| |
| |
| |
Letterkunde
Nieuwe uitgaven en vertalingen.
Men smaalt dikwerf op de vertaalwoede in ons land en niet zonder reden; op het gebied der roman-literatuur worden eene menigte prullen aan de markt gebracht, waarover men zoo niet den uitgever, dan toch den vertaler moet beklagen. Maar men moet aan den anderen kant ook niet vergeten, dat de vertaal-manie menig goed werk bracht, dat door eene Hollandsche bewerking hier meer verspreid kon worden en mede bevorderlijk was aan de algemeene ontwikkeling. Voor sommige werken ontbreekt het in ons kleine land niet zoozeer aan talenten, als wel door het beperkt debiet aan gelegenheid, om ze uit te geven. Zoo met de werken over algemeene geschiedenis; wij teren hier geheel op Duitsche vlijt en eene reeks van wetenschappelijke en populaire werken, sommigen van grooten omvang, zagen hier vertaald het licht en vonden veelal goeden aftrek.
Dit laatste meenen wij ook te kunnen voorspellen aan een nieuw werk van dien aard, dat verschijnt bij Tjeenk Willink te Zwolle, namelijk: De geschiedenis der wereld van het begin der Fransche omwenteling af tot op onze dagen door dr. G. Weber. Voor het Nederlandsche volk bewerkt door B. ter Haar Bz. Weber is een bekende in ons land door zijn ‘Handboek der algemeene geschiedenis’, bewerkt door Dr. A.W. de Klerck, dat te recht veel opgang heeft gemaakt en nog altijd veel gebruikt wordt. Weber beschrijft geschiedenis helder en aangenaam; hij geeft geene dorre opsomming van feiten, maar maakt van de geschiedenis een drama, dat voor onze oogen als wordt afgespeeld. Het aantrekkelijke van zijn werk ligt ook hierin, dat hij de
| |
| |
verschillende deelen van de geschiedenis samenvat; men vindt tevens geschiedenis van beschaving, letterkunde en godsdienst.
In zekeren zin is Weber's werk compilatie; maar daarin ligt geen verwijt; Weber heeft met ijzeren vlijt de nieuwste werken over geschiedenis gelezen en met oordeel en tact daarvan gebruik gemaakt. Daar, waar hij letterlijk aanhaalt, wijst hij zulks aan, soms met vermelding van den naam van den oorspronkelijken schrijver.
Behalve het ‘Handboek’ bestaat in het Duitsch eene ‘Allgemeine Weltgeschichte mit besonderer Berücksichtigung des Geistes- und Culturlebens der Völker und mit Benutzung der neueren geschichtlichen Forschungen für die gebildeten Stände bearbeitet’. Omstreeks twintig jaren geleden werd, indien wij ons niet vergissen, dit werk door Weber aangevangen en dezer dagen voltooid. De oude geschiedenis beslaat hier vier lijvige deelen, de Middeleeuwen vier, de Nieuwere vier en de Nieuwste geschiedenis drie, in het geheel dus vijftien deelen.
Bovengenoemde vertaling betreft de nieuwste geschiedenis en wordt door den uitgever gerekend op vier deelen, waarvan één verschenen is. De uitgever bestemde het werk tevens tot vervolg op Streckfuss' ‘Geschiedenis der wereld’, die eveneens hier vele lezers heeft gevonden. De vertaling is vloeiend en de uitgever zorgde voor flink formaat en goede letter.
Eene geschiedenis met platen heeft men tot nog toe hier nog niet durven ondernemen, om de licht verklaarbare reden, dat zulke werken te kostbaar zijn; toch hebben voor eene populaire uitgave afbeeldingen veel voor; niets is beter geschikt, om de voorstelling te gemoet te komen; hoe zal men zich een denkbeeld vormen van de paalwoningen, van de wapenen in den voortijd? Eene goede teekening doet hier meer af dan de keurigste beschrijving. De uitgever F.C. Bührmann te Amsterdam heeft zich aan zulk eene geschiedenis gewaagd met de uitgave van de Geillustreerde wereldgeschiedenis. Naar het Hoogduitsch bewerkt door P.H. Witkamp. De omslag vermeldt erbij: ‘met ongeveer 2000 platen, in den tekst 40 à 50 groote platen, kaarten, portretten, enz.; kompleet in 8 deelen van ongeveer 12 afleveringen’.
Voor eene ‘prachtuitgave’ kunnen wij dit werk niet houden, al zijn vele illustraties goed uitgevallen. Vergissen wij ons niet, dan hebben wij hier de clichés en ook de bewerking van de bij Otto Spamer verschenen ‘Illustrirte Weltgeschichte’. Vier afleveringen zijn tot heden verschenen en zij maken een goeden indruk. Op populaire wijze vangt de eerste aflevering aan met eene beschouwing over den ouderdom van het menschelijk geslacht, de verschillende menschenrassen, den voor-historischen tijd, de oude sagen. Hier en daar hadden wij gewenscht, dat de Schrijver zich minder apodictisch had uitgelaten over quaesties, waarover de geleerden 't nog lang niet eens zijn, b.v. de afstamming der menschen van één paar, welke voor geheel onjuist wordt verklaard, terwijl toch geleerden van naam hier nog altijd aan vasthouden. Het kaartje in de eerste aflevering van Fenicië en Palestina is net en duidelijk. Wij hopen, dat de uitgever zich in zijne onderneming niet teleurgesteld zal zien en ook deze, voor velen zonder twijfel zeer aantrekkelijke, geschiedenis tal van lezers zal vinden.
De ethnographie is hier te lande langen tijd te weinig gewaardeerd en de uitstekende werken, welke in het buitenland werden uitgegeven, kwamen alleen in handen van mannen van het vak. Toch is de algemeene versprei- | |
| |
ding van kennis op dit gebied misschien nog nuttiger dan de politieke geschiedenis; zonder ethnologie is de politieke geschiedenis meestal geheel onbegrijpelijk, terwijl volkenkennis in staat stelt de richting aan te wijzen, waarin de geschiedenis zich bewegen zal. Duitschland heeft voortreffelijke ethnologische werken; onder die van geen zeer grooten omvang noemen wij Peschel's beroemde ‘Völkerkunde’, een werk, dat onder de classieken mag gerekend worden; verder ‘Allgemeine Ethnographie’ van Friedrich Müller, waarvan in '79 een tweede druk verscheen, Peschel's ‘Völkerkunde’ is reeds eenige keeren herdrukt na den dood van den genialen schrijver. Vermelding verdient ook Karl Faulmann's ‘Illustrirte Culturgeschichte für Leser aller Stände’, dat echter voor ‘alle standen’ eerst geschikt zal zijn, wanneer die standen meer van ethnographie weten, dan in den regel hier althans het geval is.
Wanneer men van vertalingsplannen van deze werken nog niet heeft gehoord, dan is dat zeker wel te verwonderen van Peschel's ‘Völkerkunde’, dat niet alleen een aangenaam boek is om te lezen, maar ook voor het onderwijs dienstig kan zijn.
Voor eene algemeene verspreiding is zonder twijfel nog beter geschikt Friedrich von Hellwald's Natuurlijke Geschiedenis van den Mensch. Vrij vertaald door dr. Paul Harting, waarvan de eerste aflevering verscheen bij H.D. Tjeenk Willink te Haarlem. De afbeeldingen, waarmee dit werk is versierd, behooren tot het beste van wat op dit gebied wordt geleverd, terwijl Hellwald's naam ons borg staat, dat wij een inderdaad populair werk voor ons hebben; wij kennen weinig schrijvers, die zoo de gaaf bezitten, de resultaten der wetenschappelijke onderzoekingen in zulk een aangenamen vorm mee te deelen; men vindt bij hem geene dorre opsomming van de onderscheiden kenteekenen der menschenrassen, maar eene beschrijving van het leven in het algemeen, meedeelingen over sociale toestanden, over het huwelijk, over het huiselijk leven, over de godsdienstige begrippen, en dat alles met zulk eene onpartijdigheid en voorliefde, alsof Hellwald zich tot taak had gesteld, den Javanen een Javaan, den Australiër een Australiër te worden. Wat de waarde van dit werk verhoogt, is, dat men tusschen den tekst met kleine letter een aantal bijzonderheden vindt, aanhalingen van reizigers, bronnen, waaruit de meedeelingen zijn geput, enz. De vertaling van Dr. Harting heeft de waarde van het oorspronkelijke niet verminderd; het zou jammer geweest zijn, wanneer de bewerking van zulk een boek ware geschied fabriekmatig, zooals hier maar al te dikwerf 't geval is, en niet door een wetenschappelijk man. Wij verheugen ons, dat de heer Tjeenk Willink deze uitgave ondernam; berouwen zal het hem niet, want wij zouden ons zeer moeten vergissen, indien het publiek dit werk niet op prijs stelde.
Eenmaal aan het bespreken van werken over geschiedenis, willen wij ook nog melding maken van een boek, dat de tegenwoordige uitgever P.J. Diehl te Utrecht ons toezond en dat ook als vertaling juist niet nieuw is; wij bedoelen: Graaf Bismarck en zijn omgeving gedurende den Fransch-Duitschen oorlog door dr. Moritz Busch. Uit het Hoogduitsch vertaald door S.J. Andriessen. Ligt het aan de mindere bekendheid, dat dit boek, dat in Duitschland herhaalde malen herdrukt werd, zoo weinig wordt genoemd, of aan de weinige belangstelling ten onzent in de geschiedenis van Duitschland? Wellicht aan beiden. De twee deeltjes meedeelingen uit het merkwaardig tijdvak van '70 en '71
| |
| |
hebben aanspraak op meer waardeering; 't is waar, Busch deelt een aantal dingen mede, die vrij onbelangrijk zijn en een Nederlander volstrekt niets kunnen schelen, maar daarnaast staan tal van bijzonderheden, die den Duitschen geest in die dagen beter doen kennen dan de gewone geschiedenissen. Dagboeken zijn niet altijd amusant, maar toch interessant, waar het zulke personen en zulke tijden geldt.
K.
| |
Praktisch Handboek voor de ooftboomteelt in Nederland, door K.J.W. Ottolander (Groningen, Wolters).
Dit werk is uit zijn aard voor eene beoordeeling in een letterkundig tijdschrift niet geschikt. De studeerkamer is niet het terrein, waarop zulk een werk beoordeeld moet worden. Maar om het aan te kondigen en aan te bevelen, - voor zoover de naam van den Schrijver nog aanbeveling behoeft - ziedaar plicht van ieder, die het heeft gelezen en het publiek naderen kan. Hoe men ook over ons klimaat klaagt en pruttelt, dit is zeker, dat Nederland voor den tuinbouw en de ooftteelt een gezegend land is, welks keurige vruchten door warmer luchtstreken wel benijd mogen worden. Maar we hebben hier lang vruchten geteeld, gelijk Monsieur Jourdain proza schreef, - argeloos en domweg, zonder er veel bij na te denken.
De soorten, door vader en grootvader gekweekt, werden naar dezelfde verouderde methode door zoon en kleinzoon onveranderlijk aangehouden. In den laatsten tijd is er een betere geest ontwaakt. Men is bij de buitenlanders in de leer gegaan; men heeft gezien, hoever Frankrijk, Amerika en vooral België ons vooruit waren, en, schoon langzaam, zijn betere beginselen ook hier te lande doorgedrongen. Aan de wakkere phalanx der Boskooper boomkweekers, waaronder de Schrijver van dit handboek een der voornaamsten is, danken we den vooruitgang vooral, en niet minder aan den verdienstelijken Uitgever, die met hen medewerkte, o.a. door de uitgifte van het prachtige: Nederlandsche boomgaard.
Het vóór ons liggend handboek is volledig, beknopt, voor den liefhebberooftteler even lezenswaardig en nuttig als voor den tuinier van beroep, en kan in vele opzichten het werk van Knoop, dat, hoe verdienstelijk ook, natuurlijk verouderd is, vervangen als wetenschappelijke vraagbaak voor ooftboomteelt.
| |
| |
| |
G. Samarow, Hoogten en Laasten. Derde afdeeling: Verzoening en Zegen. Uit het Hoogduitsch. Deventer, A Ter Gunne. - Het Regiment van den Kroonprins, door Gregor Samarow. Uit het Hoogduitsch door J.V. Hendriks. Deventer, A. ter Gunne. - Louise Mühlbach. Frederik de Groote en zijn Koetsier. Naar 't Duitsch door A.J. Servaas van Rooyen. - Leonie, of licht uit duisternis. Binnen IJzeren Muren. Twee verhalen uit den Fransch-Duitschen oorlog, door Annie Lucas. Uit het Engelsch door Alma. Amsterdam. W.H. Kirberger. - Hart van IJzer en Hart van Goud. Roman van Anton Giulio Barrili. Uit het Italiaansch door Mej. Carolina van Deventer. Amsterdam, Y. Rogge.
Het loont in den regel de moeite niet, van vertaalde romans aan te wijzen, waarop eene gunstige of ongunstige beoordeeling berust. De uitgevers brengen ze door hunne reclames en de directeuren van leesgezelschappen en bibliotheken, door ze aan te koopen, in handen van het leesgrage publiek, lang voordat eenige aanprijzing of afkeuring in onze tijdschriften verschijnt. Ook krijgen de oorspronkelijke schrijvers de op en aanmerkingen, die men op hun werk meent te moeten maken, toch niet onder de oogen. Ik heb daarom met de Redactie van De Tijdspiegel afgesproken, van hetgeen zij mij ter aankondiging toezendt, voortaan slechts in 't kort op te geven, wat het ter lezing aanbiedt, tenzij het gehalte eene meer uitvoerige bespreking verdient; met bovenstaand lijstje maak ik een begin.
1. Na hetgeen ik van de eerste en tweede afdeeling van Samarow's Hoogten en Laagten reeds in dit tijdschrift gezegd heb, kan ik volstaan met de verzekering, dat deze derde afdeeling van den lang uitgesponnen roman (negen deelen!) het verhaal tot een bevredigend einde brengt. Wel komen in dit gedeelte ook nog geheime en openbare woelingen voor van de sociaal-democraten en laat Samarow in eene hunner bijeenkomsten nog Garibaldi een minder mooi figuur maken, maar de nog overgebleven romanhelden treden meer op den voorgrond, van de verdere ontwikkeling der intrige wordt meer werk gemaakt en, eind goed al goed, de ware Jozef krijgt zijne Maria.
2. Behoorde Hoogten en Laagten tot het genre, dat men, in navolging van de Duitschers, ook ten onzent ‘tijdromans’ (Zeitromane) gelieft te noemen, wat romans uit den tegenwoordigen tijd, of aan hedendaagsche maatschappelijke toestanden ontleend, moet beteekenen (als men het maar weet!), Het Regiment van den Kroonprins is een geschiedkundige roman en brengt Frederik II ten tooneele, toen hij nog kroonprins was. Zijn vader, de oude Koning, geeft in het begin van het verhaal een hofdametje ten huwelijk aan een zijner gunstelingen, dien het bevallige kind liever niet heeft, omdat zij op een ander verliefd is; hoe Zijne autocratische Majesteit genoopt wordt hierop terug te komen enz., is het hoofdonderwerp van het boek.
Samarow idealiseert den met zijn ouden heer verzoenden Prins wel wat sterk en geeft hem de mooie rol. Hoe de nog jeugdige aanstaande Koning, dorstende naar waarheid, met de heiligste bedoelingen zich onder de Vrijmetselaars laat opnemen, schotst hij uitvoerig, waarbij de onthulling der geheimenissen van de Maçonnerie voor gewone romanlezers zeker te veel plaats inneemt. Of het eene werkelijke onthulling mag heeten, kunnen alleen ingewijden beoordeelen; maar een gewoon mensch zou zeggen, dat wie aan zulk hocus pocus waarde hechten, zich wel mogen wachten, laag neer te zien op de eenvoudige ceremonien van den Protestantschen eeredienst.
Het werk is overigens zeer onderhoudend geschreven en het aangename der lectuur wordt verhoogd door de zeer voortreffelijke vertaling. De heer
| |
| |
Hendriks had, naar mijn oordeel, alle recht, zijn naam op den titel te plaatsen. Ter Gunne zorgde dezen keer voor eene nette uitgaaf.
3. In deze kleine novelle - in de vertaling 96 bladzijden lang - vertelt Louise Mühlbach, op hare prettige manier, hoe Koning Frederik's koetsier een lief meisje, dat hem gedurende eene ziekte met zorg had verpleegd, een handje helpt, om tot een gewenscht huwelijk te komen. De verhouding tusschen den ouden getrouwen dienaar en den Alte Fritz geeft iets eigenaardigs aan dit verhaal, dat zeer goed past in het kader der legenden en anekdoten, waarin de groote Pruisische Koning eene rol speelt.
De Vertaler, die zich goed van zijne taak heeft gekweten, gaf het boekje uit met een liefdadig doel, en het zou te betreuren zijn, als iemand van den aankoop zich liet terughouden door vooringenomenheid tegen de Schrijfster. Van al hetgeen hare romans, na een verbazenden opgang, zoo spoedig op den achtergrond drong, vindt men hier niets; en ik ben het volstrekt niet eens met hen, die beweerden, dat Servaas van Rooyen niet gelukkig was in zijne keus, toen hij - niet ‘ten voordeele van den brand’, maar van hen, die door dien brand geleden hadden - besloot, deze vertaalde novelle aan het liefdadige publiek van Nederland aan te bieden.
4. Als ‘uit het Engelsch’ niet op den titel stond, zou men onder het lezen van deze twee verhalen niet vermoeden, dat zij van eene Engelsche Schrijfster afkomstig zijn. De personen, die erin voorkomen, zijn allen Franschen en Duitschers, met een enkel Engelsch kind, dat onder hen verdwaalt.
Leonie St. Hilaire, eene Française, die met haar vader op het platteland leeft, beschrijft in het eerste verhaal, wat zij ondervond in het begin van den Fransch-Duitschen oorlog; en Renée de Laborde, eene Parijsche jonge dame, wat haar en hare familie overkwam gedurende het beleg van Frankrijk's hoofdstad.
Niet onaardig zijn de hier geschetste tafereeltjes, opgeluisterd door liefdeshistorietjes tusschen jongelieden van de beide elkander beoorlogende volken; maar het conventioneele der karakters en der toestanden, en vooral het te sterk uitkomen der godsdienstige strekking geven geen hoogen dunk van de kunstvaardigheid van Annie Lucas. De vorm van later opgeschreven herinneringen, die door aanteekeningen van een niet bijgehouden dagboek gesteund worden, doet bovendien afbreuk aan de aanschouwelijkheid der voorstelling en geeft soms iets mats, zelfs hier en daar iets gerekts aan hetgeen zij vertelt.
Beide ‘verhalen’ moeten dienen, om den invloed te doen uitkomen van den Bijbel, vooral van het zoogenaamd Bijbelsch Christendom, op jeugdige, vooral Roomsch-Katholieke, door twijfelzucht geschokte of door onheil bezwaarde harten. De Engelsche Schrijfster schijnt eene gemoedelijk ernstige, in geestelijke gemeenschap met haar Heer Jezus Christus levende, welmeenende Christin te zijn, die niets vuriger verlangt, dan hare lezers te winnen voor haar eigen zaligmakend geloof. Daartoe bezigt zij den romanvorm, en het is te begrijpen, dat hare geestverwanten, die niet meer behoeven gewonnen te worden, met haar zullen instemmen; maar of zij dieper denkenden en hooger ontwikkelden zal bewegen tot de utiliteitsleer van dit haar gematigd orthodox Christendom, acht ik minder waarschijnlijk. Voor Jan Rap en zijn maat is zij zeker veel te pieus, te gemoedelijk.....
5. Van geheel anderen aard is dit door Mej. Carolina van Deventer uit
| |
| |
het Italiaansch vertaalde werk. Het is een roman van den echten stempel, vol leven en beweging, met beeldschoone, allerbeminnelijkste en schier bovenmenschelijk edelmoedige helden en heldinnen, natuurlijk met een snooden booswicht ertusschen. Een verdonkeremaand testament, een proces daarover, een paar duels (die echter gelukkig nog bijtijds verhinderd worden!), in 't kort, van alles, wat in de romantiek voorkomt, kan men hier vinden. De oude Italiaansche geschiedenis van een zoon en eene dochter uit twee in onmin levende families, zooals de Capulets en de Montagues, die op elkander verliefd worden, - met dit onderscheid alleen, dat ze beiden van denzelfden overgrootvader afstammen en de strijd reeds bij hunne grootvaders begonnen is - wordt hier weder afgespeeld; maar onder hedendaagsche menschen, met zeden, gewoonten en maatschappelijke toestanden van het Napels van onze dagen. Echt romantisch, zonder iets van het realisme of naturalisme van den jongsten tijd, laat Barrili zich ook niet in met godsdienstige of zedelijke quaesties. Neen, hij schijnt een luimige, gezellige Italiaan te zijn, die onderhoudend vertelt, zijne roman-intrige goed opzet en geleidelijk afspint en u van het begin tot het einde aangenaam bezighoudt. Als dit zijn boek in eenig leesgezelschap rondgegaan zal zijn, zal het wel bij den directeur terugkomen met de zichtbare bewijzen, dat het veel gelezen werd: voor gewone romanverslinders is het als met een schaartje geknipt.
Mejuffrouw Van Deventer geeft eene vloeiende vertaling en de uitgaaf van den heer Rogge laat niets te wenschen over.
Kampen, Februari 1881.
j. hoek.
| |
Geen vertrouwen, door Golo Raimund. Naar het Hoogduitsch door Mej. C.v.O. Arnhem, J. Minkman.
Dit boek bevat drie verhalen. Het eerste is van Golo Raimund; de twee anderen zijn vertalingen uit het Engelsch van Ouida en getiteld: Opgericht en Cecil Castlemaine. Het eerste verhaal beantwoordt aan den titel van het boek; de twee andere verhalen kunnen op dien algemeenen titel geene aanspraak maken. Zij schijnen erbij gevoegd, om het boek 238 bladzijden groot te laten worden.
Golo Raimund laat ons in het eerste verhaal de noodlottige gevolgen zien, die het gemis aan vertrouwen na zich kan sleepen. Hij doet dat op zijne wijze. Wil dat van velen zijner werken zeggen: voortreffelijke wijze, dit verhaal kunnen wij niet onder zijne meesterstukken rangschikken. Er is pathos genoeg in, maar, om van eene enkele onwaarschijnlijkheid niet te spreken, ons komt het voor, dat het natuurlijke wel wat veel opgeofferd wordt aan het romantieke.
Opgericht is een phantastisch verhaal, waarin sommigen wel behagen zullen scheppen. In Cecil Castlemaine hinderden ous de vele bladzijden, die gevuld worden met de beschrijving van Cecil's schoonheid.
Niet overal is de vertaling goed geslaagd. Op bl. 45 spreekt Paula van haar liefelijk kind; bl. 154 lezen we van ergens eene antipathie legen hebben. Bl. 176.... ‘Gij zult u herinneren, dat geen schilling geld, geen roede
| |
| |
lands mij niet toebehoort.’ Niet gemakkelijk laten zich de twee lange volzinnen lezen op bl. 200 en 201, ieder van 17 regels. Ongenietbaar en onbegrijpelijk is een volzin op bl 207: ‘Zoo is het ook’, enz. Bl. 208: ‘met een gulden gloed op haar’; de lezer moet raden, dat de gulden gloed door de zonnestralen, waarvan op de vorige bladzijde gesproken was, veroorzaakt werd, en achter ‘haar’ bijvoegen: gelaat.
H.
|
|