vegetariaansch dieet leven. Eenigen plaatsen een zedelijk en godsdienstig beginsel op den voorgrond en onthouden zich op dien grond onvoorwaardelijk van alle dierlijke spijzen; anderen laten zich daarentegen door hygiënische beweegredenen leiden en bepalen zich daarmede in overeenstemming òf geheel, òf bijna geheel tot plantaardige voedingsmiddelen. De laatstgenoemden beweren, dat de geneeskundige wetenschap dwaalt, indien zij leert, dat dierlijke voeding goed voor het organisme is, daar haar daartoe de bewijzen ontbreken, terwijl de door haar verkondigde hypothesen op geen juisten grondslag rusten. Dit geldt althans van de physiologische methode ter vaststelling van de verschillende chemische stoffen, die de mensch dagelijks voor zijn organisme noodig heeft. Zij beroepen zich voorts op de prikkelende werking van het vleesch, dat meer in het bijzonder schadelijk is voor de zenuwen en als oorzaak van alle ziekten beschouwd kan worden, en zij wijzen eindelijk op de vergelijkende anatomie, die aantoont, dat er tusschen den mensch en de frugivore anthropomorphen in hoofdzaak overeenstemming bestaat. Zij meenen daarom, dat het menschelijk organisme zich nog niet voldoende aan den gemengden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kost gewend heeft, om de daaraan verbonden nadeelen te kunnen overwinnen.’ Charles Darwin antwoordde: ‘De beteekenis van het vegetariaansch dieet is geenszins aan mijne opmerkzaamheid ontsnapt. Het eenig bewijs echter, dat, mijns inziens, van werkelijke waarde zou zijn, ware eene vergelijkende statistiek der arbeidshoeveelheid, die door de bewoners van zoodanige landen verricht wordt, alwaar verschil van dieet bestaat. Ik heb mij steeds verwonderd over het feit, dat de mijnwerkers in Chili, die den denkbaar zwaarsten arbeid verrichten, uitsluitend van plantaardig voedsel leven. Daartegenover staat, dat de Gauchos, die zeer werkzaam zijn, bijna uitsluitend vleesch genieten.’ Er volgt hieruit ontegenzeggelijk, dat ook volgens Darwin de dieetvraag nog niet opgelost is. Eene statistiek in den door hem bedoelden zin zou ons ongetwijfeld een stap verder brengen, indien, bij de samenstelling, twee punten van groot belang in het oog gehouden werden, n.l.: 1o. De vraag naar de beste voeding is niet geheel identisch met de vraag, door welk dieet de meeste lichaamskracht ontwikkeld wordt, want het is zeer wel denkbaar, dat bepaalde voedingsmiddelen tijdelijk de spierkracht aanmerkelijk vermeerderen, maar tevens een ongunstigen invloed op de gezondheid uitoefenenGa naar voetnoot(*). 2o. Er moet bij de samenstelling op gelet worden, dat kracht en gezondheid niet alleen afhankelijk zijn van de wijze van voeding, maar ook van den toestand der woning, van de kleeding, van de levensomstandigheden, waarin de met elkander te vergelijken personen verkeeren, en van de mate, waarin door hen aan alle physiologische behoeften in den uitgebreidsten zin voldaan kan worden. Eene vergelijking tusschen een proletariër, die alleen door gebrek aan voldoende middelen tot de onthouding van dierlijke spijzen gedwongen wordt of wellicht aan het gebruik van sterke dranken verslaafd is, en een door de omstandigheden begunstigd arbeider, die een betrekkelijk hoog loon en eene verzekerde sociale stelling bezit en zonder zorgen regelmatig zijne krachten uit den gemengden kost kan putten, is natuurlijk buitengesloten. Evenmin mag met de zoodanige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vegetariërs gerekend worden, die door ziekte gedwongen werden, tot de natuurlijke leefwijze over te gaan. Voor het overige weten wij met zekerheid, dat er zoowel in de gegoede als in de onbemiddelde klasse èn bij de keus, èn bij de samenstelling, èn bij de bereiding der spijzen tegen het eigenlijk hygiënisch dieet sterk gezondigd wordt; dat verkwisting van voedingsmiddelen ten nadeele van het organisme onder alle standen en rangen tot de heerschende gebruiken behoort, en dat de vaststelling der verschillende stoffen in de juiste verhouding en in de juiste hoeveelheden voor een in elk opzicht gezond en normaal organisme bij beide dieetvormen met niet gering te schatten bezwaren verbonden is. Eindelijk mag eene volledige, vergelijkende statistiek den invloed van den zielstoestand niet buiten rekening laten. Te recht sloot een coryphee der geneeskundige wetenschap eens zijne academische lessen met de woorden: ‘Ons weten is niets, Mijne Heeren. Zoolang wij niet in staat zijn, den zielstoestand van den mensch als barometer van onze diagnose te gebruiken, zoolang zal het gunstig resultaat van onze practijk alleen van het toeval afhangen - ik meen, afhankelijk zijn van de meerdere of mindere sterkte van het karakter, om niet te zeggen van de natuur van elk individu.’ Alvorens alzoo eene bruikbare, vergelijkende statistiek der arbeids- en levenskracht mogelijk is, moet er veel, zeer veel voorbereid worden, en deze taak behoort tot het gebied der sociale wetenschap.
Wanneer alle menschen de voorschriften der gezondheidsleer volgden, in spijs en drank, in rust en arbeid binnen bepaalde grenzen bleven en er steeds op bedacht waren, hunne lichamen te stalen, dan zou het menschelijk geslacht niet schijnbaar, maar werkelijk van hygiënisch standpunt vooruitgaan. Raadplegen wij nu de resultaten der algemeene statistiek, waartoe als toetssteen de sterftecijfers der Engelsche bevolking te gebruiken zijn, dan nemen wij waar, dat de algemeene sterfte zoowel op het platteland als in de steden langzaam afneemt, terwijl zij toch, ten opzichte der geheele bevolking, op dezelfde hoogte gebleven is. Deze schijnbare tegenstrijdigheid wordt hierdoor verklaard, dat de sterftecijfers in de steden betrekkelijk grooter zijn dan op het platteland, en daar nu de stedelijke bevolking in evenredigheid meer toeneemt dan de landelijke, zoo spreekt het wel vanzelf, dat de betrekkelijk grootere sterfte in de steden meer dan vroeger op den voorgrond treedt, terwijl de sterftecijfers van het platteland niet meer den doorslag geven. De maatschappij heeft derhalve, onder de heerschappij der moderne beschaving, in de eene richting evenveel gewonnen, als zij in de andere verloor, en zoo staan wij eenvoudig voor het stelkunstig verschijnsel, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat in alle enkele elementen van eenige maatschappij vooruitgang plaats vinden kan, terwijl de maatschappij, als geheel beschouwd, toch achteruitgaat, en wel, omdat de samenstelling ten opzichte der hoedanigheid vermindert. Wat de voedingsstatistiek betreft, deze is bij de vaststelling der kindersterfte het volledigst ontwikkeld, omdat de invloed van het dieet op de ontwikkeling van het kind het best na te gaan is en de afwijkingen van den regel het gemakkelijkst te constateeren zijn. Maar ook op dit gebied staan wij eerst aan het begin van den af te leggen weg en moeten wij ons vooralsnog vergenoegen met de verklaring, dat de voeding één der vele oorzaken is, die op den algemeenen gezondheidstoestand werken, maar dat één factor alleen geen geheel overwegenden invloed bezit. Hoe minder nu het weten nog voorhanden is, hoe grooter de speelruimte voor de tegenstrijdigste hypothesen, en daarvan legt de zeer omvangrijke letterkunde op dit gebied de beste getuigenis af. Zonder kennis der sociale toestanden en verhoudingen is buitendien hier niets te bereiken. Voeding en verpleging hangen grootendeels af van de meerdere of mindere ontwikkeling van het huiselijk leven, en de meerdere of mindere ontwikkeling der arbeids- en levenskracht staat weder in nauw verband met het sociale leven. Dit bemoeilijkt in hooge mate de juiste vaststelling van den invloed der verschillende factoren, waarvan gezondheid en levensduur afhangen. Eene zeer gunstige verhouding op het gebied der kindersterfte is bij de Kwakers waar te nemen. Volgens de opgaven van Fox bereikte de sterfte der kinderen beneden het eerste levensjaar, gedurende 1780 tot 1837, het hoogste cijfer van 15% bij de knapen en 11% bij de meisjes. Hier is de invloed te bespeuren van eene kalme en tevreden gemoedsstemming, van normale sociale levensomstandigheden en van de opmerkzaamheid, die in het algemeen aan de physiologische behoeften geschonken wordt. Bovenal is de heerschende matigheid voor den gezondheidstoestand van belang en de geringe sterfte onder de kinderen wordt door dit alles verklaarbaar. De Kwakers behooren voor een groot deel tot de godsdienstige vegetariërs, en in sommige gemeenten in Amerika worden zelfs twee verschillende tafels voor de gemeenschappelijke maaltijden gedekt, één voor de vleeschonthouders en één voor de vleescheters. Laatstgenoemden maken een zeer matig gebruik van dierlijke spijzen en verwerpen onvoorwaardelijk alles, wat van het varken afkomstig is, terwijl de eerstgenoemden ook geene melk, boter en eieren tot zich nemen. Veel gewicht wordt door beiden op het veelvuldig gebruik van groenten en ooft gelegd en hunne uitgebreide groenten- en oofttuinen worden op eene voorbeeldige wijze in orde gehouden. De kost der Kwakers is steeds eenvoudig; het ‘velerlei’ is buitengesloten en het ‘te veel’ is onbekend. De kleeding draagt hetzelfde karakter en de buitengemeene zindelijkheid komt hun overal zeer te stade. 's Zomers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staan zij te half vijf uur en 's winters te vijf ure op, ontbijten te 6 ure, nemen het middagmaal te 12 ure en de avondsoep te 6 ure, om tegen 9 à 9½ ure de rust te zoeken. De vrouwen verrichten nooit veldarbeid en plukken hoogstens de vruchten; afwisselend bezorgen zij de gemeenschappelijke keuken, terwijl de jeugd met de wasch bezig is. De mannen beoefenen zonder eenig onderscheid een handwerk; zij zijn vlijtig, maar kennen het slaven en zwoegen der loonarbeiders niet, daar zij met hunne krachten weten huis te houden. Zij onderscheiden zich door spaarzaamheid, bezonnenheid en eerlijkheidGa naar voetnoot(*). Van groote waarde is hunne geheele onthouding van alle sterke dranken, en het is hier de plaats, om op het nut der matigheid met het oog op de gezondheid te wijzen. De verzekeringsmaatschappij ‘The United Kingdom Temperance and General Provident Institution’ toont statistisch aan, dat de algemeene sterfte in hare gewone afdeeling van 1866 tot 1879 niet van de waarschijnlijkheidsberekening afweek, terwijl die der geheele onthouding 28% beneden deze sterftetafel bleef. Deze maatschappij verzekert op dien grond de geheele onthouders tegen lagere premiën. De ziekenkas der geheele onthouders, ‘The Rechabites’, levert even gunstige resultaten ten opzichte van den algemeenen gezondheidstoestand en de verklaring ligt voor de hand: de geheele onthouders bereiken een hoogeren trap van algemeene sociale welvaart; hunne leefwijze heeft grooten invloed op alle levensgewoonten en gebruiken en hunne opmerkzaamheid is op edele vermaken en ontspanningen gericht. Het is niet alleen de onthouding, die hier medespreekt, maar het zijn in gelijke mate de indirecte gevolgen, die uit de onthouding voortvloeien, wat de hervorming te voorschijn roept. De Israëlieten onderscheiden zich mede door gunstige sterftecijfers, waar er van de kinderen sprake is, en bij hen is vooral het getal doodgeboren kinderen betrekkelijk geringGa naar voetnoot(†). Alweder zijn het de grootere mate van algemeene, materieele welvaart, de gunstigere voorwaarden van bestaan, de lichamelijk minder vermoeiende bezigheid, de geregelde leefwijze en de strenge voorschriften der godsdienstige wetgeving, die dit gunstig verschijnsel verklaren. De zwangere vrouw geniet meer achting, want zij is niet meer alleen. Uit de eigenaardige karaktertrekken van den Israëlietischen stam vloeit eene grootere levenskracht voort; de godsdienstwet heeft dien gunstigen invloed uitgeoefend. Geheel anders ziet het er met de kindersterfte in Beieren uit, waar van verpleging der kinderen uiterst zelden sprake is en de voeding in het algemeen zeer veel te wenschen overlaat. Hoogzwangere vrouwen moeten nog bij den oogst behulpzaam zijn en kraamvrouwen verlaten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veelal reeds den tweeden of derden dag na de bevalling het bed, om de vroegere bezigheden te hervatten. Vele vrouwen zijn genoodzaakt, even zwaren arbeid te verrichten als de mannen, en daar overtreding der zedewet, zoowel bij gehuwden als bij ongehuwden, aan de orde van den dag is, spreekt het wel vanzelf, dat groote kindersterfte regel wordt. In het district Blaubeuren werden van 1861 tot 1866 5103 kinderen geboren, daarvan 1654 binnen de eerste drie maanden en 2427 in het eerste levensjaar stierven; 2772 kinderen werden door de moeders in het geheel niet en de overigen slechts zeer korten tijd aan de borst gelegd. Meestal geldt de voeding met de natuurlijke moedermelk als verachtelijk en krijgen de kinderen meelpap. Wordt koemelk gebruikt, dan ontvangen de kleine kinderen deze onverdund en koud. Om den honger en den dorst te stillen, krijgen zij nu en dan een ‘Schlotzer’, d.w.z. reeds gekauwd wittebrood, in den mond en om hen stil te houden of snel in slaap te wiegen, dienen papaverbollen en brandewijn. Zindelijkheid is geheel onbekend; daarenboven worden de kleinen op zeer onverstandige wijze gezwachteld en voortdurend aan groote temperatuursveranderingen blootgesteld. In Zuid-Duitschland stuiten wij herhaaldelijk op dergelijke ongunstige verschijnselen. In dit opzicht zijn vooral slecht aangeschreven het stroomgebied van den Donau en het Wurtembergsch-Beiersche bergland. IJsland, waar de kinderen zeer zelden met moedermelk gevoed worden, is door eene aanzienlijke kindersterfte gekenmerkt, terwijl op de Faroër, waar deze moederplichten ernstig opgenomen worden, eene zeer gunstige verhouding waar te nemen is. Scandinavië kent eene betrekkelijk geringe kindersterfte, ofschoon daar de zindelijkheid bij de verpleging zeer veel te wenschen overlaat, maar de moedermelk is althans de heerschende voeding voor de kleinen. Vele moeders voeden zelfs op deze wijze hare kinderen tot in het derde levensjaar, omdat zij meenen, daardoor hare eigen vruchtbaarheid te beperken, maar desniettemin laat de groote meerderheid de kinderen spoedig met de ouders aan tafel eten, om hen aan dierlijke melk en melkspijzen te wennen. Hier begunstigt het klimaat de verdere normale ontwikkeling. De plattelandsbevolking overweegt; de woningen zijn goed gebouwd en gezond, en nog vele andere omstandigheden werken mede, om eene goede verhouding te verkrijgen. In Engeland en Schotland bestaat bij de aristocratie de neiging, om de kinderen aan de zorg van minnen toe te vertrouwen, maar gewoonlijk geschiedt de keus met overleg en heeft aldaar de toebereiding der eerste voedingsmiddelen met verstand plaats. Bij de onbemiddelden heerscht groote voorliefde voor moeilijk te verteren meelspijzen, en wanneer de moeders uit werken gaan, komen veelal de verderfelijke slaapmiddelen voor den dag en ontbreekt de verpleging. Ongunstig is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de sterfteverhouding onder de kinderen der fabrieksbevolking, en alweder moet hier op den belangrijken invloed der sociale stelling gewezen worden. In Schotland worden de kinderen zelden door ondoelmatige kleeding in de natuurlijke ontwikkeling gehinderd en laten zelfs gegoeden hunne kinderen, totdat zij de school bezoeken, blootsvoets loopen, hetgeen eene zeer goede gewoonte is. De Angelsaksers zijn buitendien zindelijker. In een kerspel in Northumberland, door c.a. 200 menschen bewoond, werd gedurende twintig jaren geen enkel sterfgeval onder de kinderen geconstateerd; in drie districten van Surey bracht men de kindersterfte op 9%, terwijl gelijktijdig in Westmoreland 10.7%, in Lancashire 17½%, in Northinghamshire 18,1%, in Leicestershire 19½%, in de stad Liverpool 21% en in de stad Leicester 24% waar te nemen waren, en uit deze belangrijke afwijkingen blijkt, dat het zeer wel mogelijk is, gunstiger verhoudingen te verkrijgen. Indien in de stad Liverpool 50% meer kinderen binnen het vijfde levensjaar weggenomen worden dan op het platteland, dan is het zaak, met alle energie de middelen in toepassing te brengen, die de sterfte tot het bereikbaar minimum beperken. Eigenaardig is het, dat van de kinderen van de ‘Gentry’ 18%, van die der kleine burgerij 30% en van die der arbeidende klasse 56% binnen de eerste vijf levensjaren sterven. De sociale welvaart treedt hier als een factor van belang op. Niet minder invloed heeft het zedelijk beginsel; onder de onechte kinderen moet uit den aard der zaak de sterfte veel grooter zijn. In Breslau stierven in 1876 van elke 1000 levend geborenen 313 wettige en 479 onwettige kinderen; in Lübeck was van 1846 tot 1870 de verhouding deze: terwijl 17% der knapen en 13% der meisjes, uit wettige huwelijken ontsproten, aan de ouders ontvielen, was dit bij de onwettige met 32% resp. 27% het geval; in Leipzig stonden van 1870 tot 1874 20% der wettige tegenover 52% der onwettige; in Glasgow (van 1873 tot 1875) stierven van 1000 geborenen 152 wettige en 286 onwettige. In de vondelingshuizen is natuurlijk eene zeer ongunstige verhouding waar te nemen. Wolff gewaagt voor Petersburg (van 1870-76) van eene sterfte van 70%, terwijl 7000 kinderen jaarlijks in het gesticht opgenomen werden. Bij goede verpleging en zorgvuldige geneeskundige hulp zinkt dit cijfer toch nooit onder 50%. Frankrijk is er ten opzichte der kindersterfte daarom ongunstig aan toe, omdat daar het gebruik bestaat, de kinderen buitenshuis te laten opvoeden. Husson meent wel is waar in zijn Note sur la mortalité des enfants du premier âge nés dans la ville de Paris, dat de kleinen in den regel op het platteland goed verzorgd worden, maar de moeder is niet zoo gemakkelijk te vervangen, terwijl de contrôle ontbreekt. Reeds alleen de reis en de wisseling van het dieet in de eerste jeugd oefenen een zeer nadeeligen invloed uit. Zonder de kinderen der armen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mede te rekenen, is de regelmatige sterfte te Parijs van de kleinen, binnen het eerste levensjaar, 24%. ‘L'hospice des enfants assistés’ helpt onbemiddelden, hunne kinderen op het platteland te doen opvoeden; de sterfte onder dezen bedraagt 36%. ‘La direction municipale des nourrices’ zendt mede vele kleinen naar het platteland en constateert eene sterfte van gemiddeld 30%. ‘L'hôpital de la maternité’ zocht eene gunstige verhouding te verkrijgen door de afschaffing van geiten- en koemelk en nam daarvoor met goed gevolg ezelinnenmelk in de plaats. Dr. Tarnier wil voorts niets van de zuigflesch weten, waarmede ook elders slechte ondervinding opgedaan werd, en maakt van een lepel en een glas gebruik. Zijn recept luidt: acht weken ezelinnenmelk, tot de zesde maand toebereide koemelk, daarna koemelk in onverdunden toestand. Dr. Perret volgde het gegeven voorbeeld in de ‘Nourricerie des enfants assistés’, waar hoofdzakelijk syphilitische kinderen verpleegd worden. 86 kinderen vonden aldaar verpleging; daarvan kregen de eerste zes koemelk met de zuigflesch, maar vijf stierven; 42 gaf men geitenmelk en daarvan stierven 34; eindelijk voedde men 38 met ezelinnenmelk en daarvan stierven 10. Deze eerste proef toont derhalve eene wijziging in de sterfteverhouding van 83,33% tot 80,9% en 26,3%. Men ziet hieruit, hoe belangrijk dergelijke onderzoekingen zijn en hoeveel er nog op dit gebied te doen is, alvorens zekere grondslagen verkregen kunnen wordenGa naar voetnoot(*). In de Palts, Opper-Franken en het noorden van Midden-Franken eggen de moeders hare kinderen aan de borst en verheugen zich over eene betrekkelijke geringe sterfte; elders, waar een kunstmatig voeden met pap, melk, gerstenlijm en cichoreikoffie plaats vindt, worden de hoogste sterftecijfers geconstateerd. In Beieren oefent het vroegtijdig doopen, veelal in het koudste jaargetijde, een slechten invloed op den gezondheidstoestand der kinderen uit. Het gezond gelegen en welvarende Zürich wijst op eene gemiddelde kindersterfte van niet minder dan 34%, hetgeen toegeschreven wordt aan de bloeiende zijde-industrie, die op vrouwenarbeid aangewezen is. Hetzelfde verschijnsel is in alle fabrieksdistricten geconstateerd, waar de vrouw fabriekarbeid verricht, en de manufactuurnijverheid laat in dit opzicht vele beklagenswaardige sporen achter. In Mühlhausen werd onmiddellijk eenige beterschap bespeurd, toen de zwangere vrouwen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eenige weken vóór de bevalling en zes weken daarna van den arbeid verschoond werden, zonder haar loon te verliezen. Uit deze weinige mededeelingen blijkt voldoende, dat er wel eenige bouwstoffen voor eene onpartijdige vergelijkende voedingsstatistiek voorhanden zijn, waar het de verpleging en het verschil van voeding tusschen de natuurlijke moedermelk en de kunstmatige methoden met koemelk, meelpappen, enz. geldt, maar tevens, dat er nog vele vragen onbeantwoord blijven. Wie wil nauwkeurig den invloed bepalen, dien zekere trap van sociale welvaart, de arbeid en de voeding op de vrouw uitoefenen gedurende hare periode van zwangerschap, en wat het kind daaraan bij de wording te danken heeft? Wie kan met zekerheid vaststellen, wat het kind in de eerste periode van ontwikkeling noodig heeft, om normaal te worden? Vele vragen van dien aard kunnen gesteld worden en zijn van algemeen belang, omdat de fouten der eerste periode later weder goedgemaakt moeten worden, hetgeen arbeid vereischt, die anders ter versterking der natuurlijke kracht zou dienen. In Liverpool onderscheidt men op de scholen de kinderen, die in kelders opgegroeid zijn, van de zoodanigen, die van den beginne aan goede lucht genoten, en wijdt bijzondere zorg aan de eerstgenoemden, om zoo mogelijk de sporen van dat euvel uit te wisschen. In het algemeen echter kan men zeggen, dat dezelfde verkwisting, die bij het gebruik der voornaamste voedingsmiddelen heerscht en ons tegenwoordig toonaangevend voedingssysteem kenmerkt, ook elders op den voorgrond treedt. Bij de overweging der voorwaarden van bestaan voor het jeugdig leven gaat men vrij lichtzinnig te werk, en zoo wordt menige onontbeerlijke kiem verstikt. Het zedelijk beginsel wordt daardoor in gelijke mate als het economisch beginsel benadeeld en de sociale maatschappij is geenszins zoo rijk, om voortdurend zoovele offers te kunnen brengen. De Duitsche vegetariërs erkenden de noodzakelijkheid, om de voordeelen van hunne dieetleer ten opzichte der gezondheid, der huishouding en der zedelijkheid nader aan te toonen, en daarom is de vereeniging ‘Thalysia’ gelden gaan bijeenbrengen met het doel, een in vegetariaanschen zin geleid weeshuis te stichten, waar de kinderen van jongs af overeenkomstig de natuurlijke leefwijze eene harmonische opvoeding zullen genieten. Zij hopen daardoor ook in slaat te zijn, eene practische bijdrage voor de vergelijkende voedingsstatistiek te leveren en daarmede een stap verder op den weg van den vooruitgang te zetten. In 1833 werd in het weeshuis van Albany (New-York), dat 80 tot 130 kinderen een verblijf biedt, eene hervorming van het voedingssysteem in verband met de algemeene pbysiologische gezondheidsvoorschriften ingevoerd. Men had tot dien tijd, éénmaal daags, rijkelijk vleesch of vleeschsoep op tafel gebracht en ging nu tot den uitsluitenden plantenkost over, waarbij natuurlijk op de noodzakelijke afwisseling en eene goede toebereiding gelet werd. Drie jaren later deelde de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoofdonderwijzer mede, ‘dat de invloed der nieuwe leefwijze op de geestvermogens der kinderen te in het oog vallend was, om nog langer betwijfeld te kunnen worden. De elasticiteit van het lichaam en den geest was sterk toegenomen en noch het geheugen noch de snelheid en scherpte van begrip lieten iets meer te wenschen over.’ Een Zwitser, Dr. Korke, constateerde hetzelfde in de door hem gedirigeerde school te Syra, die 2 à 300 leerlingen telde, en schreef dit, naast de physiologisch juiste levensgewoonten en gebruiken, aan het dieet toe, dat uit brood van ongebuild tarwemeel, vijgen, rozijnen, granaatappelen, olijven en andere vruchten met water bestond. Deze Grieksche kinderen onderscheidden zich door levendigheid van geest, buitengemeene leergraagte, een sterk geheugen, een snel bevattingsvermogen en een gezond en veerkrachtig lichaam. Mevrouw Stein-Sembritski richtte bij Berlijn een hygiënisch kinderasyl voor verwaarloosden op, waar het vegetariaansch dieet in toepassing gebracht wordt, en Dr. Dock getuigde, dat hij over de resultaten verbaasd had gestaan, daar de gezondheidstoestand der kinderen, zelfs der meest verwaarloosde, weinig meer te wenschen overliet. Hij roemde tevens de intelligente toepassing der algemeene gezondheidswetten en achtte hetgeen hier met een brood- en melkdieet bereikt werd, voorbeeldig. Juist bij de kindervoeding en verpleging zijn door het vegetarianisme schitterende resultaten verkregen, en het is dan ook zeer verklaarbaar, dat Lamartine in zijne Confidences nog op later leeftijd meent, niet dankbaar genoeg te kunnen zijn voor het voorrecht, dat hij tot zijn 12de jaar van den vleeschkost geheel verschoond gebleven is. Dr. med. Bilfinger te Hall in Wurtemberg komt op tegen Sonderegger's gezochte geestigheid, dat de kinderen van vegetariërs bleek en teer zijn. ‘In de eerste jeugd’, zegt namelijk de physioloog Sonderegger, ‘vallen zij meer om dan andere kinderen; later valt hun minder in en steeds vallen zij op door hunne onnatuurlijke matheid.’ Bilfinger kon daartoe op zijne eigen kinderen wijzen, ware toonbeelden van gezondheid en kracht, en had gelegenheid, om zijne vegetariaansche theorie aan de practijk te toetsen. Vergelijkenderwijze stelde hij 40 kinderen van vegetariërs tegenover anderen, om daarna op overtuigende wijze de ongerijmdheid van het heerschend vooroordeel aan te toonen. Het spreekt wel vanzelf, dat hij geene kinderen van proletariërs uitkoos, maar zooveel mogelijk voor beiden een gelijken maatstaf aannam. Dr. Paul Niemeyer noemde te recht deze 40 kinderen van vegetariërs ware sieraden, die meer propaganda konden maken voor het vegetarianisme dan een vloed van brochures en periodieke strijdschriften. Het glanspunt der Trappistenstichtingen is het weeshuis voor knapen in het klooster Maria-Stern te Banjaluka in Bosnië. Niet alleen het uiterlijk voorkomen der knapen trok de aandacht der bezoekers, maar ook hunne kennis en vooral hunne handigheid vonden steeds den algemee- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen bijval. Zij spreken en schrijven vlug en correct Latijn, Duitsch en Bosniakisch en munten uit in de vervaardiging van sloten, schoenen en schrijnwerkersarbeid, binden elegant en solide boeken en zijn in alle handwerken zeer bedreven. Deze acht- tot veertienjarige leerlingen zijn door en door gezond en sterk, ware typen van mannelijke schoonheid. Zij kennen niet de stads- of gemeentescholen, die in geringe mate lucht en beweging te genieten geven en voor de staling der krachten geene voldoende gelegenheid aanbieden; zij weten niets van het kunstmatig systeem van overlading, overprikkeling, overspanning, verweekelijking en volstopping met onverteerbare lichamelijke en geestelijke spijzen, die zelfs de sterkste naturen nu en dan tot kreupelen maken. Geene epidemieën zoeken hier hare offers op, waar gezonde sappen en normaal samengesteld bloed de heerschappij in de welgevormde en steeds geoefende lichamen voeren. Deze knapen vergasten zich niet aan vleesch, aan sterke dranken, aan koffie, thee, tabak en specerijen, aan suiker en azijn; hun voedsel bestaat uit zemelhoudend, goedgebakken brood, uit week gekookte leguminosen met water ter bevrediging van den dorst en ooft als lekkernij. Het grootste deel des jaars loopen zij blootshoofds en barrevoets, waarmede zij 's zomers de gloeiende zonnestralen en 's winters sneeuw en ijs trotseeren. Hunne kleeding bestaat uit blouse en pantalon van sterke, echt wollen stof; 's nachts strekken zij de moede ledematen op een harden stroozak uit en slapen bij open venster, zonder ooit iets van verkoudheden te weten. Hunne longen vinden in berg en dal zuurstofrijke lucht genoeg, om steeds goed werkzaam te zijn, en de huid behoeft niet te klagen over verwaarloozing. Regelmatig wisselen arbeid en spel elkander af en naast de gymnastische oefeningen staan 's zomers het zwemmen en 's winters het schaatsenrijden in eere. Ziedaar streng vegetariaansche huismiddelen, waarmede krachtige mannen gevormd worden; ziedaar eene gezonde oplossing van eene beschaving, die de maatschappij met flinke burgers voorziet, met burgers, die even veerkrachtig als vrijheidlievend zijn, maar tevens eerbied voor den godsdienst en de geschiedenis der voorvaderen bezitten en trotsch blijven op hunne waardigheid als man. Hier wordt eene werkelijke bijdrage voor de vergelijkende statistiek omtrent arbeids- en levenskracht geleverdGa naar voetnoot(*). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is bekend, dat een Fransch geleerde, Jourdanet, zijn onderzoek naar den invloed der luchtdrukking op het leven van den mensch in een lijvig boekdeel nederlegde en den gemiddelden gezondheidstoestand in de verschillende streken van Frankrijk, aan de hand der sterftetafels van Bertillot, vaststelde. Het is bekend, dat de statistiek ijverig bezig is, om den invloed van het beroep op den levensduur na te gaan, en dat het door middel van vergelijking reeds gebleken is, dat een 25jarig geestelijke, onder normale omstandigheden, kans heeft, 11 jaren langer te leven dan een 25jarig restaurateur. Geen wonder dan ook, dat door velen op den invloed der voeding gelet wordt, want deze staat met de gezondheid en den levensduur in direct verband. In Europa was het tot nog toe niet mogelijk, de sterfte van vegetariërs tegenover die der vleescheters te plaatsen, om op deze wijze een eenigermate bruikbaar beeld van den invloed der voeding te krijgen. De talrijkste vegetariaansche vereeniging, die te Manchester gevestigd is, moest erkennen, zich nog niet met de voedingsstatistiek onledig gehouden te hebben, en zoo bleef niets anders over, dan het materiaal uit Azië te halen. James Meikle vergeleek in eene te Edinburg gehouden voordracht, getiteld: On the additional premium required for Residence of Foreign Climates, de algemeene sterfte onder de planteneters met die der vleescheters in de stad Bombay. Volgens den Health Officer kwamen er daar, van 1857 tot 1862, in het geheel 90,994 sterfgevallen voor, waarvan 8,574 ‘pulse-eaters’, alzoo eene soort vegetariërs, en 82,420 ‘flesh-eaters’, of liever aanhangers van den gemengden kost, waren. Als oorzaak van het overlijden wordt opgegeven:
Hieruit blijkt, dat de leguminoseneters meer van de ademhalingswerktuigen en van koortsen te lijden hebben, terwijl de vleescheters | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meer door de spijsverteringsorganen, door cholera, pokken en mazelen bedreigd worden.
Bij de samenstelling dezer interessante opgaven is niet op de voorwaarden van bestaan en evenmin op den leeftijd der verschillende overledenen gelet en de Engelsche vorscher noemt daarom ook zijn onderzoek een voorloopig resultaat. Het gelijktijdig optreden van een kouden wind en eene heete zon is in tropische gewesten eene bron van vele ziekten. Van de 3000 soldaten, die aan de wegen in Perzië werkten, waren dientengevolge geregeld 1000 door koorts gekweld. Dilke raadt daarom in zijn Greater Britain aan, in Indië wol op de huid te dragen. Rheumatische pijnen, verkoudheden, koortsen zijn de gewone schaduwzijden van dit klimaat, waarmede uit den aard der zaak gerekend moet worden. Humboldt verhaalt van de Otomacs, een Indiaanschen stam aan de Orinoce, dat aldaar een bepaald soort van zemelhoudende broodvruchten tot voeding dient en dat de gezondheid in het algemeen daarbij niets te wenschen overlaat. Dit meel wordt gekneed en gevormd, dan geroosterd en geruimen tijd bewaard. Per dag wordt daarvan per persoon gemiddeld ¾ tot 1¼ pond genoten. In Arabië zijn verzweringen van de maag aan de orde van den dag en wel als een gevolg van het overdadig gebruik van gedroogde dadels, en wij zouden dit een tegenhanger van de melaatschheid kunnen noemen, die in Noorwegen, op de Faroër en in IJsland door het te veelvuldig gebruik van visch ontstaat. Juist daarom houdt men algemeen de individualiseering der voedingsvraag voor de beste wijze, om licht in de heerschende duisternis te verspreiden. Deze individualiseering had Forster op het oog, toen hij de persoonlijke ondervinding van een aantal beroemde mannen, die het vegetarianisme huldigden, in den vorm van eene autobiographie, onder den titel van: Inquiry into the average Longevity of vegetarians compared with that of persons who live on mixed diet, liet verschijnen. Dit schitterend pleidooi voor de natuurlijke leefwijze wordt ook door de tegenstanders dezer richting van blijvende waarde geacht, maar zij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voegen er als het ware ter verontschuldiging aan toe, dat de ondervinding van een beperkt aantal personen, al behooren dezen ook tot de eerste corypheeën der intellectueele aristocratie, niet voldoende is, om eene algemeene theorie op te bouwen. Men houde de tegenstelling in het oog: voor den vleescheter is de snelle omzetting der organische weefsels de levensvoorwaarde bij uitnemendheid, omdat, volgens hem, alleen door de stofwisseling in het lichaam de stoffen gevormd kunnen worden, die ervoor bestemd zijn, om met de zuurstof der lucht in verbinding te treden en in physiologischen zin het leven op te bouwen, te onderhouden en de levenskracht voort te brengen. De vegetariër daarentegen stelt zich op het standpunt, dat de arbeids- en levenskracht, die heden verbruikt wordt, wel is waar morgen weder aangevuld is, maar dat dit proces toch noodzakelijk iets van zijn levensfonds weggenomen heeft en ons levenskapitaal steeds in verhouding tot het meer of minder verbruik gereduceerd wordt. Hoe juist het wezen en de toestand van onze voeding nu ook mogen wezen; hoe volledig ook de ons beheerschende wetten nagekomen worden; hoe volkomen ook de functiën van onze organen verricht worden en hoe gezond hare resultaten ook zijn, zoo ontneemt ons toch elke spijsverteringsverrichting en elke samentrekking van het hart iets van onze organische levenskracht. Hoe minder wij op de natuurlijke eigenschappen van onze organen letten, hoe sneller wij ook de aanvullingskracht uitputten en ons levensfonds verminderen. Het is daarom eene dwaling, te meenen, dat onze dagelijksche overtredingen der natuurlijke levenswetten op een druppel water gelijken, die, op een steen vallende, ternauwernood een indruk achterlaten, want langzaam maar zeker oefent elk vergrijp een zichtbaren invloed op de gezondheid en den levensduur uit. De vegetariër zegt met Hufeland: ‘Hoe langzamer de mensch groeit, hoe later hij zijn vollen wasdom bereikt, en hoe langer hij zijne krachten behoudt, hoe langer ook zijn levensduur zal zijn. Het leven staat in nauw verband met den duur der krachtontwikkeling. Alles, wat er alzoo toe bijdraagt, om het leven sneller te genieten, draagt er evenzeer toe bij, om zijn duur te bekorten. Wie lang wenscht te leven, zij matig en mijde een prikkelend dieet, d.w.z. veel vleesch, eieren, chocolade, wijn en specerijen.’ De vegetariër zegt met Albrecht von Haller, ‘dat een groot aantal voorbeelden leeren, dat hoofdzakelijk zoodanige personen zich door gezondheid en levenskracht onderscheiden, die steeds van grove, voornamelijk plantaardige voeding leven, eene voeding, die men gewoonlijk armoedig, eiwitarm en weinig voedzaam noemt. De dagelijksche ondervinding leert, dat de vleescheter, hoewel schijnbaar gezond en krachtig, zeer vatbaar is voor ziekten, die op bederf der vochten wijzen, en aan eenige kwaal sterft, die door eene eenvoudige en natuurlijke leefwijze, zoo al niet voorkomen, dan toch in hare ontwikkeling vertraagd zou zijn.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onder de voorbeelden ten gunste van het vegetarianisme staat John Howard, de groote menschenvriend en hervormer van het gevangeniswezen, bovenaan. Zijn biograaf Franz von Holtzendorff merkt op, dat zijne leefwijze even eenvoudig was als zijne kleeding. Zelden genoot hij andere voeding dan brood, vruchten, melk en thee; nooit echter kwamen vleesch en sterke dranken over zijne lippen en ofschoon hij van nature zeer zwak was en jarenlang met eene wankelende gezondheid te strijden had, bracht hij het toch ten gevolge van zijne aan ontbering grenzende matigheid zoover, dat zijn lichaam geheel onafhankelijk werd van den invloed van het klimaat en alles kon trotseeren. Wekenlang bracht hij in een ongemakkelijken reiswagen door, zonder zich meer rust te gunnen, dan noodig was, om van paarden te wisselen; 's nachts sliep hij als het ware in de open lucht. Howard werd in 1726 geboren en stierf in 1790. Opgevoed overeenkomstig streng Calvinistische beginselen en tot aan zijn einde een trouw en zelfverloochenend lid der Presbyteriaansche gemeente, was zijn denken, leven en werken reeds vroegtijdig op godsvrucht, zelfbeheersching en eenvoud gericht. Hij leefde uitsluitend voor anderen en wijdde zich geheel aan de taak, het lot der arme gevangenen en der lijdenden te verbeteren en te verzachten. Daartoe was het noodig, de behandeling der gevangenen en de verpleging van zieken in Europa persoonlijk te leeren kennen, want hij vergenoegde er zich niet mede, het betere te willen, maar sloeg zelf de hand aan den ploeg, om de algemeene menschenliefde ook op het werkelijk leven toe te passen. De geneesheeren zagen in Howard een candidaat voor de longtering en verklaarden hem reddeloos verloren, maar de jeugdige lijder meende, naast zijn vertrouwen op God, hulp te mogen verwachten van het vegetarianisme en hij bedroog zich, tot verbazing der mannen van de wetenschap, niet. Er zijn weinige menschen, die zooveel gereisd hebben als John Howard en daarbij tevens zoovele moeilijkheden en gevaren te overwinnen hadden. Een Amerikaan rekende eens uit, dat slechts één man meer mijlen in zijn leven afgelegd had dan deze menschenvriendGa naar voetnoot(*), n.l. John Wesley, 1702-1791, de stichter der Methodisten, die evenzeer in zijne, 1774 te Bristol uitgegeven, correspondentie getuigt, door den bekenden Engelschen natuurkundige en arts Dr. Cheijne (1671-1743) voor het vegetariaansch dieet gewonnen te zijn en eerst daarbij heil gevonden te hebben. Op zijne eerste reis naar Lissabon werd het schip, waarop Howard zich bevond, door Fransche kapers uit Bretagne op- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebracht en volgens de gewoonten dier dagen moest hij met de bemanning eene even onmenschelijke als levensgevaarlijke gevangenschap ondergaan. In onderaardsche, vochtige en van al het noodige ontbloote kerkers opgesloten, moesten deze ongelukkigen hongeren en dorsten, als wilde dieren met enkele hun nu en dan toegeworpen brokken in het leven gehouden. Zoo leerde Howard de kerkers van Brest, Morlaix en Carpaix kennen, maar terwijl honderden kloeke Engelschen in de Fransche casematten omkwamen, was het den zwakken teringlijder vergund, naar zijn vaderland terug te keeren. Van dit oogenblik besloot hij, de hervorming van het gevangeniswezen tot zijne levenstaak te maken. Geene gevangenis, geen ziekenhuis, geen oorlogsveld op Europeesch grondgebied bleef door Howard onbezocht en wij zien hem in de door de pest geteisterde streken aan het ziekbed der armen zitten, om hun de oogen toe te drukken, maar terwijl rondom de dood de sikkel zwaaide, bleef de wakkere menschenvriend gespaard; wij zien hem in de gevangenis bij de door de zoozeer gevreesde kerkerkoorts aangetasten waken, maar geene smetstof scheen op hem vat te hebben. Door zijne beschrijving van het lot der staatsgevangenen in de Bastille overal in Frankrijk met vervolging en inhechtenisneming bedreigd, wist hij toch verkleed in de gevangenissen aldaar door te dringen en onverschrokken onthulde hij ook verder de waarheid. De havens der Middellandsche zee stonden onder den ban der pest en Howard wilde de bijna onmenschelijke quarantaine-voorschriften dier dagen nader onderzoeken, om ook hierin eene humane hervorming te voorschijn te roepen. Daartoe nam hij plaats op een door pestlijders bemand schip en werd te Venetië veertien dagen lang als gevangene onder de strenge behandeling van geneesheeren geplaatst, waarbij hij alle voorschriften der politie persoonlijk leerde kennen. Ongedeerd keerde hij terug, om zijne ondervindingen in verband met de verpleging in de Europeesche ziekenhuizen te publiceeren en met positieve verbeteringsvoorstellen voor den dag te komen. Eerst op 64jarigen leeftijd, toen zijne lichaamskrachten door de voortdurende vermoeienissen ondermijnd waren en hij toch met jeugdigen ijver zijn werk voortzette, werd hij op het Russisch-Turksch oorlogsveld in Bessarabië bij de verpleging van typhuslijders door zware koortsen aangetast, waaraan hij bezweek. En geen wonder, want mijlenver was hij in een winternacht van Cherson op een ongezadeld paard door de heide naar eene arme lijderes gereden, die op zijne hulp wachtte. Eene eenvoudige groeve bergt aldaar de laatste overblijfselen van een even onverschrokken als onvermoeid pelgrim, die zijn vermogen van bijna een half millioen ter verlichting van het lot van arme medemenschen offerde, zonder iets voor zich noodig te hebben en te besteden. John Howard had geleerd, zijne behoeften aan zijn wil te onderwerpen, en die ontbering was voor hem genot. De geschriften van dien weldoener der menschheid, eens van baanbrekende beteekenis, worden tegenwoordig meestal ongelezen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ter zijde gelegd en toch bevatten zij de beste bouwstoffen, om te leeren kennen, wat zelfbeheersching en geloof in eene hoogere Macht op den mensch en zijne levensroeping vermogen en hoe in humanen zin duurzaam te hervormen is. Een ander voorbeeld van het vegetarianisme biedt ons het leven van Gustav Struve, die door de studie van Plutarchos voor de leefwijze van Pythagoras gewonnen werd en in 1832, na het verlaten van den staatsdienst, tot het vegetarianisme overging. Het ethisch beginsel was voor dezen Duitschen revolutionnair van beslissenden invloed geweest, maar spoedig genoeg nam hij tevens waar, dat zijn vegetariaansch dieet, dat hij tien jaren lang met de geheele onthouding van eieren en melk verbond, een zeer gunstigen invloed op zijn gezondheidstoestand uitoefende en hem tot eene hoeveelheid lichamelijken en intellectueelen arbeid in staat stelde, waaraan hij vóór dien tijd niet in de verste verte had kunnen denken. Daarbij bleef hij steeds frisch en opgewekt, niet langer gekweld door congesties naar het hoofd, door migraine, hämerrhoiden, gal en lever. In 1848 kreeg Struve gelegenheid, te toonen, wat hij uit kon houden, daar zijne deelneming aan de revolutionnaire beweging hem tot een leven dwong, dat buitengewone energie, kracht en volharding vereischte. Kon reeds het mandaat voor het Frankforter parlement als toetssteen dienen, daar de radicaal door de vele volksmeetings en volksdemonstratiën meer dan anderen van zijne krachten moest vergen, zoo was dit nog veel meer het geval bij de voorbereiding en leiding der Badensche revolutie en bij de daaropvolgende opsluiting in de vochtige casematten der vesting Rastatt met den daarmede verbonden uiterst zwaren strafarbeid. Zelfs bij de sterkste vermoeienissen en de ongelooflijkste krachtsinspanningen bleef Struve aan zijn dieet getrouw en terwijl zijne politieke geestverwanten het hoofd lieten zinken en zoowel lichamelijk als geestelijk geknakt werden, stond hij pal en weerstond alles. Èn als volkstribuun, èn als aanvoerder der vrijscharen, èn als geleerde in de studeerkamer, èn als gevangene in het dwangbuis onderscheidde hij zich. Alleen aan zijne eenvoudige leefwijze bij geheele onthouding van vleesch en sterke dranken schreef hij het toe, dat hij zonder nadeelige gevolgen aan deze wisselvalligheden het hoofd kon bieden. Gedurende het door hem gevoerde proces voor zijne persoonlijke eer en vrijheid, steeds in gevaar zijn leven te verliezen, vond hij kalmte en zelfbeheersching genoeg, om de eerste twee deelen van zijne wereldgeschiedenis te schrijven. In 1851 moest hij in de Vereenigde Staten een nieuw bestaan zoeken en ontbloot van alle middelen den strijd on het dagelijksch brood beginnen. Tien jaren was hij verplicht, aan de schrijftafel plaats te nemen, en nog als redacteur van meerdere tijdschriften en bladen vond hij 's nachts den tijd, om zijne wereldgeschiedenis te voltooien. Op 55jarigen leeftijd, in 1861, greep hij weder naar het zwaard, om den veldtocht tegen de partij der slaven- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
houders mede te maken, en twee veldtochten werden door hem bijgewoond. Wel voelde hij nu en dan den zwaren druk van het rusteloos krijgsleven, maar zijne gezondheid leed niet op den duur en toch hongerde hij liever, dan vleesch of sterke dranken aan te raken. In 1863 keerde hij naar zijn vaderland terug, om te Stuttgart op zijne lauweren te rusten. Aldaar sloten zich een klein getal vegetariërs bij hem aan en wat de theorie niet vermocht, wat het debat niet tot stand bracht, wat de overreding niet bereikte, dat werd door het voorbeeld verkregen. Terwijl de veel gezondere en krachtigere studiegenooten uit zijne jeugd òf reeds ten grave ware gedaald, òf reeds lang versleten waren, genoot de geheel-onthouder Struve nog de vruchten van de oefening van lichaam en geest, in staat meer te verrichten dan de meeste tegenstanders van gelijken leeftijd en zonder ooit in de handen der geneeskundigen gevallen te zijn. De grijsaard bezat nog de volle kracht en frischheid van den jongeling. Een ander voorbeeld biedt ons Benjamin Franklin, Amerika's grootste burger. Franklin was door Thomas Tryon's verdienstelijk werk: The way to health, long living and happiness, voor het vegetarianisme gewonnen en leerde de toepassing van dit beginsel door den kwaker Shillitoe in Tottenham nader kennen. Deze kwaker was op 45jarigen leeftijd tot de natuurlijk leefwijze overgegaan, om eene laatste poging tot herstel van zijne zeer geschokte gezondheid te wagen, en hij vond bij dit dieet zooveel baat, dat hij nog op 90jarigen leeftijd zonder te rusten 12 Engelsche mijlen te voet aflegde. Hij getuigde, dat de geheele onthouding zeer gunstig op zijn karakter gewerkt had. Eertijds prikkelbaar en hartstochtelijk, had hij zich leeren beheerschen, en sedert dien tijd voelde hij zich gelukkig en tevreden. Franklin nam het vegetariaansch dieet aan en zegt in zijn: The way to wealth, dat plantaardige voeding voor hersenarbeid verreweg te verkiezen is. Zij werkt indirect mede, om snel te begrijpen en helder van geest te worden. ‘Plantaardige voeding’, zegt hij, ‘zet de organen niet overmatig uit en overlaadt niet het gestel; ook verbreekt zij niet de regelmatige ontwikkeling van den geest, die onder het gewicht, de hoeveelheid en den warmtegraad van dierlijk voedsel lijdt. De matigheid bestaat niet alleen in de hoeveelheid, maar bovenal in de eigenschappen der spijzen.’ In de drukkerij, waar Franklin zijne loopbaan begon, kreeg hij den bijnaam van den water-Amerikaan, maar de algemeene verbazing was groot, toen deze, hoewel levende van plantaardige voeding en water, niet alleen even hard en even lang als de anderen den zwaarsten arbeid kon verrichten, maar spoedig allen in lichaamskracht, energie en volharding overtrof. Daarbij werkte hij 's nachts aan de voltooiing van zijne ontwikkeling en onderscheidde zich steeds door opgewektheid, bescheidenheid en vriendelijkheid. Wanneer de anderen onder de naweeën van het biergebruik gebukt gingen en slaperig aan het werk togen, was Franklin frisch en helder. Wat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door de leefwijze gespaard werd, kon voor de uitbreiding der kleine bibliotheek uitgegeven worden, en op later leeftijd wees hij te recht op de noodzakelijkheid, om alle neigingen en lusten te leeren beheerschen, indien er sprake zal wezen van de bereiking van eenig groot doel of indien de mogelijkheid zal bestaan, om eene werkelijk grootsche levenstaak te volbrengen. Hij bewees, wat ernst, wilskracht en arbeidsenergie vermogen, maar wanneer hij iemand een raad gaf, dan plaatste hij op den voorgrond, dat elke deugd geoefend moet worden; die oefening is genot. Toen Franklin als gevolmachtigde van Amerika in het Engelsche parlement verscheen, wekten zijne eenvoudige kleeding, zijne matige leefwijze en zijn echt republikeinsch karakter den algemeenen lachlust op, maar het duurde niet lang, of de bescheiden burger kon op de algemeene bewondering staat maken. Zijne leefwijze en bovenal zijne matigheid droegen er het meest toe bij, om hem tot aan zijn einde gezond van lichaam en geest te houden. Wanneer wij op een zoo eminent voorbeeld wijzen, mogen wij niet vergeten, ter karakteriseering van zijne werkelijk grootsche opvatting eraan te herinneren, dat deze groote uitvinder op natuurwetenschappelijk gebied nooit octrooi voor eenige uitvinding wilde nemen. ‘Wij genieten’, zeide hij, ‘de voordeelen der uitvindingen van anderen en zijn verplicht, onze eigen uitvindingen ook in den vollen zin des woords dienstbaar te maken aan het publiek belang.’ Franklin's zienswijze op het gebied van het dieet wekte Sylvester Graham (1794-1851) op, om van het vegetarianisme een punt van studie te maken. De voordeelen der natuurlijke leefwijze voor de gezondheid bespeurde hij snel aan zichzelf, daar hij door haar in staat gesteld werd, zijne moeielijke levenstaak te volbrengen. In hooge mate teringlijdend, moest hij in zijne jeugd menig beroep opgeven, omdat de gezondheid alles te wenschen overliet. Oorspronkelijk voor den onderwijzersstand bestemd, begon hij eerst in 1823 met de studie der theologie, om in 1826 in dienst der geheele onthouding te treden en voor de vereenigingen dezer richting propaganda te maken. Aan de onthouding van sterke dranken voegde hij nu ook die van dierlijke spijzen toe en om tegen den spot der zoogenaamde wetenschappelijke school gewapend te zijn, studeerde hij daarop anatomie en physiologie. In 1832 vestigde Graham te New-York de algemeene aandacht op het vegetarianisme als behoedmiddel tegen de cholera. Men huldigde aldaar de heerschende Europeesche zienswijze, dat een eiwitrijk dieet, d.w.z. vleesch en vleeschspijzen verbonden met goede wijnen, bij geheele onthouding van vruchten, enz. zeer aan te bevelen was. Graham kwam in een aantal openbare voorlezingen tegen deze meening op en ried daarentegen het vegetariaansch dieet met de toepassing der algemeene hygiënische voorschriften aan. Een groot aantal bewoners volgden dien raad en onder hen kwam geen enkel geval van cholera voor. Graham | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beriep zich op Dr. Tappan, directeur van het Park-ziekenhuis, die geconstateerd had, dat van de 12 assistenten, gedurende de cholera-epidemie aldaar aanwezig, slechts één, Sharrock, van alle verschijnselen dezer kwaadaardige ziekte verschoond bleef, en juist deze had een jaar lang het vegetarianisme consequent op zichzelf in toepassing gebracht. Na 1832 bereisde Graham de Vereenigde Staten, overal de volstrekte matigheid predikende, en zijne leer vond vooral ingang in Massachusets, waar hij de laatste jaren van zijn leven doorbracht. Er ontstonden in de meeste bondsstaten vereenigingen van Grahamisten en van zijne aanhangers traden van het standpunt der propaganda meer op den voorgrond: Dr. Alcott te Boston, Dr. Trall te New-York, Dr. Shew in de nabijheid van New-York en Dr. James C. Jackson. Graham gaf zijne voorlezingen in drie verschillende geschriften uit: Lectures on the Science of Human Life; Three unabridged Lectures on Diet en Philosophy of sacred history, considered in relation to human aliment and the wines of Scripture. Groote verdiensten verwierf hij zich door de behandeling der zedelijkheidsvraag in verband met de opvoeding van kinderen en bovenal met de toenemende ziekte der zelfbevlekking onder de jeugd. De voortplantingsleer is van niet minder belang dan de voedingsleer, en wanneer wij bedenken, dat beiden met onze gewichtigste organen in de innigste betrekking staan en ons zenuwleven in menig opzicht van beiden afhankelijk is, zoo spreekt het wel vanzelf, dat de physioloog de opvoeding niet kan behandelen zonder op het belang en den invloed der voortplanting op den algemeenen gezondsheidstoestand te wijzen. Zonder beheersching van de geslachtsdrift kan er van eene normale gezondheid en van eene harmonische ontwikkeling geene sprake zijn, en daarom moet het vegetarianisme juist op dit gebied hervormend optreden. Niet zonder reden zeide een Fransch geneeskundige van naam tot een ijverig vegetariaansch hygiënist te Parijs: ‘Indien gij hier propaganda voor het vegetarianisme wilt maken, verzwijg dan de consequentie op het gebied der moraliteit, want eer offert ons geslacht de aanbidding van den buik, dan dat het afstand doet van den zinnelijken lust.’ De kuischheid van het karakter, te voorschijn tredende in leer en wandel, ziedaar het brandpunt der geheele quaestie, want zonder volkomen beheersching der geslachtsbegeerte en der materieele behoeften is zij eene hersenschim. Juist hier oefent de wilskracht een beslissenden invloed uit. Sylvester Graham zag dit te recht in en betrad daarom met buitengewone energie het gebied der algemeene moraliteit, om als menschkundig geneesheer eene der hoofdkwalen van onze maatschappij eerst te onderzoeken en dan de geneesmiddelen aan te geven. Het zou ons te ver voeren, hem hier op dat gebied te volgen. Met deze enkele voorbeelden uit het leven van algemeen erkende mannen van beteekenis kunnen wij volstaan, daar het er alleen op aankomt, erop te wijzen, dat de bewering: ‘Hersenarbeid is uitsluitend | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met gemengden kost mogelijk’, tot de zoodanige hypothesen behoort, die ter wille der heerschende Europeesche mode uit gewoonte en gemakzucht ontstaan zijn. Die mode huldigt de roastbeafs en côtelettes, ofschoon men zeer goed weet, dat de groote denkers nu juist niet aan de welvoorziene tafels ontsproten zijn, maar dat deze gelegenheden ter maagvergoding meer door de helden der beurs en der rustende burgerij opgezocht worden. De zeer bescheiden tafel van Socrates kunnen wij niet ontleden en het sober middagmaal van Newton heeft nooit een punt van nauwkeurig onderzoek uitgemaakt, maar zooveel is bekend, dat volstrekte matigheid den grondslag van hun leven uitmaakte. Torquato Tasso dichtte het grootste gedeelte van zijn Jeruzalem verlost in het klooster der Cisterziënsers Chailly bij Senlis, en de Cisterziënsers huldigen de leefwijze van Pythagoras. Lord Byron leefde geruimen tijd alleen van plantaardig voedsel en juist in dezen tijd vallen zijne geniaalste dichtwerken; zijn tijdgenoot en vriend Shelley bezong in Queen Mab en de Fragments on the vegetable diet de natuurlijke leefwijze, die hij ook in het werkelijk leven op zichzelf toepaste. Walter Scott nam er een tijdlang de proef mede, maar keerde tot zijn voormalig dieet terug. John Locke komt in zijne Thoughts on Education voor een vegetariaansch dieet op, voor zoover er van de jeugd sprake is, als voorbereiding tot de matigheid op rijper leeftijd. Jean Paul gewaagt in zijn Levana oder Erziehungslehre van den ongunstigen invloed der vleeschvoeding op het karakter der kinderen. Wij zouden eene wandeling door het groote gebied des geestes kunnen maken, om te doen zien, dat terugkeer tot de natuur het voornaamste middel tot wezenlijke beschaving is, al zijn ook niet allen, die dien terugkeer voor noodzakelijk houden, echter in merg en been consequente vegetariërs. Dezulken dragen ertoe bij, om de geheele quaestie aan een onbevooroordeeld onderzoek te onderwerpen en de tegenstellingen ten slotte in het volle licht der humaniteit te plaatsen. Aan dien terugkeer wordt de noodzakelijkheid ter regeneratie der historische menschheid vastgeknoopt; aan hare mogelijkheid gelooft de vegetariër en aan hare toepassing wijdt hij zijn leven. Dusseldorp. (Wordt vervolgd.) a.j. domela nieuwenhuis. |
|