De Tijdspiegel. Jaargang 37(1880)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 'k Wilde wel een vogel wezen! Jonkvrouwe Josephine de Groot hoogachtend opgedragen. Arme Lina! Veertien malen Heeft het bosch voor haar gegroend, Zongen dag- en nachtegalen; Vader heeft zij nooit gezoend; Slechts haar moeder bleef in 't leven, In een hutje van Boer-Jan; Maar ook dat moet zij begeven, Daar zij niet betalen kan. [pagina 300] [p. 300] ‘'k Wilde wel een vogel wezen,’ Zuchtte 't kind als in een droom, Waar zij de oogen, roodgegrezen, Dwalen liet van boom tot boom; ‘'k Wilde wel een vogel wezen, Nestjes hebben, rond en fijn; Dien Boer-Jan niet moeten vreezen, En geen huishuur schuldig zijn! Naar de kruin der boomen stijgen; De eerste stralen zien der zon, En gekoesterd nederzijgen, Om te drinken aan een bron. Moederlief! te zamen azen, T' zamen vliegen vroeg en laat; En Boer-Jan maar laten razen, Als zijn hutje ledig staat! Liedjes zingen voor de kleenen, Die in 't bosch om brandhout gaan; Voor die zuchten, voor die weenen, Voor die beedlen langs de baan. Ja, mijn liedjes doen klinkklanken Heinde en verre door de lucht, Dat Boer-Jan mij zelf zou danken, Als hij ook eens weent of zucht! 'k Wilde wel een vogel wezen, Nestjes hebben, rond en fijn; Geen Boer Jannen moeten vreezen, Want geen huishuur schuldig zijn!’ julius de geijter. Antwerpen. Vorige Volgende