grond treden, om daar de eereplaats te hernemen en die te blijven behouden.
De zon schuilt vaak achter donkere wolken weg en verlaat bij avond voorlang de aarde, zonder dat wij daarom nog vreezen, dat ze voorgoed is verdwenen uit het heelal. Met de zon van schoonheid, waarheid en reinheid is het evenzoo.
De moeilijkheden des levens gedragen te hebben, zegt weinig, maar die moeilijkheden gebruikt te hebben als trappen, waarlangs men de ladder opklimt, die leidt tot den top van zedelijke volmaaktheid, dat is mannenwerk.
Een gedicht zonder gedachten is een mantel zonder man.
Beter een bulderende, dan een mokkende, zwijgende vijand. Bij dezen toch komt er aan het mokken geen einde. Alle vredesonderhandelingen stuiten af op zijn onverbiddelijk en voor den tegenstander zoo pijnlijk zwijgen.
Gedraagt u moedig, vaders en moeders, opdat uwe kinderen dankbaar zeggen kunnen, ten dage dat ook hun de levenstaak zwaar op de schouders weegt: ‘Zóó en zóó hebben onze ouders gehandeld!’ Gelooft mij, zij zullen daarin een spoorslag vinden, om ook moedig en zegenend het leven door te treden.
Door alsem in den mond te nemen, bederven wij onzen smaak, ook, al slikken wij de bittere sappen niet door. Zoo wordt ook ons zedelijk leven bedorven, alleen reeds door over kwade zaken veel te denken.
Loop niet bij anderen met uwe gebreken en zwakheden te koop. Geloof mij, zij zullen spoedig genoeg opgemerkt worden. Het felste licht werpt de donkerste schaduwen.
Een landschap, waarop de stralen der lentezon spelen, kan niet somber zijn. Even min kan er duisternis wonen in het hart, waarin Gods liefde straalt.
Wanneer het avond wordt, zoekt de adelaar zijn nest terug, waaruit hij opsteeg, en het lastdier haakt dan naar de kribbe zijns meesters. Wat wonder, dat ook de mensch de plek, waar hij de wereld intrad, terugzoekt, wanneer voor hem de avondschaduwen komen.
Het lentewindje kust de bloemen en stoeit ermede, en de bloemen doen hem zoete geuren indrinken. De storm daarentegen breekt den