De Tijdspiegel. Jaargang 38
(1881)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– AuteursrechtvrijBijdrage tot de geschiedenis van het ceremonieel in de 18de eeuw.De XVIIIde eeuw, evenzeer bekend door hare eigenaardige liefhebberij voor berceaux, geschoren heggen, rechtlijnige paden, vierkante vijvers, boulingrins en parterres bij het aanleggen van lusthoven en buitenplaatsen, als door hare daarmee volkomen harmonieerende modes en kleederdrachten, onderscheidde zich bovenal door een tot in de kleinste bijzonderheden gereglementeerd ceremonieel, waarvan de bepalingen ons, die daarin veeleer eene belemmering dan een onmisbaren vorm zien, op zijn zachtst uitgedrukt allerzonderlingst voorkomen, omdat de XIXde eeuw op het punt van deftigheid en achtbaarheid | |
[pagina 88]
| |
meer democratische begrippen koestert dan hare aristocratische voorgangster, die, tot in het oneindige op plichtplegingen gesteld, in een uiterste verviel, dat, gelijk alle excessen verwerpelijk, toch in beginsel zijne goede zijde had door beter de maatschappelijke afstanden te bewaren, die in onze dagen ten eenen male dreigen te verdwijnen. Niet alleen in het politiek en kerkelijk verkeer, maar ook in de onderlinge relatiën van Kerk en Staat werd de étiquette zeer streng in acht genomen, en aangezien men bij die usantiën werd opgevoed en daarmede gaandeweg vertrouwd geraakte, werd de practijk ervan eene tweede natuur, en wat ons nu bevreemdt en doet glimlachen, behoorde toen tot de onmisbare kennis van een iegelijk, die in 's Lands of stadsregeering of in de Vaderlandsche kerk met eenig ambt of eenige waardigheid was bekleed; kortom, ieder lichaam, iedere vergadering was gebonden aan zekere officieele vormen, waarbij o.a. de rang, de zitplaats, de volgorde der conditiën of toasten, bij gelegenheid der ambtsbroederlijke maaltijden in te nemen en in te stellen, met de uiterste zorgvuldigheid waren geregeld en vastgesteld. Als eene bijdrage tot de geschiedenis van die bloeiperiode der Hollandsche deftigheidGa naar voetnoot(*) - een begrip, dat zijne weerga in geene andere taal kan aanwijzen, - zij het mij vergund een zoo beknopt mogelijk uittreksel te geven uit een HS., getiteld: Naukeurig Berigt aangaande de Coetus Hagiensis Deputatorum ad Autographa. In dit verslag wordt o.a. het ceremonieel omschreven, in acht genomen bij gelegenheid der bijeenkomst in 1758 van afgevaardigden uit de Nederlandsche provinciale synoden in Den Haag, tot het driejaarlijksch nazien der authentieke schrifturen van de in 1618 en '19 gehouden Synode Nationaal en van de ‘autographa of authentique Instrumenten’ van de nieuwe vertaling des O. en N. Testaments. De vergadering, tot gemeld doel bijeengeroepen, hield vier sessiën. De opening der samenkomst had plaats in de consistoriekamer van de Kloosterkerk in Den Haag, door den voorzitter der gedeputeerden van de Z.- en N.-Hollandsche synode, staande aan het hooger eind van de tafel. Hij verzocht de H. Eerw. Heeren en Broederen, elk in zijne orde en zijnen rang zitting te nemen op de daartoe bestemde plaatsen, die met cijfers van 1-22 op een rechthoek, de tafel verbeeldende, in het HS. zijn aangeduid. Daarna deed hij een kort gebed, geschikt naar de omstandigheid van tijd en zakenGa naar voetnoot(†), om de vergadering plechtig in te zegenen. Na onderzoek der credentialen of geloofsbrieven werden de leden op eene vriendelijke wijze door hem verwelkomd met eene korte aanspraak, waarbij de wensch werd geuit, dat de HH. de hun bevolen post en commissie met gezondheid, lust | |
[pagina 89]
| |
en genoegen mochten waarnemen, enz. De stemmen opgenomen en de acta van 1735 gelezen zijnde, berichtte de Praeses, dat de afgevaardigden van Z.- en N.-Holland bij den Heer Praesident van hunne Hoogmogenden reeds audientie hadden aangevraagd, om gezamenlijk de noodige vrijheid tot het nazien der authentieke schriften, zoo in Den Haag als te Leiden, onder 't gezag van HH. MM. te verzoeken, met mededeeling, dat het gehoor was bepaald op heden, Dinsdag, 24 Mei. Voorts werd vastgesteld, HH. MM. op eene plechtige wijze door al de leden van dit coetus gezamenlijk en naar rang, twee aan twee gaande, met den Praeses en Scriba aan 't hoofd, op te wachten en de gezegde visie of inzage te verzoeken. Een en ander afgehandeld zijnde en de bestemde tijd voor de audientie naderende, begaven de gedeputeerden zich in bovengemelde orde statelijk (d.i. deftig) naar het Hof, waar zij eerst in een door den kamerbewaarder van HH. MM. hun aangewezen vertrek eenigen tijd moesten vertoeven, alvorens te worden toegelaten ter Hooge vergadering, waar zij zich in orde en naar rang der provinciën en synoden plaatsten. Alsdan deed de Praeses, staande ter zijde van den Praesident van HH. MM., een weinig achterwaartsGa naar voetnoot(*) zijne aanspraak aan de illustre vergadering, wenschende op dezelve Gods dierbaarste zegeningen en doende het verzoek tot de visie voorn., en vervolgens de zaak van Gods Kerk, zoo binnen als buiten 's Lands, aan HH. MM. aanbevelende, waarop hun Voorzitter met dankzegging en zegenwensch antwoordde en de verzochte visie inwilligde, met toezegging van toezending der geheele resolutie dienaangaande. De Heeren en Broederen vertrokken daarop wederom in dezelfde orde, vertoefden in bovengemeld vertrek, totdat hun vanwege HH. MM. werd geboodschapt en verzocht, den volgenden morgen ter bestemder tijd in de Treves-kamer te verschijnen, terwijl de schriftelijke resolutie tevens aan een der gedeputeerden werd ter hand gesteld. In de consistorie-kamer teruggekeerd, werden de werkzaamheden hervat en o.a. vastgesteld, wederom een vriend-broederlijken maaltijd op Woensdagmiddag te houden en de bezorging daarvan aan twee deputaten, een van Z-. en een van N.-Holland, aanbevolen. Ten slotte, nadat de agenda waren afgeloopen, werd afgesproken, den volgenden dag 's morgens een uurtje vóór den bepaalden tijd in de consistorie-kamer te verschijnen en, als boven gezegd, zich naar het Hof te begeven. In de 2de sessie verschenen al de afgevaardigden, begaven zich op dezelfde statieuse wijze naar het Binnenhof en werden weldra bij de Edelmogenden-gecommitteerden, die den Praeses hadden laten verzoeken, het gebed niet te beginnen, dan alvorens daartoe uitgenoodigd, in de Treves-kamer binnengeleid, waar zij op eene ‘minnelijke’ wijze ontvangen zijnde, de Praeses der gedeputeerden, na eene gepaste aanspraak, verzocht met een nederig en ootmoedig gebed tot God te be- | |
[pagina 90]
| |
ginnen, hetgeen door hem, niet eer dan desverzocht, alle de gedeputeerden staande, met observatie van omstandigheden van tijd en zaken, werd uitgesproken. Daarop zette men zich neder, de beide gecommitteerden van HH. MM. aan het boveneind der tafel, elk in een armstoel, de gedeputeerden naar volgorde. Vervolgens werd overgegaan tot het doel der bijeenkomst, nl. het openen van de kistGa naar voetnoot(*), bevattende de authentieke stukken en papieren van de Nationale Synode, bestaande uit 17 banden, ‘keurelijk’ gebonden, die een voor een op de tafel van H.E. MM.Ga naar voetnoot(†) neergelegd en door hen nagezien werden, wat dan aan den Praeses en alle de volgende Broederen werd vergund, die de stukken doorbladerden en visiteerden, waartoe hun overvloedig tijd werd gegeven. Zeer wel bewaard en onbedorven bevonden, werden de documenten weder geborgen in de kist, met 8 bijzondere sloten voorzien, waarvan de sleutels aan den Griffier van HH. MM. werden overhandigd. Een plechtig dankgebed van den Praeses besloot de handeling, die tevens de gedeputeerden der Staten-Generaal op zeer verplichtende en eerbiedige wijze bedankte voor de genoten eer, ruimte, tijd en vrijheid tot de visie. Gewoonlijk werden de gedeputeerden dan verzocht, om zich ter bestemder tijd aan den aanslag te willen vervoegen, om vandaar met H.E.M.M. in twee Jachten naar Leiden te varen tot het doen der visie van de nieuwe overzetting des Bijbels. In de consistorie-kamer teruggekomen, werd, onder meer, besproken het vragen van audientie ter begroeting van ‘'t Hoog Vorstelijk Huis van Oranje en Nassau’ en de tocht naar Leiden, en ten slotte den Heeren en Broederen herinnerd, op den bepaalden tijd ter plaatse voornoemd present te zijn en, buiten de Jachten, de aankomst in te wachten van H.E.M.M. Na de 2de sessie werd 's Woensdagmiddags doorgaans de vriendbroederlijke maaltijd gehouden. Ziehier, zooveel mogelijk bekort, wat het HS. dienaangaande bevat: ‘I. Vooraf wort, daags te vooren, deeze maaltijdt bestelt door twee deputaten, en wel één van Z. en één van N. Holland, voor 3 à 4 gl. per man, na tijds gelegenheit. Dog de wijn daaronder niet gereekent zijnde. En betaalt ijder voor zigzelvenGa naar voetnoot(§), uyt zijn eigen zak. Wanneer is uytgereekent wat er verteert is: aan wijn, tabak, pijpen, dienstboden en oppassers, zoo contribueert elk daartoe evenveel. (Ao. 1752 was 't 5 gl. 18 st.; in 't geheel: 7 gl. 13 st. 1 penn.; voor allen f 169 - 19 - 8.) | |
[pagina 91]
| |
NB. Zomtijds legt men wel zelvs de wijn in; maar anders accordeert men met den Hospes, wat men geeven zal voor yder fles wijn. En dan moet de Koster of de Kerken-knegt belast worden nauwkeurig toe te zien en aan te teekenen hoeveel flessen, en wel van deze of gene wijn, er worden opgebragtGa naar voetnoot(*). II. Aan Taafel. A. worden de Heeren en Broederen door den Praeses, elk na zijn rang, in order geplaatst. 1. De Praeses plaatst zich aan de hooge zijde in 't midden van de Taafel. 2. 3. 4. 5. De gedeputeerden van Gelderlandt ter weêrszijde van den Pr., nl. de Scriba en de tweede in rang aan de regter en de overige twee aan de slinker zijde. 8. De tweede Dep. Z. Holle. aan de overzijde, regt tegenover den Praeses. 6. 7. De derde en vierde Dep. Z. Holle. aan de regter zijde van den tweeden Dep. Z. Holle. 9. 10. De twee depp. N. Holle. aan de slinker zijde van den tweeden Dep. Z. Holle., etc. (De gedep. der Walsche Synode bekleedde de laatste plaats, zijnde no. 22.) B. Wanneer nu de Heeren en Broederen aanzitten en de spijse is opgebragt, dan wort a. voor den Eeten door den Pr., staande, het gebedt gedaan; b. gedurende de Maaltijdt stelt de Pr. de conditiën in, drinkende, Met gemeene glaasjes: 1. Een glaasje van wellekomst. 2. De Heeren Directores. 3. De Heeren gedepp. van Gelderland. 4. De Heeren gedd. van Z. Holland. 5. De Heeren gedepp. van N. Holland. 6. De Heeren gedepp. van Zeeland. 7. De Heeren gedepp. van Utrecht. 8. De Heeren gedepp. van Friesland. 9. De Heeren gedepp. van Overijssel. 10. De Heeren gedepp. van Stadt en Lande. 11. Den Hr. gedep. van 't Landschap Drenthe. 12. Den Hr. gedep. van de Walsche Synode. Met twee glaasjes van distinctie of kleyne pocaaltjes stelt hij in de gezontheit en prosperiteit: 1. van H.H.M.M. de Heeren Staten-Generaal der Vereenigde Neederlanden. 2. De HH. Staaten van de bijzondere Provinciën. 3. De lang-duurige Unie tusschen de Staaten der zelven Nederl. Provinciën. 4. (nu) Den Heere Prince van Oranje [Willem V], Erfstadhouder. 5. Haar K.H. de Princesse-Gouvernante [zijne moeder, Anna, princesse van Engeland]. 6. De Princes Carolina. 7. De respective Synodens der Vereen. Nederlanden. 8. De goede Harmonie tusschen Mozes en AäronGa naar voetnoot(†). 9. De langdurige onderhouding der loffelijke | |
[pagina 92]
| |
correspondentieGa naar voetnoot(*) van de Nederl. Synoden. 10. H.E.M.M. de Gecomm. van H.H.M.M. tot deze grote plegtigheid. 11. De Palinuren van StaatGa naar voetnoot(†). Vervolgens ook nog: 1. Salus Patriae. 2. Alma Mater. (Het Universitair onderwijs.) 3. Salus Ecclesiae. 4. Salus Academiae. 5. De Patronanten. (De beschermers der Kerk.) 6. De goede Harmonie onder de Broederen. 7. Het goed succes van alle goede zaken. 8. Een glaasje van vrientschap. Tusschenbeiden drinkt men ook wel eens, met de kleyne glaasjes, op de gezontheit van: 1. De vrouwen der getrouwde Heeren. 2. De Inclinatiën van de ongetrouwden. 3. De respective Familiën. 4. De absente vrienden, enz. enz. En wordt ondertusschen de Taafel bedient: a. In 't gemeen: Door den Castelein, aan wien de Pr., wanneer het gebraadt op taafel is, een bierglas met wijn geeft, om op de gezontheit van de Heeren te drinken. Door zijne dienstboden. b. In 't byzonder: 1. Door den Koster van de Kloosterkerk. 2. Door den Kerken-knegt. 3. Door nog eenen; welke drie laatsten krijgen yder drie gulden, met een fles wijn, en als er wijn overschiet, yder twee flesschen franse wijn. Op 't einde van de maaltijt doet de Pr., staande, de dankzegging. III. En naa de Maaltijt gaat men zamen een pijpje rooken; een kopje Thee drinken. En elk blijft en drinkt naar zijn welgevallen’Ga naar voetnoot(§). Wanneer de dag van de derde sessie was aangebroken, begaven de Heeren en Broederen zich ter bestemder tijd, uit hunne logementen, naar de bepaalde plaats aan den aanslag, waar de aankomst van H.E.M.M. werd afgewacht, voordat men in de gereedliggende Jachten trad. In het 1ste vervoegden zich bij H.E.M.M. de Pr. en Scriba der afgevaardigden, met die van Gelderland, Z.- en N.-Holland doorgaans, terwijl de overigen met het 2de Jacht den tocht naar Leiden aanvaardden. ‘In welke Jagten’, zoo luidt het HS., ‘zij ontmoeten veelerley verkwikkingen, Coffij, enz., die haar door de Bedienden van H.E.M.M. werden aangeboden.’ Te Leiden aangekomen, traden de predikanten uit de Jachten, doorgaans aanleggende dicht bij de steeg, waarlangs men naar den Burcht | |
[pagina 93]
| |
gaat, en begaven zich met H.E.M.M. eerst derwaarts, dezen vooruitgaande en de gedeputeerden in goede orde volgende, wederom plechtig, twee aan twee. Aldaar gekomen, werden H.E.M.M. eene aparte kamer binnengeleid, waar zij door afgevaardigden uit den Leidschen magistraat werden opgewacht. (NB.! In deze kamer treden de predikanten niet.) Aanstonds, nadat de aankomst van H.E.M.M. op den Burcht aan Burgemeesters op 't Stadhuis bekend was geworden, gelijk bereids twee dagen te voren door eene missive expres met een bode was gedaan, kwamen een Burgem. en de Pensionaris (bij absentie of indispositie van dezen de Secretaris) der stad Leiden op den Burcht, om H.E.M.M. uit naam van Burgemrn. dier stad ten respecte van H.H.M.M. te verwelkomen. Vervolgens begaf men zich stadhuiswaarts en wel aldus: H.E.M.M., derwaarts geconduiseerd door den Hr. Burgem. en den Hr. Pensionaris of Secretaris, gaande H.E.M.M. in 't midden, terwijl de Heeren en Broederen, in behoorlijke orde en rang, bij paren, volgen. Op 't Stadhuis gearriveerd, werden H.E.M.M. terstond afzonderlijk in Burgemrn.-kamer ingeleid en ten respecte van H.H.M.M. bejegend, ‘in conformiteit van het rapport, vervat in H.H.M.M. resolutie van 21 Junij 1680, gerecipieert van de Burgemrn. met den Secretaris; gevende aan H.H.M.M. gedeputeerden den rang en eersten ingang’. In gezegde kamer binnengetreden, vinden H.E.M.M. den armstoel van den Pr.-Burgemr. voor den eerste hunner gedeputeerden, zooals steeds gebruikelijk is geweest. Aan deze gepraesenteerd zijnde, wordt ‘dezelve’ ook door hem geoccupeerd; de tweede gedeputeerde wordt rechts van den eerste op een ordinairen stoel geplaatst. Na gedane plichtplegingen maken H.E.M.M. het doel, waarmede zij (met de predikanten) aldaar gekomen zijn, bekend, nl. om te zien openen de kist, die op 't Stadhuis door ordre van H.H.M.M. berustende is, waarin bewaard worden de Autographa of authentique Instrumenten van de Nieuwe overzetting des O. en N. Ts., om die (met predikanten) te zien en te examineeren, of ze nog wel in orde zijn en wèl bewaard worden, ‘buiten verderffenisse, enz. enz.’. Ondertusschen vertoefden de predikanten in de Vroedschaps-kamer, waar zij eene groote, langwerpig ronde tafel vonden (in den jare 1752 sober), met papier, pennen en inkt voorzien, waarbij geplaatst zeven stoelen, met nog twee afzonderlijk, een weinig bezijden de tafel staande, alle met kussens voorzien. Bovendien stonden er nog acht à tien stoelen zonder kussens tegen den muur geplaatst. Weldra verschenen H.E.M.M. met de HH. Burgemrn., den Pensionaris en den Secretaris bij de predikanten in de Vroedschaps-kamer, ‘waar de voorschreven kiste wel droog is staande’. De HH. op de zeven bijeengeplaatste stoelen gezeten, gaven H.H.M.M. gecommitteerden te kennen, dat die twee | |
[pagina 94]
| |
andere stoelen daar waren gezet, een voor den Praeses, de andere voor den Scriba van de deputaten. Aan de bovenvermelde tafel zaten dus: de twee HH. gecommitteerden, de vier HH. Burgemrn., de Pensionaris (of Secretaris) en de Voorzitter met den Secretaris der afgevaardigden voor het onderzoek, dat terstond een aanvang nam, na een op verzoek van H.E.M.M. gedaan gebed. Hierop presenteerde en bracht de Hr. Opperregent van het Staten-CollegeGa naar voetnoot(*), vanwege H.H.M.M., één van de sleutels der kist, die hij bewaarde, aan de gecommitteerden; wat ook door den Secretaris met zijn bijzonderen sleutel geschiedde. De sleutels aangeboden zijnde, deed de Pr. van gedeputeerden, op verzoek van den 1ste der gecommitteerden, ‘een ootmoedig gebedt tot God’, zonder voorafspraak, kortelijk en ter materie dienende. Dan werd de kist geopend, nadat H.E.M.M. daartoe aan de HH. Secretaris en Opperregent vergunning hadden gegeven, en de plegtige visie op deze wijze gedaan. Evengenoemde HH. legden al de boeken, ten getale van 13 en behelzende: een register daarop, den Bijbel van de HH. Staten-Generaal en de laatste proeven der nieuwe overzetting des O. en N. Ts., nevens de orde en wijze, bij het vertalen in acht genomen, op de tafel neer. Zooveel de gelegenheid des tijds het toeliet, werden zij door een ieder beschouwd, en nadat was geconstateerd, dat alles wèl, in goeden staat en orde en ‘buiten verdervinge’ was, wederom in dezelfde kist gelegd en opgesloten. Na de gedane visie werden, op den wenk van H.E.M.M., een gepast gebed en eene dankzegging uitgesproken, om die ‘actie en zamenkomste’ te besluiten, waarop de terugtocht naar den Burcht op dezelfde wijze als de optocht naar het Stadhuis geschiedde. Des middags werden de predikanten in gezegde herberg gedefroyeerd en ter maaltijd gehouden op kosten van H.H.M.M., waarbij tevens al de regeerende HH. Burgemrn., de Pensionaris, de Secretaris benevens de Opperregent met nog eenige andere gasten, zoo uit de stadsregeering van Leiden, als Professores Theologiae, ‘zeer deftig en vriendelijk’ door H.E.M.M. werden onthaald. Aan welken maaltijd elk naar zijn rang en zijne orde zitting nam en H.E.M.M., ten respecte van H.H.M.M., 't hooge einde der tafel bezetten. De overige Heeren elk naar rang en qualiteit, gelijk op een bijgevoegden plattegrond van den disch is aangegeven. Het gebed, zoomede de dankzegging, werden, na daartoe door H.E.M.M. verzocht te zijn, door den Pr. deputatorum staande uitgesproken. Gedurende den maaltijd werden de conditiën ingesteld door den 1ste van H.H.M.M. gecommitteerden en wel: 1. H.E. MogendenGa naar voetnoot(†). 2. De HH. Burgemeesteren der stad Leiden, | |
[pagina 95]
| |
twee aan twee. 3. De verdere HH. der Regeering, insgelijks. 4. De HH. Pensionaris en Secretarissen. 5. De Oversten der militie, zoo die present zijnGa naar voetnoot(*). 6. De Professoren. 7. De Praeses en Scriba deputatorum. 8. De Gedeput. naar rang van de provinciën. 9. De Deputati van Drenthe en de Walsche Synode, ook ieder apart. 10. Het Huis van Oranje. 11. De stad Leiden. 12. Uxores, amores en kinderenGa naar voetnoot(†). 13. De goede Harmonie tusschen Mozes en Aäron. 14. Vee- en Landbouw. 16. Vriendschap. Vervolgens werden H.E.M.M. op eene plechtige wijze door een Stads-bode, uit naam van HH. Burgemeesteren, gepresenteerd 8 groote Stads-kannen Rhijnsche wijnGa naar voetnoot(§), waarmede zij, ten respecte van H.H.M.M., werden geregaleerd. Gemelde HH. bedankten Hunne WelEd. Gr. Achtbaren daarop en deden den bode eene vereering of douceur. Na den maaltijd, omtrent den avond, begaven H.E.M.M. zich met de predikanten wederom ‘statelijk’Ga naar voetnoot(**) naar de Jachten, waar men velerlei ververschingen aantrof en elk ‘na zijn begeerte genieten kon’. Bij de aankomst werden, alvorens uit hun Jacht te treden, H.H.M.M. door den Pr. uit aller naam bedankt ‘op het allervriendelijkst voor alle eer en vriendelijke beleefdheid’, voorts afscheid genomen en veel zegen toegewenscht met de toezegging, dat H.E.M.M nog nader aan hunne huizen zouden worden begroet. - En ten slotte keerde elk naar zijn logement in Den Haag terug, in het zoete bewustzijn van zijn plicht te hebben gedaan, terwijl tevens en vooral de goede verstandhouding tusschen het Oud-Testamentisch broederpaar door het vriendelijk samenzijn was bevestigd en bestendigd geworden. De vierde sessie, waarmee de driejaarlijksche bijeenkomst der gedeputeerden werd besloten, had gewoonlijk in de consistorie-kamer der Kloosterkerk plaats. Daar werd dan ook aan een der afgevaardigden ter hand gesteld een extract uit het register van H.H.M.M., waarin het rapport dier Heeren, betreffende het gepasseerde zoo in de Treves-kamer binnen 's-Hage als op het Stadhuis te Leiden, was vermeld. Na hervatting der werkzaamheden en omvraag door den Pr., of iemand der Heeren en Broederen bij de visie te Leiden iets had opgemerkt, werden volgens ouder gewoonte Pr. en Scriba - an- | |
[pagina 96]
| |
ders doorgaans een Haagsch predikant, zoo die fungeerde - verzocht, uit naam van al de Broederen, H.E.M.M. aan huis te gaan opwachten en ‘hartgrondig te bedanken voor al de beleefde ontmoetingen, vriendelijke bejegingen en treffelijk onthaal’, zoo in de Treveskamer en te Leiden als ook op reis heen en weer aan gedeputeerden bewezen, en hunne verplichte erkentenis te betuigen. ‘(NB.) in den jare 1752 werden op een singuliere wijze door den Heere Van Borselen, Premier Noble van Zeeland [welke den Prins, in diens qualiteiten van marquis van Vlissingen, ter Veere, enz. in de Staten-vergadering van Zeeland representeerde], daartoe verzocht de HH. Pr. V. en de Scriba G.B.; onder deze mits: dat alle de Broederen, een half uur na het compliment, zich gezamelijk aan 't huis van Z. HoogEdelheid geliefden te laten vinden op een kop chocolade, etc. Quod factum; en onder het genot van al wat liefelijk is, ook in presentie van den tweeden Heer, H.H.M.M. gecommitteerde, den Heer van Utenhoven, etc. genoten is en hier ad aeternam memoriam wordt aangeteekend’Ga naar voetnoot(*). De acta, gelezen, geresumeerd en goedgekeurd, werden door al de Heeren en Broederen naar rangorde geteekend, de Pr. en Scriba voor het wèl waarnemen van hunne respectieve posten hartelijk bedankt, door den V. de leden der vergadering voor hunne hoogst aangename en vriendelijke samenwoninge gedurende deze plechtige commissie bedankt en hun alle voorspoed op hun weg, alle vergenoeging en zegen voor hunne Personen, Familiën, H. bedieningen en hooge Committenten toegewenscht. Waarop de vergadering, ‘na een teeder afscheid, met den gebede en dankzegginge tot God’, werd gesloten. Ofschoon uit den aard der zaak, in bovenstaande bijdrage behandeld, noodwendig volgt, dat zij weinig meer dan eene opsomming van bepalingen inhoudt, m.a.w. een reglement van orde bevat, is zij daarom toch niet van belang ontbloot, omdat wij, met een weinig verbeeldingskracht, door het ‘Nauwkeurig Berigt’ worden verplaatst te midden eener periode, die met de alle denkbeeld van voortvarendheid en energie verbannende qualificatie van pruikentijd pleegt te worden bestempeld. Men ziet de ‘dominees’ en de EdelMogenden, HoogMogenden, EdelGrootAchtbaren, HoogEdelheden, etc. in hun ambtsgewaad en met de onvermijdelijke complimenten, strijkages, saluades en plichtplegingen zich bewegen, voortschrijden en elkander begroeten volgens de voorschriften der onschendbare étiquette, onder wier oppermachtigen schepter zoowel Mozes als Aäron, met al hunne ap- en dependentiën, zich moesten bukken. | |
[pagina 97]
| |
Gelukkig zijn hare wetten tot een zeker minimum teruggebracht, maar daarmede werd nooit bedoeld, de beleefdheid en de hoffelijke manieren tevens af te schaffen of te verbannen. Onze alles nivelleerende eeuw, die zeer geneigd is veel, dat inderdaad niet behoorde te worden afgebroken, in een bespottelijk daglicht te stellen en zoodoende ter dood te veroordeelen, moge toezien, dat zij daarin niet te ver ga, en begrijpen, dat het niet genoeg is te leven, maar dat weten te leven in eene beschaafde maatschappij onder de onmisbaarste voorwaarden van haar bestaan moet worden gerekend. Betamelijke beleefdheidsvormen toch zijn even onontbeerlijk voor de menschelijke samenleving, als de hoepels of banden voor het vat. Immers moeten, waar zij ontbreken, de eene zoowel als het andere noodzakelijk in duigen vallen. Mr. J. Soutendam. |
|