enkele vakken vergeten worden, maar wat nood is dit? Wat eenmaal degelijk onderwezen is, wordt later, wanneer het te pas mocht komen, spoedig weer aangeleerd, en van zoo menig vak van onderwijs kan 't geen kwaad, dat het later vergeten wordt, nadat het aanleeren daarvan den leerling vroeger toch nut heeft gedaan. Maar het gelijktijdig onderwijzen en aanhouden van alle vakken heeft bovendien nog dit bezwaar, dat bij het immer voortwoekerend examenstelsel aan de bijvakken, zelfs al zijn ze volstrekt geen hulpwetenschappen voor het speciaal vak, waarvoor het examen dient, te veel gehecht wordt. Klinkt het niet onzinnig, in een officieel examenverslag te lezen, dat candidaten voor het examen van apothekersbedienden afgewezen zijn wegens gebrekkige ken is van de.... vaderlandsche geschiedenis!
Hij doet opmerken, dat veelheid van onderwijsvakken niet, gelijk het heet, voldoet aan den eisch van afwisseling, om den geest frisch en veerkrachtig te houden. Die afwisseling wordt alleen verkregen, wanneer men het denkvermogen voor een oogenblik met rust laat, om de verbeeldingskracht, het aesthetisch gevoel of inspanning der spieren op den voorgrond te laten treden. Het afwisselend beoefenen van verschillende studievakken is geen afwisseling, maar bloote verwisseling; het ontspant den boog, die niet altijd gespannen kan blijven, geen oogenblik en dooft aldus den lust tot studie uit. Om dezelfde reden pleit hij voor het inkrimpen van het noodlottig huiswerk en eischt over het algemeen van het voorbereidend hooger onderwijs het volgende:
‘Eerstens, inkrimping van het aantal der leervakken, ook van den omvang van sommige, combinatie van andere....
Ten tweede: zooveel mogelijk, niet gelijktijdige maar achtereenvolgende beoefening van die vakken.
Ten derde: huiswerk voor slechts één, hoogstens twee wetenschappen, telkens tot zoolang het blijkt, dat in die één of twee voldoende vorderingen zijn gemaakt.’
De herziening van de wet op het hooger onderwijs is nog wel niet aangekondigd, maar de klachten worden veelvuldig en men zal ook hier, evenals bij het middelbaar onderwijs, eene grondige herziening niet lang kunnen tegenhouden. De denkbeelden van Jan Holland zijn, dunkt ons, zoo gezond en gegrond, - ze komen trouwens van een bij uitstek bevoegd beoordeelaar - dat zij de overweging van ieder, die in de zaak belang stelt en bij de herziening betrokken is, ten volle verdienen. Om den ernst van het onderwerp is het te prijzen, dat in dit kleine boekske des schrijvers toon veel minder scherp en satiriek is dan gewoonlijk; zelfs het zoo even aangehaalde ongeloofelijke feit van het apothekersbediendenexamen wordt door hem als terloops vermeld, zonder dat hij er de fiolen zijner satire over leeggiet. Maakt dit de lezing al wat minder piquant, het verhoogt stellig de propageerende waarde van 's schrijvers denkbeelden, want zij, die de wetten maken en voorbereiden, zijn een deftig en ernstig volkje, dat niet gediend is met spot en luchtigheid, maar alleen naar ernstige taal luistert. Indien de kalmte van Jan Holland's laatste lettervrucht aan zijne denkbeelden een gunstig onthaal in die deftige officieele kringen bezorgt, dan brengen wij gaarne het genot voor ditmaal ten offer, dat zijne scherpe pen ons gewoonlijk geeft.
R.