door hem vervaardigde voorwerpen niet beschrijven. Menigeen heeft een aantal daarvan op de Arnhemsche tentoonstelling kunnen zien en bewonderen. Ik voeg er alleen bij, dat ik eene groote relief kaart van ons land, door den heer Serraris vervaardigd, heb gezien, op welke een blinde land en zee, rivieren en spoorweglijnen, grenzen en steden der provinciën, enz. volkomen goed kan leeren kennen, en een dergelijken plattegrond van Amsterdam, waarop straten, grachten en publieke gebouwen met gemak door het gevoel alleen kunnen worden bestudeerd.
‘Was eenmaal’, zegt de Schrijver in zijne voorrede, ‘de lotsverbetering van den soldaat een doel van mijn streven geweest, thans zou. aan de lotsverbetering der blinden mijn arbeid gewijd zijn.’ Met dat doel gaf hij deze brochure van 35 bladzijden uit. Zij bevat in een kort bestek de inlichtingen, die noodig zijn, om iederen blinde, vooral iederen beschaafden blinde, den door den heer Serraris met zoo goed gevolg ingeslagen weg te doen betreden.
Die inlichtingen en aanwijzingen zijn beknopt, maar duidelijk en voldoende. Natuurlijk zal een blinde, die er gebruik van maakt, ook zelf moeten nadenken, zoeken en beproeven. Maar dat is juist het doel. Mannetje naar mannetje altijd hetzelfde na te maken zou op den duur even min den aan denken gewonen geest bevredigen als het gewone matten vlechten, netten knoopen, wijzerknopjes maken, enz.
Op twee zaken wensch ik nog opmerkzaam te maken.
De eerste is de eenvoudige maar hoogst doelmatige methode, die de heer Serraris aan de hand geeft, om zelfs blindgeborenen te leeren schrijven. Het gebruikelijke Brailleschrift is nuttig, omdat blinden erdoor in staat worden gesteld, om op het gevoel te lezen. Maar om met de maatschappij der zienden in gemeenschap te blijven, moet de blinde ook op de gewone wijze leeren schrijven. Dat niet te kunnen, verergert zijn isolement. En er is geen twijfel aan, of ook de blindgeborene kan volgens de methode-Serraris het schrijven leeren.
De tweede is deze. In zijn alleszins lezenswaardig slotwoord (waarvan ik de lezing ook aan hen, die tot blinden-instituten in eenige betrekking staan, zeer aanbeveel) drukt de Schrijver op het nut, dat zijne denkbeelden en zijn voorbeeld kunnen hebben voor blinden uit den beschaafden stand. Hij wenscht, dat in Nederland ten minste op één plaats eene gelegenheid worde geopend, waar dezulken de voorbereiding kunnen vinden voor het verrichten van een handwerk, dat den geest bezighoudt. Ik moet dat denkbeeld toejuichen. De heer Serraris heeft alles, waarmede hij zich bezighoudt, zelf gevonden en uitgedacht. Daartoe is niet iedereen in staat. Zelfs zullen zeer velen, ook met zijne handleiding, nog hulp van buiten noodig hebben; voor iedereen is het noodig, dat hem het boekje bij herhaling voorgelezen wordt. Het in 't leven roepen van eene inrichting, zooals de heer Serraris bedoelt, zou dus voor velen eene ware weldaad zijn, ook reeds,