Johan Stemberg.
Weder trof ons een verlies: Johan Stemberg ontviel ons in de kracht van zijn leven. Sedert eenige weken ongesteld, maar niet ernstig, rekenden wij reeds op zijne beterschap, toen hij plotseling werd weggerukt aan de ziekte, waarvoor hij altijd had gevreesd. ‘Ik hoop, dat ik snel zal worden weggenomen’, zeide hij altijd, wanneer hij sprak over het gevaar, dat hem dreigde.
En die wensch werd vervuld; hij heeft den vreeselijken toestand van verlamming met half-bewustzijn gelukkig niet gekend. Maar hij ging te vroeg, nog slechts 52 jaar oud, een man eigenlijk in de kracht van zijn leven.
Zijn vrienden J.P. de Keyser en D.A. Thieme is Stemberg spoedig gevolgd. Met hen heeft hij jarenlang gearbeid; hen miste hij overal. Trouwens, hoe kon het anders: zij hoorden bijeen; elk naar zijne eigenaardige gaven en krachten, werkten zij voor hetzelfde doel.
Geschriften heeft Stemberg niet nagelaten, maar honderden kopijen heeft hij gelezen, jeugdige schrijvers den weg gewezen, dien zij volgen moesten, om te slagen, niet zelden boeken omgewerkt met een ijver en een talent, door hen alleen gekend en op prijs gesteld, die in zijne onmiddellijke nabijheid leefden.
Nooit was een arbeid hem te veel; wat hij deed, deed hij met volle kracht, ernstige toewijding. In het dagelijksch leven was hij steeds vervuld van zijne taak, en hij kende geene rust, zoolang hij het doel niet had bereikt.
‘Zij hebben geen hart voor hun werk’, was dikwijls zijne klacht, wanneer hij het jongere geslacht zag optreden, dat met halve inspanning eene plaats wilde veroveren in de letterkundige wereld. Hij had recht tot die klacht, want hij wijdde zich geheel en met al zijne kracht.
Zulke menschen worden gemist; zij laten eene plaats ledig, die niet gemakkelijk wordt aangevuld.