De Tijdspiegel. Jaargang 39(1882)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 311] [p. 311] Krankzinnig. (Naar Victor Hugo.) Als enklen, zich bewust, den weg der sleur verlaten, dan is der wereld oirdeel ras gereed: dan heet dat híér ‘krankzinnig’, - dáár ‘verwaten’, dan overstelpt men hen met smaad en leed; tot - na ‘rijp (!) onderzoek’, en veel ontbeerlijk praten, - door later teelt hun schim een hulde wordt gebracht: natuurlijk (!)‘in den naam van 't menschelijk geslacht’. Hoe vreeslijk lang is vaak de schoonste der gedachten een maagd, die vruchtloos den beminde beidt! De zot durft driest als ‘dwaasheid’ haar verachten; der ‘wijzen’ wenk maant tot ‘omzichtigheid’; - tot eindlijk iemand, die een ‘morgen’ durft verwachten, getroffen door heur schoon, zich haar ten ridder gordt, en zij, der aard tot heil, een blijde moeder wordt. Krankzinnig was de man, die, door 't genie gedragen, Euroop den weg der Nieuwe Wereld wees; krankzinnig hij, die, aan een kruis geslagen, verlossen wilde uit zonde, en pijn, en vrees. Vergat eenmaal de zon aan de oosterkim te dagen, misschien dat slechts een ‘dwaas’, in dien benaauwden stond, een nieuwe bron van licht, en gloed, en leven vond. van heijst. Alkmaar. Vorige Volgende