De Tijdspiegel. Jaargang 39(1882)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 310] [p. 310] Een programma. (Van Ludwig Eckardt.) Nog altijd zijn 't de ‘weidsche heldendaden’, waarop de Moesa gretigst de oogen richt. In diepen nacht gehuld, door niets verraden, schuilt méér de stof voor 't koene heldendicht. Meer tragisch dan ‘'t vergaan van Trojaas wallen’ is dikwijls 't leven aan des armen haard..... Liet God, ook dáár, 't gordijn maar soms eens vallen ter pauze, die althands wàt smart bespaart. Geen dichter zinge meer van ‘Vorsten’, - ‘Helden’, voor wie 't gemeen zich in de modder bukt. Mocht voortaan 't lied uitsluitend namen melden, die op 't ‘Historieblad’ niet staan gedrukt. Het spreek van 't oog in eenzaamheid gebroken; van tranen in den bangen nacht gestort; van 't vrije woord in 't kerkerkrot gesproken, waarin het nimmer vriendlijk morgen wordt; van 't zweet der zorg, het deel des armen vaders; van moederpijn, als 't kindjen hooploos lag; het kampen van de speelbal des verraders; heur zelfmoord zonder lijkkrans, traan, beklag. Van zulke zieleworstling moest het spreken: van strijd in 's menschen kranke borst; zóó zich op 't zwijgen van 't ‘Geschiedblad’ wreken, dat slechts naar.... kruisjens van de vorsten dorst. Laat Kleio roemen wie zich 't ‘stoutst’ vermeten; gekroonde roovers sier héúr lauwertak: haar eedler zuster zinge wien, vergeten, in stomme smart het bloedend harte brak. van heijst. Alkmaar. Vorige Volgende