dezen Latijnschen tekst zijn wel honderd handschriften overgebleven van zeer uiteenloopende redactie.
De historie van Appollonius werd buitendien opgenomen in de Gesta Romanorum, ‘eene in ongeveer 1350 tot stand gekomen verzameling van verhalen, sagen en legenden’, die o.a. ook in het Nederlandsch vertaald werd. De Latijnsche historie werd al vroeg gedrukt, denkelijk in 1470 voor het eerst, en later herhaalde malen. Zij werd ook in verschillende talen overgezet, welke vertalingen hier allen min of meer uitvoerig besproken worden. Zoo wordt o.a. gewezen op het verband van de Historie van Appollonius en Shakspere's Pericles Prince of Tyre en op de betrekking ervan tot de Fransche Chanson de geste de Jourdain de Blaivies.
Op deze belangrijke inleiding volgt dan de herdruk van het uiterst zeldzame Hollandsche volksboek, hetwelk zeker wel waard was, om weer onder elks bereik te worden gebracht, zij het ook maar om de vermaardheid, die deze roman in geheel Europa gehad heeft.
Ik kom tot het eerste opstel, voor de geschiedenis onzer Letterkunde verreweg het belangrijkste.
In de zeventiende eeuw werden bloemlezingen uit of verzamelingen van gedichten ter perse gelegd van poëten, wier lettervruchten niet allen bijeenverzameld waren, of die er slechts weinigen hadden vervaardigd. Een dier bundels, en zeker niet de minst belangrijke, is die, welke ten titel voert Verscheyde Nederduytsche Gedichten, en waarvan twee deelen het licht zagen. Het eerste werd in 1651 voor het eerst, en in 1659 opnieuw gedrukt; het tweede verliet in 1653 de pers.
Met het eerste deel, dat ‘zeer zeldzaam’ geworden is, doet ons Dr. Penon kennis maken.
Op den titel leest men, dat die bundel verzen bevat ‘van Grotius, Hooft, Barlaeus, Huygens, Vondel en anderen’. Die anderen worden soms genoemd, soms niet; over allen geeft de Uitgever der Bijdragen hoogst belangrijke opmerkingen ten beste, en vooral omtrent de tekstcritiek en bibliographie, waarvan hij bijzonder werk maakt, behartigenswaardige wenken.
De schrijvers, waarvan gedichten, met hun naam geteekend, in den bundel voorkomen, zijn: Reael, Hooft, Spieghel, Pieter en Hugo de Groot, Vondel, G. Brandt, Const. Huygens, Staeckmans, Jan Vos, Jer. de Decker, C. van Baerle, Anslo, Brosterhuysen, Boyus, Bruno, Fr. Martinius. Over deze allen vindt men hier mededeelingen van den Schrijver der Bijdragen, die òf voor de tekstcritiek, b.v. door het aanwijzen van grove misstellingen in sommige drukken dier gedichten, òf voor de vaststelling van den datum der stukken en de bibliographie dier dichters in het algemeen van groote waarde zijn. Ook hier weer komt de nauwkeurigheid en volledigheid zijner aanwijzingen op iedere bladzijde aan den dag.
Van al de genoemde Dichters was de naam in het Register op den