De Tijdspiegel. Jaargang 37
(1880)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 444]
| |||||||||
Staatkunde en geschiedenis.Sociale studiën.
De Prostitutie-geschiedenisGa naar voetnoot(*).
| |||||||||
[pagina 445]
| |||||||||
als gids op ons levenspad bruikbaar. Het geldt toch een algemeen erkend sociaal euvel. Wij weten zeer goed, dat velen ten opzichte der moraal aan geene duurzame beterschap gelooven en daarom het kwaad binnen bepaalde grenzen willen bannen, zonder op de zedelijke roeping van den Staat te letten; wij kunnen even min loochenen, dat de feitelijke toestanden hun schijnbaar daartoe het recht geven, daar er op elk gebied wanverhouding tusschen ideaal en werkelijkheid bestaat, maar dat kan ons niet op een dwaalspoor brengenGa naar voetnoot(*). De zeden en gewoonten van een volk worden al naar gelang van het heerschend systeem van onderwijs en opvoeding verschillend beoordeeld, en hetzelfde geldt omtrent het verschil van opvatting over het wezen der deugd. In West-Europa wordt nog heden ten dage op kuischheid en eerbaarheid groote prijs gesteld, terwijl veelal zelfs elke vrije uiting op het gebied der moraal de verontwaardiging wekt, en toch is het mogelijk, dat de smaak en het voorbeeld der demi-monde op het gebied der mode den toon aangeven. Kunst en wetenschap moeten zekere vormen kiezen, terwijl de grillige mode aan geen voorschriften gebonden is, zoodat zij geheel naar eigen welgevallen den spot mag drijven met hetgeen op elk ander gebied als kuisch en eerbaar in eere gehouden wordt. Volgt nu uit het belangrijk verschil in opvatting, dat de natuur, òf de aan haar ontleende gewoonten, òf de door haar gewettigde zeden en gebruiken, òf de door haar te voorschijn geroepen gedachten en voorstellingen, mits getoetst aan hetgeen wij de rede gelieven te noemen, ons uitsluitend tot richtsnoer moeten dienen? Geenszins. In de eerste jeugd reeds neemt ons gemoed indrukken in zich op, die voor de natuurlijke ontwikkeling van het zieleleven van beslissenden invloed zijn, en wordt ons voedsel voor de phantasie aangeboden. Wij beginnen ons een ideaal te ontwerpen, dat, aanvankelijk nevelachtig, met de jaren bepaalde vormen aanneemt en ons allengs een levensbeginsel schenkt. De Grieken waardeerden de macht der schoone kunsten als het middel bij uitnemendheid, om de menschen op te voeden, te ontwikkelen, te veredelen; de priesters brachten daarom hulde aan de Muzen en Gratiën, die steunpilaren der beschaving en van het geloof, en namen haar op onder de godheden, dankbaar voor de kracht, die van haar uitging. De Christelijke Kerk, voor zoover zij het kruis tot uitgangspunt nam en aan het beeld der onmisbare phantasie vol- | |||||||||
[pagina 446]
| |||||||||
doende speelruimte liet, hechtte mede aan de macht en het gezag van het ideaal. Zonder dat ideaal, dor en koud, is de ziel van den Christen, steunende op dat ideaal ‘een welbesnaard instrument’Ga naar voetnoot(*). Slaan wij nu het boek des levens op, om na te gaan, wat in de practische wereld de verhouding van de ideale gedachte tot de werkelijkheid te beteekenen heeft, dan kunnen wij uit de voorhanden zijnde tegenstellingen afleiden, waar en in welk opzicht de harmonie ontbreekt en welke gevolgen daarmede noodzakelijk verbonden zijn. Gedurende de middeleeuwen waren de behoeften geringer en zoowel beter als gemakkelijker te bevredigen; er heerschte een voor dien tijd berekend sociaal, politiek en religieus stelsel, dat met het karakter der bevolking overeenstemde, en daardoor konden de algemeene toestanden meer aan normale eischen beantwoorden. De wereld als zoodanig was niet beter, maar gelijkmatiger georganiseerd, zoodat er geen aanleiding bestond, om zich over ontzenuwing, verslapping, karakterloosheid of slaafsche navolging te beklagenGa naar voetnoot(†). Minder scherp geteekende tegenstellingen gaan in het algemeen met een voor allen gezondere voedingswijze gepaard, en het zenuwleven stond niet in zoo hooge mate bloot aan kunstmatige prikkelingen van den meest verschillenden aard. Het is buitendien even noodzakelijk, goed te verteren, wat genoten wordt, als iets te krijgen, om te kunnen verteren. Op het gebied der politiek nemen wij in hoofdzaak dezelfde verschijnselen waar. Zullen in onzen kerkelijk en staatkundig veelbewogen tijd de leer der Christelijke liefde en het sociaal rechtsbewustzijn meer vermogen en voor uitersten bewaren, vóórdat het te laat is? Zullen wij in staat zijn, om tegenover de tegenstellingen de macht der harmonie te plaatsen en ons heil duurzaam in onze moreele plichten te zoeken? Zullen wij kunnen verhoeden, dat de chaotische verwarring, waarin de antieke wereld eens verzonk, ook weder ons deel wordt? De kansen zijn gering, maar de hoop doet leven. Wanneer wij de geschiedboeken ter hand nemen en op de ontwikkeling der beschaving, voor zoover zij door de kunst vertolkt wordt, nauwkeurig acht slaan, dan vinden wij, dat er bij de Grieken het eerst van het begrip zedelijkheid sprake is en dat daarmede eene hoogere opvatting der vrijheid hand in hand ging. Wat elders onder de religieuse voorschriften en gebruiken gerangschikt werd, ontwikkelde zich in Griekenland tot een vrije moraal en gaf aanleiding, om het wezen | |||||||||
[pagina 447]
| |||||||||
der vrijheid nader te onderzoeken. Maar terwijl het algemeen, de Staat, daarvan de vruchten plukte, kwam het individu te kort. Het streven bleef op het hoogste gericht, maar dat hoogste gold meer het uitwendig leven. Het Christendom voegde daaraan de ontwikkeling der individualiteit toe en veronachtzaamde niet langer het zedelijk gehalte van het inwendig leven; het stelde prijs op het gemoedsleven en richtte het oog op een hoogere, geestelijke orde, op een zedelijk ideaal, dat in het geloof wortelde en door veredeling van den mensch, zoowel als door toepassing der werkdadige liefde levendmakende kracht bezat; het kon de eigenschappen der antieke wereld huldigen, maar voegde daarbij: deemoed en zachtzinnigheid. In de Christelijke maatschappij treedt de mensch meer op den achtergrond en is het lijden sterker ontwikkeld, terwijl het ‘zich verblijden’ zich slechts aan den gezichteinder vertoont. Naar het oordeel der Christelijke kerk dragen vele voorstellingen omtrent de godheden en een groot deel der Grieksche mythen een onzedelijk karakter, maar de natuurlijke onbevangenheid van het volk, dat geen aanstoot of ergernis nam, en het zeer ontwikkeld schoonheidsgevoel worden daarbij eenvoudig over het hoofd gezienGa naar voetnoot(*). Wat | |||||||||
[pagina 448]
| |||||||||
veelal niet begrepen wordt of op andere moreele grondslagen berust, kan niet aan onze critiek onderworpen worden, daar ons daartoe de gegevens ontbreken. Zoodra die onbevangenheid ophield, veranderde trouwens ook het beeldGa naar voetnoot(*). Had de Kerk bij haar optreden overal beschaving gevonden, zoo zou zij ook meer vrijheid en minder onvoorwaardelijke gehoorzaamheid gepredikt hebben. Zij trad tegenover wilde volkeren met de macht der autoriteit op, maar zij heeft de tegenstellingen in de verschillende eigenschappen scherper geformuleerd en juister gekarakteriseerd; zij moet als een aanvulling der antieke wereld gedacht worden, en beantwoordt als zoodanig evenzeer aan ideale eischen, terwijl zij het religieus bewustzijn versterkte en tevens louterde. Zij wees aan de kunst een nieuw gebied, en ontwikkelde zoowel de diepte van gedachte als de fijnste snaren van het gevoel. Gaandeweg trad het lyrisch en dramatisch karakter in de kunst geheel op den voorgrond, om in Rafaël den hoogsten trap van volkomenheid te bereiken. In den Madonna-cyclus, te beginnen bij den vromen Fiesole en Giotto, met Cimabue als wegbereider en Rafaël als meest volmaakte uiting der schoonheid, leeren wij het zieleleven der vrouw kennen, en geen enkele snaar van het gemoed bleef onaangeroerd. Het is, alsof het beeld der menschheid in alle karaktertrekken, als uitdrukking van ons inwendig leven, aan ons geopenbaard wordt; alsof oude vormen bezield worden; alsof het wezen der harmonie na eeuwenlang lijden weder begrepen werd; alsof het ideaal als de leidende gedachte in ons midden terugkeerde, om op de noodzakelijkheid te wijzen van de natuurlijke en vrije verbinding van ideaal en werkelijkheid, op de onmisbare oplossing der tegenstellingen, ten eerste door de handhaving der gemeenschap, der algemeenheid en van het organiek verband, en ten tweede door versterking van het zieleleven, steunende op de religieuse gedachte der algemeene menschenliefde. Is de maatschappij van de noodzakelijkheid der heerschappij van dat beginsel doordrongen, dan is ook de mogelijkheid voor een duurzame hervorming op elk gebied voorhanden; dan gaat de religieuse loutering met de sociale emancipatie gepaard, en zal de moderne ontwikkelingsperiode wederom karakter verkrijgen. Ontbreekt het echter aan de toe- | |||||||||
[pagina 449]
| |||||||||
passing van die algemeen menschelijke gedachte, dan zal noch het geloof, noch het ideaal, noch de practische behoefte in staat zijn, om het zuiveringsproces met kans van slagen ten uitvoer te brengen; dan zal het reeds voorhanden zijnde licht door de sterk ontwikkelde slagschaduw verduisterd blijven, en dan zullen de scherp ontwikkelde tegenstellingen naast elkander voortwoekeren, hetgeen uitsluitend ten koste der ware beschaving mogelijk is. De nadeelige gevolgen van een zoodanig stelsel treden op sociaal gebied meer en meer op den voorgrond, en de sporen daarvan vinden wij voornamelijk in de prostitutie, die de beste krachten sloopt en de toekomst in gevaar brengt. Dit euvel is historisch geworden, wordt tegenwoordig volgens twee geheel verschillende methoden geduld en bestreden, en biedt hardnekkig tegenstand aan alle aanvallen, omdat het met onze sociale toestanden en verhoudingen staat en valt, derhalve door sociale hervormingen van voedende stoffen beroofd moet worden.
Gaan wij na, wat de geschiedenis ons op dit gebied leert. Evenals op bijna elk gebied is ook op dat der prostitutie van nieuwe ideeën slechts in zeer geringe mate sprake, en hetgeen nog veelal als nieuw beschouwd wordt, is meestal eene dikwijls hoogst eenvoudige wijziging in de reeds lang bestaande vormen, waarvan het wezen bekend is en zelfs de verschijnselen in de geschiedkundige ontwikkeling één voor één nagegaan kunnen worden. Omdat vele zaken een ander gewaad krijgen of met andere woorden verkondigd worden, zijn zij nog niet nieuw, en bij nader onderzoek en verdere ontleding is de vergelijking met het verleden lang niet altijd gunstig voor het heden. Het modern profetendom heeft daarom dan ook een zeer betrekkelijke waarde, en de verkondigers van nieuwe waarheden bespeuren dan ook maar al te dikwijls, dat zij niet alleen de onverschilligheid moeten bestrijden, maar bovenal, dat men niet kan inzien, waarin het nieuwe bestaat, omdat hetzelfde reeds vroeger voorhanden was. Daar de Japansche instellingen op het gebied der prostitutie door velen als voorbeeldig geroemd worden, wil ik met de beschrijving daarvan beginnen. De Mikado'sGa naar voetnoot(*) van Japan moesten geruimen tijd met hun voornaamste en machtigste vazallen om het gezag worstelen en waren eindelijk in 1815 genoodzaakt, van een groot deel der aloude prerogatieven der kroon afstand te doen. De bekwame en voortvarende Yoritomo, Siogoun genaamd, hetgeen zooveel beteekent als luitenant-generaal en met den rang van Taikoun in China gelijkstaat, nam bezit van de legitieme keizerlijke rechten, versloeg de opstandelingen, stichtte de dynastie der Taikouns en riep voor het eerst in Japan de instelling | |||||||||
[pagina 450]
| |||||||||
der staande legers in het leven. Om zijn gezag duurzaam te handhaven, werden in Kamakoura, Osaka, Kioto, Nagasaki en andere plaatsen des rijks troepen gelegd, en om de bevolking tegen de daarmede gewoonlijk verbonden gevaren te beschutten, begon hij met het reglementeeren en organiseeren der prostitutie, die sedert dien tijd onder contrôle van den Staat geduld werd en als staatsinstelling kan gelden. Dat nam niet weg, dat de soldaten aan de strengste tucht onderworpen werden en bepaalde regimenten het celibaat moesten omhelzen, want tegen verwildering der troepen moest in de eerste plaats gewaakt worden. Eigenlijke lupanars, gankiro's geheeten, ontstonden eerst later en werden door Chou-djin-djinaëmon in de provincie Tsourounga geopend. In Yeddo verrees een zoodanig huis nabij het moeras en ontving dientengevolge den naam Yochi-wara, d.i. moerasplant. Bevolkt werden deze inrichtingen spoedig, omdat zij in een behoefte voorzagen en de sociale ellende eenigermate lenigden. Landbouwers en kooplieden brachten hun dochters naar de besloten ruimte, waarin het gankiro gelegen was, sloten een contract met de zaakwaarnemers der lupanars en stonden hun de meisjes tegen schadevergoeding voor een bepaalden tijd af. Een deel der som werd door de officieele reglementen verslonden. Verarmde adellijken, de ‘yakounines’ en ‘samourais’, die hun schulden niet meer konden betalen, verpandden hunne vrouwen, zusters en kinderen, zoodat het gankiro alle standen vertegenwoordigd zag, voornamen, de burgerklasse en het proletariaat. Sociale ellende was de oorspronkelijke aanleiding en drukte aanvankelijk den stempel op dit bedrijf; de gewoonte wijzigde allengs zeden en gebruiken, en wat eerst schande heette, werd gaandeweg een eerGa naar voetnoot(*). Wie daar gehuisvest werd, mengde zich nu en dan elders onder de eerzame bevolking, bezocht bloedverwanten en vrienden en genoot de algemeene achting; wie het 25ste jaar bereikt had, kon weder naar den ouden huiselijken kring terugkeeren, sloot een huwelijk en werd de beste huisvrouw, die door niets aan de stormvlagen van het verleden herinnerde. Zoo werd het gankiro een opvoedingsgesticht, tevens een middel ter ontlasting der ouders, en zelfs de priesters (Yamoibos) van het naburig gebergte genoten het voorrecht, hun dochters tegen betaling van een geringe som aan den Isistempel of liever aan de prostitutie te mogen wijden. Het gankiro omvat een bijzondere wijk, is door palissaden van de buitenwereld afgesloten en aan alle kanten met water omgeven, en slechts ééne deur geeft toegang tot de tallooze straten en stegen, die een rechthoek vormen. In een gankiro sloten de Amerikanen onder Perry het tractaat met Japan, dat Yokohama voor de vreemdelingen openstelde. Zij kenden de beteekenis der plaats | |||||||||
[pagina 451]
| |||||||||
niet, maar terwijl de stad uit armzalige visschershutten bestond, waren pracht en weelde in het gankiro rijkelijk voorhanden. Alle steden en alle stations, aan den grooten weg gelegen, zijn met dergelijke inrichtingen voorzien; door hun eigenaardigen bouw, den kolossalen omvang en de merkwaardige weelde, die er heerscht, onderscheiden de gankiro's zich op een in het oog vallende wijze van de omringende gebouwen. Yeddo-Tokio bezit een gankiro met 20000 bewoners (1872); de stad telt wel is waar 700000 zielen, maar de voorsteden bezitten eigen lupanars, zoodat de zoogenaamde elegante wereld vrij wat talrijker is. De clandestine is streng verboden en eigenlijk overbodig, maar bestaat desniettemin, hoewel zij minder uitgebreid en minder gevaarlijk is dan in Europa; zij huist in de herbergen (hatagoias) en theesalons (tchaias) en wordt officieel vervolgd en bewaakt. Elke geprostitueerde moet bij de politie ingeschreven worden en de jaarlijksche schatting betalen; wie dat nalaat, wordt in den kerker geworpen en zelfs gegeeseld. Wie daarentegen de voorschriften der wet nakomt, ontvangt een fouda of patent, dat bij elke inspectie vertoond moet worden. Is de oogst binnengehaald, dan gaan de Japanneezen eenigen tijd in de gankiro's doorbrengen, om zich te vermaken en het geld onder het volk te brengen, en de huisvrouwen duiden hun dat slechts dan ten kwade, indien zij zich met de clandestine inlaten, die algemeen veracht wordt. In de gankiro's houden officieren, leden van den lageren adel, het toezicht. Zij plaatsen zich in het bureau aan den ingang, houden de registers en incasseeren de gelden, op grond der gepubliceerde tarieven. Hier en daar is de administratie door den Staat verpacht, en de pachters genieten in geene geringere mate dan anderen de achting der burgers. In 1810 hadden de Nederlanders hulp noodig, omdat de Koloniën onder vreemde heerschappij stonden en Decima tijdelijk in den steek werd gelaten; zij namen de hulp van den pachter des gankiro's van Nagasaki aan, en deze ontving daarvoor van den Taïkoun het privilege, ‘de frapper sa maison du portail orné de cuivrures, insigne qui révèle les demeures des gens de la noblesse’. De meisjes ontvangen in het gankiro les in de danskunst, in de mimiek, in de wetten der wellevendheid en in de kennis van den samsing of den goto, twee nationale spelen; sommigen van haar beoefenen de poëzie en de declamatie; allen kunnen lezen en schrijven. Zij, die nog niet den huwbaren leeftijd bereikt hebben, dienen de anderen; voor verdere ontwikkeling en beschaving wordt behoorlijk zorg gedragen. Hoog en laag kiezen bij voorkeur uit het gankiro hun vrouwen. Nu en dan verlaten de djioros het gankiro, om tehuis als vrouw van voornamen rang hare voormalige positie weder in te nemen; men herkent haar aan de met goud en zilver versierde kleederdracht, aan de ceintuur of obi, die zij in plaats van naar achteren, van voren dragen, | |||||||||
[pagina 452]
| |||||||||
aan de groote haarspelden van klatergoud, met kunstbloemen of het symbool van den vos getooid en dwars door het haarkapsel gedragen. Adellijken verven de tanden zwart en scheren de wenkbrauwen op de wijze der getrouwde vrouwenGa naar voetnoot(*). Wij zien derhalve, dat de sociale ellende aanleiding gaf, om zich te prostitueeren, en dat die aanleiding allengs eene behoefte werd; wat eerst de plaats der schande heette, werd gaandeweg tot een zetel der uitbundigste vreugde verheven. Japan erkende de noodzakelijkheid van het euvel, noemde het eene behoefte, en met de organisatie werd aldaar de zinnelijke gedachte in een systeem gehuld en tot in de uiterste consequentie toegepast. Dat kon geschieden, omdat het wezen der deugd een ander karakter bezat en de zonde een andere beteekenis kreeg. Het geschiedboek der menschheid biedt ons wel een hoogst leerrijk, maar tevens een weinig bekoorlijk beeld aan, indien wij het met het oog op de ontwikkeling en veredeling der begrippen omtrent deugd en moraal ter hand nemen. Op historisch gebied stuiten wij overal op gebrek aan voldoende weerstandskracht tegen de lusten der zonde. Gedurende de eerste periode van ontwikkeling der natie, wanneer alle krachten en talenten nog in het belang van stad en land, huis en hof, kennis en kunst en eigen, zelfstandig denken besteed worden, treedt de prostitutie sporadisch op, waagt het onkruid zich ternauwernood aan de oppervlakte, schuwt de wetsovertreder het daglicht en is de natie nog door en door gezond; streng zijn dan de wetten en voorschriften, ernstig is de algemeene opvatting des levens, nijver het karakter der bevolking, zuiver religieus de richting van het gevoelsleven en kernachtig de taal van het volk. Gedurende de bloeiperiode, bij toenemenden rijkdom, gepaard aan zin voor genot en weelde, is veel licht naast veel schaduw voorhanden, maar bedekt een uitwendig vernis nog veelal de feitelijke macht der zonde. Met het begin van het verval treedt de prostitutie zichtbaar op den voorgrond en winnen de verslapping, ontzenuwing en ontaarding langzaam maar zeker veld. Herleeft de gezonde kracht der natie, dan vermindert het euvel; zinkt daarentegen bij voortduring het zedelijk-religieus bewustzijn, dan neemt het bederf de overhand; moed, veerkracht en het oorspronkelijk karakter gaan verloren, terwijl de zucht naar het pikante, de voorliefde voor de phrase en de neiging tot rust zoowel het openbaar als het familieleven beheerschen. De natie is in dat geval ziek en kwijnt weg; zij vreest de daad, speelt met woorden en geniet niet van de vrijheid, maar van de ongebondenheid, want | |||||||||
[pagina 453]
| |||||||||
vrijheid beteekent: gehoorzaamheid aan, eerbied voor en onbepaalde achting van de wetten, die ons beheerschen en die aan het verleden haar oorsprong ontleenen, waarop het heden moet staan en zich verder ontwikkelen. Rabutaux (De la prostitution en Europe depuis l'antiquité jusqu'à la fin du XVIe siècle 1869) onderscheidt terecht de eigenlijke godenleer van de veelal daarmede op gelijke lijn geplaatste uitingen der ontucht. De eeredienst der liefde had als zoodanig niets met de moderne moraal te maken en staat derhalve boven en buiten de alledaagsche opvatting. Onder Solon wordt voor het eerst van den invloed der ontucht op de openbare zeden gewag gemaakt en tracht men de prostitutie wettelijk te regelen, om de geheime losbandigheid te fnuiken. Zijne zienswijze is later in de meeste wetgevingen, hoewel minder consequent, gehuldigd en daarom ook voor ons van belang. Solon liet meisjes opkoopen, in staatsinstellingen plaatsen, van staatswege met alles voorzien, op staatskosten onderhouden en als een bijzondere kaste behandelen, die aan bepaalde voorschriften moest gehoorzamen. Zóó waren zij aan een bepaalde kleederdracht gebonden, mochten noch goud, noch zilver, noch eenig kostbaar sieraad dragen en geen eigen, vrouwelijk dienstpersoneel houden; zóó bezaten haar kinderen geen burgerof burgerschapsrechten. Solon erkende de noodzakelijkheid der prostitutie, toen de burgerdeugd nog hoog in aanzien stond, gaf haar rechten en plichten, verhief haar tot een staatsinstelling, om de nadeelen der ontucht ten opzichte der openbare gezondheid te voorkomen, maar kon zelfs in die dagen noch de geheime ontucht, hoe algemeen ook veracht, uitroeien, noch den nadeeligen invloed der prostitutie op moraal en gezondheid overwinnen. Rome hechtte aanvankelijk zeer aan eenvoud, goede zeden en ernst, maar de oorlogen in Azië legden den grondslag tot de latere corruptieGa naar voetnoot(*). Er begon weelde en overdaad te heerschen, en het genot trad meer en meer op den voorgrond. Oorspronkelijk werd de ontucht aldaar met de Isis-vereering verbonden. Flora, een courtisane, organiseerde voor het eerst de maskerade en wist de zinnen door middel van den dans te prikkelen. Circa 80 jaren vóór onze tijdrekening werden de publieke vrouwen als zoodanig in de openbare lijsten geplaatst, aan het toezicht van den Staat onderworpen en met het ‘licentia stupri’ voorzien. Geen courtisane mocht haar eigen vermogen beheeren, erfenissen of legaten aannemen, het voogdijschap over haar kinderen uitoefenen, eenig ambt bekleeden of de hulp der rechterlijke macht | |||||||||
[pagina 454]
| |||||||||
inroepen. Zij verloor alle burgerschapsrechten en werd aan de algemeene verachting prijsgegeven; haar schande plaatste haar als het ware buiten de maatschappij. Buiten het huisgezin gesloten, ontkwam zij door hare daad aan het gezag des vaders of van haar echtgenoot, hetgeen later tot misbruiken aanleiding gaf, want wat eerst oneer heette, werd gaandeweg een eer. De wetgeving hield zich herhaaldelijk met dit onderwerp bezig en zocht tevergeefs naar een voldoende oplossing der prostitutie-quaestie. Tiberius beperkte de openbare inschrijving der ‘meretrices’, omdat deze in dien tijd als een gunst, een voorrecht, beschouwd werd; Diocletianus ontnam haar het recht, een wettig huwelijk te sluiten, en verbood den senatoren, dochters van ‘lenones’ te trouwen; Caligula hief een belasting van de ontucht en beschouwde haar als een winstgevend beroep; Alexander Severus bestreed uit dit fonds het onderhoud der publieke werken; Theodosius en Valentinianus schaften die belasting weder af, die tot Anastasius afwisselend geheven of als onwaardig verworpen werd. Later zien wij sommige Pausen deze bron van inkomsten exploiteeren, en tot op den jongsten tijd ontmoeten wij nog hier en daar deze belasting, zoo o.a. in Italië. De publieke huizen lagen in de volkrijkste straten van Rome, nabij den Tiber, de markt, de vreemdelingenwijk, aan de haven. Buitendien werd dit bedrijf uitgeoefend door barbiers, kroeg- en logementhouders, bakkers en pachters of eigenaars van badinrichtingen. Het ‘lupanar’ was van 4 uur 's namiddags tot 's morgens vroeg geopend en bestond oorspronkelijk uit een aantal afzonderlijke vertrekken, die door den ‘leno’ verhuurd werden. De huurprijzen waren volgens bepaalde, door de overheid goedgekeurde tarieven vastgesteld. De kleederdracht der ‘meretrices’ was half mannelijk, half vrouwelijk; een mijter tot hoofddeksel, eene blonde pruik als haartooisel, een korte tunica, een soort toga, geel van kleur, en roode laarzen, ziedaar haar kostuum en tevens de verklaring van den bijnaam ‘togatae’. Reeds toen onderscheidde men twee rubrieken, nl. openbare en geheime prostitutie. Laatstgenoemde maakte zelfs de begraafplaatsen onveilig. De Christelijke vorsten trachtten het euvel te stuiten en begonnen in de eerste plaats, de prostitutie met geweld te bestrijden, een voorbeeld, dat later vooral bij de noordelijk wonende volkeren navolging vond. Geprostitueerden, op heeter daad betrapt, werden aan den paal gebonden, op zweepslagen onthaald - tot 300 kon daarbij geteld worden - aan de slavernij prijs gegeven en aan een arm plattelandsbewoner ten geschenke aangeboden; de ouders van geprostitueerden kregen mede zweepslagen, indien zij in de schande der kinderen hadden toegestemd en daaruit voordeel trokken. Zware geldboeten, gevangenis en zelfs de toepassing der doodstraf behoorden geenszins tot de zeldzaamheden. Tegen het ‘lenocinium’ werd met onafgebroken ijver te velde getrokken, en de ‘leno’, als koppelaar en verleider, | |||||||||
[pagina 455]
| |||||||||
moest voor elk vergrijp boeten; maar de algemeene zeden verbeterden daardoor niet, en de ontaarding kon niet voorkomen worden. Met de invoering van het Christendom werd echter toch beterschap voorbereid, want de Christen veroordeelde niet alleen de wetsovertreding, maar zocht bovenal de zondares op, wilde opheffen, vergeven, niet oordeelen of veroordeelen, maar bekeeren. Er was in de Christelijke maatschappij plaats voor medelijden en deelneming, en er werd aan een liefderijke opvatting de voorkeur gegeven en aan een humane levensbeschouwing gedacht. De macht der liefde trad op den voorgrond, en daarmede was de grondslag voor den waren vooruitgang gelegd. Doet boete en bekeert u, was de leus van den Christen. Later bestreed de wetgever meer hen, die indirect van de prostitutie leefden, want de ‘leno’ vond in dien tijd geen genade; zijn berouw werd zelfs verworpen. De eerste conciliën trachtten het huwelijk, als de wettige verbinding van twee personen, te bevorderen en gemakkelijk te maken, de banden tusschen echtgenooten hechter te maken en voor het overige de gevallene liefderijk, hoewel ernstig en streng, ter zijde te staan. Augustinus meende: ‘De onderdrukking der prostitutie, door middel van geweld, beteekende niets anders dan de omverwerping van het bestaande en van hetgeen uit de feitelijk voorhanden zijnde toestanden voortvloeide, de toepassing der negatieve gedachte, die elke hervorming in positieven zin verhindert, ter wille van een gril.’ Hij erkende de macht der zonde en wenschte de misdaad van den hartstocht niet met middelen te bestrijden, die evenzeer, hoewel in tegenovergestelde richting, hartstocht ademden. Augustinus erkende niet het recht der noodzakelijkheid van de prostitutie, maar rekende toch met die noodzakelijkheid onder gegeven omstandigheden, om gaandeweg, door inwendige hervorming, die omstandigheden te kunnen wijzigen en daardoor het karakter der noodzakelijkheid in een ander kleed te hullen; hij eischte de heerschappij van het gezond verstand, dat bedaard en kalm, staande op vasten grond, uit het voorhandene het betere ontwikkelt; dat met de natuurlijke hoedanigheden rekent, en nooit zonder politiek overleg handelt. Geen wonder derhalve, dat onder den invloed van de Romeinsche beschaving, de Romeinsche wetgeving, het Romeinsch gezag en de normale ontwikkeling, de prostitutie sedert dien tijd in afgelegen wijken geduld en tevens meestal geconcentreerd werd; dat dit euvel aan het oog der beschaafde wereld onttrokken, als een treurig feit erkend werd, en dat bijzondere voorschriften, een bijzondere kleederdracht en bijzondere bepalingen voor de kaste der geprostitueerden ook onder het Christelijk gezag bleven bestaan. Wij vinden in Griekenland een organisatie der prostitutie van staatswege; wij ontmoeten in Rome een wettelijke regeling der door particulieren uitgeoefende prostitutie; wij ontdekken in de eerste Christenmaatschappij de erkenning der noodzakelijkheid en dientengevolge con- | |||||||||
[pagina 456]
| |||||||||
centratie der prostitutie in afgelegen wijken, duiding en reglementeering. Gedurende de heerschappij der godenleer werden èn de handlangers, èn de offers veracht en aan de vervolging prijsgegeven; in de Christenwereld bleef de vervolging der handlangers bestaan, maar zochten velen in de offers arme gevallenen en verlatenen, die wellicht nog vatbaar waren voor beterschap en aanspraak op hulp en steun konden maken, indien zij als boetvaardigen in de maatschappij terug wilden keeren. De middeleeuwen vertoonen ons eigenlijk geen ander beeld; nu eens overdreven gestrengheid, dan weder te groote toegevendheid; nu eens toelating en reglementeering, gepaard met organisatie onder toezicht der overheid, dan weder opheffing en vervolging onder erkenning der heerschappij van vrome uitersten; nu eens beperking der individueele vrijheid, dan weder handhaving der persoonlijke rechten. Het resultaat beantwoordde op den duur niet aan de gestelde verwachtingen; het euvel was niet uit te roeien en ondermijnde het maatschappelijk leven in de meest verschillende vormen. Nog zoeken wij op het gebied der moraal den steen der wijzen, en telkens blijkt, dat de verkondigde theorieën wel stof en vuil opwoelen, maar niet de zeden kunnen zuiveren. Karel de Groote liet de prostitutievraag onderzoeken en sprak op grond van die enquête het doodvonnis uit; Lodewijk IX herhaalde dat absoluut verbod; beiden vereenigden zich als het ware in den kreet: ‘Meer godsdienst!’ Dat verbod kon echter, helaas, op den duur niet gehandhaafd worden en werd daarom later weder opgeheven. Wij onderscheiden in de middeleeuwen: 1o. de bestrijding der koppeling en van het handlangerschap; 2o. de regeling der prostitutie, en 3o. de humane middelen ter leniging der door de zonde te voorschijn geroepen ellende. In 1367 werd het aan een ieder verboden, als tusschenpersoon op het gebied der prostitutie op te treden. Wie vrouwen verleidde, om zich te prostitueeren; wie uit den verkoop indirect voordeel trok; wie dien verkoop begunstigde, gemakkelijker maakte, daarbij de rol van administrateur als anderszins aanvaardde of uitoefende, en wie als ‘leno’ optrad, werd ten toon gesteld, met een gloeiend ijzer gebrandmerkt en uit de stad gejaagd. Aldus decreteerde de provoost van Parijs, en deze verordening werd in 1415 en 1419 hernieuwd en ook nu en dan ten uitvoer gebracht. Soms plaatste men een ‘leno’ ook omgekeerd op een ezel, met een stroohoed in de hand en een bord met een toepasselijk opschrift voor de borst, en geleidde hem op klaarlichten dag tot buiten de poorten der stad. Geeseling, kerkerstraf en verbanning werden nog in 1756 te Parijs toegepast. In het Hertogdom Aoste werden ook de publieke vrouwen, met klinkende schelletjes behangen en met een tamboerijn in de hand, door de stad gejaagd, om anderen af te schrikken en in het gemis aan andere wettelijke verordeningen te voorzien. Vrouwen, die jongelieden tot zich lokten, om hen in ver- | |||||||||
[pagina 457]
| |||||||||
leiding te brengen, werden met verbeurdverklaring van haar eigendom gestraft. Engeland paste gelijke straffen toe. De schuldigen werden op wagens geplaatst, die door twee beambten begeleid werden. Schelle muziek vestigde de aandacht van het publiek op deze groep, en meestal volgde een joelende menigte den stoet, waarbij de schuldigen op slijk en vuil onthaald en met de gemeenste scheldwoorden begroet werden. Nu en dan werden haar de haren weggebrand. In Genève protesteerde de bevolking, omdat de veroordeelde slechts gegeeseld, in het openbaar ten toon gesteld, verbannen en niet gedood werd. Handel te drijven met vrouwen, of hen, die zich daartoe leenden, te herbergen, had verbeurdverklaring van het eigendom ten gevolge; terwijl het heulen met de zoodanigen zwaar beboet werd. Toulouse gaf de voorkeur aan een rit door de stad, getooid met een suikerhoed van papier, veeren en een bord, waarop het feit en het vonnis vermeld stonden. Handen en voeten waren gebonden, en zoo trok men naar de rivier, waar een ijzeren kooi voor den schuldige in gereedheid gebracht was; daarin werd hij of zij geplaatst, driemaal in de rivier ondergedompeld, dan in het openbaar ten toon gesteld en levenslang in het rasphuis opgesloten. Te Bordeaux werden de koppelaarsters buitendien nog op een ladder geplaatst, met brandende fakkels getergd en verbannenGa naar voetnoot(*). Karel V bestrafte koppelarij met den dood, hetgeen in Bayonne en Marseille nagevolgd werd. De wetgeving op dit gebied is het strengst en volledigst ontwikkeld in Napels, Portugal en Spanje. Men sneed koppelaarsters o.a. de neuzen af. Ferdinand I ontzag geen middel, om haar te vuur en te zwaard uit te roeien, maar het gelukte hem niet, zijn doel te bereiken. Wat wellicht bereikt had kunnen worden door eenvoudige toepassing van strenge, maar rechtvaardige wetten; wat met humane middelen op godsdienstigen grondslag tot stand had kunnen komen, werd steeds weder door de voortdurende oorlogen verijdeld. In oude kronieken wordt indirect bij bespreking der heksenprocessen van de prostitutie melding gemaakt. ‘De man met het lange vest, wit of zwart van kleur, had het mij op de heide aangedaan, en sedert was ik behekst’, is een der vele variatiën op hetzelfde thema. Sociale ellende, de zorg voor het kind deden het overige. De gevallene moest zich te Berlijn het hoofd laten scheren, een sluier over het hoofd werpen en zich in een linnen mantel hullen. Ongehuwden en weduwen, die de wetten der eerbaarheid overtraden, mochten volgens de statuten der gilden (1683) geen feest bijwonen. Boeten, geeseling, kerkerstraf en verbanning waren aan de orde van den dag; uit huwelijken met | |||||||||
[pagina 458]
| |||||||||
geprostitueerden konden te Berlijn geen wettige kinderen geboren worden, terwijl zij noch eenig leen noch eenige erfenis konden ontvangen. Op echtbreuk stond de doodstraf; koppelarij werd met den dood door middel van vuur, water of het zwaard bestraft. Later echter werd de politie met de zorg voor de goede zeden belast, en ondergingen de voorschriften belangrijke wijzigingen. Intusschen bestond ook in dien tijd tusschen theorie en practijk een belangrijk verschil, zoodat de toepassing lang niet altijd evenredig was aan de strafbepalingGa naar voetnoot(*). Buitendien werd veelal misbruik van het geschreven recht gemaakt, om vijanden uit den weg te ruimen, wraak uit te oefenen en eigen voordeel na te jagen. Zoo stond de uitvoering in nauw verband met het heerschend systeem, de zienswijze der personen, die aan het hoofd stonden, de tijdsomstandigheden, enz. Geen wonder derhalve, dat wij overal op tegenstrijdigheden stuiten; dat de begrippen kwaad en goed op verschillende plaatsen en in verschillende tijden aanmerkelijk van elkander verschillen, en dat de overheid de bevoorrechten gewoonlijk met een ander oog aanzag. Menig kasboek van hen, die wegens schulden achter slot en grendels kwamen, gewaagt van toegestaan vrouwengeld of van ‘kostgeld voor logies en den omgang met vrouwen, daar de delinquent van het genot der rechtmatige echtgenoote verstoken was’. Maar al te dikwijls liet men het kwaad wortel schieten en begon met decreten, zoodra de nadeelen der passieve handelwijze te sterk bespeurd werden. Dientengevolge bezitten wij een menigte van verordeningen, nu eens in strijd met elkander, dan weder ter aanvulling van elkander, en is de toepassing afhankelijk van bijzaken, die met het stelsel niets te maken hebben. Nergens is echter weifeling schadelijker, dan op het gebied der moraal; nergens is een wetgeving, die geen aanzien des persoons kent, van meer belang en nergens is een systematisch optreden noodzakelijker. Het behoud van den staat, van den godsdienst, van de beschaving, gaat met de ontwikkeling der moraal hand in handGa naar voetnoot(†). In 1254 werd de openbare prostitutie in Frankrijk afgeschaft en Parijs van bordeelen bevrijd, terwijl de beambten, hovelingen en officieren nog in het bijzonder vermaand werden, een goed voorbeeld te geven. De openbare publieke vrouwen maakten met de geheime concurrentie gemeene zaak; een deel overstroomde het platteland en ondermijnde overal het huisgezin; een ander deel nam het karakter | |||||||||
[pagina 459]
| |||||||||
der vrouw van fatsoen aan; het vergift verspreidde zich verder en verder. In 1256 werd daarom de toelating van het bordeel weder uitgesproken; in 1269 volgde een nieuw verbod, dat ook door Karel van Anjou gehandhaafd werd. Al die verordeningen werden in 1272 in het zoogenaamd Parlement de l'Ascension behandeld, in overweging genomen en goedgekeurd, en bevatten het recht ten opzichte der prostitutie gedurende de middeleeuwen. Lodewijk XI bekrachtigde haar nogmaals in 1462. De verordening van 1256 duldt de prostitutie, maar verbant haar naar de voorsteden; regelt haar, maar doet tevens een beroep op het gevoel van eer en schaamte. In 1503 werd een bijeenkomst van de lagere geestelijkheid te Parijs door de hoogwaardigheidsbekleeders uitgenoodigd, om de publieke huizen in haar parochiën op te sporen en aan te geven, en zoo werden 6000 publieke vrouwen op eens ontmaskerd. In 1560 werden wederom het interdict over de prostitutie uitgesproken, strenge straffen tegen de overtreders der wet afgekondigd, ja, zelfs een ware jacht op haar geopend, maar het euvel trotseerde alles en verbreidde zich meer en meer, zoodat er van werkelijke afschaffing geen sprake wasGa naar voetnoot(*). De prostitutie in Engeland werd door de vertegenwoordiging als een noodzakelijk kwaad erkend, door Hendrik II (1161) als zoodanig toegelaten en door Eduard III en Hendrik VI nader voor het rijk geregeld. Dit tijdperk is derhalve op het gebied der wetgeving ten opzichte der prostitutie van hetzelfde belang, als de periodieke ontwikkeling in Frankrijk gedurende de 13de en 14de eeuwGa naar voetnoot(†). Voor de Italiaansche steden geven de reglementen en statuten van Milaan den toon aan. De prostitutie droeg een communaal karakter, en de gemeenten sloten zich bij het in Frankrijk gedurende de eerste helft der 16de eeuw gehuldigd systeem aan (1502). Hoewel Lombardije het model leverde, kunnen wij toch in dat model niets nieuws ontdekken. Wij vinden achtereenvolgens aldaar:
Volgens de reisbeschrijving van Antoine de Lalaing (1501) bestond het rijkste en schitterendste bordeel te Valencia. Op een groot terrein waren woningen voor 300 geprostitueerden gebouwd en op de meest comfortable wijze ingericht. De vrouwen droegen het fijnste linnen, waren in fluweel en zijde gehuld en van alles voorzien; zij zaten | |||||||||
[pagina 460]
| |||||||||
's avonds op de stoepen voor de huizen, terwijl naast haar eene prachtige, groene lamp een aangenaam licht verspreidde, dat met het inwendig karakter der woning overeenstemde. Twee artsen waren van stadswege met de voorgeschreven wekelijksche bezoeken belast, en het geheel was een stedelijke onderneming, die onder gunstige voorwaarden verpacht werd. Dit was het model voor Spanje. Filips II verbood de clandestine (1575), het houden van dienstboden beneden de 40 jaren, indien niet aan bepaalde voorschriften voldaan kon worden, enz. Eerst in 1623 werd het bordeel verboden en opgeheven. In de 15de, 16de en 17de eeuw wemelen de akten der Duitsche rechtbanken van wetsovertredingen op het gebied der moraal, en uit de toen gevelde vonnissen blijkt, dat de tepronkstelling dikwijls in gebruik was; dat het ooren afsnijden bij voorkeur tegen koppelarij aangewend werd; dat gehuwde vrouwen, als geprostitueerden ontmaskerd, nu en dan zelfs levend begraven werden, en dat de omvang van het euvel niet geringer was dan elders, terwijl van uitroeiing even min sprake kon zijnGa naar voetnoot(*). Van den nieuweren tijd moeten wij geen nieuwe vormen verwachten, geene bijzondere veerkracht verlangen of hooge verwachtingen koesteren. De middeleeuwen riepen den dom, de kathedraal in het leven; het modernisme zorgde hoogstens voor de restauratie der stichtingen van het verleden. Toch is er beterschap te bespeuren. De wetgeving werd humaner en waardiger; zij overdreef die eigenschappen wel is waar; zij ontboeide, maar wapende niet; zij wilde de vijanden trotseeren, maar vergat, het arsenaal te leegen; zij geloofde practisch te handelen, beter te zijn en rijper te denken, maar viel in een ander uiterste, hetgeen even gevaarlijk, zooal niet nog gevaarlijker is. Nu eerst tracht men deze dwaling te herstellen, door uit de oude wapenschuren zooveel materiaal te voorschijn te halen, als nog bruikbaar en voor een werkelijke en grondige hervorming onmisbaar is, en door te beginnen met het opwekken der algemeene belangstelling voor hetgeen geweest en nog voor verdere ontwikkeling vatbaar is, om zelfs indien aan herleving van het oude niet | |||||||||
[pagina 461]
| |||||||||
meer te denken valt, met kennis van zaken en met bescheidenheid het oog op nieuwe vormen van even hecht gehalte te richten. Wij onderscheiden: 1o. de boetvaardige, die van Christelijk standpunt geenszins tevens gevallen behoeft te zijn, gelijk zij ons o.a. door Correggio te aanschouwen gegeven wordt; 2o. de schuldbeladene, berouwvolle, een opvatting meer in den zin van Murillo; en 3o. de lichtzinnige, geboren om te zondigen, zich steeds bewust van hare zinnelijke aantrekkingskracht, wel eens berouwvol, maar toch weder te coquet en te zwak, om niet opnieuw onder de verleiding te bezwijken, zooals zij door Battoni met pathos op het doek gebannen werd. In de eerste plaats nam de Kerk de berouwvolle zondares in genade aan, indien zij boete wilde doen, en in dit opzicht bezit de Katholieke kerk in hare orden, zoowel als in haar voorbeeldige organisatie, een grooten schat, die niet genoeg gewaardeerd kan worden. De Protestanten trachtten op kleine schaal, voor haar niet onder te doen en wisten ook wel iets tot stand te brengen, zoodra zij een macht vormden, die aan de individueele vrijheid geene te uitgebreide speelruimte liet, en zoodra het gezag der Kerk erkend werd. De profeten der leus ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ bepaalden zich gewoonlijk tot woorden en konden daarom niets tot stand brengen, te meer daar zij zich maar al te dikwijls buiten de maatschappij plaatsten, derhalve de bestaande gemeenschap eerst wilden omverwerpen, alvorens met de inwendige hervorming te beginnen. Staat en gemeente hadden de taak, voor de algemeene gezondheid te zorgen, maar bepaalden zich tot het hoogst noodzakelijke, en zelden zelfs deden zij, wat daaronder gerekend moet worden. Hoewel het euvel en de nadeelige gevolgen voor de gezondheid en het maatschappelijk leven bekend genoeg waren, verwaarloosde men toch de ontwikkeling der middelen, die het kwaad konden verminderen; was en is nog steeds de zorg voor hospitalen en hetgeen daartoe behoort, bijna overal in een vrij erbarmelijken toestand, en beantwoorden de meeste inrichtingen van dien aard volstrekt niet aan matige eischen. Ontucht is een vergrijp; maar terwijl men de misdaad bestraft, tracht men toch, den misdadiger niet alleen onschadelijk te maken, maar, zoo mogelijk, ook te verbeteren. Zou men dan niet een kranke door kostelooze verpleging in een omgeving, die alle gemeenheid uitsluit en de beterschap mogelijk maakt, behulpzaam moeten zijn, om weder een andere atmosfeer te kunnen kiezen? Het is in het belang der maatschappij, te redden, te behouden, op te heffen en het lijden te verzachten, en daarom juist moet alles daarmede in overeenstemming gebracht wordenGa naar voetnoot(*). | |||||||||
[pagina 462]
| |||||||||
VIII.
| |||||||||
[pagina 463]
| |||||||||
men weet, dat de uitroeiing nooit zal gelukken, en in dat geval zelfs nog gebiedender. Geen moeilijkheden of bezwaren rechtvaardigen indolentie. De zeden en de hygiëne komen daarom nog niet met elkander in conflict. Niemand heeft het recht, te eischen, dat ongeoorloofde bevrediging van zoogenaamde geslachtsbehoeften met geen besmetting als anderszins verbonden zij, terwijl ieder het recht heeft te eischen, dat niets geduld worde, wat de openbare zeden beleedigt en de ondermijning der maatschappij begunstigt. Bordeelen zijn feitelijk geen bliksemafleiders, dragen niet ter ontlasting bij. De vrouwen bevolken ze meestal eerst dan, wanneer ten gevolge van den onzedelijken levenswandel elk gevoel van schaamte verstikt en uitgedoofd is, en de mannen leeren eerst daar de school der verleiding kennen, om het daar in zich opgenomen vergift naar nog onbedorven kringen over te planten. Indien het ooit gelukt ware, de ontucht tot bordeelen te beperken, zou het aannemen van zuiver medisch standpunt gerechtvaardigd zijn; een groot aantal venerische vrouwen blijven echter daarbuiten de moreele atmosfeer verpesten, zoodat de waarborg door het bordeel denkbeeldig is. Heeft de politie het bordeel reeds toegelaten, zoo beging zij een verzuim, want dan erkende zij de behoefte aan het publieke huis voor het meer beschaafd en hooger geplaatst publiek, een veronderstelling, die onjuist is. De man van beschaving moet aan anderen een goed voorbeeld geven, daar hij eerst daardoor bewijst, een bevoorrechte positie te kunnen en te mogen innemen, en dat mag en moet de politie in het oog houden. Toegevendheid tegenover de lagere volksklasse is vrij wat meer te rechtvaardigen, omdat juist gebrek aan beschaving als de aanleiding kan gelden. Daarom mag nu en dan in volkrijke steden voor een talrijke klasse van ongehuwde arbeiders, daglooners, matrozen, enz. een bordeel tijdelijk geduld, niet geconcessioneerd worden, maar van zoo iets kan tegenover beschaafden geen sprake zijn. Laatstgenoemden kunnen hun gemeene behoeften daar bevredigen, waar Jan Rap en zijn maat in zoodanig geval verkeeren, want door die lage daad verliezen zij elke aanspraak op eenig voorrecht. Kundige beoordeelaars verklaren, dat publieke huizen de onzedelijkheid bevorderen, zonder de taak der gezondheidspolitie te verlichten. Toelating heeft noch vermindering der koppelarij, noch die der geheime prostitutie ten gevolge; het bordeel biedt zelfs aan beiden nog voedende stoffen aan. Wie geene gelegenheid bezit, om in een publiek huis voor beschaafden zijn geslachtsdrift te bevredigen, zal daarom nog niet de geheime prostitutie in de hand werken. Neemt de geheime prostitutie op den openbaren weg toe, zoo bewijst dat eenvoudig, dat de politie voor haar taak niet berekend is, want wat het publiek ziet, moet zij ook en zelfs spoediger en beter zien. Daar de geheime prostitutie echter gemakkelijker in het geheim voortwoekert, moeilijker te ontdekken en te bestraffen is, blijft zij ook steeds naast het ge- | |||||||||
[pagina 464]
| |||||||||
reglementeerde huis bestaan. Geen politie heeft voor legale bevrediging van de geslachtsdrift zorg te dragen; dat is in strijd met hare waardigheid en eer; zij vervolgt elk vergrijp tegen de publieke moraal en bestrijdt de ondeugd, omdat zulks tot haar roeping behoort.’ De Pruisische regeering plaatst op den voorgrond: 1o. de zedelijke roeping der politie en de zedelijke plichten der beschaafden; 2o. zedeloosheid is òf weelde, òf het gevolg van gemis aan beschaving; 3o. de geheime prostitutie wordt door het bordeel niet onderdrukt of verminderd, maar het bordeel oefent integendeel een ongunstigen invloed op het karakter en den omvang der zedeloosheid uit, bevordert in de hoogste mate de ontaarding en ondermijnt de grondslagen der maatschappij; 4o. indolentie, plichtverzuim en laxe beginselen bij de overheid en haar organen zijn van ontzaglijk groot nadeel; 5o. het onderscheid tusschen beschaafden en onbeschaafden mag nooit uit het oog verloren worden. De waardige en wakkere taal van den Minister, die een onderzoek der toestanden ten gevolge had en de historische behandeling der vraag voorbereidde, behoort tot de weinige lichtstralen op dit gebied. De vagabondage, de bewegingen van het proletariaat en de uitingen der prostitutie zijn natuurlijk bij de politie bekend; zij weet evenzeer, welke hulpbronnen het sociaal deficit bezit en op welke wijze tegen een krachtige toepassing der uitgesproken beginselen gestreden wordt; zij rekent voorts tevens met de tallooze bezwaren, die aan haar taak verbonden zijn, en ondervindt de nadeelen der maatschappelijke onverschilligheidGa naar voetnoot(*). Het is voor de politie van groot belang, om door de bewoners der door haar te bewaken stad nauwkeurig ingelicht te worden omtrent het geslacht, den naam, de geboorte- of laatste woonplaats, den leeftijd en de sociale positie. Het maakt een onderscheid, of de bewoner gehuwd of wel ongehuwd is; hoe de familie saamgesteld is; of zij aan chambregarnisten en slapers verhuurt, of wel in de opgegeven ruimte alleen woont; welk beroep door haar, hetzij alleen door den huisvader, hetzij tevens door de leden, uitgeoefend wordt, en of de inkomsten uit zelfstandigen arbeid dan wel uit kapitaal of ook uit loon in dienst van anderen voortspruiten; of in het laatste geval arbeid gezocht wordt, duurzaam verkregen werd, dan wel het zoeken van arbeid tot voorwendsel dient; of het bijzonder toezicht der politie noodig is, en onder welke termen der wet de verschillende categorieën te rangschikken zijn; kortom, haar natuurlijk gebied omvat al hetgeen materieel, intellectueel en moreel de bevolking in beweging brengt, bezighoudt en op haar karakter van invloed is. Zij heeft gelijktijdig een administratieve, passieve en actieve taak te vervullen; zij moet | |||||||||
[pagina 465]
| |||||||||
onheil weten te voorkomen, elk schandaal zoo mogelijk trachten te vermijden, onschadelijk maken, voorloopig bestraffen, maar ook de beterschap met kracht en beleid in de hand werkenGa naar voetnoot(*). Als hulpmiddelen kunnen gelden: de verplichte aanmelding in eenige stad, die alweder met de schatting voor de inkomsten-belasting in verband gebracht wordt, de wijze der organisatie van dienst- en schoolplicht en de haar op uitgebreide schaal toevertrouwde bevoegdheden. Onder de nadeelen staan op den voorgrond: de geringe feitelijke macht in verhouding tot den omvang der bevolking en de veelzijdigheid van den zeer aanzienlijken werkkring; het veelal te militair karakter der geheele inrichting; opdrachten van anderen aard, die met de politiek en de partijbelangen samenhangen of wel haar arbeidskracht voor administratieve zaken in beslag nemen, die niet uit haar eigenlijke taak voortvloeien; de nu en dan bestaande rivaliteit onder de verschillende afdeelingen, in het bijzonder tusschen de actieve openbare en de actieve geheime politie en tusschen de gewone en de zedelijkheidspolitie; de te geringe kracht der geheime politie in vergelijking met de andere takken van bestuur en voornamelijk het onrustig karakter der wetgeving. Uiterst moeilijk is het, de persoonlijke vrijheid en vooral de onschendbaarheid der woning, indien geen rechterlijke volmacht voorhanden is, met een stramme politie te vereenigen, en bijna onmogelijk wordt het genoemd, het wantrouwen der gezeten en uit den aard der zaak rustige burgerij te overwinnen. Zij toch beschouwt de politie als een noodzakelijk, maar lastig kwaad, dat noch sympathie, noch ondersteuning verdient. Onder de heerschappij van een door en door vrijzinnige wetgeving, wortelende in het individualisme, met toepassing der vrije beweging voor alle burgers zonder onderscheid, is de taak der politie weinig benijdenswaardig, want dan weet de fluctueerende en vagabondeerende bevolking maar al te licht aan elke contrôle te ontsnappen, en verliest zij in den ongelijken strijd met de vereenigde negatieve elementen der maatschappij, die weder anderen geld laten verdienen en daarom onder de hand overal meer steun en hulp vinden, dan wenschelijk is, een groot deel der voorhanden zijnde arbeidskracht op tamelijk onvruchtbare wijze. Zonder toelating of reglementeering der prostitutie komt in den strijd tegen de geheime prostitutie ontzaglijk veel aan op de organisatie en het gezag der politie. Naast de macht der werkdadige liefde, naast den invloed der positief hervormingsgezinden, staat het gezag der | |||||||||
[pagina 466]
| |||||||||
handhavers van rust en orde, van de wet en de gerechtigheid. Intusschen wordt van hen terecht veel tact verlangd; zij moeten met menschen weten om te gaan, een groote mate van menschenkennis bezitten, zonder te humaan te zijn, alle ruwheid kunnen buitensluiten en in elk opzicht aan alle eischen der beschaving beantwoorden. Weet een alleenstaand meisje, dat noch bij ouders of bloedverwanten vertoeft en dat niemand aanwijzen kan, die voor haar persoonlijk borg staat, niet op te geven, van wien zij arbeid ontvangt of over welke natuurlijke financieele hulpbronnen zij te beschikken heeft, en wordt het geconstateerd, dat zij zich geen moeite geeft, om ergens werk te krijgen of op eerlijke wijze iets te verdienen, terwijl zij, hetzij door haar kleeding, hetzij door de wijze, waarop zij zich in het openbaar gedraagt, in het oog valt, aanstoot of ergernis geeft, dan ontvangt zij van de politie de volgende officieele waarschuwing: ‘Nadat de hier voor de eerste maal op verzoek der politie verschenen........ bij het geneeskundig onderzoek sanitair gezond bevonden werd, is haar het volgende medegedeeld: op grond der waarnemingen van de politie staat zij in verdenking, zich aan een onkuischen levenswandel over te geven, en daarom wordt zij dringend gewaarschuwd en haar uitdrukkelijk bevolen, zich voortaan te beteren en onmiddellijk voor een eerlijke broodwinning zorg te dragen. Slaat zij op deze waarschuwing geen acht en geeft zij nogmaals op den openbaren weg of in publieke lokalen aanstoot of ergernis, maakt zij zich wederom aan een in het oog vallend en slecht gedrag schuldig, dan wordt zij direct onder contrôle der sanitaire politie geplaatst.’ Hetzelfde geschiedt tegenover dienstboden, die de aandacht der politie trokken en bij de revisie der dienstboeken geen voldoende ophelderingen konden geven, kortom tegenover allen, die twijfel aan haar eerbaar karakter wisten op te wekken en op alle persoonlijke waarschuwingen meenden niet te moeten letten. Bij onmondigen wordt de moeder, een zuster of bloedverwante van de waarnemingen onderricht en eerst, nadat alle andere hulpmiddelen uitgeput zijn, de officieele contrôle in toepassing gebracht; personen zonder vast domicilie kunnen verwijderd worden; personen, die een in slechten reuk staande woning kiezen of bij de zoodanigen vertoeven, wier eerbaar karakter aan twijfel onderhevig is, worden onverwijld gewaarschuwd, aan een scherpe contrôle onderworpen en bij de geringste bevestiging der vermoedens onder het sanitair toezicht der zedelijkheidspolitie geplaatst. Hebben de waarschuwingen niets gebaat, dan volgt de officieele inschrijving in het register met kennisgeving van het geregeld sanitair onderzoek. Voorts wordt verboden: 1o. het uitkijken uit de vensters der woning. De vensters moeten steeds van ondoorzichtige gordijnen voorzien zijn. Het vertoeven voor, in, achter of nabij de huisdeur; 2o. het lokken van manspersonen, hetzij door woorden, geluiden, gebaren of teekenen, hetzij door het | |||||||||
[pagina 467]
| |||||||||
in de hand spelen van visitekaartjes; 3o. het zwerven in de straten, de wandelplaatsen, op bruggen of pleinen en in de voorsteden, zoowel des daags als in het bijzonder tegen de schemering, na het opsteken der gaslantarens en des nachts; 4o. het dragen van in het oog vallende en onfatsoenlijke kleederdrachten, het gaan, staan en zitten met andere gecontroleerden in de straten en op pleinen, alsmede in publieke lokalen; 5o. het bovenmatig verlichten der woning gedurende den avond; het luide zingen, musiceeren, het schel gelach en elke rustverstoring, onverschillig, wat het ook zij; 6o. het ‘de aandacht trekken’ in publieke lokalen, op den openbaren weg en in den schouwburg; elke daad, die in het oog valt; 7o. het geven van aanstoot of ergernis door onzedelijke handelingen; 8o. het betrekken van woningen, gelegen in huizen, die reeds geprostitueerden herbergen; 9o. het huren van parterrewoningen, of van logies: a nabij kerken, scholen, kazernen en andere koninklijke of publieke gebouwen; b. in logementen en herbergen; c. bij personen, die reeds wegens koppelarij gestraft werden (strafwet § 180/181, 361 sub 6); 10o. het herbergen van manspersonen of geprostitueerden; het verblijf in woningen, die geprostitueerden en koppelaarsters huisvesten; 11o. het huren van loges in den schouwburg en het circus; 12o. het optreden als tooneelspeelster, zangeres, danseuse, enz. in publieke lokalen; het houden van declamatiën, enz. De overtreding der voorschriften wordt overeenkomstig de strafwet §§ 361 sub 6 en 362 gestraft. Wordt moreele beterschap waargenomen, een eerlijke broodwinning aanvaard, zoo wordt de contrôle opgeheven. Het sanitair onderzoek geschiedt in het hoofdbureau gratis, maar wordt op verzoek tegen vergoeding van 3 Rm. in de particuliere woning gedaan en is dan minstens elke veertien dagen éénmaal plicht. In geval van ziekte begeeft zich de lijderes vrijwillig naar het gasthuis; tracht zij die bepaling te ontduiken, dan wordt zij door een rijtuig van politiewege afgehaald. De lichtzijde van dit stelsel ligt in het streng zedelijk beginsel; de schaduwzijde in de mogelijkheid der ontduiking door vertrek naar elders en het toepassen der methode van de fluctueerende bevolking; in de wijze, waarop het sanitair onderzoek gewoonlijk toegepast wordt, en in de inrichting der gasthuizen. Opheffing der contrôle gaat gepaard met een halfjarig toezicht der politie, indien de gecontroleerde althans terzelfder plaatse blijft. In Leipzig had men onder den invloed van Professor Reclam een ander stelsel, waarvan wij evenzeer kennis moeten nemen. Nadat de Saksische Landdag de zoogenaamde prostitutieparagraaf uit het strafwetboek geschrapt had, kon elke gemeente vrij wel naar eigen welgevallen de ontucht binnen haar eigen grenspalen regelen, en van dat recht maakte Dr. Rüder, directeur der zedelijkheidspolitie in Leipzig, gebruik, om de prostitutie aldaar te reglementeeren. In 1868 gaf hij | |||||||||
[pagina 468]
| |||||||||
aan de kazerneering in publieke huizen de voorkeur, en verbond daarmede strenge maatregelen en voorschriften ter bevordering der algemeene gezondheid. Zijn regulatief steunt op het advies der medici, die reeds practische ondervinding opgedaan hadden, en koos tot uitgangspunt het woord van Parent-Duchâtelet: ‘Dans l'intérêt des moeurs et de l'ordre général il faut les maisons publiques de prostitution protéger et multiplier.’ Dr. Rüder verbood aan alle publieke vrouwen het bezoek van den schouwburg, van publieke vermakelijkheden en van alle openbare lokalen; hij duldde niet het zwerven in de straten, en zocht daarentegen de prostitutie geheel en al binnen de bordeelen te bannen. Deze huizen moesten gesloten blijven, en niets was veroorloofd, wat het oog der voorbijgangers beleedigen kon. Als kenteeken werden de vensterglazen, overeenkomstig een voorgeschreven model, met olieverf wit beschilderdGa naar voetnoot(*). Hij nam aan, dat ieder de vrije beschikking over zijn eigen lichaam heeft; dat de moraliteit niemand als een geneesmiddel ingegoten kan worden, en dat het derhalve beter is, een publiek geheim als een noodzakelijk kwaad te regelen. Het is daarom zaak, de geheime prostitutie door middel van een andere organisatie te verdringen, de openbare wegen te zuiveren en de fatsoenlijke vrouw in staat te stellen, om op elk uur van den dag, zonder aangesproken te worden, de straten der stad te kunnen passeeren. Het lot der vrouwen in de bordeelen wordt daarbij echter geheel over het hoofd gezienGa naar voetnoot(†). Dr. Rüder organiseerde voornamelijk het sanitair onderzoek. Elke week werden de vrouwen door den daartoe aangewezen arts gekeurd; geen man mocht in eenig bordeel overnachten; geen vrouwspersoon was door eenig schriftelijk contract aan den waard gebonden; elke vrouw kreeg een gedrukt exemplaar der aanbevelenswaardige gezondheidsvoorschriften en moest lid der ‘stedelijke ziekenkas voor geprostitueerden’ zijn; alle zieken werden kosteloos in het daartoe bestemd gasthuis verpleegd; alle manspersonen, die de besmetting konden verbreiden, moesten aan de politie overgeleverd worden en werden gestraft. Men ziet hieruit, dat het niet aan pogingen ontbroken heeft, om een geregelde organisatie te bekomen en het spreekt wel vanzelf, dat Leipzig het eens aangenomen en, naar het heet, met gunstig gevolg toegepast stelsel voor zoover mogelijk aan de rijkswet aangesloten heeft. De politie aldaar is tegenwoordig uiterst streng en duldt geen prostitutie, in welken vorm dan ook, op den openbaren weg, zoodat het | |||||||||
[pagina 469]
| |||||||||
fatsoen ten opzichte van het uitwendig karakter voortreffelijk gehandhaafd wordt. Gaan wij nu eens na, welke vormen de geheime prostitutie kiest en hoe zij de beschreven systemen aan haar doel weet dienstbaar te maken. Welk gebied is haar ter bewaking overgebleven en welke methode past zij daarbij toe? De clandestine recruteert zich uit alle klassen der maatschappij; ten deele treedt zij nog met den socialen arbeid verbonden op; ten deele staat zij onder contrôle en sanitair toezicht der politie, en ten deele weet zij aan elk toezicht te ontkomen en toch haar schandelijk bedrijf uit te oefenen. Alle onderzoekers komen hierin met elkander overeen, dat de tegenwoordige richting onder de geprostitueerden tegen de kazerneering in bordeelen en vóór de ‘maisons de passe’ is, zelfs in die steden, waar het publieke huis als het ware met voorliefde gereglementeerd wordt. Lecour wijst op dit verschijnsel ten opzichte van Parijs; in Brussel is mede daarvan sprake. Schlesinger, een specialiteit voor Weenen, constateert, dat in bordeelen het uitvaagsel vertoeft, omdat de meerderheid dat als het voorspel der hel beschouwt, en gedurende den strijd te Berlijn tusschen sluiting en toelating (45 jaren werd met afwisselend geluk gestreden) bleek hetzelfde. Trouwens, van de clandestine zocht meer dan ¼ allengs weder een eerlijke broodwinning en werden enkelen zelfs goede huisvrouwen, terwijl de bordeelbewoonsters onverbeterlijk waren. In Kopenhagen maakt men jacht op de clandestine, om allen in bordeelen te plaatsen, en toch blijft de groote meerderheid daarbuiten; in Parijs is hoogstens 1/10 gekazerneerd, en in New-York is dezelfde verhouding waargenomenGa naar voetnoot(*). Het karakter der gekazerneerden is listig, door en door gemeen en brutaal, dat der clandestine veelal goedhartig, medelijdend, hulpvaardig en vatbaar voor goede indrukken. De clandestine staat menigmaal nog met ouders en bloedverwanten in verbinding, geniet nu en dan huiselijk verkeer, staat meer geïsoleerd en is nog mensch. Het kan niet mijn bedoeling zijn, de geheime prostitutie overal gade te slaan; trouwens, ieder kan haar invloed bespeuren en moet haar ontmoeten, want zij is overal voorhanden. In Saksen zijn de vormen, waarin zich de clandestine hult, dezelfden als te Berlijn, maar wordt bovendien nog het gemaskerd bordeel uit de vroegere periode van ontwikkeling gevonden; in Hamburg is de moreele atmosfeer, na de zuivering door middel der wetgeving, geenszins te roemen, want het bordeel bleef feitelijk bestaan; München handhaaft eigen voorschriften op moreel gebied; elders bestaan weder bordeelen voor de talrijke arbeidende bevolking. De Pruisische methode is nog veel te veel van de locale toepassing afhankelijk, en daar de prostitutie-quaestie even min | |||||||||
[pagina 470]
| |||||||||
als de sociale nog voor een algemeene oplossing rijp is, moet men steeds vele proefnemingen doen. Pruisen is echter op den goeden weg, en indien de publieke huizen afgeschaft worden, dan is dat de richting der naaste toekomst, en moet dit stelsel verder ontwikkeld en verbeterd wordenGa naar voetnoot(*). De Fransch-Belgische methode staat lijnrecht tegenover de Pruisisch-Duitsche; beide systemen berusten op ernstige studie, grondig onderzoek en practische proefnemingen; beiden willen de nadeelen in het belang van den staat, de maatschappij en het individu bestrijden; maar terwijl Duitschland op idealen grondslag staat en zegt: het euvel is in strijd met de waardigheid, de eer, de roeping en de plichten van den mensch; derhalve mag het niet wettelijk erkend worden, en is het doodvonnis uitgesproken, meent Frankrijk: het euvel is niet uit te roeien, omdat de maatschappij de eenige macht is, die het handhaaft, en omdat het er is, moet het wettelijk geregeld en geduld worden, om de nadeelen tot een minimum te beperken, de gevaren te verminderen en zoo mogelijk de kracht te breken. Voor hen, die met het ‘laisser aller, laisser passer’ willen breken, bestaat er geen andere keus; de wijze van uitvoering kan verschillen, het beginsel in de beide tegenstellingen is echter reeds in de werkelijkheid toegepast. De ideale grondslag verlangt een offer ten opzichte der veelal nog heerschende meening omtrent de individueele vrijheid; de realiteit eischt de feitelijke erkenning van een zaak, die van religieus en moreel standpunt genegeerd moet wordenGa naar voetnoot(†). Het reglement der stad Brussel erkent, dat de prostitutie voortdurend veld won en een nadere regeling noodzakelijk maakte. De zin voor het frivole was toegenomen; de smaak was verbasterd; de kroegen, café-chantants, balsalons etc. vermeerderden op schrikbarende wijze, en het euvel dreigde de overhand te nemen, hetgeen ondragelijk werd. De wetgeving op dit gebied bepaalde zich tot de wetten van 14 December 1789, 16-24 Augustus 1790, 19-22 Juli 1791 en 13 Maart 1836. Zij droegen voor het grootste deel de reglementeering, zoowel als het toezicht, aan de Gemeentebesturen op en lieten het aan hen over, voor de handhaving van rust en orde, veiligheid en de publieke moraal voldoende zorg te dragen. De regeling liet echter overal veel te wenschen over en er geschiedde niets, om de moerasplant te verwijderen of de verspreiding te beletten. In 1838 verscheen eene koninklijke verordening ter regeling der bordeelen, maar dit Belgisch reglement werd door het hof van cassatie in strijd met de bepa- | |||||||||
[pagina 471]
| |||||||||
lingen der grondwet verklaard en derhalve als inconstitutioneel en onwettig ad acta gelegd. In 1844 voorzag de stad Brussel in de bestaande behoefte en regelde de prostitutie binnen haar grenspalen. Latere voorstellen van verschillenden aard gaven aanleiding tot herziening der voorschriften, neergelegd in het nog in werking zijnde reglement van 1877. Parijs tolereert tot wederopzeggens toe; Brussel erkent het bordeel als een wettig bedrijf en verleent dientengevolge een bewijs van concessie zonder nadere omschrijving, hetgeen ongetwijfeld geen navolging verdient en een gevaarlijke proefneming is. Brussel veroorlooft volkomen vrije beweging als de noodzakelijke consequentie der persoonlijke vrijheid. De wetsovertreding wordt gestraft, geenszins echter de individueele vrijheid belemmerd. In het toelatingsstelsel nemen wij hoofdzakelijk waar: 1o. de onderscheiding in bordeelen en gewettigde clandestine met verplichte inschrijving, waarbij het streven op den voorgrond treedt, om de ontucht zooveel mogelijk tot het geautoriseerd bordeel te beperken; 2o. de inschrijving van minderjarigen en gehuwden geschiedt, nadat ouders, voogden en echtgenooten gewaarschuwd zijn; allen ontvangen een bewijs van inschrijving met de in acht te nemen voorschriften der politie en van het sanitair toezicht; 3o. de wet, regelende de aanmelding, blijft voor huiseigenaars, verhuurders, enz. verplichtend; geen geprostitueerde mag bij tappers van sterken drank en sigarenhandelaars wonen; zonder vergunning mogen geprostitueerden geen gemeenschappelijk logies huren; behoudens de bepalingen in het belang der publieke orde, de algemeene veiligheid en het openbaar fatsoen is de beweging van geprostitueerden op straat onbelemmerd; 4o. de overheid verordent het schrappen van de lijst in geval van gewaarborgde beterschap, van het sluiten van een huwelijk of van overlijden; 5o. beide inrichtingen mogen niet door één en denzelfden persoon in het leven geroepen worden; geen bordeelhouder mag kamers of woningen verhuren, geen ‘clapier’ geprostitueerden of gasten gedurende den nacht herbergen; geen uitwendig kenteeken mag het karakter der woning aanduiden, en geen publiek huis of clapier mag in bezochte straten, nabij scholen, kerken en openbare gebouwen gelegen zijn of zonder autorisatie geopend worden, en deze autorisatie is tot wederopzeggens toe geldig; elke inrichting moet met de eischen en voorwaarden der politie in overeenstemming zijn en is steeds aan de contrôle der overheid onderworpen; geen geclandestineerde mag eenig manspersoon elders dan in een ‘clapier’ of in een door de politie daartoe aangewezen (met de vergunning der overheid geautoriseerde) woning ontvangen; 6o. het staan aan de deur; het zich vertoonen voor de vensters, die met ondoorzichtige gordijnen voorzien moeten zijn; het aanroepen of lokken; het geven van aanstoot of ergernis op den openbaren weg, onverschillig van de wijze, waarop of de middelen, waardoor dat geschiedt; het overtreden der algemeene | |||||||||
[pagina 472]
| |||||||||
voorschriften zijn ten strengste verboden; 7o. in een bordeel mogen uitsluitend geautoriseerde vrouwen verblijf houden; de dienstboden en de familie van den ondernemer beneden 50 jaren staan mede onder contrôle; het getal pensionnaires, elke verwisseling van het personeel, enz. moet uit de nauwkeurig gehouden lijsten en boeken blijken; de pensionnaires worden voldoende gevoed, gekleed en onderhouden door den ondernemer, terwijl haar eigendom bij het betreden van het huis geïnventariseerd en door de politie geviseerd wordt, om bij het verlaten vastgesteld en weder behoorlijk uitgeleverd te kunnen worden; 8o. het sanitair onderzoek is meer verschillend geregeld; Brussel schrijft geneeskundige visitatiën per week voor; Parijs is met één onderzoek per week tevreden; andere steden volstaan met één onderzoek in de 14 dagen. Het veelvuldig onderzoek schrikt de geprostitueerden van de inschrijving af en bevordert de niet gecontroleerde clandestine. Zieken worden naar het gasthuis gezonden; twijfelt de arts aan de gezondheid der patiënte, dan wordt de observatie verordend, totdat het feit te constateeren is, en daarmede is de tijdelijke verwijdering uit de prostitutiewereld verbonden; elke poging tot fraude wordt streng gestraft; de kosten voor een en ander worden door de geprostitueerden gedragen; de tarieven zijn vastgesteld; 9o. elke geprostitueerde geeft vrijwillig de klasse aan, waartoe zij wil behooren; leeftijd en sociale positie vormen de gegevens voor de indeeling; 10o. overtreding der wet en van het reglement heeft, al naar gelang van omstandigheden, een boete van 5-25 frcs., eenzame opsluiting gedurende 1-7 dagen, sluiting van het bordeel en intrekking der concessie en der persoonlijke autorisatie ten gevolge. Hoewel de overheid echt vaderlijke zorg voor het bordeel over heeft en de humaniteit daarbij zeer overdrijft, reglementeert zij niet minder, dan ten opzichte van het tegenovergesteld systeem absoluut noodzakelijk is, zonder echter haar doel te kunnen bereiken en zonder zelfs op gunstige resultaten te kunnen wijzen. Is het recht, om zich te prostitueeren, erkend, is de organisatie uitsluitend op den voorhanden zijnden maatschappelijken toestand berekend, zonder op de toekomst en de taak van den mensch te letten, waartoe dan die moeite, die zorg en die krachtsinspanning? Is dat alles ten gunste der openbare veiligheid, gezondheid en rust? Men wijst op de noodzakelijkheid der regeling en wendt voor: het nut der reglementeering ter beperking van het euvel in het belang der algemeene maatschappij, en men houdt de poging, om een volkomen zuivering tot stand te brengen, bij voorbaat voor overbodig en hersenschimmig. Meer en meer begint de meening te heerschen, dat wij aan het begin van een nieuwe geschiedkundige periode staan, die ons ten deele in een ander vaarwater zal brengen en die op een andere wijze de nog niet opgeloste vragen moet trachten tot oplossing te brengen. Daar het daartoe tot nog toe aan voldoende gegevens ontbreekt, laat | |||||||||
[pagina 473]
| |||||||||
de historische school het verleden de revue passeeren, om bruikbaar materiaal voor eventueele hervormingen te leveren, om de vergelijking met de oude vormen mogelijk te maken en voor proefnemingen van twijfelachtig gehalte te waarschuwen. Hechte grondslagen zijn alleen dan te verkrijgen, indien men van het bekende uitgaat, om daaruit het onbekende af te leiden, en indien men zich van alle gewaagde theorieën onthoudtGa naar voetnoot(*). Er blijven ons nu nog maar een paar punten ter behandeling over, die echter zoowel voor de prostitutie-quaestie als voor haar invloed op maatschappelijk gebied van veel belang zijn. In de eerste plaats noemen wij: het sanitair onderzoek en de gevolgen der geslachtsziekten voor de sociale wereld, voor zoover daarvan nog geen sprake was. De voorstanders der toelating van bordeelen verplaatsen het zwaartepunt der vraag bijna geheel naar het sanitair onderzoek; de tegenstanders nemen met Pruisen aan, gelijk Gustav Sentzke (Die Prostitution, Berlin 1867) zeer terecht zegt: ‘De geprostitueerden worden gecontroleerd, niet opdat zij zich kunnen prijsgeven, maar omdat zij zich tegen de moraal vergrijpen. Haar achter slot en grendels te plaatsen en geheel van elk verkeer af te zonderen, is niet mogelijk, zoodat men zich tot bestraffing in geval van bepaalde wetsovertreding moet bepalen. De rechtbank is bevoegd, een bewezen vergrijp tegen de wet met een minimum van 6 weken eenzame opsluiting te straffen, terwijl de politie slechts 1-7 dagen arrest kan verleenen, hetgeen geen straf, maar tijdelijke onschadelijkmaking is. Afschaffing der zedelijkheidspolitie en overdracht van elke zonde tegen de moraal aan de rechterlijke macht zou alleen ten gevolge hebben, dat zware vergrijpen streng gestraft zouden worden en voor het overige straffeloosheid heerschte. De kleine steden hebben daarvan in de practijk het bewijs geleverd.’ Het Pruisisch stelsel lijdt echter aan enkele gebreken: 1o. de waarschuwing volgt feitelijk eerst, nadat een meisje meermalen wegens nachtelijk rondzwerven door de politie gearresteerd werd, of wanneer een rechterlijk vonnis uitgesproken is; vrijwillige aanmelding bij de politie is natuurlijk geenszins uitgesloten; 2o. de meerderjarigheidsverklaring met het 21ste levensjaar geschiedt veel te vroeg en ontneemt aan de overheid een gezag, dat haar van rechtswege in het belang van het algemeen toekomt; 3o. de wet op het voogdijschap is hoogst gebrekkig, terwijl juist weezen op bijzonderen steun aanspraak moeten kunnen maken; 4o. noodzakelijk is het verleenen van winstgevenden arbeid aan haar, die men aan de prostitutie wil onttrekken, niet zoozeer in eenig huis van correctie als wel in van overheidswege ingerichte werkplaatsen voor vrouwen; 5o. herziening der voorschriften op het sanitair onderzoek | |||||||||
[pagina 474]
| |||||||||
met afschaffing der verpleging in zalen, die, volgepropt met geprostitueerden, een hoogeschool voor dierlijkheid en gemeenheid worden en de ondeugd bevorderen; want onderdrukking van het gevoel voor schaamte staat gelijk met bevordering der prostitutie. Alle voorschriften moeten uitgaan van het standpunt, dat in de prostitutie het lijden der maatschappij op afschrikwekkende wijze te voorschijn treedt, en dat dientengevolge het beletten en bestraffen gepaard moeten gaan met positieve maatregelen ter voorkoming der herhaling en ter herwinning der verloren zielen. Zonder de vereeniging van deze beide eischen is de poging tot onderdrukking denkbeeldig. Doorloopen wij nu kortelijk, hetgeen op sanitair gebied of van sanitair standpunt gezegd wordt. Het sanitair onderzoek behoort tot de moeilijkste vragen van den dag, want het is noodzakelijk en voldoet toch weder niet aan de moreele eischen, daar het tegen de onmisbare en natuurlijke schaamte aandruischt. Het particulier bezoek in de woning verdient verreweg de voorkeur, veronderstelt echter een zeer talrijk medisch personeel of is anders slechts het voorrecht van de meergegoeden. Toch mogen wij niet vergeten, dat wij niet met werktuigen, maar met menschen te doen hebben. Hetzelfde geldt ten opzichte der inrichting voor gasthuizen. Worden allen zonder onderscheid van het zedelijk gehalte in zalen verdeeld, zoo oefent de totaal bedorvene den grootsten invloed uit en verlaten allen het lokaal in een stemming, die voor de moraliteit niets goeds voorspelt. Vergeten wij niet, dat het karakter der ziekte van dien aard is, dat een bijzondere verpleging ook met het oog op de gemoedsrichting noodzakelijk is; dat alle zinnelijke gedachten vermeden en overwonnen moeten worden; en dat niets aanstekelijker is, dan juist dierlijke gemeenheid. Ook bevinden zich niet zelden onschuldig besmetten uit de lagere volksklasse onder de verpleegden, vrouwen, die slechte ondervinding in het huwelijk opdeden en niet bemiddeld genoeg waren, om de schande van haar eigen huis verborgen te houden. Geïsoleerde verpleging, zóó mogelijk, in een gesubsidieerd gesticht onder kerkelijk of moreel toezicht, ware wenschelijk. Eindelijk staat het ontslag nog niet met volkomen genezing gelijk en wordt het oneerbaar bedrijf te spoedig hervat. Een gemeenschappelijke ziekenkas, een goed ingericht gesticht met gelegenheid ter observatie en de onttrekking aan het oneerbaar handwerk door maatregelen van algemeenen en socialen aard, zouden hierin verbetering brengen, hoewel ook daarmede deze vraag niet voldoende opgelost isGa naar voetnoot(*). | |||||||||
[pagina 475]
| |||||||||
Ten slotte wijzen wij op het belang en de noodzakelijkheid eener enquête, indien er althans aan een werkelijke regeling der prostitutie-vraag gedacht wordt. Wij vinden in de groote steden van Nederland: 1o. het bordeel voor de fashionable wereld, gesteund of ten minste omgeven door een schare van maîtresses, die overal verstrooid wonen en met de prostitutie-markt in verbinding moeten blijven, omdat zij van de wisselvallige gunst afhangen, derhalve steeds weder plotseling op straat kunnen geworpen worden. Dit bordeel van den eersten rang is met het grootste raffinement ingericht en met al, hetgeen tot comfort behoort, voorzien; het personeel bestaat afwisselend uit vertegenwoordigsters der verschillende natiën, uit Franschen, Engelschen, Duitschen en Hollandschen. Mr. V. d. Bergh gewaagt van een onderneming, voor Rotterdam en Antwerpen bestemd, in den vorm eener maatschappij op actiën met door de wet erkende statuten. Daar ondernemers van dien aard over wijdvertakte verbindingen beschikken, kunnen zij aan de hun door zekere klasse van zoogenaamd beschaafden gestelde eischen voldoen. Op list, bedrog, overreding der offers komt het daarbij minder aan, want de heerschappij van het geld ziet veel door de vingers. Zelfs zij, die zich op het standpunt der behoefte plaatsen, kunnen huizen voor de fashionable wereld niet billijken, en de sluiting met onbepaald verbod is onvoorwaardelijk de plicht van een maatschappij, die op beschaving prijs stelt. De classificatie is niet moeilijk, daar een degelijk onderzoek omtrent de bezoekers, hun sociale positie en hun karakter, licht verschaft, terwijl de tarieven evenals de financieele aangelegenheden daardoor voldoende bekend worden. 2o. het bordeel voor de burgerij, afdalende tot op de huizen voor matrozen, soldaten en de lagere volksklasse, met inbegrip van kroegen, tapperijen, enz., voor zoover zij de prostitutie, direct of indirect, begunstigen. De natuurlijke levensloop der bordeelpensionnaire is: van het voornaam bordeel door een reeks van andere inrichtingen van gelijken aard tot in het gasthuis. Van stap tot stap zinkt het moreel gehalte, om eindelijk in de afschrikwekkendste gemeenheid als het ware zich op te lossen. Op dit gebied moet met beleid en bedaard overleg stelselmatig gehandeld worden. Hier zouden tijdelijke toelating, strenge contrôle en voorbereidende maatregelen ter opruiming, met verwijdering der zondaressen door het verleenen van arbeid als anderszins, bij wijze van overgang dienst kunnen doen. 3o. naast de openbare prostitutie bloeit de geheime, die echter even min den openbaren weg schuwt of zich eenigszins in acht neemt. Wie ergert zich niet 's avonds in de drukste straten over personen, die door vrijpostigheid en onbeschaamdheid zich kenmerken en op het karakter | |||||||||
[pagina 476]
| |||||||||
der openbare zeden een treurigen stempel weten te drukken? De geheime prostitutie is ook in de kleine steden en op het platteland zeer verbreid; zij treedt in alle standen en rangen der maatschappij op, bekommert zich niet om het publieke huis of de bestaande sanitaire voorschriften, en ondermijnt de grondslagen der maatschappij het meest van allen. Talloos zijn de vormen, waarin zij zich hult, en behendig biedt zij weerstand aan alle tegenstanders, die de bestrijding ondernamen, tegenstanders, die ten opzichte van Nederland tot nog toe overigens niets konden uitrichten en ook, met het oog op de heerschende meening omtrent de individueele vrijheid, nog geruimen tijds niets zullen vermogen. Hoe meer nu voorts het gezellig verkeer op lekker eten en drinken gebaseerd is, het kaartspel als een geliefkoosd tijdverdrijf beschouwd wordt, de publieke en andere vermakelijkheden zich van den ernst der ware kunst verwijderen, het uur der ruste tot diep in den nacht verschoven wordt, de school niet zoozeer ter opvoeding als wel ter africhting voor examens dient, de godsdienstige vormen in minachting geraken, het proza des levens op den voorgrond treedt en het wezen der maatschappij in uitwendigen schijn bestaat: des te meer aanleiding bestaat er om moreel te zinken. De enquête zou moeten omvatten: 1o. het uitgebreid gebied der prostitutie met inbegrip der bestaande sanitaire voorschriften; 2o. de reeds aangewende of beproefde middelen ter redding en opheffing van gevallenen; 3o. de sociale positie van het proletariaat en de prostitutie; 4o. de bestaande positieve middelen ter ondersteuning en verlichting van den arbeidenden stand; 5o. een nauwkeurig onderzoek naar de bestaande vooroordeelen onder alle maatschappelijke klassen, voor zoover zij met de moraal in verband staan; 6o. de bestaande wetgeving, de bevoegdheden der politie en haar werkkring; 7o. alle positieve voorstellen ter reorganisatie en hervorming; 8o. de historische ontwikkeling der verschillende vormen van de sociale ellende en het sociaal deficit. Eerst uit het verzameld materiaal zou blijken, wat onder de gegeven omstandigheden in het belang der maatschappij gedaan moest worden, en daarop komt het in de eerste plaats aan. De beweging onder de arbeidende bevolking gaf elders aanleiding, om grondig te onderzoeken, welke rechten de arbeiders bezaten en welke plichten daartegenover stonden; de beweging op het gebied der prostitutie en der algemeene moraal moet ten gevolge hebben: een grondig onderzoek naar de grondslagen van het euvel en de noodzakelijke hervormingen, die beterschap kunnen voorbereiden. Die beterschap zou zeer langzaam plaats vinden, want het is de algemeene maatschappij op haar moreel standpunt, die ten slotte den toon aangeeft. Is die moraal werkelijk zeer ontwikkeld, dan zullen de gevolgen, die daaruit voortvloeien, niet uitblijven. |
|