| |
Caroline Bauer, gravinne Broël-Plater.
‘Als ge morgenavond bij me wilt komen, dan kan ik u iets heel moois laten kijken - ik raad het u. - Het mooie is een mensch - die mensch een meisje - en dat meisje Mlle Bauer.’
Zoo schreef Rachel, de opgewonden, geestige, origineele Rachel, op haar eigenaardige manier aan een harer vrienden.
Zeker moest het meisje, dat door Rachel mooi genoemd werd, dien naam ten volle verdienen. Want in de salons van Mevr. Von Varnhagen verzamelde zich de élite van het toenmalige Berlijn. Daar kwamen kunstenaars, diplomaten en geleerden bijeen, om er bekoorlijke vrouwen te ontmoeten, als: Henriette Herz, de vriendin van Schleiermacher en van Ludwig Börne, Bettina von Arnim en Rachel's schoonzuster, de beeldschoone Friederike Robert, die als actrice door geheel Berlijn gehuldigd werd en die zoo herhaaldelijk door
| |
| |
Heine bezongen is. Hoe vermaakte men zich met de luimige invallen der gastvrouw, die op elk gebied geheel thuis was en de kunst verstond, om origineel, geestig en toch zonder scherpte te oordeelen. Treden we op een harer drukbezochte theeavonden Rachel's voorkamer binnen.
Het hoofdpunt van het gesprek is het tooneel. - In den jare 1825 was men in Berlijn doof voor de politiek, vrij onverschillig voor de wetenschap, slechts vervuld van eene zaak: het theater. Geen oorlogsverklaring, geene gebeurtenis in de gansche wereld kon met meer vuur besproken worden, dan de opvoering van een nieuw tooneelstuk of het debuut van dezen of genen bekenden acteur.
‘Ik houd van het theatervolkje,’ spreekt Rachel, ‘'t zijn meestal goede menschen; al woont ook de duivel der hartstochten in hen, dan openbaart die zich toch slechts even en is spoedig tot zwijgen gebracht. Het betere heeft verre de overhand boven de fouten, en ik herhaal het, ik houd van de kunstenaars, ik vereer hen; met hen om te gaan, verfrischt mijn gemoed.’
Geen wonder, dat de kunstenaars gaarne in hare woning verschijnen. Ze zijn er zeker van, bij Rachel een verstandige critiek te vinden, waardeering van hun streven, waaraan ze zeker nog meer behoefte hebben dan aan scherpe aanmerkingen.
Ook thans zijn verscheidene tooneelspelers aanwezig. Wij vinden er den grooten Ludwig Devrient, waarschijnlijk de geniaalste, origineelste persoon, die ooit een tooneel betreden heeft. - Die man daarginds, met dat nog jeugdig uiterlijk, is Pius Alexander Wolff. Hij en zijne gade Amalia Malcolmi zijn geheel gevormd door Goethe, wiens voortreffelijkste leerlingen ze zijn. Voorts zien we Karl Bader, die geheel Berlijn verrukt door zijne wonderschoone stem; Louis Schneider, den onlangs overleden voorlezer van Keizer Wilhelm, en den tenorzanger Stümer. Twee schoone vrouwen sieren den kring: Auguste Stich, de alom bewonderde tragédienne, en Anna Milder-Hauptmann, wier koninklijke verschijning nog meer ontzag dan bewondering opwekt en voor wier gouden stem Beethoven zijn Fidelio heeft geschreven.
Al deze groote kunstenaars zijn verbonden aan het koninklijk tooneel, nog steeds de eerste schouwburg te Berlijn, al is het theater in de Königstadt, dat eerst eenige maanden geleden is geopend, lang niet onbeduidend te noemen.
Op de haar zoo eigen, uitgelaten, geestige wijze verhaalt Rachel uit den tijd, dien zij de gouden eeuw noemt; dat was omstreeks 1800, toen alle fatsoenlijke menschen iederen avond vrijen toegang hadden en het theater koninklijk was ingericht. Ze brengt het gesprek op het tegenwoordige tooneel en op den strijd, die tusschen de beide Berlijnsche theaters gevoerd wordt om Mlle Bauer.
‘Hebt ge haar reeds ontmoet? Ik ken haar; ze is jong; een lief, dwaas kind. Ik houd van de jeugd, vooral als ze zoo vroolijk uit de
| |
| |
oogen ziet als die overmoedige blondine. - Zou ze werkelijk het Königstädter tooneel verlaten, om uwe collega te worden? Ginds was ze eerste actrice - hier zullen slechts ondergeschikte rollen haar deel zijn.’
Nu raken alle tongen los. 't Is de question brûlante van den dag. Waarom zou Graaf Brühl, de hoogbegaafde Intendant, wiens scherpe blik juist die kunstenaars weet te ontdekken, die aan het koninklijk tooneel luister kunnen bijzetten, zijn oog hebben laten vallen op dit jonge, onervaren meisje?
Mlle Bauer, slechts 16 jaren oud, was eerst sinds weinige maanden te Berlijn en had stellig nog geene gelegenheid gehad, zich alle eigenschappen te verwerven, die in een goede actrice onmisbaar zijn. Wat mocht het dan wel wezen, dat haar in de oogen van den bekwamen Intendant tot een zoo gewenscht lid van zijn tooneel maakte, dat hij zijn vriend, den Geheimraad Von Gräfe verzocht, haar tot het aannemen zijner voorwaarden te bewegen?
Een critiek uit die dagen, geschreven door den geestigen Ludwig Robert, den broeder van Rachel von Varnhagen, geeft ons daarop het antwoord:
‘Mlle Bauer heeft in den korten tijd, dien ze hier doorbracht, de liefde van het publiek verworven, niet alleen door haar schoonheid en haar welluidend orgaan, maar vooral door haar uitstekenden aanleg voor de dramatische kunst en door den ijver, waarmee ze tracht zich verder te ontwikkelen. Sinds het debuut van Mad. Stich zagen we geen jonge actrice, van wie men zoo groote verwachtingen mocht koesteren als van Mlle Bauer. Vergelijken we beide actrices, dan moeten we zeggen, dat Mad. Stich een houding en gestalte heeft gekregen, die geheel voor de tragedie geschapen en bestemd schijnen, terwijl Mlle Bauer ons aan de hand van Thalia te gemoet komt. Eene schaar liefdegoodjes omgeeft haar goudgelokt kopje en verjaagt den ernst van haar sierlijke gestalte. Uit haar lief, blauw oog straalt vroolijkheid, scherts, schalkschheid - haar verblindend wit teint geeft aan het schoon gelaat een stralenden glans, en in haar glimlach, waardoor ze ons de bekoorlijkste tanden laat zien, herkennen we Thalia's dochter.’
Ik heb me voorgesteld, de herinnering aan de bevallige tooneelspeelster bij u te verlevendigen, u in kennis te brengen, ingeval ze u nog vreemd mocht wezen, met de beminnelijke vrouw, die een halve eeuw na haar groot succes te Berlijn debuteerde als schrijfster en aan de herinneringen uit haar jeugd zulk eene eigenaardige bekoorlijkheid wist te geven, dat de bejaarde schrijfster u doet begrijpen, hoezeer de jonge actrice in staat was, alle harten te veroveren. Door
| |
| |
haar mémoires herleeft Caroline Bauer in al haar lieftalligheid; men wordt getroffen door haar beschaafden toon, en men krijgt haar lief om haar edel hart, dat zoo vroolijk klopte, waar het vreugde aanschouwde - dat zoo smartelijk werd aangedaan, als ze getuige was van leed en ellende. Geen wonder! Reeds van haar vroegste jeugd had zij naast het hoogste geluk het diepste leed leeren kennen. Want terwijl ze het voorrecht had, eene goede, engelreine moeder te bezitten, die zich geheel voor hare kinderen heeft opgeofferd, was ze reeds op tweejarigen leeftijd vaderloos.
Haar vader, Heinrich Bauer, was gesproten uit een zijtak van het beroemde, Poolsche geslacht Poniatowsky, die, verarmd, zijn weidschen titel tegen den eenvoudigen naam van Bauer had verwisseld. Zoo stroomde er vorstelijk bloed door de aderen der tooneelspeelster.
Toen Heinrich in 1801 als stalmeester van Hertog Paul van Wurtemberg belast werd, aan diens bruid, eene Coburgsche prinses, juweelen over te brengen, leerde de jonge ritmeester Christiane Stockmar kennen, die, daar hare moeder hofdame was, met de prinsessen was opgevoed. Heinrich rustte niet, voordat hij het aanvallige, zestienjarige kind van hare moeder ten huwelijk had ontvangen. Een neef van Christiane was de later in de politiek beroemde Baron Stockmar.
Slechts weinige gelukkige jaren mochten de jonge echtgenooten doorbrengen. Nadat in 1802 een meisje en later twee zoons geboren waren, moest de dappere ritmeester deel nemen aan den oorlog.
Nadat hij met lauweren bedekt huiswaarts was gekeerd, werd in 1808 Caroline geboren. Spoedig werd de jonge vader wederom opgeroepen ten strijde, en thans zou het bange voorgevoel der trouwe gade waarheid worden: in den slag bij Asperen stierf Heinrich Bauer den heldendood.
Allerboeiendst beschrijft Caroline hare eerste kinderjaren, die ze te Bruchsal doorbracht. Hoe levendig schetst ze de ruwe, goedhartige kozakken, die zich zoo gaarne op waskaarsen lieten onthalen; de ellende, die na den Russischen veldtocht tot in het kleinste Duitsche stadje doordrong - en met de pen, den grootsten romanschrijver waardig, toekent ze dat huis te Bruchsal, waar opeenstapeling van onheil het zevenjarige kind doet twijfelen aan Gods liefde, totdat de woorden eener vrome non haar met schaamte en diep berouw vervullen.
Zoo doorleefde ze reeds veel in de jaren, die voor de meeste kinderen zonder blijvende indrukken voorbijgaan. Dat dit aan haar overmoedige, vroolijke natuur geen schade deed, zien we uit de dolle streken, die de kleine actrice - zoo werd ze thuis genoemd - altijd uitvoerde. In haar geheele leven is die gulle vroolijkheid een sterk sprekende karaktertrek gebleven, die echter nog verre werd overtroffen door een goedhartigheid, een politesse du coeur, die haar de toegenegenheid verzekerde van wie haar kende, en waarvan ook de milde toon getuigt, die aan haar werken zoo'n groote bekoorlijkheid verleent.
| |
| |
Groote dramatische begaafdheid was haar, in den letterlijken zin des woords, aangeboren. Van haar vroegste jeugd af was comedie spelen haar hoogste genot, en ze voelde zich het best op haar gemak in jongenskleeding, die bij haar blonden krullekop en ronde wangen zoo goed paste, en waarin ze er zoo aardig uitzag, dat ze de uitverkoren danseur was van de kleine Zweedsche prinsessen, als die aan 't Badensche hof vertoefden.
Niemand, die dan ook zoo goed kon dansen als zij; bij alle gelegenheden moest ze haar kunstjes vertoonen, en de sprongen en pantomimes, die ze dan uitvoerde, waren zóó allerkluchtigst, dat een oude, bijgeloovige dame, die er voor de eerste maal getuige van was, stellig meende, dat het kind behekst was, een kruis sloeg en niet eerder tot bedaren kon worden gebracht, voordat ze Lientje met welluidende stem vrome liederen hoorde aanheffen.
Toen Caroline zes jaren oud was, stierf haar ouder zusje aan typhus, die ook hare moeder aantastte en weinige dagen later hare grootmoeder ten grave sleepte. Die droevige omstandigheden gingen niet zonder indruk voorbij; Lientje werd ernstiger, minder jongensachtig wild. Maar haar liefde voor het tooneel bleef dezelfde, en herhaaldelijk drong zij erop aan, zich daaraan te mogen wijden. De fijnbeschaafde jonge weduwe, die door haar geboorte, rang en stand toegang had tot het Badensche hof, waar ze een welkome gast was, beschouwde het echter als een onmogelijkheid, dat hare dochter een beroep zou kiezen, dat zoo weinig in aanzien stond. De tijd, dat komedianten dezelfde belasting moesten betalen als beerentemmers en koorddansers, was nog zoo heel lang niet geleden. En met de zedelijkheid der meeste tooneelspelers zag het er soms zóó treurig uit, dat iedere moeder moest huiveren, haar kind met hen te zien verkeeren. - Voorloopig werd ze naar een uitstekende Fransche kostschool gezonden, waar ze vooral in muziek groote vorderingen maakte. - Later had ze de voldoening, te ondervinden, hoeveel die jaren van vlijtige studie bij voortreffelijk onderwijs tot haar algemeene ontwikkeling hadden bijgedragen.
Dat hare moeder in een ongelukkig proces bijna haar geheele vermogen verloor, was de aanleiding tot het eerste optreden der veertienjarige Caroline. Ze bad en smeekte zóó dringend, het talent, dat ze in zich voelde, te mogen aanwenden tot ondersteuning der geliefde moeder, dat deze zich ten slotte liet overhalen en hare toestemming gaf tot het debuut, in de hoop, dat een zoo rein gemoed als dat harer Lina bestand zou blijven tegen de gevaren, die haar zouden kunnen bedreigen. Met warme voorliefde werd de jeugdige actrice ontvangen. 't Was algemeen bekend, welke redenen haar noopten dit beroep te kiezen, en terwijl alom de jonge weduwe bewonderd werd om de uitstekende wijze, waarop zij hare kinderen wist op te voeden, benijdde men de moeder om hare kinderen. Met
| |
| |
trots verhaalt de zestigjarige schrijfster, hoe eenige jaren later, toen de moeder met hare beide zoons, waarvan de een een flink officier der huzaren, de ander een aanzienlijk koopman te Parijs was, en met hare talentvolle dochter door Mannheim wandelde, een oude vrouw uitriep: ‘Daar wandelt de weduwe van den ritmeester Bauer met haar geluk.’
Op haar debuut (als Margarethe in Iffland's Hagestolzen) volgde dra een engagement te Karlsruhe. Ze was met luide toejuichingen ontvangen, want terecht begreep het publiek, dat het een ongemeen groot talent voor zich zag. Caroline's bevallig voorkomen en gratie wonnen, reeds voordat ze had gesproken, alle harten Wat anderen door langdurige oefening moeten verkrijgen, was haar aangeboren, en die natuurlijkheid maakte haar dubbel bekoorlijk. Door de onnavolgbare bevalligheid in haar dans behaalde ze in Preciosa de overwinning op de beroemde Amalia Neumann, en waagde ze zich op 't gebied der opera, de rol van Gabrielle in 't Nachtlager of van Papagena in de Zauberflöte vertolkende, dan betooverde ze haar hoorders door hare welluidende stem.
In 1823 maakte de intendant van het nieuwgebouwde Königstädter theater te Berlijn eene reis door alle groote Duitsche steden, met het doel, om de beste krachten voor zijne onderneming te verzamelen. Zoodra hij Caroline Bauer had zien spelen, deed hij zijn best, haar als eerste actrice aan zijn tooneel te verbinden. Het vooruitzicht, zich daar beter te kunnen ontwikkelen, dan in 't kleine Karlsruhe mogelijk was, deed haar besluiten, dadelijk het contract te onderteekenen, en in de lente van 't volgende jaar reisde Lina met hare moeder naar Berlijn, vergezeld van de zegenwenschen van zoovelen, die haar heengaan oprecht betreurden.
De eerstvolgende maanden moesten gebruikt worden tot het instudeeren van verscheiden nieuwe rollen. Aan het Königstädter theater mochten slechts tooneelspelen en blijspelen worden opgevoerd; alleen het koninklijk tooneel had het drama in bezit. In Augustus '24 werd de schouwburg plechtig geopend. In een der nieuwsbladen uit die dagen las men:
‘Het nieuwe tooneel ontving eigenlijk zijne wijding door den proloog, dien Mlle Bauer uit naam van het geheele personeel, dat om haar heen verzameldwas, uitsprak. Waren reeds de verschijning der veelbelovende jonge kunstenares, de bevalligheid in al hare bewegingen, haar schoone, jeugdige gestalte en haar bekoorlijk gelaat innemend - toen men haar hoorde spreken, was hare overwinning voltooid. - De uitdrukking was wegsleepend; ieder woord kwam haar uit het hart, en iedere buiging van haar liefelijke, welluidende stem trof tot in de ziel. Een daverend applaus viel de jonge kunstenares ten deel, en jubelend stemde het geheele gebouw in met de fanfares en met het volkslied.....’
Tot haar groot verdriet werden Caroline aanvankelijk, in strijd met
| |
| |
haar contract, slechts ondergeschikte rollen toebedeeld. Dat ze desniettemin een diepen indruk maakte, bewees de critiek van een der strengste recensenten uit dien tijd:
‘De eerste plaats aan het Königstädter Theater komt ongetwijfeld toe aan Mlle Caroline Bauer, een lief jong meisje dat, hoewel eerst zestien jaar oud, toch reeds bewijzen van groot talent heeft gegeven en ons de schoonste verwachtingen doet koesteren. Mlle Bauer paart aan een zeer aangenaam uiterlijk een liefelijke stem en eene hoogst gelukkige originaliteit, die uit haar rijk gemoed voortkomt. Haar genre schijnt meer het naïeve te wezen, maar ook als dramatische actrice belooft ze zeer veel....’
Het gevolg van deze critiek bleef niet uit: spoedig waren de eerste rollen geheel in hare handen - ze nam nu de eerste plaats in en was weldra de uitverkoren lieveling van het publiek. Geen wonder, dat half Berlijn ermede gemoeid scheen, toen ze vrijwillig die schitterende positie opgaf, om aan het koninklijke tooneel ondergeschikte rollen te gaan vervullen. Slechts weinigen vermochten te begrijpen, dat zulk een jong, gevierd meisje, alleen door liefde voor hare kunst en door streven naar volmaking gedreven, bereid was, hare ijdelheid ten offer te brengen en zich met eene nederige plaats te vergenoegen. - Terecht zag zij in, dat het samenspelen met groote kunstenaars haar van onberekenbaar nut moest wezen. - En hare verwachtingen werden niet beschaamd. Al hare beroemde collega's kwamen haar vriendelijk te gemoet; ze stelden belang in het talentvolle jonge meisje, dat het als haar hoogste geluk beschouwde, in hun kring te worden binnengeleid. Zelfs Ludwig Devrient, voorzeker de uitstekendste meester, dien ze zich kon wenschen, offerde gaarne zijn tijd, om haar nu en dan onderricht te geven, terwijl bijna alle kunstenaars, vooral Am. Wolff, haar met hun raad ter zijde stonden. Een brief, dien ze in die dagen schreef aan haar lievelingsbroeder, getuigt ervan, hoe ze trachtte van hen te leeren, zich hun waardig te maken. Haar sierde die bescheidenheid, die men zoo gaarne ziet bij jonge, talentvolle menschen, daar ze voortkomt uit den wensch naar volmaking, uit het gevoel van zwakte bij sluimerende kracht. Spoedig rijpte Caroline tot eene der eerste actrices van haar tijd. Zij speelde hare rollen niet, maar doorleefde ze, en daarom gelukten haar de beminnelijke rollen het best, omdat ze zich daarin geven kon, gelijk ze was. Terwijl hare liefelijke verschijning met vreugde werd begroet, verleende haar fijne beschaving haar toegang tot de aanzienlijkste kringen. Een tijdgenoot getuigt van haar: ‘Een degelijke ontwikkeling van geest en hart ondersteunde haar rijk
talent op het tooneel, en maakte de bewonderde kunstenares tot de lieveling der gezellige kringen. Zij en hare fijnbeschaafde moeder waren zoo geheel anders dan de meeste andere tooneeldames, zoo echt voornaam.’ Ook hare muzikale begaafdheid was opmerkelijk. Op een liefdadigheidsconcert, ten bate
| |
| |
van een watersnood in haar geboorteland, liet ze zich met Moscheles hooren en dat met het grootste succes. - Op een keer, toen Henriette Sontag voor het hof te Potsdam in de opera zou optreden, werd daags voor de voorstelling de tweede zangeres ziek. Niemand wilde in zoo korten tijd de partij instudeeren, om naast de beroemde Sontag toch in ieder geval een vrij slechten indruk te maken. - Caroline's goedhartigheid drong haar echter, den kapelmeester uit den nood te helpen, en ze werd beloond niet slechts door den bijval van het publiek, maar door de goedkeuring van den Koning, die haar op kiesche wijze daarvan liet blijken.
Reeds toen ze nog te Karlsruhe was, maakte ze haar eerste gastreis, die echter niet verder ging dan Mannheim, waar ze voor 't Badensche hof met het beste gevolg optrad. Later maakte ze menige verre reis met het doel, om in groote steden gastvoorstellingen te geven. In haar Kommödiantenfahrten heeft ze verscheiden van die tochten afgeschilderd. Hoe geheel anders waren die dan tegenwoordig, nu men zich des avonds neervleit in de kussens van dezen of genen sneltrein, om den volgenden ochtend te ontwaken in een ander deel van Europa, waar nieuwe lauweren en klinkende specie wachten. Bij menige kunstreis, die Caroline Bauer, altijd vergezeld door hare moeder, ondernam, bracht ze haar leven in gevaar, zooveel moeielijkheden waren in die dagen aan zulk een reis verbonden. In Maart 1828 begaf ze zich van Königsberg over Memel naar Petersburg. 't Was een sombere tocht, door kale, onbewoonde streken, over het drijfzand langs de zeekust. De koetsier schiep er vermaak in, te verhalen, hoe slechts weinige weken geleden op diezelfde plaats een wagen met paarden en menschen verzonken was. In den maneschijn zagen de duinen eruit, als waren ze spookgestalten; een enkele meeuw vloog, schril fluitend, heen en weder, als was hij opgeschrikt door de raderen van den wagen, die zijn in 't zand gebouwd nest deden trillen. - Twee en twintig jaren vroeger had Pruisen's edelste vorstin, de engelreine Koningin Louise, dienzelfden weg moeten afleggen, toen Frankrijk's groote dwingeland haar uit haar land had verjaagd.....
De consul te Memel was zoo vriendelijk, aan Caroline en hare moeder zijn secretaris mee te geven, die, daar hij Russisch sprak, op de grenzen van dienst zou kunnen zijn; hij was echter veel angstiger dan zijzelven en dus voor de reizigsters geen groote steun. Hoe schrikten zij bv., toen ze een troep ruiters met gevelde lansen naar zich zagen toekomen: grenswachters, die hen moesten escorteeren voor het mogelijke geval, dat ze contrabande bij zich hadden. Caroline had een gevoel, alsof ze krijgsgevangen was. Van haar ondervindingen in de visitatiezaal verhaalt ze:
‘Terwijl ik aan 't uitpakken van mijn kleedingstukken was en de tolbeambten mij trachtten te doen inzien, dat ik bepaald smokkelde door eenige paren nieuwe satijnen schoenen mee te nemen, hoorde ik
| |
| |
plotseling achter mijn rug oorvijgen uitdeelen. Ik keerde mij om en zag, hoe een onderkruipsel van een douaan, zeker geen 18 jaar oud, een ouden, eerwaardigen boer met sneeuwwit haar en langen baard, die verlegen zijn muts heen en weer draaide en zacht verontschuldigingen stamelde, rechts en links harde klappen gaf. Verontwaardigd plaatste ik me voor den grijsaard en hem met mijn uitgespreide armen beschermend, riep ik, geheel buiten mijzelf, zonder eraan te denken, dat mijn woorden niet verstaan werden: “Als hij iets misdaan heeft, zal hij gestraft worden, maar niet door u, jong mensch! Eerbiedig den ouderdom! Geeft men klappen aan een grijsaard, die reeds met een voet in 't graf staat?”
Nu werd het levendig in het bedompte vertrek. De Joden schreeuwden, de ambtenaren kwamen naar ons toe, de wacht stoof naar binnen en onze bediende riep boven alles uit: “Wij zijn onder Pruisische bescherming; wij zijn Pruisen!” Mijn arme moeder was op een stoel neergezonken, ternauwernood bij machte, om ons hondje vast te houden, dat wanhopig blafte en mij wilde verdedigen. De kleine beambte balde zijn vuist en trachtte den boer te lijf te komen. De secretaris, die doodsbleek was, en van 't hoofd tot de voeten beefde, vroeg: “Wat begint gij? Men zal u niet verder laten reizen!”
“Des te beter, des te beter,” riep ik, hoe langer hoe driftiger, terwijl ik beschermend voor den ouden man bleef staan. “Ik wil volstrekt niet verder, ik wil terug naar Memel, alle lust is me vergaan, om nader kennis te maken met een land, waar men als een misdadiger door gewapende macht wordt binnengeleid, waar men als een smokkelaar behandeld wordt, en waar arme, stokoude menschen oorvijgen krijgen.... Ik wil terug. Vertaal hun dat en zeg, dat ik alles, wat hier gebeurd is, aan den consul te Memel zal meedeelen en hem verzoeken, mijn wegblijven in Petersburg te melden en de oorzaak ervan op te geven. Als dan Vorst Wolkonski verneemt, op welke wijze de lagere beambten de bevelen van hun meerderen overtreden, dan zal de straf niet uitblijven en dat boosaardige gedrocht er leelijk afkomen.”
Toen de secretaris eindelijk wat moediger sprak en den naam van Vorst Wolkonski liet hooren, bleef dat niet zonder indruk. Het onderzoek ging nu vlug van de hand en spoedig konden wij verder reizen.
Mijn boer droogde met sidderende hand zijn tranen en ik stopte hem geld toe en liefkoosde zijn mishandelde wangen, terwijl ik hem vriendelijk troostte, alsof hij mij verstaan kon. Hij dankte met een blik, die scheen te willen zeggen: “God zegene u, vreemde; gij zijt het eerste wezen, dat zich over mijn heeft ontfermd.”
De Joden vergezelden ons, vriendelijk knikkend, tot aan den wagen - zelfs de beambten groetten ons en de boer wuifde met zijn muts - waarschijnlijk om ons goede reis te wenschen....’
In vliegende vaart ging 't nu verder. Vurige Russische paarden
| |
| |
voerden de reizigsters over toegevroren slooten, over heggen en dijken. Toen zij aan de Duna kwamen, vonden ze daar wachters, om wegens den ijsgang den overtocht te verbieden. Maar dienzelfden avond moest Caroline te Riga optreden, en de theaterbediende, die juist was aangekomen, bracht een brief van den angstigen directeur, die haar bezwoer, hem toch niet in den steek te laten. De gouverneur der stad, die enthousiast was voor het tooneel, gaf zijn toestemming tot den overtocht, mits die plaats had in kleine sleden, ieder met een paard bespannen. Als de kanonschoten werden gelost, zou de tocht ten strengste verboden zijn, en hoe lang de ijsgang kon duren en de passage stremmen, was niet te bepalen. Even min wist men, waar de reizigsters een onderkomen zouden vinden. In allerijl werd dus de wagen uit elkaar genomen en met zijn inhoud, op vijf kleine sleden, ieder met een paard bespannen, geladen, en zoo begon de overtocht.
Moeder en dochter klemden zich aan elkaar vast, sloten de oogen en voelden niets anders, dan dat zij in vliegende vaart verder gingen. 't Water, dat een voet hoog op het ijs stond, spatte aan alle zijden om haar heen. Als somtijds het ijs zoo huiveringwekkend kraakte, dan meenden ze, dat ze zouden zinken, dat haar laatste uur geslagen was.... Toen ze eindelijk den vasten wal hadden bereikt, werden ze begroet door het geheele theaterpersoneel, dat sidderend het vreeselijk schouwspel had gadegeslagen. Een half uur later dreunden de kanonschoten.
Op haar reis naar Petersburg was ze in Königsberg eenige malen opgetreden, en toen ze bij haar terugkeer naar Berlijn daar weder doorkwam, werd ze opgewacht door een comité, dat nog enkele gastvoorstellingen verzocht. Ze moest echter weigeren, daar ze te Berlijn op een bepaalden tijd terug verwacht werd en ze voor iederen dag, dien ze te laat kwam, hooge boete moest betalen. - Toen echter een arme, oude collega, die door ziekte in treurige omstandigheden was gekomen en nog eenige jonge kinderen te verzorgen had, met tranen in de oogen vertelde, hoe hij op haar al zijn hoop had gebouwd, daar hem, in geval zij wilde medewerken, een benefiet zou worden toegestaan - toen was het Caroline's medelijdend hart onmogelijk, langer weerstand te bieden. Door ten zijnen voordeele eenige voorstellingen te geven, stelde zij den armen collega in staat, zijn verpand huisraad weer in te lossen, en bewaarde ze hem voor de bitterste ellende. De boete te Berlijn werd haar echter niet gespaard en haar goedhartigheid maakte haar menigen blanken daalder armer. Ook te Hamburg, waar ze meermalen optrad, had ze het grootste succes. Eens werd haar daarvan een sprekend bewijs gegeven. Toen ze als ‘Süschen’ in den Bruidegom uit Mexiko verlegen het jawoord stamelde, en het geheele gebouw daverde van bravo's, riep eene heldere, jeugdige stem:
‘Hier blijven, Süschen, for ever!’
| |
| |
Tot tranen toe geroerd, stamelde ze:
‘Hoe gaarne! maar ik mag niet... mijn contract te Berlijn....’
‘Weerkomen 't volgend jaar,’ klonk het andermaal, en jubelend stemden allen daarmee in.
Als het Pruisische hof te Potsdam resideerde, werden vaak eenige acteurs daarheen bescheiden. Dan werden ze allen te zamen des ochtends afgehaald met den grooten, ouderwetschen theaterwagen, waarmee ze slechts langzaam en hotsend vooruitkwamen. Maar verre van zich op die lange tochten te vervelen, rekende Caroline ze tot hare genoegelijkste oogenblikken. Hoe leerde men elkander kennen en achten; wat vermaakte men zich, als Ludwig Devrient zijn geestige invallen ten beste gaf, als Amalia Wolff verhaalde van Weimar, van Goethe, Frau Von Stein en Corona Schröter. - Op reis naar Potsdam kwam men langs het heldere, door bosschen omgeven Schlachtermeer, waar zoo menig vroolijk kunstenaarsfeest gevierd werd, en langs het eenzame graf, waar Heinrich von Kleist en zijne geliefde Henriette Vogel sluimeren. Daar las men met elkander den afscheidsbrief, dien de gelieven hadden achtergelaten, toen ze samen op 'tzelfde oogenblik den dood zochten....
Te Potsdam werden de artisten gewoonlijk voor het middagmaal genoodigd bij den Opper-Kamerraad Timm, denzelfden, die de geldzaken der koninklijke familie bestuurde en die vroeger de milde koningin Louise zoo menigmaal in haar liefdewerk had bijgestaan. Laat in den nacht kwam men weer doodmoe te Berlijn terug, na acht uren in den rammelenden wagen te hebben doorgebracht - en tot loon van al die inspanning ontving men het aanzienlijke honorarium van vier daalders.... O, gelukkige oude tijd!
Het eerste gedeelte van Caroline Bauer's Bühnenleben eindigt in Mei 1829. Toen onthief Koning Frederik Willem III haar van het contract, dat haar aan zijn tooneel verbond, op verzoek van Prins Leopold van Koburg, die haar als zijne gade wenschte mee te voeren naar Engeland, waar hij na den dood zijner eerste vrouw, Prinses Charlotte, verblijf hield. Hij had Caroline Bauer ontmoet bij haar oom, Baron Christiaan Stockmar, denzelfden, die met het Engelsche koningshuis, vooral met Prins Albert, zoo innig bevriend geweest is. Men zegt, dat Leopold zich tot de bevallige kunstenares voelde aangetrokken, daar ze hem zoowel innerlijk als uiterlijk aan zijne edele gade herinnerde. Het mocht hem gelukken, haar jawoord te erlangen, en om zijnentwille verliet ze, slechts een en twintig jaren oud, een loopbaan, die haar tot nog toe hoofdzakelijk roem en geluk had aangebracht. Gedurende de twee jaren van haar huwelijk, dat, zooals de meeste burgerlijke huwelijken van vorsten, morganatisch werd ge- | |
| |
sloten, leefde ze afwisselend te Parijs en in Engeland, overal in gezelschap van hare moeder. Van die verbintenis rept de schrijfster in haar werken geen enkel woord. Wanneer hare geheime mémoires, die eerlang zullen verschijnen, in 't licht zijn gekomen, zullen we waarschijnlijk nadere bijzonderheden vernemen omtrent die periode, die een groot vraagteeken op hare kunstenaarsloopbaan heeft geworpen.
In 1831 werd aan Prins Leopold de Belgische koningskroon aangeboden. Daarbij was een nauwe verbinding met Frankrijk noodzakelijk. Toen deed Caroline Bauer vrijwillig afstand van rang en titel en keerde terug tot hare kunst, die haar eene milde troosteresse was voor de teleurstellingen, die ze had moeten ondervinden.
Wie Caroline Bauer uit hare werken heeft leeren kennen en vereeren, gevoelt, dat niet eerzucht of ijdelheid, maar de stem des harten haar tot die verbintenis had gedreven - en waar dat het geval is, daar moet veel zijn geleden en een zware strijd zijn gevoerd, eer dat hart zich weer vrij had gemaakt van hem, aan wien het zich uit edele neiging had overgegeven.
Was het wonder, dat die ondervindingen der vrouw de kunstenares deden rijpen? Dat ze, toen ze later wederom optrad, had gewonnen aan diepte van gevoel, aan dramatische kracht? Ze was schooner dan ooit, toen ze weder voor het eerst daarna te Petersburg het tooneel betrad.
De omstandigheden, waaronder ze in Rusland aankwam, waren allertreurigst. De opstand van de Polen, waarvoor de edeldenkende Duitsche de grootste sympathie gevoelde - en moest verbergen, en tegelijkertijd de cholera drukten geheel Petersburg diep terneder, zoodat het niemand mogelijk was, eenige belangstelling voor het tooneel te gevoelen. Hoe gaarne had Caroline het contract doen opheffen, dat haar voor den tijd van drie jaren gebonden hield. Maar de Keizer verbood uitdrukkelijk, den schouwburg te sluiten, waardoor hij de gedrukte stemming vreesde te verergeren. - Hoe waren de arme acteurs te moede, als ze verplicht waren des avonds in 't een of ander blijspel op te treden, nadat ze den ganschen dag hadden vernomen van de vreeselijke ellende, die de ziekte na zich sleepte, of hun de doodstijding van dezen of genen goeden vriend was meegedeeld! Na iedere voorstelling nam men afscheid, als vreesde men elkaar nimmer te zullen weerzien.... En dan hoorde men 's nachts - overdag mocht er niet meer begraven worden - voortdurend het rollen der voertuigen, die de lijken naar 't kerkhof brachten - staatsiekoetsen, open rijtuigen, meubelwagens, die geheele ladingen doodkisten vervoerden.... Eerst nadat ook twee Fransche acteurs als slachtoffers van de cholera waren gevallen, werd eindelijk het sluiten der schouwburgen toegestaan.
Toen eenige maanden later, nadat de vreeselijke ziekte was geweken, de theaters heropend werden, ondervond Caroline de leven- | |
| |
digste belangstelling; ook het hof was dikwijls bij hare voorstellingen tegenwoordig, waar Keizerin Alexandra hare landgenoote met vreugde begroette. Ook hier waren Caroline en haar moeder 't middelpunt van alle gezellige kringen, en ongetwijfeld zouden ze langer in Rusland zijn gebleven, als niet de strenge winter en vooral de ontzenuwende zomerhitte beider gezondheid benadeeld hadden.
Nu begaf ze zich op een groote kunstreis naar Riga, Königsberg, Pesth, Weenen, Linz, Berlijn, Hanover, Dresden, Praag, Mannheim en Karlsruhe. Deze reis was een ware triomftocht. Ze was nu 26 jaar oud, in haar volle kracht en bloeiende schoonheid. Geen wonder dan ook, dat ze door de jeugd aangebeden, door ouderen vereerd werd als hoogepriesteresse der kunst en als het ideaal der edelste vrouwelijkheid.
Caroline Bauer's gastvoorstellingen te Weenen vielen juist in den tijd, toen daar de zoogenaamde modeperiode heerschende was. Lang geen aangenaam tijdstip voor eene actrice, die het ernstig met hare kunst meende. In de eerste plaats werd rekening gehouden met de toiletten, waarin de actrices zich vertoonden - hoe ze speelden, kwam er minder op aan. De meesten harer hadden zich dientengevolge geheel onderworpen aan den eersten dameskleermaker, die uitstekend de kunst verstond, om iederen dag iets nieuws uit te vinden. Niet alzoo Caroline. Slechts als de rollen, waarin ze optrad, dat toelieten, offerde ook zij aan den god der mode en liet ze zich zoo fraai mogelijk tooien - maar niets ter wereld had haar kunnen bewegen, het karakter van haar rol daaraan op te offeren. Eens had ze bijna fiasco gemaakt, door als ‘oude Tante’ in een ouderwetsch, gebloemd kleed, met muts en omslagdoekje voor den dag te komen, terwijl haar voorgangster in blauwe zijde en kanten was uitgedost. Maar met de haar zoo eigene gevatheid wist ze tusschen haar rol eenige sarcastische regelen in te lasschen, die niet slechts de ontevredenheid deden wijken, maar haar zelfs een daverend applaus verwierven.
Ook te Pesth, waar ze, terwijl het theater te Weenen gesloten was, een engagement had aangenomen, was ze lang niet voor haar genoegen. Het tooneel was er tweemaal zoo breed en tweemaal zoo diep als dat te Berlijn en het geheele gebouw zóó kolossaal groot, dat men, om slechts door de eerste banken in het parterre verstaan te worden, met al de kracht zijner longen moest schreeuwen. - Daarom was het haar onmogelijk, daar in rollen van première amoureuse op te treden; ook van de naïeve rollen ging alle aardigheid verloren. Ten einde raad kwam ze op den inval, den stommen Viktorin in Waise und Mörder te spelen en werd daarin met warmte ontvangen. In 't kleine Baden bij Weenen, waar ze de rest van haar vacantie doorbracht, speelde ze ten beste der armen en wel dezelfde rol, waarmee ze haar loopbaan was begonnen, die van Margaretha in Iffland's Hagestolzen.
| |
| |
Keizer Frans, die met zijne dochter, de ex-Keizerin van Frankrijk, de voorstelling bijwoonde, noemde haar ‘een allerliefst Margareetje’ en vond vooral haar spel zeer comme il faut.
Haar engagement te Dresden heeft Caroline Bauer's kunstenaarsloopbaan besloten en daarop de kroon gezet. Het verkeer met den grooten dramaturg Ludwig Tieck was haar van onberekenbaar nut. Gesteund door zijn raad, waagde ze zich dan ook met het schitterendste succes aan de rol van Julia, van Desdemona, Ophelia en zelfs van Lady Macbeth, die toch eigenlijk minder geschikt waren voor hare natuur, dan de hoofdrollen in de salon-comedies. Geen wonder, dat de begaafde actrice spoedig de uitverkoren lieveling werd van den ouden Romantiker; dat hij haar verhaalde van zijn jeugd, van zijn vroeg ontwaakte liefde voor het tooneel, van zijn eerste letterkundige proeven, waartoe hij werd aangespoord door een zijner leeraren aan 't gymnasium, die sensatieromans door zijn leerling liet schrijven, om daardoor zijn eigen, schrale kas te spekken. Dan vertelde hij van de avonturen, die hij tijdens den oorlog van 1793 had doorleefd, en van zijn plannen voor een reis naar Italië, die hij met zijn vriend Wackenroder wilde ondernemen, om een poëtisch vagebondenleven te leiden, welke schoone luchtkasteelen echter in rook vervlogen, daar het de beide jongelui aan geld ontbrak. - In Tieck's woning was Caroline bij menigen leesavond tegenwoordig. De groote schrijver had de gewoonte, om in den huiselijken kring 't een of ander drama of ook wel eens een blijspel voor te lezen, en de goede toon bracht mede, dat vrienden en vreemdelingen, die in Dresden vertoefden, die voorlezingen bijwoonden, om den ijdelen Tieck daardoor hulde te bewijzen. Voor onze kunstenares waren ze van groot nut, daar Tieck uitstekend voordroeg.
Gedurende negen jaren was Caroline Bauer eerste actrice aan het hoftheater te Dresden. Terwijl zij zich in 1843 te Mannheim bevond, stierf hare moeder; na den dood van haar, die haar trouwe hulp en troost geweest was, die haar nooit een oogenblik had verlaten, haar altijd steunend ter zijde stond, was het haar eenzaam en droevig te moede, en het was, als voelde ze nu dubbel die bezwaren, waaraan ze vroeger zoo moedig het hoofd had weten te bieden. Toen daarop de bekende vertegenwoordiger der Poolsche emigranten, Graaf Broël-Plater, haar zijn hand aanbood, aarzelde ze niet, in het voorjaar van '44 de nog altijd zoo geliefde planken vaarwel te zeggen, om hem naar Zwitserland te volgen. Reeds in '28 had ze den Graaf te Berlijn leeren kennen, zonder zich van zijn liefde bewust te zijn. Nu ze hem dertien jaren later, na den dood harer moeder, wederzag, was de rijke, trotsche graaf een arme uitgewekene geworden. In zijn jeugd had hij gekampt voor Polen's onafhankelijkheid en zich zijn geheele leven gewijd aan zijn arm volk, waarvoor hij al wat hij kon, ten offer had gebracht. In Parijs gaf hij van 1833-'37 het blad Le Polonais uit; hij verkeerde voornamelijk met geleerden, en met
| |
| |
De Montalembert was hij zeer bevriend. Te Rapperschwyl aan 't meer van Zürich liet hij het Poolsche museum bouwen, waar hij alle reliquieën verzameld heeft, die aan Polen's bloeitijd herinneren. De Gravin Plater spreekt van haren echtgenoot als van den man van eer, die bewaard is gebleven voor de vele ondeugden, die zijn landgenooten meestal aankleven, maar tevens betreurt zij, die met hart en ziel aan haar land gehecht was, het diep, dat de vrijwillige ballingschap van haren echtgenoot en zijn haat tegen Duitschland haar verhinderen, het geliefde vaderland weer te zien, waarnaar ze tot aan haar dood heimwee gevoeld heeft.
't Was der Gravinne Broël-Plater vergund, in een der liefelijkste streken van Zwitserland haar leven te eindigen. Villa Broëlberg ligt te midden van een uitgestrekt park op een der groene wijnbergen, die het meer van Zürich omgeven. Van het met bloemen beplant terras ziet men links het meer en de stad Zürich, rechts de hooge, met sneeuw bedekte Alpen. De Poolsche vlag, waarmede Graaf Plater zijne eenvoudige woning tooit, wuift zijn landgenooten een vriendelijk welkom tegen. Aan de armen uit den omtrek gaf hij vroeger de geruststellende verzekering, dat ze er een gewillig oor voor hun klachten, een helpende hand in hun ellende zouden vinden, want wat ook in en om haar veranderd mocht wezen, hetzelfde edele, medelijdende hart, dat der gevierde actrice tot haar grootste sieraad verstrekte, maakte ook de ‘Fro Grof’ (zoo werd ze door het volk genoemd) algemeen bemind en geëerd. Drie en dertig jaren heeft ze het stille Broëlberg bewoond, terwijl ze met de buitenwereld in geen andere verbinding stond dan door hare herinneringen, die ze nu en dan in de wereld zond en die voortdurend hare grootste vreugde waren. In hare laatste levensjaren verliet haar de goede gezondheid, waarin zij zich vroeger altijd had mogen verheugen; ze had veel rheumatische pijnen te verduren, totdat ze den 18den Oct. '77 uit haar lijden werd weggenomen.
Ongaarne roer ik een zaak aan, die toch niet onvermeld mag blijven: de smet, die haar vroegere uitgever en zoogenaamd vertrouwde vriend Arnold Wellmer op de nagedachtenis van Gravin Plater heeft trachten te werpen. In na haar dood geschreven mémoires, door stukken uit hare correspondentie aangevuld, beproefde hij aan te toonen, hoe hij zich in zijn overleden vriendin vergist heeft. - Financieele grieven moeten hem daartoe gebracht hebben. Toen hij zich na haar dood teleurgesteld zag in wat hij had gemeend uit hare nalatenschap te moeten ontvangen, ontzag hij zich niet, Caroline Bauer aan te klagen bij de talrijke vrienden, die zij zich door hare geschriften had verworven - en terwijl tijdens haar leven zijne bewondering voor haar grenzenloos was en hij die in de voor hare werken geschreven inleidingen ondubbelzinnig had uitgesproken, voelde hij, slechts weinige maanden nadat hare groeve zich gesloten
| |
| |
had, zich gedrongen, door geheimzinnige uitingen donkere vlekken in hare zonnige persoonlijkheid te laten gissen. - Zonder te onderzoeken, of zijne grieven al dan niet gegrond zijn, voelen wij ons ten zeerste verontwaardigd over den man, die het vertrouwen zijner overledene vriendin misbruikt heeft, om hare nagedachtenis te bevlekken.
Een harer ware vrienden, Dr. Ludwig Brunier te Schwerin, heeft, in rechtmatige verontwaardiging ontstoken, hare verdediging op zich genomen. Hij koos het beste tegengift, door eenvoudig zijne correspondentie met Gravin Plater in 't licht te geven, al haar brieven in de volgorde, waarin ze geschreven zijn, hier en daar door hem toegelicht, te laten drukken. Met een verruimd hart leggen wij zijn boekje ter zijde, dankbaar aan hem, die ons het vertrouwen in eene ons zoo sympathetische persoon wist terug te geven.
Onbegrijpelijk is het, hoe haast alle bladen, die vroeger slechts lof voor Caroline Bauer overhadden - slechts weinige hadden tact genoeg, om te zwijgen - van de teleurstelling, hun door Arn. Wellmer berokkend, melding hebben gemaakt. En toch is er, dunkt mij, zoo heel weinig scherpzinnigheid voor noodig, om 't ongerijmde van zijne beschuldigingen in te zien. Hoe zouden - om slechts een enkel punt te noemen - wel dertig jaren, nadat ze van het openbare leven is teruggetreden, allen, die zich haar herinneren, haar deugd, beschaving, haar aangeboren voornaamheid roemen, als haar reinheid niet boven alle verdenking verheven ware geweest?
Hebt ge de gedenkschriften van Gravin Plater opgeslagen, dan is 't u, als bevondt ge u in het salon eener fijnbeschaafde vrouw, die u op geestige wijze verhaalt van haar verleden. Ge vergeet den tijd; want zij gaat steeds voort met vertellen, en ze weet u steeds te interesseeren; ze moge hare vrienden of verwanten, groote kunstenaars of hooggeplaatste personen tot haar onderwerp kiezen; u het leven in een kleine Duitsche stad schilderen; kleine schandalen in de herinnering terugroepen, of om haar eigen, jeugdige dwaasheden doen lachen: boeiend en geestig is alles, wat ze zegt. Haar doel was blijkbaar niet, een afgerond werk te leveren, haar hart dreef haar eenvoudig, om te verhalen van zooveel, dat haast vergeten was, en dat waard is, in de herinnering te blijven voortleven. Als van een hoogen berg ziet ze terug op wat zóó ver achter haar ligt, dat ze in staat is, het met een geheel objectief oog te beschouwen. Dat blijkt het allereerst uit de wijze, waarop ze van zichzelve spreekt. Een vereerder uit Breslau, die bij 't lezen harer mémoires vergeefs zocht naar de beschrijving van de lauweren, die ze in zijne vaderstad had geplukt, maakt de opmerking: ‘Hoe groot moeten dan wel haar andere triomfen zijn geweest, als ze die te Breslau niet het vermelden waardig keurt.’
Toen in Ueber Land und Meer de eerste herinneringen van Ca- | |
| |
roline Bauer verschenen waren, ontving de Redactie meer dan honderd brieven, die om het vervolg van het Bühnenleben verzochten en duidelijk toonden, hoe de beminnelijke actrice in de herinnering harer tijdgenooten voortleefde. Autoriteiten op 't gebied der dramatische kunst, zooals Gustav Freytag, Prof. Gottfried Kinkel en Louis Schneider, de onlangs overleden voorlezer van Keizer Wilhelm, die gelijktijdig met Caroline aan het koninklijk tooneel verbonden was, prijzen haar om strijd; de laatste getuigt van het Bühnenleben: ‘Alles is zoo absoluut waar, zoo onopgesmukt, dat juist die waarheid het grootste sieraad is. Zelfs daar, waar de jongere lezer eenige overdrijving of althans eenigszins sterk kleuren van de waarheid zou veronderstellen, kunnen wij bevestigen, dat alles werkelijk zoo gebeurd is; dat de ingevoerde personen aldus hebben gesproken, de beschreven plaatsen er zoo uitgezien, de verhaalde voorvallen zich werkelijk zoo toegedragen hebben. Slechts waar? En toch zoo boeiend? Zoo weldadig? Zeer zeker, en juist daardoor is het, dat dit boek zich zoo gunstig onderscheidt van andere werken in de tooneel-literatuur.’
Maakt de boeiende wijze van verhalen, dat ge aan de lippen der vertelster hangt, door haar zacht oordeel en haar fijn gevoel krijgt ge haar lief. Dat treft het meest bij de talrijke portretten, die ze verzameld heeft. Het tweede deel van haar Bühnenleben handelt bijna over niets anders, en 't zijn voornamelijk de beroemde collega's aan het koninklijk tooneel, die ze daarin aan u voorstelt. Ook in 't eerste deel en in de Kommödiantenfahrten vindt ge menig portret geteekend, en wel zoo juist en scherp, zoo eigenaardig en geestig, dat ge aan de gelijkenis niet kunt twijfelen. Als meesterstukken noem ik Rachel von Varnhagen en haar echtgenoot, den pedanten, onaangenamen Varnhagen von Ense, eigenlijk de eenige, die door de milde schrijfster vrij hard wordt behandeld. Hij schijnt op haar een recht onaangenamen indruk gemaakt te hebben, en, waarheidslievend als ze is, kan ze dat niet verbergen. Voor Rachel heeft ze niets dan lof, en zoo goed is Caroline's beschrijving geslaagd, dat het u is, als zaagt ge de kleine, levendige, Joodsche vrouw met haar edel, warm hart, de beschermster van den jeugdigen Heine, in levenden lijve voor u staan. En om u eene duidelijke voorstelling te maken van den grooten Ludwig Devrient, van zijn geniaal spel, behoeft ge slechts het hoofdstuk te lezen, dat Caroline in haar Bühnenleben aan hem heeft gewijd.
Caroline's goedhartigheid en rechtvaardigheid treffen vooral daar, waar ze hare collega's schildert. 't Is waarlijk niet ieder gegeven, om een mededinger op zoo onpartijdige wijze te beschouwen, als zij het Mad. Stich en Amalia Neumann gedaan heeft. En met welk een verrukking spreekt ze over Henriette Sontag, over Wilhelmine Schröder-Devrient; hoe bewonderend over Louise v. Holtei, het liefelijkste Kätchen von Heilbronn, die reeds op haar 25ste jaar haar
| |
| |
roemvolle loopbaan eindigde. Geen wonder, dat Caroline dra het hart gewonnen had van Amalia Wolff, die, zelve niet met kinderen gezegend, Line als hare dochter beminde, toen ze getuige was geweest van Caroline's oprechte droefheid bij den dood der gevierde mededingster.
In haar Kommödiantenfahrten geeft ze ook studies uit het verleden: Sophie Ackermann, haar voorzoon Friedrich Ludwig Schröder, die in 1771 op 27jarigen leeftijd directeur van het Hamburgsche tooneel werd - haar echtgenoot Ackermann en haar bloeiende dochter Charlotte, die slechts haar 17de jaar mocht bereiken..... In een vroolijk ballet had het dartele kind zich in een in 't oog loopend prachtig kostuum laten bewonderen. In de garderobe teruggekeerd, werd ze daarover ten strengste berispt door haar broeder, die haar niet wilde veroorloven, wat hij iedere andere actrice verbieden moest. Het was reeds de tweede maal, dat ze zijn verbod had getrotseerd. Verhit door den dans, opgewonden en nog zenuwachtig na een val, dien ze kort te voren van een hollend paard gedaan had, gooit Charlotte deur en vensters open, drinkt snel een glas ijskoud water en - zinkt ineen, door een zenuwtoeval getroffen. Te middernacht weenen Sophie Ackermann en hare kinderen bij 't lijk hunner lievelinge..... Zes dagen bleef het theater gesloten; bij de heropening hield de groote Brockmann een treurrede op Charlotte Ackermann en geleidde zwijgend hare zuster Dorothea, die in rouwsluiers gehuld was, over het tooneel. Geheel Hamburg betreurde zijn schoone lievelinge, en de nieuwsbladen bevatten zooveel gedichten op haar, dat de politie verbood die langer op te nemen.
Aan Fr. L. Schröder heeft het tooneel oneindig groote verplichtingen. - Hij liet het eerst Shakespeare opvoeren; zelf speelde hij voor Hamlet en op zoo aangrijpende wijze voor Koning Lear, dat de bekende philosoof Mozes Mendelssohn na het derde bedrijf het theater moest verlaten en nooit meer Schröder in die rol durfde te gaan zien. De opvoering van Othello (met Dorothea Ackermann als Desdemona) deed de zenuwen der Hamburgsche dames zóó geweldig aan, dat de directeur genoodzaakt was, aan het stuk eene andere ontknooping te geven. Othello zag zijn dwaling in en liet Desdemona in het leven. - Een halve eeuw later is de moedige Sophie Schröder de trots der Hamburgers. Als den 31sten Mei 1813 de Franschen onder Davoust de stad binnenrukken, vraagt Sophie Schröder haar ontslag, ten einde onmiddellijk den Franschen bodem te ontvluchten. Maar Davoust, die dit vernomen heeft, beveelt haar, om getooid met de Fransche kokarde op het tooneel te verschijnen. - ‘Nooit! ik heb gezworen, op Hamburg's tooneel onder Fransche heerschappij geen woord te spreken.’ ‘Dan zullen Fransche gendarmes u op het tooneel sleepen.’
Geen bidden helpt. Maar zij weet van den directeur gedaan te krijgen, dat het kleine blijspel Twee woorden wordt aangekondigd.
| |
| |
's Avonds verschijnt zij werkelijk, getooid met eene Fransche kokarde, zoo groot als een bord. De trots eener vorstin straalt uit haar oogen; ze schijnt het lachen der Franschen volstrekt niet te hooren en speelt haar rol - die, op de twee woorden aan 't slot na, geheel stom is, zóó meesterlijk, dat de toeschouwers met de grootste bewondering voor de Duitsche kunstenares worden vervuld en niet opmerken, dat ze de twee slotwoorden verzwijgt en zoodoende haar gelofte gestand doet.
Den volgenden morgen vertrekt ze met haar geheele gezin.... Tien jaren daarna (1823) staat op hetzelfde tooneel eene beeldschoone jonge vrouw: Sophie Schröder's dochter, Wilhelmine Schröder - Devrient.
In het hoofdstuk ‘Leipzig’ komen herinneringen voor aan Lortzing, Clara Wieck, Robert Schumann, den door zijn treurigen dood bekenden theatersecretaris Robert Blum (die ze allen persoonlijk gekend heeft) en een zorgvuldig geschreven studie over Caroline Neuberin, de moeder van het Duitsche drama. Op de geestigste wijze verhaalt ze van de wandschilderingen in Auerbach's kelder, waarop in den jare 1525 door een zekeren meester Arno was afgebeeld ‘de geschiedenis van den geleerden dokter Joh. Faust’, die in plaats van theologie de zwarte kunst had beoefend en zijn ziel aan den duivel verkocht. Anno 1766 trekken deze kunststukken en de daarbij behoorende gedichten de aandacht van een schoonen, jeugdigen Leipziger student; hij neemt het boek, waarin de gansche geschiedenis te lezen is, van den muur, waaraan het met een ijzeren ketting is vastgemaakt, en verdiept zich geheel in Johann Faust's leven, daden en hellevaart.... de jeugdige student droomt den Faust van den dichter Goethe. Terloops zij aangemerkt, dat hij dien ook een beetje doorleeft.
Meesterlijk geschetst is het portret van den Lubeckschen ‘Theatergraaf’, Graaf Hahn-Hahn, wiens onweerstaanbare neiging tot het tooneel hem ertoe bracht, van Mecklenburgsch veldmaarschalk tooneeldirecteur te worden, waarbij hij op de dwaaste wijze zijn groote rijkdommen verkwistte, - daar 't hem geheel aan kennis van tooneelzaken ontbrak. Toen hij op zijn 74ste jaar stierf, was hij gezonken tot theaterknecht te Altona, waar de directeur hem op zijn aanhoudend smeeken had toegestaan, om kleine diensten te verrichten, daar de arme Graaf buiten de toone elatmosfeer niet leven kon.
Ook historische portretten zijn in de Kommödiantenfahrten verzameld. Zeer aantrekkelijk onder anderen is dat van Stephanie van Baden, de nicht van Josephine en aangenomen dochter van Napoleon, die zij bij haar gastspel te Mannheim leerde kennen en vereeren. Het verhaal van den geheimzinnigen moord van Keizer Paul I van Rusland, den woesteling, die door zijn waanzinsvlagen ieder, die in zijne nabijheid kwam, ongelukkig maakte, en de geschiedenis van Madame Narischkin, de geliefde van den ridderlijken Keizer Alexander, geven aan het hoofdstuk Memel historische waarde.
De dankbare herinnering aan het leven, dat achter haar ligt, dat
| |
| |
zoo rijk was, zoo veelbewogen en belangrijk, doet haar al die beelden uit het verleden voor haar nog altijd frisschen, jeugdigen geest terugroepen. Weer ziet ze hen voor zich, die groote kunstenaars, die eens haar vurigste bewondering hebben opgewekt, en zichzelve in hun midden, de jonge collega, die zoo gelukkig is door de vriendelijke ontvangst, die haar alom ten deel valt. Dezelfde voornaamheid, die men in haar persoon zoo roemde, spreekt ook uit haar werken. Zonder ooit de eerste te willen schijnen, boeit ze zelve meer nog dan ieder, van wien ze verhaalt; ze is de draad, die alles verbindt, het middelpunt van het harmonisch geheel. Even min oppervlakkig als langdradig, vraagt ze uwe aandacht alleen voor zaken, die waarlijk belangrijk genoeg zijn, om erbij stil te staan.
Met ieder jaar, dat haar verder van haar gelukkige jeugd en van haar kunst verwijderde, scheen hare liefde daarvoor nog te klimmen. Met een soort van heimwee zag ze steeds daarop terug, en het ging haar zooals velen: slechts het schoone bleef in hare herinnering voortleven en verdrong menige schaduwzijde, die bij een meer onpartijdige beschouwing zeker zou zijn opgemerkt. Vandaar het feit, dat sommige harer verhalen eenigszins zijn opgesierd door voetlicht en blanketsel, die er een al te fraaien glans aan geven.
Terwijl het Duitsche tooneel zijn schitterendste periode heeft zien voorbijgaan, is voor het onze ongetwijfeld een blijde toekomst te wachten. In de laatste jaren is men er meer en meer van doordrongen, dat het tooneel in staat is, een machtigen invloed op de beschaving van een volk uit te oefenen. Ernstige pogingen tot verbetering werden aangewend, en de uitkomst heeft bewezen, dat ook in ons klein land talenten sluimerden, die, aangekweekt en tot rijpheid gekomen, elk rechtgeaard Hollandsch hart met blijden trots vervullen. Maar een groote zaak ontbreekt nog bij het meerendeel van het kunstminnend publiek: de eerbied voor het beroep van den tooneelspeler, die zeker meer de algemeene achting van noode heeft dan de toejuichingen, die hem ruimschoots ten deel vallen. Verreweg de meesten onzer eerbare landgenooten zijn van meening, dat een acteur, ja, in zijn soort heel goed kan wezen, maar toch van een geheel ander maaksel is dan een hunner - en stellig zouden ze min of meer schrikken, als ze moesten vernemen, dat deze of gene hunner bekenden of verwanten zich bij het tooneelvolkje had aangesloten. - Ik geloof, dat het lezen van Caroline Bauer's werken ertoe zal bijdragen, om dat vooroordeel te leeren overwinnen. Zij brengt u in kennis met bijna alle acteurs uit Duitschland's bloeitijd, die ze schildert, niet slechts in hun kunst, maar ook in hun leven, en menigmaal weet ze den grootsten eerbied in te boezemen voor personen, die, oppervlakkig beschouwd, nauwelijks belangstelling schenen te verdienen. Alle, onderling zoo verschillende personen, die Caroline Bauer voor ons laat optreden: Caroline Neu- | |
| |
berin, Sophie Schröder, de beide Wolff's en Rachel v. Varnhagen - de beruchte Lady Ellenborough, de ‘Theatergraaf’ en de schoone Luxburg, de geliefde van Keizer Napoleon - de edele Stephanie van Baden en Fratel, de niet minder rechtschapene, oude Jodin, zij getuigen allen hetzelfde: de zedelijke waarde van den mensch is even min
afhankelijk van het beroep, dat hij zich heeft gekozen, als van zijn stand of geloof. Wie ernstig streeft naar het ideaal, zal bij machte zijn, zijn beroep te adelen, te verheffen.
Utrecht, Oct. 79.
eldar.
|
|