Ik wilde hen aanspreken, doch bleef aarzelend staan.
Zij liepen hard; ik volgde hen en zag op een afstand, dat zij voor verscheiden winkelramen bleven staan, ook voor een speelgoedwinkel. Eindelijk traden zij daar binnen en kwamen er weder uit, beladen met pakjes. Zij wenkten een besteller en gaven hem de pakjes te dragen. Vervolgens richtten zij hun schreden naar de plaats, waar de groote Kerstmismarkt gehouden werd. Daar waren allerlei heerlijkheden te krijgen. Van den denneboom af tot aan de vergulde noten alles, wat een kinderhart slechts wenschen kon. Wie zou al die heerlijkheden optellen! Peperkoeken was al het minste wat er te koop lag; maar er lagen poppen, die ‘papa’ en ‘mama’ konden zeggen; honden, die den kop bewogen; bisschoppen in vol kostuum. Kortom, dingen, die den Keizer van China zouden bekoren. En de zucht tot geven van geschenken hing in de lucht. Men kwam niemand tegen, die niet met een gewichtig gezicht liep en het een of andere pakje verborg, of aan een kennis liet zien, alsof hij wilde vragen: ‘Raad eens, wat ik hier heb?’
Beklagenswaardig zij, die dien dag niets ontvingen; beklagenswaardiger nog zij, die niemand hadden, aan wien te geven!
Mijn vrienden hielden op de markt stil. Ik bleef hen op een afstand gadeslaan. Zij kochten een denneboom en zonden hem naar huis. Daarna lieten zij verscheiden zakjes vullen met al de blinkende heerlijkheden, die noodzakelijk aan een Kerstboom worden vereischt.
Ik vertrouwde mijn oogen niet. Toen zij weder dicht bij huis waren, haalde ik hen in.
‘Waar zijt gij heen geweest?’ vroeg ik aan Lodewijk.
‘Wij moesten voor den Kerstboom zorgen,’ antwoordde Elize terstond.
‘Voor wien zal die boom dan zijn?’
‘Voor Alfred. Wat zal hij blijde wezen!’
‘Voor Alfred?’ herhaalde ik verbaasd.
‘Zeker; voor wien anders?’ zeide Lodewijk.
Ik zweeg en zag het alweder bevestigd, dat Lodewijk en Elize er telkens aan herinnerd moesten worden, dat hun eenig kind gestorven was. Zij noodigden mij uit, het tweede ontbijt met hen te gebruiken, en ik nam de uitnoodiging aan, eigenlijk, om te weten, wat zij met het gekochte speelgoed zouden beginnen.
Toen wij de kamer binnentraden, kwam de geur van den denneboom ons te gemoet, en er lagen een menigte aardigheden omheen, waarmede hij zou versierd worden.
Lodewijk en Elize begonnen al aanstonds opgewonden te praten over de wijze, waarop zij den Kerstboom zouden versieren, en hoe zij alles in het geheim moesten doen, opdat Alfred er niets van merken zou.
Het bleek mij weder duidelijk, dat zij met open oogen droomden.
Och, hoe verheugden zij zich, hoeveel beloofden zij zich reeds bij voorbaat van Alfred's blijdschap!
Ik had den moed niet, om iets te zeggen.
Onder het maken van hun toebereidselen gingen zij naar de aangrenzende slaapkamer, en nauwelijks was ik alleen in de huiskamer achtergebleven, of ik hoorde een gil van Elize.
Onmiddellijk snelde ik hen achterna.