De Tijdspiegel. Jaargang 37
(1880)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– AuteursrechtvrijGeschiedenis van den dag.
| |
[pagina 28]
| |
caturen heeft willen gevenGa naar voetnoot(*). Èn de Oostersche èn nog meer de Middel-Aziatische quaestie hebben het oordeel der Engelschen beneveld. Ik geloof zelfs, dat in Engeland zeer veel sympathie voor de Russen zou bestaan om het afwijkende, vreemde, zonderlinge van het karakter, indien er geen ingewortelde, oude politieke vijandschap was. Even min betrouwbaar is over 't geheel het oordeel der Duitschers, die bij al hun wetenschappelijkheid de Russen haten met een ouden, ingekankerden historischen volkshaat; alles, wat Rusland en de Russen betreft, wordt van de zwartste zijde voorgesteld, zóó zelfs, dat men niet aan een betere toekomst van het reusachtige rijk en het in elk geval merkwaardige volk wil gelooven. Afkeer van de politiekerij heeft zekere geleerden, o.a. Friedrich von Hellwald, ertoe gebracht, een overdreven gunstig oordeel te vellen over de Russen en het half Aziatische rijk een toekomst te voorspellen zoo schitterend, dat wij het op grond van de werkelijke gegevens niet gaarne zouden willen onderschrijven, hoeveel wij ook overigens met het oordeel van den bekwamen ethnoloog ophebben. Bestaat er nu bij al die verwarring een middel, om den rechten weg te vinden en de waarheid zoo dicht nabij te komen, als dat den mensch gegeven is, die ernstig naar waarheid streeft? Ik geloof het wel en voeg er terstond bij, dat die weg, wel beschouwd, zeer eenvoudig is. Wanneer men een volk wil leeren kennen, dan moet men beginnen, met alle politiek te laten rusten en na te gaan, wat het oorspronkelijk karakter is van een volk, zooals dit in algemeene trekken kan worden gegeven; dit karakter hangt voor een deel samen met den grond, dien het bewoont, en den aard van het land; het spiegelt zich af in de geschiedenis van het volk, waardoor het karakter in sommige gevallen weder een wijziging kan ondergaan. Èn karakter èn geschiedenis geven, altijd tot op zekere hoogte, grond om, zij 't ook in grove trekken, zich een denkbeeld te vormen van de toekomst van een land.
De Russen, of om liever den algemeenen naam te gebruiken, de Slaven behooren tot denzelfden stam als de Germanen: het zijn Ariërs; er is dus op zichzelf geen reden, om lager van hen te denken. Dat het hun niet ontbreekt aan kracht, blijkt uit den invloed, dien zij hebben uitgeoefend; op verschillende volksstammen hebben zij hun stempel afgedrukt, hen in zich opgenomen; zoo b.v. de Bulgaren, die zóó Slavisch werden, dat men hun oorsprong op het eerste gezicht niet meer vermoedt. Hun taaiheid blijkt uit de hardnekkigheid, waarmede zij zich wisten staande te houden; alleen in Noord-Duitschland | |
[pagina 29]
| |
moesten zij voor de overmacht der Germanen wijken en werden door hen verduitscht (Wilzen, Obotrieten); in Boheme (Czechen) wisten zij zich te handhaven en tot op onzen tijd hun karakter, hun nationaliteit te bewaren te midden van de Duitsche bevolking, terwijl op het Balkan-schiereiland Bulgaren, Serven en Nieuw-Grieken aan de Turksche onderdrukking weerstand hebben geboden. Een nog sterker bewijs voor de taaiheid van het Slavische ras leveren nog tegenwoordig de Polen, die bij al hun gebreken een zeldzame kracht ontwikkelden. Van de 6de tot de 9de eeuw deden de Slaven in materieele ontwikkeling, welke den grond legt voor de intellectueele beschaving, niet onder voor de andere Europeesche volken. Julin of Vineta aan den mond van de Oder kon het Venetië van het Noorden genoemd worden, en ook in Zuid-Rusland bloeide de handel en worden wij gewezen op teekenen van een rijke ontwikkelingGa naar voetnoot(*). Vergelijkt men nu echter de tegenwoordige ontwikkeling van Middelen West-Europa met die van Oost-Europa, dan valt het groote onderscheid in het oog; men vindt in Rusland zonder twijfel vele mannen, die, wat beschaving en geleerdheid betreft, zich meten kunnen met de besten van West-Europa, maar het algemeene peil staat aanmerkelijk lager - een feit, dat als een axioma mag gelden. In het algemeen kan men zeggen, dat de ontwikkeling van Rusland in onzen tijd gelijk staat met die van Europa in de middeleeuwen. Vraagt men naar de oorzaak, dan geven de Russenvrienden een verklaring, die naar ons inzien wel voor een deel, maar volstrekt niet geheel de zaak opheldert. Dat Rusland zooveel ten achteren is, moet, beweert men, niet geweten worden aan de mindere begaafdheid van de Slaven - want dezen staan met de andere Arische stammen geheel op dezelfde lijn - maar aan de onderdrukking, waaraan de Russen en ook de Slaven op het Balkan-schiereiland hebben blootgestaan. De Russen hebben omstreeks drie eeuwen gezucht onder de Mongoolsche overheersching. In het begin der twaalfde eeuw overstroomden de wilde Mongoolsche horden Zuid-Rusland en vernietigden de beschaving, doodden de snel voortgaande ontwikkeling; twee en een halve eeuw duurde die onderdrukking en toen Iwan Wasiljewits, bijgenaamd de Groote, zijn volk van de barbaren bevrijdde, moest de beschaving opnieuw beginnen; niet alleen was het vroeger verkregene verloren, maar het volk was door den druk ontzenuwd, door den omgang met de Mongolen verachterd, terwijl op de Slaven een stempel was afgedrukt, die eerst met den tijd kon vergroeien en zeker in de eerste eeuwen zijn sporen moest achterlaten. Terwijl dus de Westersche volken in dien tijd met rassche schreden | |
[pagina 30]
| |
vooruitgingen, werden de Russen in hun ontwikkeling gestuit, teruggedrongen en kregen Mongoolsch bloed in de aderen. Op dezelfde wijze verklaart men de verachtering van de Slaven op het Balkan-schiereiland, Bulgaren, Serven, Nieuw-Grieken. De Bulgaarsche gruwelen en de Grieksche rooverijen hebben een Europeesche beruchtheid verkregen. Welnu, velen zoeken de oorzaak van zulke dingen niet in de eigenschappen van de Slaven, maar in de verachtering, die over elk volk komt, wanneer het gedurende langen tijd wordt onderdrukt door een macht, die in ontwikkeling en beschaving ver beneden staat, zooals op het Balkan-schiereiland met de Turken tegenover de Slaven het geval is. Deze voorstelling nu verklaart slechts voor een deel de mindere ontwikkeling der Slaven, en deze moet naar ons inzien tevens ook gezocht worden in de mindere begaafdheid. Onderdrukking kan wel het oorspronkelijk karakter van een volk op den achtergrond doen treden, maar niet zoo geheel vernietigen; de verwildering heeft haar grenzen; in elk geval zullen, wanneer de onderdrukking ophoudt, de sporen van het oorspronkelijk karakter weer zichtbaar worden. Nemen wij nu de geschiedenis van de Russen na de bevrijding van het juk der Mongolen op het laatst der vijftiende eeuw door Iwan Wasiljewits en later onder en na Peter den Groote, dan vinden wij een geheel ander karakter dan bij de andere volken. De Regeering is voortdurend despotisch - ‘door sluipmoord verzacht’, heeft men erbij gevoegd. Bijna al de vorsten en vorstinnen streven naar beschaving en ontwikkeling, maar daarmee gaan gepaard zeer barbaarsche handelingen. Peter de Groote, de algemeen meest bekende van de Russische vorsten, was en bleef met al zijn Europeesche beschaving in zeden, denkbeelden en wijze van regeeren een barbaar, aan den brandewijn verslaafd. Wanneer het executeeren van staatsmisdadigers, b.v. als er een samenzwering was geweest, niet snel genoeg ging, nam de Czaar zelf een bijl en ging aan het onthoofden. De beschaving aan het Russische hof had veel van de beschaving der parvenus; zij was geheel uiterlijk, bestond in vormen; de ziel, het leven ontbrak. Bij een vergelijking van het Westen en Oosten van Europa moet men altijd de Russen een paar eeuwen minstens toegeven, omdat de Mongoolsche overheersching in elk geval een tijdperk is geweest van stilstand niet alleen, maar ook van achteruitgang. Maar dat in aanmerking genomen, welk een verschil ook dan nog b.v. tusschen Russen en Germanen! De middeleeuwsche Germanen waren ruw; menige geschiedenis van de roofridders is niet opwekkend, maar toch, welk een geheel ander karakter draagt die ruwheid! Vergelijk b.v. de positie, welke de vrouw inneemt bij de Germanen en bij de Russen; in den regel is dat een maatstaf, om de beschaving van een volk te meten; de eerbied voor de vrouw verschilt zóóveel bij den Rus en den Duitscher, | |
[pagina 31]
| |
dat men bijna zou zeggen, dat zij niet van dezelfde afkomst kunnen zijn. In Duitschland vindt men zelfs een vrij groot onderscheid in karakter tusschen de Zuid- en de Noord-Duitschers; de laatsten zijn veel stugger, ruwer, harder, wat het gemoed betreft, minder beschaafd, minder poëtisch dan de Zuid-Duitschers, een verschijnsel, dat wij zeker niet alleen moeten toeschrijven aan het verschil van klimaat, maar nog meer aan de vermenging van de Slaven en Duitschers in het Noorden; de eersten waren vroeger daar zeer talrijk en zijn wel door de Duitschers verdrongen, vernietigd, maar zooals het gewoonlijk gaat bij zulke volkenbotsingen, voor een deel ook vermengd.
Zekere warme liberalen wijten alle ongelukken van Rusland aan den despotischen regeeringsvorm, maar men moet nooit vergeten, dat een volk altijd de regeering heeft, die het verdient; een volk draagt niet zooveel eeuwen een minder ontwikkelden regeeringsvorm, wanneer die niet populair is, en populair is het despotisme nog altijd, wanneer men onderscheid maakt tusschen het volk en een betrekkelijk klein deel ontevredenen. De politieke behoeften van het Russische volk zijn blijkbaar niet groot, want de Czaar wordt nog steeds afgodisch vereerd, en wanneer men al klaagt over het bestuur, dan geschiedt dat, omdat het wordt uitgeoefend door onrechtvaardigen, door dieven, niet omdat men een anderen regeeringsvorm verlangt. De Nihilisten hebben op allerlei kunstige, meest bedriegelijke wijzen de ontevredenheid met de Regeering zoeken op te wekken en in weerwil van hun zeer sterke propagande bij het volk weinig succes gehad. Van een omwenteling in Westerschen zin, van een verandering van regeeringsvorm, heeft men in Rusland zoo weinig begrip, dat men in den regel niet spreekt van hervormingen, van een constitutie, maar van contrôle. Is het gewoonte geworden, om al de verkeerdheden in Rusland op rekening te stellen van den despotischen regeeringsvorm, de vraag zou kunnen worden gesteld, of die regeeringsvorm zelfs tegenwoordig nog niet diegene is, welke het meest aan de ontwikkeling van het Russische volk past. Zeker is het, dat de grootsche hervormingen en het vroeger zeer humane bestuur van den tegenwoordigen Czaar die gebreken niet minder hebben gemaakt. En te verwonderen is dat niet, want welke zijn die gebreken? Oneerlijkheid en drankmisbruik. In Rusland, zegt men, en over 't geheel is 't waar, is alles te koop. De omkooperijen zijn onder alle standen, vooral de hoogere, zelfs de militaire stand niet uitgezonderd, zoo algemeen, dat men inderdaad kan spreken van een volksgebrek. De dieverijen in den Krim-oorlog waren kolossaal, maar die in den laatsten Turkschen oorlog niet veel minder. Het drankmisbruik is in Rusland zoo groot, dat men een Rus zonder brandewijnflesch bijna niet denken kan. | |
[pagina 32]
| |
En wat vermag nu een regeeringsvorm tegen zulke volksgebreken? Zouden zij onder een anderen regeeringsvorm niet hetzelfde zijn, misschien nog erger? Zoo komen wij vanzelf tot het karakter van de Russen. Wat verstandelijke ontwikkeling betreft, staan de Slaven over 't geheel niet beneden de Westersche volken, en daarop gronden zich de ethnologen, die zich de toekomst van de Slaven niet minder groot voorstellen en meenen, dat dezen snel dien trap van beschaving zullen bereiken, welken wij als den hoogsten hebben leeren achten. Het verstand beslist echter niet alleen over de toekomst van een mensch en een volk. Heeft de Rus geest, hij mist die diepte van karakter, welke het verstand een hooger vlucht doet nemen; mannen, die veel met Russen hebben omgegaan en onpartijdig genoeg zijn, om zoowel het goede als het kwade op te merken, zijn het op dat punt volkomen eens. ‘Ik heb veel Russen gekend’, schrijft Honegger in de voorrede van zijn zoo even verschenen boek, ‘die veel geest hadden, zelden een, die wist, wat hij met dien geest moest doen’Ga naar voetnoot(*). De Rus, zoo luidt het algemeene oordeel, is levendig van aard, van nature opgeruimd, vroolijk, wuft en vluchtig; hij slaat licht van het eene uiterste over tot het andere; het is alsof hij een afkeer heeft van gelijkmatigheid, zoowel geestelijk als lichamelijk; de uitersten zoowel van koude als van warmte worden zonder hinder door hem verdragen. In zijn zucht naar beschaving stelt hij zich spoedig met den vorm tevreden, en van dat streven naar hoogere beschaving, naar veredeling van geest, waarvan wij bij de Germanen ten allen tijde sporen aantreffen, vinden wij niet veel. Zijn die eigenschappen nu alleen een gevolg van het Mongoolsche bloed, dat den Russen door de aderen stroomt, of van de vroegere onderdrukking? of van het eentonige, vlakke land, dat zij bewonen? Laat ons niet eenzijdig wezen. Wij vinden bij de andere Slavische volken ongeveer dezelfde eigenschappen terug. Denk eens aan de Polen; uiterlijke beschaving, tot ridderlijkheid toe, verstandelijke ontwikkeling zal niemand hun zeker ontzeggen; maar waar is de diepte van karakter, de hoogere beschaving? Van sociale deugden hadden zij zoo weinig begrip, dat zij hun vaderland telkens in het ongeluk stortten. Het einde van Polen is tragisch, maar was het onverdiend? De Serven, Grieken en Bulgaren zijn zeer zeker in de laatste jaren veel vooruitgegaan, maar ontbreekt ook daar niet aan de ontwikkeling het kenmerk van een streven naar hoogere beschaving? 't Is waar, hun ontwikkeling is ook later niet onder de gunstigste omstandigheden aangevangen, want een samenloop van politieke gebeurtenissen bracht mede, dat zij een regeeringsvorm kregen, die met hun geringe mate van ontwikkeling weinig strookte, maar ook in de | |
[pagina 33]
| |
dwaasheden, welke daarvan het noodzakelijk gevolg waren, spiegelt zich het karakter van het volk af.
Meenen wij dus gegronde reden te hebben, het karakter van de Slaven voor minder voortreffelijk te houden dan dat van de Germanen en andere Westersche volken, omdat het gemis aan diepte verraadt en in verband daarmee de practische zin minder is ontwikkeld, wij willen zelf zooveel mogelijk pleiten voor verzachtende omstandigheden. Overal in de wereld zien wij schadelijke gevolgen, wanneer een minder beschaafd volk in aanraking komt met een volk, dat een zeer hoogen trap van beschaving heeft bereikt. Bijna altijd neemt het minder beschaafde volk in dat geval met de uiterlijke vormen van de beschaving de ondeugden der beschaving over; de beschaving werkt bij zulke gegevens demoraliseerend terug. Inzonderheid is dat het geval bij de hoogere standen, die door hun positie het meest met de beschaving in aanraking komen. Onnatuur kweekt altijd slechte vruchten; Peter I verdiende den naam van den Groote niet, toen hij de Europeesche vormen der samenleving met geweld in zijn rijk invoerde. Alle leven en ontwikkeling in de natuur gaat langzaam, en niets wreekt zich sterker dan het maken van sprongen. Bij alle hervormingen in Rusland heeft men niet getracht, den weg van geleidelijke ontwikkeling te volgen, maar van het centraal bestuur uit de hervormingen gedecreteerd, gelast. Vandaar dat de meeste hervormingen in de practijk jammerlijk zijn mislukt. De groote gisting is in Rusland begonnen na den Franschen bevrijdingsoorlog in het begin dezer eeuw; de Russische legers drongen door tot West-Europa, bezetten mede Parijs en leerden daar denkbeelden kennen, toestanden, die van de hunnen hemelsbreed verschilden. De hoogere beschaving boezemde hun eerbied in; de meestal socialistisch gekleurde denkbeelden over de verbetering der maatschappij trokken hen aan, want zij waren èn te weinig ontwikkeld, èn hadden te weinig diepte, om het kaf van het koren te scheiden. In hun vaderland teruggekeerd, konden zij zich niet meer vereenigen met de toestanden, welke daar waren; had het in hun macht gestaan, zij zouden de proef genomen hebben, met de Fransche revolutionnaire ideeën in de werkelijkheid toe te passen. Daar dat niet ging, ontstonden er vereenigingen, geheime genootschappen, die zich ten doel stelden, Rusland te maken tot een ‘beschaafd’ land. Over de middelen, die daartoe moesten worden gebezigd, was men het echter niet eens; de een wilde een vreedzamen weg, dien der hervorming met behulp van de Regeering; de ander - meestal een verschil van karakter - gaf de voorkeur aan den weg van geweld; men onderscheidde een Noordelijken bond, waarvan de hoofdzetel was gevestigd te Petersburg, onder leiding van Nicolaas Turgenjeff, en een Zuidelijken bond onder Kolonel Pestel, waarvan de hoofdzetel gevestigd was te Tultschin. | |
[pagina 34]
| |
Onder de zachtzinnige regeering van Alexander I konden deze vereenigingen zich gemakkelijk uitbreiden. Na den dood van Alexander I werd er een poging gedaan door de revolutionnairen, om het gezag in handen te krijgen; men had zelfs een deel der troepen te Petersburg overgehaald, om gemeene zaak te maken. Zooals gewoonlijk echter was de beweging zoo slecht voorbereid, dat het aan alle leiding ontbrak, toen het op een uitvoering aankwam; men wist wel, dat men wat anders wilde, maar niemand wist wat. Dat gedeelte van de troepen, dat overgehaald was, om mee te doen, werd dan ook op echt Russische manier met kanonnen neergeschoten. De revolutie was mislukt, en daarop volgde gedurende vijf en twintig jaar het despotisch bestuur van Nicolaas I, die met ijzeren hand regeerde, zoodat het uiterlijk scheen, dat Rusland inderdaad rustig was. Die rust was echter slechts schijnbaar; in weerwil van de sterk toenemende bevolking van Siberië bleef het vuur ook in Rusland zelf voortsmeulen. De regeering van den tegenwoordigen Czaar was aanvankelijk geschikt, om die partij, welke hervorming wilde langs geleidelijken weg, tevreden te stellen. Alexander II heeft getoond, een edel vorst te zijn; behalve de vele nuttige hervormingen in de rechtspleging en op financieel gebied, maakte hij zijn naam onsterfelijk door de opheffing van de lijfeigenschap. Intusschen, het bleek weldra, dat de hervormingen volstrekt niet aan het doel beantwoordden; met name de opheffing van de lijfeigenschap heeft tijdelijk meer ellende teweeggebracht dan goeds gewrocht. 't Was weder zooals gewoonlijk met de Russische hervorming; zij werd gelast, bevolen, zonder te vragen, of het volk er rijp voor was en welke maatregelen van overgang er konden worden genomen. De lijfeigenen, de boeren waren van ouder tot ouder gewoon geweest, voor hun heer te werken, omdat zij moesten; de heer zorgde daarentegen voor het onderhoud van den boer. Het spreekt vanzelf, dat zulk een slaaf niet gewoon is, te overleggen; hij leeft ongeveer zooals het vee, dat in de wei wordt gejaagd. Met de opheffing van de lijfeigenschap kreeg de boer vrijheid en een stuk land. De vrijheid bestaat voor zulke wezens in het niets doen; om het land met vrucht te bebouwen, waren noodig gereedschappen en daarbij kennis. Zoowel aan het een als aan het ander bestond gebrek; buitendien moest er een vrij hooge pachtsom betaald worden van het land, dat het eigendom van den boer geworden was. Een groot deel van den adel was tegen de opheffing van de lijfeigenschap en werkte dus niet mee, om de hervorming te doen slagen; de heer behoefde niet meer te zorgen voor het onderhoud van den boer en liet hem aan zijn lot over. Het gevolg was, dat er in '76 nog omstreeks twee millioen boeren met de betaling van de voorgeschreven som ten achter waren; in sommige gewesten had men misgewas, maar de wet hield daarmee geen reke- | |
[pagina 35]
| |
ning. De hervorming mislukte dus voor een goed deel, en de schuld werd natuurlijk, en niet geheel ten onrechte, gegeven aan de Regeering. Had de adel echter allerwege meegewerkt, om de hervorming te doen slagen, de zaak had heel anders kunnen loopen, maar zoo iets moet men van de overgroote meerderheid van den Russischen adel niet verwachten. In de verschillende besturen duurde de omkooperij, de diefstal op groote schaal voort; de schuld werd alweder gegeven aan de Regeering, zonder te bedenken, dat geen enkele Regeering deugt en deugen kan, wanneer men een volk van dieven en zwendelaars en dronkaards heeft.
Die toestand was koren op den molen van de geheime genootschappen, en ook van het Nihilisme. Wat is het Nihilisme, heeft men in den laatsten tijd dikwerf gevraagd; hoe is het ontstaan; welke macht vertegenwoordigt het in Rusland? Het Nihilisme is een echt Russisch verschijnsel en kan ook alweder dienen tot bevestiging van de karakterschildering, die wij boven van het Russische volk hebben gegeven; alleen in Rusland kon het Nihilisme geboren worden en tieren. Nihil is het Latijnsche woord, dat niets beteekent; de Nihilisten streven naar niets; zij houden de bestaande toestanden voor zoo slecht, zoo verrot, dat alles moet worden vernietigd. Vraagt men, wat er na de geheele vernietiging van den staat, van de maatschappij ontstaan moet, dan antwoordt de Nihilist, dat hij daarmee zijn hoofd niet breekt; zij, die er nog na de vernietiging overblijven, moeten weten, of zij nog wat maken zullen; misschien dat er door de noodzakelijkheid na de vernietiging iets anders ontstaat, misschien ook niet, maar het bestaande is te slecht, om te blijven, en moet in elk geval weg. Het woord Nihilist komt het eerst voor in een in 1861 door Iwan Turgenjeff uitgegeven roman, getiteld: Vader en zonen; de held van dezen roman, Basaroff, verklaart zich voor een Nihilist, d.i. voor een aanhanger van de even genoemde leer. Of Turgenjeff het woord zelf heeft uitgevonden, dan of het een inval is geweest van een of anderen jeugdigen Latinist, zal de geschiedenis waarschijnlijk nooit te weten komen. Als revolutionnaire sekte moeten de Nihilisten zonder twijfel worden gebracht tot de socialisten, maar de Nihilisten verraden ook in hun socialistische opvatting het eigenaardig Russisch karakter; ook hier, zouden wij kunnen zeggen, vinden wij weer het gewone gebrek aan diepte, aan practische opvatting, aan sociaal talent. De Duitsche sociaal-democraten, de Fransche socialisten, de internationalisten hebben allen hun stelsels van wereldverbetering; zij meenen te goeder trouw, dat er in de maatschappij veel minder ellende zou heerschen, | |
[pagina 36]
| |
wanneer hun recepten tot genezing der kwalen werden toegepast. Het Nihilisme is de eigenaardige Russische vrucht, welke zich ontwikkeld heeft uit de kennismaking met de socialistische stelsels, inzonderheid de Fransche, welke het meest in Rusland zijn bekend geworden. De geest is te arm, heeft te weinig diepte, om de vreemde stelsels om te smeden naar den eisch van andere maatschappelijke verhoudingen; de gevolgtrekking is een soort van fatalisme, dat bij het afschrikwekkende toch soms nog achting afdwingt door de zelfopoffering, waartoe het in staat is. Het lijden, dat de Russische Nihilisten zich getroosten, hun onvermoeide arbeid, hun geheele overgave aan een denkbeeld, waarbij persoonlijk genot en persoonlijk voordeel geheel op den achtergrond treden, de doodsverachting, waarmee zij hun daden verrichten, zijn een betere zaak waardig en werpen een tragisch licht op deze algemeen verachte lieden. Wat voor de Nihilisten een zekere sympathie doet gevoelen, is, dat zij een gunstige uitzondering vormen op de algemeene omkoopbaarheid; in een land, waar, zooals men algemeen beweert, alles te koop is, vindt men een alles vernielende sekte, waarvan de aanhangers zelfs in doodsgevaar doof blijven voor den klank van het geld; daarom ook is 't nog niet gelukt, de organisatie van de Nihilisten te leeren kennen en de draden van het kunstig gespannen samenzweringsnet in handen te krijgen. De sluipmoorden van de Nihilisten, hun werken met dolk en dynamiet, hun stoute plannen, om een geheelen hoftrein, een geheel paleis in de lucht te laten vliegen, hun afpersingen en brandstichtingen hebben terecht de algemeene verontwaardiging opgewekt en een hevige woede tegen hen doen ontstaan. Men moet echter, om billijk te zijn, de omgeving in aanmerking nemen, waarin deze Russen zijn grootgebracht, de geschiedenis van hun land vóór zich hebben; die geheele geschiedenis is een aaneenschakeling van daden van geweld; het is een barbaarsche geschiedenis, waar het kleed der Europeesche beschaving uiterlijk en los omheen is geworpen. Opgevoed in een omgeving, waar daden van willekeur, van woest geweld aan de orde van den dag zijn, is het Nihilisme inderdaad zulk een verrassende verschijning niet; het past veeleer in het kader der Russische maatschappij, is geheel geëvenredigd aan de Russische geschiedenis. Van de organisatie van het Nihilisme, van zijn uitgebreidheid weten wij nog weinig af; men kan alleen het karakter der beweging kenschetsen. Ook over de talrijkheid loopen de gevoelens zeer uiteen; algemeen neemt men aan, dat het gerucht, dat de Nihilisten maken, grooter is dan hun macht. Hiervoor pleit ook, dat de personen, die gevangen genomen werden als betrokken in of verdacht van de gesmede komplotten, bijna zonder uitzondering behooren tot zeer jeugdigen leeftijd. Meerendeels zijn 't jongelieden, die aan het hooger of middelbaar onderwijs hebben deelgenomen, weinig werkten, maar zich | |
[pagina 37]
| |
inbeelden, veel te weten; inzonderheid de natuurstudie schijnt gevaarlijk te zijn voor de jonge Russische hoofden. Daar zij de natuurwetten oppervlakkig kenden, schijnt in hen het denkbeeld gevaren te zijn, dat het in de menschelijke maatschappij even ‘natuurlijk’ moest gaan en de gebreken van de maatschappij moeten worden toegeschreven aan de willekeurige afwijking van het ‘natuurlijke’. Evenals de socialisten elders vergaten zij echter een voornaam ding: zij bestudeerden niet de elementen, waaruit de maatschappij is samengesteld, de menschen, maar maakten afleidingen uit de organisatie van geheel andere elementen, bouwden daarop theorieën, die, oppervlakkig gezien, zoo kwaad niet waren, maar die tot niets konden leiden, omdat de stof, waarvan gebouwd, georganiseerd moet worden, geheel verschillend is. Er zijn in Rusland veel studenten, die niet studeeren; het gevolg is, dat zij geen betrekkingen krijgen, wanneer de daarvoor vereischte leeftijd is gekomen. Daarbij zijn de wetten op het hooger en middelbaar onderwijs zeer streng. Wordt een student om een of andere reden - dikwijls zijn de redenen van politieken aard - van de hoogeschool weggejaagd, dan zijn tevens de inrichtingen van hooger onderwijs elders in het land voor hem gesloten. Wat zullen zulke jongelieden aanvangen, wier hoofden even min staan tot werken als hun handen? Leiden de omstandigheden er hen vanzelf niet toe, om het fatalistische Nihilisme te omhelzen als het eenig ware geloof? Men heeft het Nihilisme in Rusland genoemd de zee, waarin alle stroomen van ontevredenheid uitloopen, en die uitdrukking verklaart werkelijk veel. Wij zouden verkeerd doen, wanneer wij ons voorstelden, dat al de leden van de geheime vereenigingen, welke hervorming van het bestaande met of zonder omwenteling zich ten doel stellen, zich bij de Nihilisten hebben aangesloten. Het grootste deel der hervormingsgezinden is daarvoor te verstandig, en de meesten zullen te veel te verliezen hebben, om naar het algemeene niet te streven; maar daar zij het bestaande haten en voor het oogenblik geen uitweg zien tot verbetering, zijn zij den Nihilisten niet vijandig; zij laten hen begaan, wellicht in de meening, dat hun hervormingsplannen vanzelf aan de orde komen, wanneer de Nihilisten eerst het despotieke regeeringsstelsel hebben ten val gebracht. Juist het gebrek aan dieper nadenken, den licht bewogen Russen zoo sterk eigen, maakt hen voor zulk een handelwijze als voorbeschikt. Het schijnt echter, dat de Nihilisten 't in den laatsten tijd wat ver gedreven hebben; de aanslag op den spoortrein te Moskou, het helsche plan van het winterpaleis heeft velen teruggebracht van hun welwillendheid ten opzichte van de Nihilisten en de harten van hen afgewend. Verstandiger ware 't geweest, wanneer men een weinig vroeger had bedacht, dat de werkzaamheid der Nihilisten aan de invoering van hervormingen slechts schade kon doen, want dat het eind moest wezen van zulke moordenarijen het uitsluiten van elke hervorming en | |
[pagina 38]
| |
het verscherpen van het despotisch stelsel. De instelling van den staat van beleg en de verdeeling van het land in zes gouvernementen bij de ukase van 5 April '79, en later het dictatorschap van Graaf Loris Melikoff bij de ukase van 26 Februari '80 zijn het noodzakelijk gevolg van de Nihilistische werkzaamheid; zij zijn geen vrucht van het Russische despotisme, maar maatregelen, die onder zulke omstandigheden overal elders, zij 't ook met eenig verschil van vorm, op dezelfde wijze zouden zijn genomen. Wanneer de maatschappelijke orde bedreigd wordt, zoeken ook meer beschaafde volken naar een dictator en stellen zich vrijwillig onder zijn bevelen. Behalve de hoogescholen en het middelbaar onderwijs leveren ook nog andere inrichtingen goede brandstoffen voor de Nihilisten. In de eerste plaats de gebreken in de maatschappij zelf, gebreken, waarin tijdig kon worden voorzien, maar waaraan weinig of niets wordt gedaan. Men leze b.v. over het treurig lot, waarin veelal de zonen van de geestelijken verkeeren. Elke klasse, die niet langs normalen weg een toekomst vindt in de maatschappij, maakt men voorbeschikt om haar toevlucht te zoeken tot een of andere dolle, revolutionnaire theorie. In den laatsten tijd is het fabriekwezen in Rusland zeer toegenomen, inzonderheid in de groote steden; het aantal proletariërs, vroeger zeer gering, is groot geworden, en het lot van deze arbeiders is over 't geheel treurig. In Maart '77 werd een belangrijk revolutionnair proces gevoerd. Een der aangeklaagden, die tot den arbeidenden stand behoorde, legde de volgende verklaring af als reden van zijn deelneming aan het komplot: ‘Van ons negende jaar af, terwijl wij nog kinderen zijn, worden wij uit het ouderlijk huis gejaagd, om zelf ons brood te verdienen.’ Is het niet begrijpelijk, dat zulke wezens gaarne luisteren naar de taal van opruiers en aan de hersenschimmige beloften van verbetering van hun toestand geloof slaan? De meerderheid van de arbeiders in Duitschland en Frankrijk, schoon meer ontwikkeld dan de Russische werklieden, wordt eveneens het slachtoffer van de socialistische inblazingen.
Is het Nihilisme gevaarlijk voor Rusland, zoodat men een groote sociale omwenteling of een algemeene verwarring kan verwachten? Wij gelooven het niet; de Nihilisten zijn daarvoor te weinig talrijk; het doel, dat zij najagen, is te onzinnig; de middelen, die zij aanwenden, zijn te kras; de band, die hen verbindt met de groote hervormingsgezinde partij, is te zwak. Toch zouden wij aan den anderen kant niet durven beweren, dat Rusland's naaste toekomst bijzonder schitterend zal zijn. De indruk van de Nihilistische daden is te sterk geweest, om spoedig te verdwijnen, en zoolang die indruk duurt, zijn de Regeering en de overgroote meerderheid des volks uit den aard der zaak vóór strenge maatregelen en moet het tijdperk der hervormingen verdaagd worden. | |
[pagina 39]
| |
De geruchten, welke aan Loris Melikoff een hervormingsplan toeschrijven, komen ons dan ook twijfelachtig voor. Het streven van den dictator zal in de eerste plaats zijn, de willekeur van de ambtenaren zooveel mogelijk te beperken, de omkooperij uit te roeien en het volk het denkbeeld te geven, dat het landsbestuur in de eerste plaats het recht vertegenwoordigt en op grond van rechtvaardigheid vertrouwen en gehoorzaamheid eischt. Maar hoe zal het mogelijk zijn, dat schoone denkbeeld te verwezenlijken in een land, waar alle standen veil zijn, de hoogere niet het minst, en de dieverij een volkskanker is geworden? Voeg bij de veilheid de dronkenschap, die eveneens tot de volkskwalen behoort; de weinige kracht, die van den godsdienst uitgaat, welke in bijgeloof en vormendienst is verstikt, en men kan moeilijk zijn optimisme zóóver opdrijven, dat men geen donkere wolken ziet blijven hangen over het onmetelijke rijk. Het is geen geluk voor Rusland geweest, dat het ontijdig in aanraking is gekomen met de Westersche beschaving - ontijdig, omdat het onderscheid in ontwikkeling te groot was. Wij wezen boven reeds op de nadeelen, welke onvermijdelijk daarvan het gevolg zijn. Dat nadeel is vooral zichtbaar bij den Russischen adel, die het meest met die Westersche beschaving in aanraking kwam. Die adel is buitendien samengesteld uit zeer verschillende bestanddeelen; geen land, waar men zooveel vreemde fortuinzoekers vindt, die zijn opgeklommen tot den eersten stand en met de gebreken van de parvenu's zijn behept, al voeren zij een hoogen titel. Geen wonder dus, dat het noblesse oblige van geen algemeene toepassing is. Er zijn zonder twijfel in Rusland edele geslachten, die hun naam eer aandoen, maar over 't geheel doet hetgeen men van den Russischen adel hoort, wel eens denken aan den Poolschen adel. Zonder besef van zijn hooge roeping, blijft de beschaving en de ontwikkeling beperkt tot het uiterlijke; wordt veel kracht verbruikt door onderlingen naijver, en worden de belangen des lands vergeten voor intriges, die ten doel hebben, een gunsteling ten val te brengen. Bij soms zeer sterke nationale ingenomenheid vindt men weinig vaderlandsliefde in den edelen zin. Voegen wij het een bij het ander, dan kunnen wij vooralsnog niet gelooven, dat de Russen bestemd zijn, de straks oud wordende Germanen te vervangen en een nieuw tijdperk te openen in de geschiedenis der beschaving. De Slaven moeten eerst deugdelijker bewijzen hebben gegeven van hun sociaal talent. Verstandelijke ontwikkeling alleen beslist niet over de toekomst van een volk, even min als van het individu; niet minder dan het verstand beslist daarover het karakter, de diepte van het leven. Ons oordeel geve echter geen aanleiding tot misverstand, dat inzonderheid bij de vele bezitters van Russische effecten in Nederland licht zou kunnen ontstaan. Wij beschouwen Rusland niet als een land, | |
[pagina 40]
| |
waarvan men spoedig vreemde dingen zal hooren, groote veranderingen, omwentelingen in dien zin, welke in het Westen aan de beteekenis van dit woord wordt gehecht; daarvoor zijn de grondslagen, waarop het tegenwoordige bestuur in Rusland rust, nog te hecht; daarvoor stemt de autocratische regeeringsvorm te veel overeen met den geest des volks. Buitendien, volken leven niet zoo snel, vooral niet, wanneer zij zijn op dat standpunt van ontwikkeling, waarop Rusland zich bevindt. De aanprijzing van een constitutioneelen regeeringsvorm, als een middel, om de krankheden der Russische maatschappij te genezen, heeft iets belachelijks en toont te weinig kennis van den aard en het wezen van het volk. Het rijk, dat een werelddeel vormt, is te groot; de afstanden zijn te ontzaglijk, de middelen van gemeenschap te moeilijk, om aan zulk een regeeringsvorm te denken, indien er volgens de ontwikkeling van het volk al sprake van kon zijn. Wat Rusland in de eerste plaats noodig heeft, is een strenge hand, die niet alleen den tegenstand breekt van de revolutionnairen, maar ook zulke maatregelen neemt, dat de bekende gebreken worden weggenomen, die als 't ware een leger van ontevredenen in het leven riepen; de bronnen van het Nihilisme moeten worden verstopt, en naar al hetgeen wij van de werkzaamheid van den Dictator Melikoff hooren, is hij daarmee op een goeden weg; Melikoff is niet alleen militair, maar heeft ook, wat in Rusland zeldzaam is, administratieve kennis en tact, zoodat men vertrouwen mag, dat het Nihilisme als een den staat bedreigende macht weldra tot het verledene zal behooren, en daarmee is de naaste toekomst van het Russische rijk weder verzekerd. Sommigen beweren, dat Rusland te groot is, om door één centraal bestuur te worden geregeerd, en een splitsing van het rijk op den duur niet kan uitblijven. Daar staat echter tegenover, dat taal en zeden het volk te nauw verbinden, om aan een scheiding te denken. 14 Maart '80. Noorman. |
|