De Tijdspiegel. Jaargang 40
(1883)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– AuteursrechtvrijDe feiten van het spiritisme.Spiritisme en Christendom, door L.C. Meijer.Reeds honderd- en zooveel maal is door de aanhangers van het spiritisme in woord en geschrift verkondigd, dat de eerste lichten van de wetenschappelijke wereld de feiten van het spiritisme onderzocht en erkend hebben; gewoonlijk worden bij die gelegenheid Wallace, Crookes, Perty, Zöllner, enz. hemelhoog verheven en moeten telkenmale de twijfelaars of ongeloovigen het misgelden als ‘kleine karakters’ (pag. 17), die zelfs aan spotten de voorkeur geven en geen ernstig onderzoek aandurven om der gevolgen wille. Ook in bovengenoemd werkje van Ds. Meijer wordt weer op datzelfde aanbeeld geslagen en worden die zoogenaamde feiten van het spiritisme als onomstootbaar den volke verkondigd. Herhaaldelijk wordt dan gesproken van partijdigheid tegen het spiritisme, zelfs van letterkundige immoraliteit, enz., om te eindigen met de voorstelling van het spiritisme als eene experimenteele wetenschap, waardoor intelligente wezens, de geesten van overledenen, kunnen worden opgeroepen, verschijnen en... worden gephotographeerd. Reeds vroegerGa naar voetnoot(*) heb ik over eenige dier zoogenaamde feiten van het spiritisme mijne meening gezegd; toch schijnt het mij niet ongewenscht, sommigen dier feiten, zooals zij in bovengenoemd boekje worden uiteengezet, nog eens beknopt te bespreken, om te doen zien, op welk wankelend voetstuk zij staan. Ik zal mij echter niet bezighouden met ‘mededeelingen en openbaringen van gene zijde van het graf’. Ik houd niet van ‘fantaisies d'outretombe’ en bespiegelingen over soortgelijke onderwerpen, omdat ik er weinig opwekkends in vind. | |
[pagina 44]
| |
Met veel ophef wordt gewag gemaakt van het mediumschap van de twee jongste dochters van zekeren Fox, koster van de methodistenkerk te Hydesville, New-York, die voor het eerst door kloptonen in gemeenschap kwamen met de geesten; en er wordt op bl. 23 meegedeeld, dat het eindbericht van alle commissiën, die benoemd werden, om die raadselachtige verschijnselen te onderzoeken, steeds was: dat er geen bedrog was te ontdekken. Maar is het Ds. Meijer dan onbekend, dat deze meisjes, die in 1848 niet beneden de 12 jaren waren, zooals Ds. M. zegt, maar 12 (Kate) en 14 (Margarethe), eenige jaren later zijn onderzocht door de Doctores Flint, Coventry en Lee en dat deze geneeskundigen na eene reeks van zorgvuldige proeven op de meisjes Fox tot het besluit zijn gekomen, dat vooral de jongste der twee zusters de kloptonen voortbracht en wel door bewuste spierbewegingen, ten gevolge waarvan in het kniegewricht het bovengedeelte van het scheenbeen (eminentia condyloïdea) buitenwaarts uit de gewrichtsholte van het dijbeen (fossa intercondyloïdea) wordt gebracht? Zóó ontstonden bij de meisjes Fox de kloptonen. Zie Figuier, Histoire du merveilleux Tome IV, pag. 337, en mijne brochure, pag. 35. Is het den schrijver dan onbekend, dat Dr. Schiff in de zitting van 18 April 1859 van de Académie de sciences aantoonde, dat de pees van de lange kuitbeenspier (m. peronaeus longus) dergelijke knapgeluiden kan voortbrengen en dat deze geleerde eene vermakelijke séance gaf van klopgeesten? En hoe Dr. Jobert en de beroemde chirurg Dr. Velpeau dit bevestigden en laatstgenoemde verschillende plaatsen van het menschelijk lichaam aangaf, waar dergelijke geluiden kunnen worden voortgebracht, die, als zij zwak zijn, op den hoorder den indruk maken van uit de verte te komen, maar als zij sterk zijn, nabij schijnen? Ook de experimenten van Crookes met Miss Florence Cook moeten weer dienst doen, te gelijk met de verschijningen van Katie King. Wie over den vrouwelijken geest van Katie King nadere bijzonderheden wil weten, kan mijne brochure daarover naslaan, waarin tevens de geschiedenis harer ontmaskering wordt verhaald. En wat het mediumschap betreft van Miss Cook, is Ds. Meijer dan zoo'n vreemdeling in Jeruzalem, dat hem niet bekend is, dat dit medium op 9 Januari 1880 in de British national association of Spiritualists (Great Russelstreet 38, London) ontmaskerd is door George R. Sitwel en Carl von Buch en dat de secretaris van die vereeniging, C.A. Burke, in de Times van 13 Januari 1880 geene der feiten loochent, (het relaas is namelijk ‘substantially accurate’), maar om de vereeniging en de experimenteele (!) spiritistische wetenschap schoon te wasschen, aanhaalt, dat Mevrouw Comer toch zoo deugdelijk en van alle zijden was op de proef gesteld door Mr. Crookes, toen zij ongehuwd was en Miss Florence Cook heette?! En nu vraag ik, welke waarde te hechten is aan al die zoogenaamde | |
[pagina 45]
| |
experimenten en geestverschijningen, die onder contrôle van dezen scheikundige hebben plaats gehad? Ik wijs er bij deze gelegenheid op, dat Crookes door de spiritisten nu eens Professor, dan eens Doctor wordt genoemd, noch het eene noch het andere is, maar steeds hemelhoog verheven wordt, ofschoon in het Quarterley Review (Spiritisme and its recent converts 1871, pag. 343 sqq) eene geheel andere getuigenis wordt afgelegd. Zijn de spiritisten gewoon, hem minstens gelijk te stellen met Faraday, Tyndall, Huxley, enz., volgens deze niet gewraakte getuigenis ontbreekt hem de breede basis van algemeene ontwikkeling en is hij op 't gebied der physiologie geheel en al vreemdeling. (Zie mijne brochure pag. 40.) Welke kasteelen zijn niet gebouwd op Williams? (Het medium Ch.E. Williams in Nederland, P.J. Kraft 1874) en...... Williams werd in Amsterdam op 10 Sept. 1878 te gelijk met Rita ontmaskerd. En wie was de particuliere geest van Williams? 't Was John King; en hoe werd deze gefabriceerd? In het verslag van de zitting in de Spiritual Notes van October 1878 bl. 46 kan men het lezen: met behulp van een zeer smerigen, versleten, valschen zwarten baard en 6 of 7 el smerige mousseline. Ik bezit eene authentieke photographie van dezen ‘geest’, gedagteekend 2 December 1874 en onderteekend, d.i. als echt gewaarmerkt, door den Russian Imperial Engineer P. Greck. 't Is dus niet te verwonderen, dat de baard smerig en versleten was, evenals de mousseline. Wie weet, hoeveel jaren beide dingen hebben dienst gedaan, om voor de goedgeloovige spiritisten den geest van John King te laten verschijnen! Ik wil niet meer spreken van Bastian en Taylor, die bedriegers waren, maar toch na de ontmaskering te Arnhem in Engeland en elders met succes opnieuw séances gaven en geesten lieten verschijnen. Zie The Medium and Daybreak bijv. van 30 April en 21 Mei 1875; in dit laatste nummer vindt men de portretten van deze Amerikaansche bedriegers, zeker omdat zij in Arnhem op 9 Dec. 1874 zoo slecht behandeld zijn. De Bamford brothers, die vóór hun verblijf te Arnhem uitstekende mediums waren, maakten op 23 en 25 Februari 1875 in Arnhem al een zeer treurig figuur, om niet van erger te spreken; toch verrichtten zij na dien tijd onder de spiritisten in Engeland met goed gevolg hunne goocheltoeren. Hun minder succes in Arnhem - men leze: dat zij in Arnhem niet bij machte waren, de geesten te doen verschijnen, omdat zij op de vingers werden gezien, - werd toegeschreven door de spiritisten aan minder goed voedsel of verandering van levenswijze! Ook het beroemde medium W. Eglinton, waarmede ik in December 1876 kennis maakte en dat onder de spiritisten in Engeland en ook in ons land een grooten naam had, bleek mij un pauvre sire te zijn. Als men het medium nauwlettend controleerde...... bleven de geesten weg. | |
[pagina 46]
| |
Ds. Meijer beroept zich op den uitslag en het rapport van de Dialectical Society (pag. 42 en pag. 43) en zegt, dat de slotsom zoo gunstig is voor het spiritisme en dat de werkelijkheid der feiten en verschijningen er zeer stellig door bevestigd wordt. Maar ik vraag, of de schrijver wel ernstig en critisch gelezen heeft de Mittheilung van Dr. James Edmunds (pag. 56-88 van het 1ste deel van het Bericht über den Spiritualismus von seiten des Comité's der Dialektischen Gesellschaft zu London, von Wittig und Aksákow. 1875). Wie het verslag van Dr. Edmunds, die toont een in alle opzichten scherp waarnemer te zijn, gelezen heeft, zal het met hem eens zijn, dat de feiten van het spiritisme hun oorsprong hebben in onbewust handelen en zelfbedrog, als zij niet het gevolg zijn van met opzet gepleegd bedrog (zie ook mijne brochure, pag. 48). Maar vooral overdenke men zijn naschrift. Daarin vermeldt hij, dat van het betrekkelijk zeer gering aantal personen, welke als medium in betrekking stonden met de verschijnselen, die gezien werden in het sub-comité, waarvan hij voorzitter was, twee krankzinnig zijn geworden kort na de opheffing der séances, terwijl een ander nog jong lid, die in het donker geesten zag verschijnen (dark séance) plotseling lam is geworden, waarschijnlijk wel ten gevolge van overprikkeling van het zenuwstelsel. In Ds. Meijer's boekje wordt opnieuw Slade aangehaald en moet dit medium onder het protectoraat van Zöllner's verbazend diepe theorie der ‘vierdimensionaler Wesen’ (?) de realiteit van de spiritistische verschijnselen bevestigen. Ik heb voor mij liggen het verslag van de Anthropological Section der Royal Society, zooals dat voorkomt in de Standard van 13, IX 1876. Daarin wordt van de experimenten van Slade gewag gemaakt en van nu en dan heftige en warme discussie tusschen Wallace en Crookes aan de eene zijde en Dr. Carpenter aan de andere zijde; laatstgenoemde daagde ten slotte Slade uit, een stoel in zijne kamer te doen bewegen, maar bij vol daglicht, of eene lei, die hij aan Slade zou geven, door de geesten te laten beschrijven. En een paar dagen daarna (Brief van 15 Sept. 1876 in de Times) ontmaskerden Prof. E. Ray Lankester en Dr. H.B. Donkin het medium Slade. Toen dit ‘medium’ eenigen tijd daarna te Berlijn zijne behendigheden met het kleine griffeltje vertoonde, berichtte R. Elcho in de Gartenlaube, 1877, pag. 793, dat hij daar nog altijd op dezelfde wijze te werk ging en eene tafel liet dansen met behulp van een zijner voeten. Ik zou nog kunnen aanhalen de mediums Gebr. Petty en Mevr. Clayer, die ook al onder Crookes wonderen hebben verricht, maar in Petersburg werden gewogen en te licht bevonden (zie mijne brochure, pag. 45). Het is mij niet onbekend, dat de spiritisten tegenover deze ver- | |
[pagina 47]
| |
schillende ontmaskeringen duizenden en tienduizenden zoogenaamde feiten zullen stellen, het eene al vreemder en zonderlinger dan het andere. Belangrijk voor de waarde van die feiten is en blijft echter de Mittheilung in bovengenoemd 1ste deel van het Bericht über den Spiritualismus, etc. van den heer Geary, een medestander van Dr. Edmunds, die de zittingen van eenige subcomité's bijwoonde. Steeds werden, zoo spreekt deze waarnemer, alle beschikkingen zoo gemaakt, als zij door de spiritisten werden gewenscht. Twijfelaars werden steeds zoo verwijderd mogelijk gehouden, of men verzocht hen, het niet lastig te maken. Nooit had eene manifestatie van geesten plaats, of er waren zoodanige toebereidselen gemaakt door een spiritist, als deze meende, dat noodig waren. En dan waren de verschijnselen, die hij in een zoodanig sub-comité zag, van dien aard, dat zij evengoed aan aardsche wezens als aan de geesten van afgestorvenen konden worden toegeschreven. De conclusie van dezen onderzoeker is niet weinig scherp en luidt als volgt: ‘De merkwaardigste verschijning, die door de bemoeiingen van de Dialectical Society is aan het licht gebracht, is naar mijne meening deze: dat er een zeer groot aantal menschen zijn, die ieder tot nog toe beschouwd heeft als goed bij hun verstand te zijn en van wie nu gebleken is, dat zij stokstijf gelooven, dat de geesten verrichten wat de spiritisten dezen aanwrijven.’ Arnhem, 28 October 1882. Dr. j.th. cattie. |
|