| |
Fransche geloofsheldinnen.
La Tour de Constance et ses prisonnières. Liste Générale et Documents inédits, par Charles Sagnier. Paris. Sandoz et Fischbacher 1880.
Het is bekend, dat, ook na de uitwijking van honderdduizenden Hugenoten ten gevolge der herroeping van het edict van Nantes in 1685, de vervolging van hunne veel talrijker geloofsgenooten, die Frankrijk niet hadden kunnen of willen verlaten, door de regeering der Bourbons nog gedurende eene eeuw, en wel in de eerste 75 jaren met onverbiddelijke gestrengheid, werd voortgezet. Nu hunne nakomelingen zich eindelijk in volle godsdienstvrijheid mogen verheugen en zich aan de bevordering der wetenschappelijke en godsdienstige belangen hunner kerkinrichting kunnen wijden, wordt onder anderen de geschiedenis van het tijdvak na de herroeping van het edict van Nantes, dat der Église s du Désert, vlijtig door hen beoefend. - Al heeft het lijden dier tijden, bij zijn langen duur en de tusschenpoozen van betrekkelijke verademing, niet dezelfde ruchtbaarheid gehad, noch hetzelfde algemeene afgrijzen gewekt als de Bartholomeüs-nacht en de dragonnades van Lodewijk XIV, het is niettemin zeer zwaar geweest:
| |
| |
eene eeuw van verdrukking, kwellende gejaagdheid, vervolging voor allen, die aan velen het leven, aan duizenden de vrijheid, de ontvoering hunner kinderen, het verlies hunner goederen heeft gekost, om hen jaren - ja, levenslang in slavendienst op de galeien of in akelige kerkerholen te laten versmachten. En al dat leed is gedragen met een taai geduld, eene onvermoeide volharding en onder treffende blijken van eenvoudige vroomheid, van godsdienstig vertrouwen, van Christelijken geloofsmoed bij mannen en vrouwen, waarop de nazaat met eerbied en bewondering blijft staren. Daarbij komt, dat dit alles nog niet tot het lang verleden behoort, maar de voorvaders in het derde en vierde geslacht der nog levenden betreft, terwijl, ondanks eene kennis en gros van dit belangrijk verleden, de bijzonderheden, de eigenlijke geschiedenis, nog in menig opzicht onbekend zijn. Men mag het in de klein- en achterkleinzonen der vervolgden eeren, dat zij trachten, den lijdenstijd, door het voorgeslacht zoo trouw en moedig doorleefd, voor zichzelven en hunne kinderen te doen herleven. Hiertoe nu worden de bronnen overal opgespoord en onderzocht: familie-papieren en herinneringen, vooral in Frankrijk zelf, maar ook bij de afstammelingen der refugiés, zoo elders als hier te lande; de zeer talrijke schrifturen, in de bibliotheken van Genève en Lausanne bewaard, vooral de zeer uitgebreide correspondentie van Antoine Court; de correspondentie met kerkeraden en met speciale comité's in 't buitenland, inzonderheid Nederland, tot ondersteuning der vervolgde Fransche geloofsgenooten; de talrijke documenten, op te delven uit het stof der lands-, departementale en stedelijke archieven, enz. Uit deze bronnen zijn in de laatste veertig jaren vele belangrijke schriften ontstaan, behalve monographieën omtrent lotgevallen van eenig bepaald persoon ook meer uitgebreide werken, waarvan sommigen zich ook over de vroegere geschiedenis der Fransche
Gereformeerden uitstrekken: G. de Félice, Histoire des Protestants de France; J.P. Hugues, Histoire de l'Église Réformée d'Anduze; A. Lièvre, Histoire des Églises du Poitou; B. Vaurigaud, Histoire des Églises de Bretagne; Haag, France Protestante; Charles Coquerel, Histoire des Églises du Désert; Nap. Peyrat, Histoire des Pasteurs du Désert; Edmond Hugues, Antoine Court. Histoire de la restauration du Protestantisme en France au 18e siècle; Ath. Coquerel fils, Jean Calas et sa Famille. Inzonderheid ook het zeer verdienstelijk Bulletin historique de la société de l'Histoire du Protestantisme Français, 'twelk sedert 1853 voortgaat, zich met maandelijksche afleveringen te verrijken, en thans tot een werk van 28 boekdeelen, vol belangrijke documenten, is aangegroeid. - Zulk eene bijdrage is ook het bovengenoemde boek van den heer Sagnier. En daar nu zulke nasporingen aangaande de Églises du Désert den onderzoeker de trouwe en velerlei hulp, gedurende die eeuw van vervolging uit Holland ontvangen, telkens weer onder de aandacht brengen, mag hem dit doen vermoeden, dat
| |
| |
men hier wel eenig belang zal stellen in een arbeid over onderwerpen, die men er vroeger zoo warm ter harte heeft genomen. Zoo heeft dan ook de heer Sagnier zijn boek aan eenige vrienden en betrekkingen ten onzent vereerd met den wensch, dat eenige vermelding van zijn arbeid er de aandacht op moge vestigen en aan diens voortzetting bevorderlijk moge zijn.
Het is eene der zeer belangrijke bijzonderheden uit de lijdensgeschiedenis der Églises du Désert, die hij tracht tot meer klaarheid te brengen. De Tour de Constance, welke uit die tijden eene sombere vermaardheid heeft behouden, behoort tot het kasteel van het aloude Aigues-mortes, reeds uit den tijd der kruistochten bekend, gelegen in de nabijheid der Middellandsche zee, in dat zuidelijk gedeelte van Frankrijk, waar ten allen tijde de Hervorming hare meeste belijders heeft geteld. De binnenruimte van den toren, met zijne muren van ongemeene dikte, is afgedeeld in eene beneden- en eene bovenzaal of hal, beiden zeer ruim, gewelfd en uiterst somber. Geen ander licht, dan door eenige nauwe schietgaten en door eene ronde opening, zoo in het boven- als in het ondergewelf; voor beide lokalen dus een doortocht voor den rook naar buiten, maar ook voor regen en wind naar binnen. Dit verblijf, onlangs gerestaureerd, maar vroeger zeer akelig, is, na de herroeping van 't edict, gedurende 80 jaren niet de eenige - want men telt er meer dan twintig, door geheel Frankrijk verspreid - maar de meest bekende en meest bevolkte kerker geweest voor Hervormde vrouwen, ter wille van den godsdienst gevangen en gevonnist; allen, zoo gehuwd als ongehuwd, nog jong of reeds bejaard, uit den boeren-, den burger- of ook uit de hoogste standen - maar allen onbesproken en in hare omgeving geëerd - allen bij gemotiveerd arrest veroordeeld tot afschering van het hoofdhaar, tot levenslange opsluiting en verbeurdverklaring harer goederen wegens bijwoning der preek in de woestijn, of het verleen en van huisvesting of schuilplaats aan den predikant, of wel alleen wegens bloedverwantschap met dezen. - Die opsluiting met al hare ellende en ontbering in den somberen toren, op wiens zware, op hare hengsels knarsende deuren voor elke veroordeelde bij het binnentreden als 't ware het schrikwoord van Dante te lezen stond - die wreede afscheuring van
alle dierbare betrekkingen, soms met de wetenschap, dat de echtgenooten en broeders naar de galeien werden gesleurd en de kinderen naar de kloosters weggevoerd, om daar het geloof hunner moeder te verzaken.... het moet een nameloos lijden zijn geweest voor die vrouwen, allen behoorende tot de voorouders in het vierde en vijfde geslacht der thans levenden, voor wie het eene piëteits-behoefte is, aan die geheimzinnige muren met onvermoeiden aandrang te vragen: wie daar zijn geweest en wat haar is wedervaren. Want van velen dezer vrouwen zijn weinig meer dan de namen, en van nog grooter aantal zijn zelfs dezen niet eens bekend; het register der ge- | |
| |
vangenis, zoo het ooit bestaan heeft, is verloren gegaan. Wat tot hiertoe, zoo uit brieven als van elders, ter openbare kennis is gekomen, is belangrijk en vaak aangrijpend. - De meest bekende der prisonnières is Marie Durand, in 1730, op 15jarigen leeftijd, in de Tour de Constance geworpen als zuster van den predikant Pierre Durand, die in 1732 te Montpellier, met waardigen geloofsmoed, den marteldood is gestorven. Ruim zes en dertig jaren heeft Marie Durand in haar kerker doorgebracht, totdat in den aanvang van 1767, toen reeds de vervolging aanmerkelijk was begonnen te luwen, de Prins De Bauvau, Commandant van Languedoc, bij eene inspectie der Tour de Constance de prisonnières bezoekende, diep getroffen bij het zien van zooveel ellende, aan haar allen, op eigen verantwoordelijkheid, de vrijheid schonk en die daad van gezag wist te handhaven, op 't gevaar af van wegens dien koenen stap, die hem door den minister kwalijk werd genomen, van zijn post te worden ontzet. De brieven van Marie Durand aan Paul Rabaut - na Antoine Court de waardige Apôtre du Désert - zijn bewaard gebleven. Men ziet eruit, in welke vrome stemming de gevangenen onder elkander verkeerden. Schoon zuchtende, droegen zij haar lijden, om 's Heeren wil, geduldig. Zij waren
dankbaar, dat zij in de laatste jaren niet meer gelijk vroeger met dringende aanzoeken van priesters tot bekeering werden gekweld, maar rustig met elkaar haar avondgebed konden doen en zich met de voorlezing der troostende en opwekkende brieven van Rabaut konden verkwikken. - Hadden zij meermalen, vooral in ziekte, gebrek aan het hoognoodige (behalve het brood, dat door het Rijk uit de verbeurdverklaarde goederen werd betaald, was het onderhoud der gevangenen geheel voor hare eigene kosten), dan stonden zij elkander bij naar vermogen en vermeldden dankbaar de hulp, die zij uit den omtrek en uit de verte ontvingen. Tot die hulp uit de verte behoort ook die uit Nederland. Door schenkingen en jaarlijksche bijdragen bestond er hier te lande eene beurs ‘pour les galériens et les prisonnières de la Tour de Constance’, onder beheer van den Waalschen kerkeraad te Amsterdam, waaruit aan beiden eene jaarlijksche toelage, door middel van een vasten correspondent te Montpellier, werd uitgekeerd. Aan Marie Durand is na hare invrijheidstelling uit die Beurs een levenslang jaargeld van 200 Livres Tournois verzekerd. Eigenhandige brieven en quitantiën dier lijderessen worden nog in het kerkeraads-archief bewaard.
Dit een en ander betreft echter slechts eene der laatste ‘prisonnières’, in een tijd, toen de ellende, waardoor de Prins De Bauvau zoo diep werd getroffen, reeds in menig opzicht de verzachting van een vroegeren toestand was. Wat is er van het lijden en den strijd van zoovele andere, vooral de vroegere, lijderessen geweest? Dit wenscht de heer Sagnier op te sporen, en daartoe heeft hij eene eerste bijdrage geleverd. Bezig met zulk onderzoek, heeft onlangs het vinden
| |
| |
van eenige fragmenten van brieven zijne ernstige belangstelling gewekt. Bij het wegruimen van eene hinderlijke belt van allerlei afval, gedurende anderhalve eeuw in en hij een der schietgaten binnen de gevangenis opgehoopt, is daaruit te voorschijn gekomen een lap van een ouden, groven stroozak, waarin eenige voorwerpen, die kennelijk aan de gevangenen hadden behoord, onder anderen - behalve oude kinder- en vrouwenschoenen - de gezegde stukken van brieven in zeer ontredderden toestand. Op het vernemen hiervan heeft de heer Sagnier zich gehaast, te Aigues-mortes inzage dier fragmenten te gaan vragen, welke dan ook door den vesting-commandant welwillend aan den kerkeraad van Nîmes vereerd werden. Door onzen Auteur met groote moeite zooveel mogelijk ontcijferd, is het gebleken, dat het brokstukken zijn van brieven, in 1730 en '31 gericht aan veroordeelden wegens het bijwonen der woestijnpreek (‘pour crime d'assemblée’), behoorende tot het voorgeslacht van tegenwoordige, geachte familiën uit Nîmes, ook van die des Schrijvers zelven. - Te midden zijner nasporingen aangaande deze deels nog geheel onbekende vrouwen gelukte het zijn vriend, den predikant Dardier uit Nîmes, bekend door zijne bronnenstudie van de geschiedenis der Reformatie, te Genève de hand te leggen op het authentiek verhaal der gestoorde woestijnvergadering, bij welke de vrouwen, in de brieven vermeld, gevangen zijn genomen. Veel tijd en vlijt heeft hij besteed aan navorschingen in de kerkelijke, stedelijke en departementale archieven. Zoo is hij erin geslaagd, de lijst der ‘Prisonnières’ niet onaanzienlijk te verrijken en die volledig, zoover de bekenden betreft, mede te deelen, schoon zij, naar zijne meening, nog slechts een gering gedeelte van het werkelijk getal behelst. Bij elken naam staat opgave van woonplaats, leeftijd, betrekking, jaar en reden van veroordeeling, veeltijds met ophelderende aanteekening en
verwijzing naar de pièces justificatives - deze laatsten meest of allen onuitgegeven stukken, grootendeels de arresten der koninklijke intendanten van Languedoc, vele belangrijke bijzonderheden behelzende aangaande de vervolging en de gevangenen, zoo mannen als vrouwen, onder anderen de ter dood veroordeeling in 1752 van den predikant Molines, dit Flèchier, zoo bekend door de jammerlijke afzwering, waarmede hij lijfsgenade kocht, en door het drukkend schuldgevoel, waaronder hij, schoon later, bij de Waalsche gemeente te Amsterdam, weder tot ‘la paix de l'Église’ toegelaten, tot aan zijnen dood, na 25 jaren, diep rampzalig is gebleven.
Dit alles wordt voorafgegaan door eenig bericht aangaande de gevangenen, aan wie de brieven, waartoe de fragmenten behooren, gericht zijn geweest. De bescheiden zijn met groote zorg bijeengezocht, en de fragmenten zijn hierbij natuurlijk van dienst. Dezen worden in hun zeer defectueusen staat meegedeeld. De meesten dragen de blijken van weinige geoefendheid in spelling en stijl, waarvan het dan ook bekend is, dat zij in die dagen, zelfs bij welgestelde familiën,
| |
| |
niet bij de hoofden en oudste of erfbroeders, maar wel bij de jongeren vaak zeer gering was. Voor zooverre er iets uit blijkt van de persoonlijke omstandigheden der geadresseerden, wordt de aandacht getrokken door den brief eener moeder aan hare jonggehuwde dochter, die bij het uiteendrijven der vergaderden in de woestijn, wegens hare gevorderde zwangerschap, niet had kunnen ontvluchten. Later in de gevangenis bevallen zijnde, wenscht hare moeder ‘haar geluk met den zoon, dien God haar geschonken had’. Van toespelingen op het vele bittere van den toestand moest men zich onder de Argus-oogen der vervolgers zorgvuldig onthouden, maar zij zendt hare dochter, wat tot verzachting voor de arme kraamvrouw kan dienen, lakens, doeken en den noodigen toestel tot eene betere ligging dan op den vloer der gevangenis. (De behandeling der gevangenen was bij tusschenpoozen onmenschelijk. Dan werd onder de brandende hitte het water zeer zuinig toegemeten, of brandstof tot spijsbereiding geheel onthouden.) De brieven zijn allen geschreven in den godsdienstigen geest van onderwerping en vertrouwen, toen zoo algemeen onder de vervolgden. Wel spreken zij van pogingen, door familie of vrienden aangewend tot invrijheidstelling der gevangene vrouw of zuster, moeder of dochter; maar vooral vermanen zij tot geduld en volharding, bedekte, maar kennelijke waarschuwing tegen de onophoudelijke pogingen der priesters, om de lijderessen tot afval te bewegen. Afzwering toch was eene volstrekte voorwaarde en eene niet geringe aanbeveling tot invrijheidstelling. Niet weinigen hebben aan die verleiding twintig, dertig, veertig jaren lang, tot aan haren dood toe, weerstand geboden, getrouw aan de leuze ‘résistez’, gelijk deze op een steenen rand in de gevangenis, naar men meent door de hand van Marie Durand gegrift, te lezen stond. Toch was de verzoeking groot, te meer bij de zeer talrijke voorbeelden van schijnbekeeringen tot behoud van
lijf en goed, die echter de zoogenaamde ‘convertis’ volstrekt niet verhinderden, zich dadelijk weder bij de oude geloofsgenooten te voegen, op gevaar af van als ‘relapsen’ dubbel zwaar te worden gestraft. Het laat zich begrijpen, dat er ook onder de gevangenen vrouwen zijn geweest, die, na jarenlangen tegenstand, ook met het oog op hoogbejaarde ouders of op vaderloos geworden kinderen, zich op die wijze de vrijheid hebben gekocht. En al is er dan hooger lof voor onwrikbare standvastigheid, wie zal daarom den steen op haar werpen? - Eenigen van zulke ‘actes d'abjuration’ worden door Sagnier medegedeeld. Maar van al de door hem vermelde ‘converties’ is het bekend, dat zij ondanks hare schijnbekeering Protestanten zijn gebleven. Tot dezen behoort ook de vrouw, die in 1730 in de gevangenis moeder werd. Toen zij in 1777 overleed, heeft de zoon, haar in de Tour de Constance geboren, voor haar het verlof tot begraven, voor Protestanten vereischt, moeten vragen.
Met terzijdestelling van het bekende bepaalt Sagnier zich doorgaans
| |
| |
tot het geven van nog onbekende en wel gestaafde feiten - gelijk gezegd is met verwijzing naar en veeltijds met aanhaling van de bewijsstukken. Zijne voorstelling is eenvoudig, zonder effectbejag. Hij schijnt zijn boek beschouwd te willen hebben als eene inleidende bijdrage tot eene volledige geschiedenis der ‘Prisonnières de la Tour de Constance’, een doel, waartoe hij zijne nasporingen ijverig voortzet, terwijl hij de hulp inroept van vrienden en geloofsgenooten, vooral in Frankrijk, maar ook elders en bepaaldelijk hier te lande. Mededeelingen betreffende den onderstand, uit onze republiek aan de edele lijderessen verleend, zullen hem worden verstrekt. Elke aanwijzing, waartoe inzonderheid de nakomelingen der Refugiés, door familieherinneringen, in staat mochten zijn, zou waarde voor hem hebben. Mocht het hem gelukken, de nagedachtenis van zoovele edele en moedige vrouwen der vorige eeuw aan de vergetelheid, waarin zij reeds veel te veel is weggezonken, te ontrukken, hij zou een arbeid hebben verricht, die hem aanspraak zou geven op de dankbaarheid, zoowel van de vele Protestantsche familiën, eerst en meest in Frankrijk, maar ook onder de uitgewekenen, die op verwantschap met die geloofsgetuigen mogen roemen, als van elk, die de herinnering van geloofsmoed en trouw, onder scherpe vervolging, vooral bij vrouwen in eere wenscht te houden - ook nog van hen, die, geschiedvorschers of belangstellende lezers, er prijs op stellen, om over een eigenaardig, aangrijpend, nog te weinig bekend tijdvak der Hervorming in Frankrijk meer licht te zien opgaan.
Amsterdam.
p.j.j. mounier.
|
|