| |
| |
| |
De beweging der Lazzerettisten in Italië. (1878).
De Monte Amiata is een der liefelijkste streken der Appenijnen, tusschen de provinciën Siena en Grosseto in het Toskaansche gelegen. In den zomer is het klimaat er heerlijk; natuurlijk en mineraal water is er in overvloed; de grond is vruchtbaar en de plantengroei rijk. Men vindt er goede dorpswegen en een spoorweg, die de streek in verbinding brengen met Florence, Livorno en Rome; de Italiaansche en buitenlandsche reizigers kiezen dit oord meer en meer voor een lang of kort verblijf; zij, die schoone natuurtooneelen beminnen of rust en herstel van gezondheid zoeken, verlaten het verrukt en voldaan.
Aan de oostelijke helling van het gebergte, welke tot de provincie Siena behoort, liggen de gemeenten Abbadia, San Salvatore, Piancastagnajo en Radicofani; aan de westelijke (provincie Grosseto), de gemeenten Roccalbegna, Santa Fiora, Arcidosso, Casteldepiano en Cinigiano. De laatste drie tellen 17094 inwoners, waarvan 5768 in de bebouwde kommen en 11326 in gehuchten of verspreide hutten wonen; de oppervlakte is 374 vierkante kilometers.
Er is in deze streek niet veel onderwijs te krijgen. Wel worden in de vijf laatstgenoemde gemeenten het voor eene bevolking van nog geen 28000 zielen betrekkelijk groot getal van 39 scholen aangetroffen, maar het zijn alleen scholen van 't meest elementair onderwijs (scuole elementari di grado inferiore), waar niet veel meer dan lezen en schrijven te leeren is; te Arcidosso en Casteldepiano hebben die scholen slechts twee klassen, in Cinigiano drie. Welk gebruik van deze inrichtingen van onderwijs wordt gemaakt, blijkt uit de volgende cijfers:
|
Getal scholen. |
Kinderen in den schoolleeftijd. |
Schoolbezoekers. |
Genieten dus geen onderwijs. |
Arcidosso |
7 |
827 |
305 |
63 pct. |
Casteldepiano |
7 |
387 |
254 |
35 pct. |
Cinigiano |
9 |
346 |
265 |
24 pct. |
Roccalbegna (bev. 4527) |
7 |
392 |
200 |
49 pct. |
Santa Fiora (bev. 6304) |
9 |
437 |
390 |
11 pct. |
Schoone natuur, verspreide bevolking, weinig onderwijs, ziedaar de geliefde verblijfplaatsen van dweepzucht en onkunde. Geen wonder, dat deze door de natuur rijk bedeelde streek het tooneel kon zijn van eene beweging van religieus-politiek en aard als die van 1878, toen een man als David Lazzeretti van de domheid zijner buren wist gebruik te maken tot het verwekken van woelingen, die gelukkig nog intijds door het openbaar gezag konden worden gestuit, terwijl de poging den opruier het leven kostte en zijnen volgelingen tal van rampen bracht.
Nu door de jongste processen de aandacht weder op den opstand
| |
| |
van Lazzeretti gevestigd is, kan het dienstig zijn, den loop en den aard der beweging eenigszins uitvoerig te doen kennen. Het hier volgend overzicht is ontleend aan de daarover door de burgerlijke en rechterlijke autoriteiten uitgebrachte rapporten, door de regeering van Italië eenige maanden geleden in het licht gegeven.
David Lazzeretti werd 6 November 1834 te Arcidosso geboren. Hij ontving onderwijs in de beginselen van lezen en schrijven, doch moest als knaap reeds zijn vader, die voerman was en de voornaamste voortbrengselen van den Monte Amiata naar de markt bracht, in zijne beroepsbezigheden behulpzaam zijn. Flink ontwikkeld van lichaam, van een sterk gestel, twistzoekend van aard en een onverbeterlijk godslasteraar zijnde, had David weldra eene zekere vermaardheid in den omtrek zijner woonplaats verworven.
In 1857 huwde hij, tegen den zin harer ouders, Carolina Minucci, die hem eene trouwe levensgezellin, later eene werkzame medearbeidster in het volvoeren van zijne plannen was. In 1860 nam hij als vrijwilliger dienst bij de cavalerie, en nam aan het gevecht van Castelfidardo deel; later nam hij zijn oud bedrijf van voerman weder op, doch maakte daar geen beste zaken mee. Op zijne tochten kwam hem een verhaal der lotgevallen van Bertoldo in handen, dat hij met graagte las; zijne levendige verbeeldingskracht raakte opgewekt, en hij viel aan op de weinige boeken, die hij bemachtigen kon, meest tooneelstukken van schrijvers van lagen rang, die met erotische liederen de koopwaar uitmaken, door marskramers op kermissen en markten ten platten lande uitgevent. Hij trad zelf als auteur in hetzelfde genre op, en schreef gedichten en tooneelstukken, waarvan taal en stijl hoogst gebrekkig waren, en waarin noch poëzie, noch gezond verstand te bespeuren was. Inmiddels ging zijn bedrijf hard achteruit.
Op den raad zijner vrienden liet hij zijne proefnemingen op letterkundig gebied geheel varen, doch om zich met even grooten ijver toe te leggen op de studie en de uitlegging van de heilige schriften. Weldra volgden hierop profetische droomen en allerhande verschijningen en gezichten; naar hij voorgaf, werden hem in den slaap door een monnik wonderlijke openbaringen gedaan, met last die aan den Paus mede te deelen. Met dit doel ging hij twee- of driemaal naar Rome, doch tevergeefs. Op elke reis had hij nieuwe visioenen; en telkens verscheen dezelfde monnik weder, die hem gelastte, naar Rome terug te keeren om zijne zending te volvoeren. Ten slotte gelukte het hem (gelijk hijzelf verhaalt), door de tusschenkomst van invloedrijke personen met een kardinaal in aanraking te komen, die hem een schriftelijk verslag van al zijne droomen en verschijningen vroeg, met de toezegging, dat hij spoedig tot den Heiligen Vader zelf zou toegelaten worden. Hierop ging hij een kluizenaarsleven leiden in het Sabijnsche gebergte, waar hij zich van Augustus 1868 tot Januari 1869 ophield, voortdurend,
| |
| |
naar hij voorgaf, door engelen en heiligen bezocht, die hem zijne toekomstige grootheid voorspelden en hem de gave der profetie mededeelden. Hoezeer deze gemeenschap en deze gaven hem verhieven tot heiligheid en wijsheid, kan blijken uit de naar inhoud beuzelachtige en naar taal en stijl ontoonbare brieven, die de kluizenaar aan zijne vrouw verzond. Dezen lezende, verbaast men zich erover, dat de schrijver van grootheid en glorie droomen, en zich een wereldhervormer, een leider en profeet, een tweeden Jezus Christus wanen kon; ja, meer nog, dat hij duizenden tot dweepzucht kon vervoeren, en vrienden en volgelingen vinden in anderen, op wier beginselen wel veel aan te merken was, maar die toch personen waren van een ontwikkeld verstand en eene eervolle plaats innamen in de maatschappij.
Voor het overige staat het, afgescheiden van 's mans droomen en verschijningen (blijkens het getuigenis van zijne nabestaanden en aanhangers) vast, dat Lazzeretti in de eerste maanden van 1868, waarschijnlijk wegens zijne ongunstige geldelijke omstandigheden, zich meer afgetrokken toonde, dan zijne gewoonte was. Hij gewaagde van de geheimenissen zijns levens, en zeide menigmaal tot Filippo Corsini, den meest verblinde zijner latere volgelingen en den meest ijverigen apostel zijner leer, dat hij eene groote reis ondernemen en eenigen tijd buitenslands verblijven zou, om als vermogend man terug te keeren en al zijne vrienden te verrijken. Waarmede hield zijn verwarde, overspannen geest zich destijds bezig? In aanmerking nemende, dat dit gebeurde in de eerste maanden van 1868, toen na de treurige voorvallen van Mentana de reactie zijn gemoed had verstoord, houdt men het ervoor, dat Lazzeretti toen voornemens was, zich aan de zaak van het Pauselijk gezag te verbinden, en daardoor groote stoffelijke voordeelen te behalen. Tijd en omstandigheden konden hem daarvoor een middel hebben aan de hand gedaan.
Inmiddels had zich in de omstreken van Arcidosso het gerucht verspreid van David Lazzeretti's plotselinge bekeering, van zijn kluizenaarsleven in het Sabijnsche gebergte, en van zijne gemeenschap met engelen en heilige mannen en vrouwen. De een sloeg daaraan geen geloof, maar schold hem dwaas of bedrieger; anderen, lichtgeloovig voor alles, wat wonderlijk en bovennatuurlijk is, namen de vreemdste berichten als waarheid aan; anderen weer - en zoo hielden zich de meesten - schortten hun oordeel op, of wachtten althans met partij kiezen, totdat de groote meerderheid haar oordeel zou uitgesproken hebben. Toen de nieuwe profeet, want dezen naam nam Lazzeretti terstond aan, tegen den avond van 8 Januari 1869 zijne terugkomst in het vaderland aangekondigd had, werd hij door eene groote menigte personen, deels vrienden, deels eenvoudig nieuwsgierigen, met ongeduld verwacht. Hij kwam inderdaad; zijn statige tred, zijn lange, verwaarloosde baard, zijne stootende spraak, als die eens zieners, en vooral het, naar zijn zeggen, door Sint Pieter zelf op zijn voorhoofd inge- | |
| |
drukt merkteeken (uit een kruis tusschen eene rechte en eene averechtsche C bestaande, en welk teeken op de schouders en de dijen herhaald was), dat alles maakte het blind geloof van dezen, de nieuwsgierigheid van genen gaande; de ongeloovigen wendden zich met eene schouderophaling af, doch niemand had den moed, om openlijk tegen het dom bedrog op te komen. Van toen aan werd David Lazzeretti's huis aanhoudend bestormd door mannen en vrouwen, ouden en jongen, meest uit den boerenstand of dien der kleine grondeigenaren, waarvan de een kwam, om hem te hooren profeteeren, de ander, om naar zijne opgeschroefde predikatiën te luisteren, een derde, om zijn raad in te winnen in particuliere aangelegenheden. Toen hij dan ook in den aanvang van Juli 1869 op het denkbeeld kwam, om op den berg Labbro een toren te stichten, kwam bijna de gansche bevolking van Arcidosso en de
omliggende landstreek uit, om hem bij den opbouw behulpzaam te zijn, hetzij door het verstrekken van materialen en werktuigen, hetzij door zelf de handen aan den arbeid te slaan. Men verhaalt, dat enkele ongelukkigen het verstand verloren, dat anderen met een last, die hunne krachten te boven ging, van steigers vielen, en aldus op eene noodlottige wijze het leven verloren, alles tot vervoering, bewondering en afgunst van de talrijke aanwezigen, die in deze ongelukken niet anders dan het bewijs eener goddelijke uitverkiezing konden zien. Na den zeer hoogen toren werden de kerk en de hermitage op den top van den Labbro van het geld en met den arbeid eener juichende bevolking gebouwd. En deze kerk, dit zij terloops opgemerkt, werd voor den eeredienst opengesteld met machtiging van den Bisschop van Montalcino, die haar inwijdde en als bedienende geestelijken Polverini en Imperiuzzi aanstelde, dezelfden, die later tot rebellen en ketters verklaard werden.
In den avond van 15 Januari 1870 legde David Lazzeretti, wien de gaven van zijne geloovigen reeds begonnen toe te vloeien, een groot avondmaal aan voor velen zijner vrienden en volgelingen, waarop hij een (in zijn Risveglio dei popoli, bl. 62, later openbaar gemaakt) stuk voorlas, dat, nevens de gewone voorspellingen van toekomstige rampen en omwentelingen, de aankondiging inhield van zijn aanstaand vertrek naar een onbekend land, waar hij boete zou doen voor zijne eigene en anderer zonden en aldus waardig zou worden, Gods eigen stem te vernemen; den 7den Maart zou hij op den berg Labbro terug zijn. Hij hield woord op den bepaalden dag, na zich als kluizenaar op het eiland Monte Cristo opgehouden te hebben, waar hij met het verhaal van zijne visioenen en van zijne gesprekken met het Opperwezen, te midden van donderslagen en bliksemschichten gevoerd, de dweepzucht ook van de weinige, aldaar gevestigde visschers opwekte.
Na eenige weken gingen de gebroeders Rafaël en Josef Vichi, zeer welgestelde landbouwers (die bij het aanhangen der valsche theorieën van Lazzeretti bezittingen en vrijheid beide hebben verspeeld), hem op- | |
| |
zoeken, om hem naar zijne woning terug te brengen. Toen zij te San Stefano gekomen waren, vreesde het plaatselijk bestuur voor rustverstoringen door de toejuichingen en de uitgelatenheid der geheele bevolking, die sterk met den nieuwen profeet ingenomen was, en liet dezen verzoeken, zich uit die plaats te verwijderen, door een officier van de karabiniers, welke hem tot Orbetello begeleidde. Vandaar begaf zich Lazzeretti naar Scansano, waar hij zich ophield tot den voor zijnen terugkeer op den Labbro bepaalden dag; zijnen volgelingen maakte hij diets, dat hij zich in de omstreken van Buriano opgehouden had, om zijne vasten te houden, die juist 47 dagen hadden moeten duren.
Tegen zijne aankomst in den avond van 7 Maart kampeerde een menigte van ongeveer 1500 personen op den top van den Labbro, te midden van groote vuren, deels aangelegd tegen de op den bergtop heerschende koude, maar deels ook als eene vreugdebetooning over de terugkomst van den profeet. Deze verscheen plotseling, als uit den hemel gevallen, in hun midden (een kunstgreep, wel berekend, om de verbeeldingskracht van deze arme bedrogenen te treffen), sprong op een rotsblok en las zijnen broeders in den geloove de redevoering voor, welke onder den titel: ‘God ziet ons, oordeelt ons, verdoemt ons’, in het reeds genoemd Risveglio dei popoli (Het ontwaken der volkeren) te lezen is.
Om deze rede diende de ambtenaar van politie te Arcidosso eene aanklacht tegen David Lazzeretti in, als zich schuldig makende aan den rechtstreekschen toeleg, om de regeering omver te werpen of den regeeringsvorm te veranderen, het aanzetten tot burgeroorlog, vernieling, moord en plundering in een of meer gemeenten van den Staat, misdrijven, voorzien bij art. 97 en 126 van het strafwetboek voor Toskane. De rechtbank van Grosseto verklaarde echter bij vonnis van 29 April 1870, dat er geene termen tot vervolging aanwezig waren.
De verschillende, door Lazzeretti opgerichte maatschappijen, waarover later meer, leverden inmiddels haren stichter groote winsten in geld en goederen op. Ten einde de belangen van de beklagenswaardige bevolking te beschermen, werd alsnu eene nieuwe aanklacht tegen hem ingediend, en wel wegens veelvuldige oplichterijen. De rechterlijke autoriteit gelastte de voorloopige inhechtenisneming, en in den nacht van 22 op 23 Augustus 1871 werd deze last door eene sterke macht karabiniers, aan het hoofd waarvan een officier en de politieambtenaar stonden, ten uitvoer gelegd. Bij zijne aankomst te Scansano werd de gevangene opgewacht door den rechtsgeleerde Giovanni Salvi, gewezen procureur-generaal van de Groothertogelijke regeering, een man van weinig moraliteit, maar zeer geacht om zijne kunde en zijn rijkdom. Hij verwelkomde den gevangene aan zijn rijtuig met openbare blijken van achting en eer, en legde onmiddellijk bij de rechtbank de verklaring af, dat hij zich met de verdediging belastte; tevens verzocht hij het ontslag van den gevangene onder borgtocht, welken hijzelf zich bereid verklaarde te stellen. Dit verzoek werd toegestaan en Lazzeretti in
| |
| |
vrijheid gesteld, onder verplichting van zich te Scansano te blijven ophouden. Ruim zes maanden bleef hij daar, in de woning van den genoemden advocaat, totdat de raadkamer 9 Maart 1872 wederom verklaarde, dat er geen termen tot vervolging aanwezig waren.
Na dezen tijd bleef hij een tijdlang op den berg Labbro, totdat hij, de rust en het zelfbedwang moede, zijn oude zwerversleven weder opvatte en den omtrek van Rieti doorkruiste, overal de godsdienstige dweepzucht der bevolking opwekkende en met hare edelmoedige giften zijn voordeel doende. Op aanvrage van het openbaar ministerie werd hij eindelijk opnieuw in voorloopig arrest gesteld, en bij een vonnis van 25 Mei 1874 werd hij, wegens oplichterij en landlooperij, veroordeeld tot eene gevangenisstraf van vijftien maanden, een jaar onder toezicht van de politie, en tot betaling der gerechtskosten. Hij kwam echter in beroep bij het hof van appèl te Perugia en werd, bij arrest van 20 September 1874, geheel vrijgesproken. Als eene merkwaardige bijzonderheid kan hierbij worden vermeld, dat Lazzeretti, een beroep doende op de edelmoedigheid zijner vrienden tot het betalen der gerechtskosten, in enkele dagen 2599 Lire ontving, grootendeels uit Frankrijk gezonden giften.
Omstreeks dezen tijd, hetzij de zaken niet naar zijn zin gingen, hetzij hij zijne persoonlijke vrijheid niet veilig genoeg achtte, verhuisde Lazzeretti met de zijnen naar Frankrijk, waar hij langen tijd de gast was van zekeren Heer Du Vachat, rechter te Belley, terwijl zijn zoon Turpino in het Collège de Marie te Lyon en zijne dochter Bianca in eene kostschool te Bourg geplaatst werden. Misschien zouden wij nimmermeer van hem gehoord hebben, al waren zijne beginselen op den Labbro ook veld blijven winnen, indien hij niet den 6den Maart 1878 teruggekeerd was, vast besloten, naar het schijnt, om nieuwe ondernemingen te wagen en ditmaal krachtig op te treden. Na weinige dagen reeds, den 10den Maart, vertrok hij, volgens zijn zeggen naar Rome, doch inderdaad naar eene onbekende bestemming; den 5den Juli keerde hij terug, om 18 Juli nogmaals te vertrekken; eindelijk vestigde hij zich in den ochtend van 25 Juli met zijn uit Frankrijk teruggekeerd gezin op den Labbro. Den 18den Augustus had de bloedige ontknooping plaats, welke elk weldenkende betreuren moet.
Reeds is melding gemaakt van de plotselinge verandering, in de eerste maanden van 1868 in Lazzeretti's manier en taal voorgevallen; van zijne behoefte tot het ondernemen van eene groote reis, gelijk hij aan zijn trouwen vriend en medestander Filippo Corsini had verhaald, van welke reis hij zoo rijk terug zou komen, dat hij ook zijn vriend tot een rijk man zou gemaakt hebben; van zijne onder voorwendsel van bedrijfszaken ondernomen, herhaalde tochten naar Rome, waarop hij met kardinalen en hooge waardigheidbekleeders van het Pauselijk hof in aanraking kwam; van zijn kluizenaarsleven in het Sabijnsche gebergte, vanwaar hij, een nieuw mensch geworden en met het uiterlijk teeken
| |
| |
van heiligheid, de gave der profetie en van andere door Sint Pieter ingegeven deugden op het voorhoofd, naar Arcidosso, zijne vaderstad, terugkeerde. Men moet daarbij in het oog houden, dat hij van dien tijd af het plan had, om zich in dienst der reactie te stellen en op zoodanige wijze op te treden, als tijd en omstandigheden zouden aangeven. Wij treffen dan ook in al zijne geschriften, ook in die, welke op het einde van 1877 het licht zagen, deze verklaring herhaaldelijk aan: ‘dat hij geboren en gedoopt was in den schoot der Christelijke, Katholieke, Apostolische, Roomsche kerk; dat hij in hare gemeenschap leven en sterven wilde, en dat al zijne handelingen, daden en geschriften overeenkomstig zouden zijn aan de leer dier kerk, geregeerd door haar zichtbaar hoofd op aarde, den opperpriester Pius IX’.
Zijne eerste gedichten, redevoeringen en gebeden, in de Risveglio dei popoli geplaatst, die in 1869 verspreid, zoo niet in druk uitgegeven, werden, dragen een louter godsdienstig karakter. Wellicht was dit een middel, om de gunst der clericale partij te verwerven. In den aanvang van 1870, nadat zijne profetische gaven en deugden door het volk en door eenige leden dier partij, meer of min te goeder trouw, waren erkend, begon Lazzeretti's arbeid op staatkundig en sociaal gebied. In een gedicht op de ‘veranderlijkheid der wereld’ vinden wij het volgende: ‘Italië, mijn vaderland, die zoovelen uitstekenden helden het leven geschonken hebt en de bloem der wereld zijt, er zal een tijd aanbreken, waarin ge van het geslacht uwer koningen zult ontslagen zijn; dan zult ge in vrede leven in den schoot dier bruid des Heeren, naar wie de hemelingen smachten en de gelukzaligen verlangen.’ Hier wordt kennelijk gezinspeeld op den val van het Italiaansche koningshuis en op de algemeene heerschappij van het kerkelijk gezag. Verder verspreidde hij zijne losse gedichten, naar hij voorgaf op bevel van Gods stem, op 26, 27 en 28 Januari 1870 op Monte Cristo vervaardigd. Ziehier eenige dier verzen, hard en stootend, gelijk God ze hem (naar 't heette) voorgezegd had, waaruit duidelijk blijkt, dat de eenige vorst, die moest overblijven, de Paus was. ‘Wie zijn de Koningen der wereld? Zijn zij geen nietig stof? Zij onteeren mij op gruwzame wijze, vergeten, dat zij sterfelijk zijn en stoffen op hunne macht.... De kunde uwer rekenaars, de bekwaamheid uwer werktuigkundigen, de krachten uwer onderhoorigen zullen niet bij machte zijn, u op den troon te handhaven; ge zult in de handen der volken overgeleverd worden, en er zal één enkel Koning zijn.’
Van nu af begon hij een bepaalden vorm aan zijne denkbeelden te geven en de genootschappen in te richten, waarvan hij zich meende te bedienen, om zijne toekomstige grootheid te vestigen. Voor de kluizenaars van den berg Labbro en van het Sabijnsch gebergte, onder welke laatsten de herinnering aan zijn verblijf bewaard bleef, richtte hij eene congregatie op, welke den naam voerde van Godsdienstige stichting der kluizenaars, boetrechters en boetelingen, en 2 kluizenaars,
| |
| |
33 boetrechters en 72 boetelingen omvatte, welke door hem uit zijne trouwste volgelingen, die den meesten invloed hadden bij de landelijke bevolking, waren gekozen. Ongeveer terzelfdertijd stichtte hij de Gemeenschap der heilige ligue of de Christelijke broederschap, waarin tegen betaling van 5 centesimi 's weeks alle personen boven den 20jarigen leeftijd, en op verlangen hunner betrekkingen ook jongeren, konden opgenomen worden. Het openlijk doel dezer vereeniging was onderlinge hulp bij ziekte of nood; maar van de ontvangen gelden werd geenerlei rekening gedaan en hadden geen uitkeeringen aan de leden plaats. Aan het hoofd van deze ligue stonden, doch meer in naam dan inderdaad, gelijk later zal worden aangetoond: de Aartspriester Giuseppe Milani uit het Sabijnsche gebergte als president, Don Gaspare Maria uit het klooster van Morcione en Don Gioacchino di Scoi, een bekend reactionnair, door wiens tusschenkomst Lazzeretti zich in betrekking had weten te stellen tot eenigen der warmste kampvechters van 's Pausen wereldlijk gezag.
Maar er is nog meer; als toekomstig hervormer van Italië en van de gansche wereld stelde Lazzeretti omstreeks December 1870 en Januari 1871 een godsdienstig, zedelijk, staatkundig en burgerlijk wetboek op, dat door de rechterlijke macht met zijne andere papieren in beslag is genomen, en waaraan hier eenige bijzonderheden ontleend worden.
Het godsdienstig wetboek telt 10 artikelen, handelende over de uitoefening of delegatie van het wereldlijk gezag vanwege het geestelijk gezag, waarvan het eerste aldus luidt: ‘De Heilige Roomsche opperpriester, de wettige plaatsvervanger van Christus, zal erkend worden als koning en monarch, over alle koningen en monarchen der aarde gesteld. Hij zal de eenige beslechter zijn van alle twisten en geschillen tusschen de volken en natiën. Van hem zal uitgaan de hooge wetgevende macht in wereldlijke en geestelijke aangelegenheden, doch de uitvoering zijner beslissingen en uitspraken geschiedt volgens de bepalingen van eene wereldlijke en politieke wet.’ Het derde artikel houdt in, dat de inkomsten van den Staat, evenals die van de vaste goederen en kapitalen der Kerk, ter beschikking van den Paus gesteld, en dat de geseculariseerde kerkelijke goederen weder ten dienste van den kerkedienst zullen aangewend worden; zij zullen een van de staatsinkomsten afgescheiden beheer hebben. Artikel 7 bevat de volgende bepaling: ‘Het wapen van den Paus is ook het wapen en embleem van den Staat.’
Het staatkundig wetboek beschrijft in 13 artikelen een nieuwen regeeringsvorm, de wijze van verkiezing der leden van het bestuur onder eedverband jegens de Kerk, den militairen dienst, kortom, het bevat de hoofdtrekken van een volledig regeeringsstelsel. Het eerste artikel houdt de volgende bepaling in: ‘De Italiaansche natie erkent geen anderen koning dan den heiligen opperpriester van Rome. Hem zal eene vergadering van 72 hoofdgezworenen, van wie er een den naam van
| |
| |
president draagt, ter zijde staan; hij zal 12 rechtsgeleerde raadslieden hebben, welke hem tot leiding en raad zullen dienen.’ Het belastingstelsel wordt bij deze wet hoogst eenvoudig ingericht; alle burgers van 20 tot 75 jaren, de geestelijken, broeders en monniken uitgezonderd, betalen een hoofdgeld van minstens 50 centesimi en hoogstens 6 Lire, naar de verschillende klassen, waarin zij verdeeld worden; de vrouwen betalen de helft van het door de mannen verschuldigde.
De zedelijke wet heeft vooral betrekking op het onderwijs, dat, gelijk verwacht kon worden, aan de geestelijkheid moet opgedragen zijn, waartoe in elke gemeente van 5000 zielen een klooster gevestigd zou worden. In 12 groote steden worden voorts universiteiten toegelaten, welke almede onder het toezicht der geestelijkheid worden gesteld. Verder wordt de vrijheid van drukpers opgeheven, de openlijke en geheime ontucht streng verboden, het overspel gestraft naar de willekeur van den beleedigden echtgenoot en bij onthouding van dezen met levenslange gevangenisstrat.
Het Burgerlijk Wetboek bevat in 12 artikelen bepalingen omtrent de belastbaarheid van vaste goederen en kapitalen, over het recht van visscherij, de belasting op het vee en op sommige levensbehoeften.
Het is voorzeker geen geest van vrijheid en vooruitgang, welke doorstraalt in deze wetsbepalingen, die waarschijnlijk niet door den vrachtrijder David Lazzeretti, maar door anderen voor hem opgesteld zijn. En bij deze wetboeken behoorde eene hoogdravende inleiding, waarvan hier eenige zinsneden volgen.
‘Ziethier, o volkeren! hetgene alle bekende natiën der aarde sedert langen tijd met een onbeschrijfelijk ongeduld verwacht hebben.
Uit den hoogen hemel zelf is eindelijk de behoefte verkondigd aan een wetboek, geschikt om naar strenge beginselen van tucht elk volk te regeeren en te leiden op den weg van zedelijkheid en recht. De hemel juicht en de hel siddert bij de afkondiging van deze wetten.
De grooten en machtigen der aarde beven, verschrikken en gruwen; zij leggen hunne gewaande grootheid neder op het altaar van Gods rechtvaardigheid. Hunne kronen, hunne schepters, hun koninklijk purper en hunne tronen zullen geofferd worden aan de tabernakelen van het vlekkeloos Lam Gods. Hun lot staat beslist te worden tusschen het kruit en het graf.
Ook de verleiders der volken beven, verschrikken en gruwen; zij beweenen ten slotte hunne bedriegelijke vleitaal en hunne kuiperijen op de trappen van de rechtzaal der wezenlijkheid en der rechtvaardigheid. Hun lot staat beslist te worden tusschen de galg en de vergiffenis.
Den oorlog, ja, den oorlog op leven en dood zeggen deze wetten aan aan de trotschheid, de inhaligheid, de ontucht, de ketterij en aan alle afschuwelijke vormen, waarin de zonde zich openbaart. De ondeugd en de schande zullen strengelijk worden gestraft, gelijk ik u andermaal in naam van God verklaar, met al de gestrengheid der
| |
| |
vreeselijkste, onverbiddelijke en onpartijdige rechtvaardigheid. De deugd zal naar verdiensten worden verhoogd en beloond; ja, juicht, volkeren en natiën der geheele aarde, juicht! en weest overtuigd, dat, dank zij der gestrengheid van deze heilige en lang verbeide hervorming, de volkeren welvarend, gelukkig en godvreezend, de geestelijkheid getrouw, nederig en heilig zullen worden.
Voor de derde maal roep ik u op Gods last toe: Wee, wee! hem, die bij de uitvoering dezer wet voor Gods en der menschen rechtvaardigheid als beschuldigde treden moet.’
In 1871 gaf hij wederom eenige zijner gewone profetieën uit, in eene waarvan: ‘Een onbekende profeet’ genaamd, hij den Paus en alle vorsten en staten der wereld vermaande om zijne toekomstige grootheid te erkennen.
‘God heeft aan de Kerk en aan de natiën een vorst (zoo schreef hij) geschonken, dien gij nog niet kent, en dien anderen nog niet kennen, omdat hij nederig is onder de menschen. Hij zal van de bergen afdalen met den standaard van 's volks verlossing in de hand. Hij zal ongewone merkteekenen voeren; op de borst zal hij een kruis tusschen twee letters dragen, en dat zal ook zijn wapenteeken zijn. Zijn hoofddeksel zal met drie vederen versierd wezen en voorop de beeltenis dragen van eene duif, die twee olijftakken in den snavel draagt’; en aldus uitgedost daalde hij dan ook den 18den Augustus van den Labbro af. Tot Koning Victor Emanuel richtte hij, na gezegd te hebben, dat de meeste dienaars der kroon in waarheid sluipmoordenaars zijn, de volgende taal:
‘Indien ik aan uwe zijde kon staan, zou ik u ter wille van uwe voorvaderen kunnen redden van het gevaar, waarin ge verkeert.’ Aan Frankrijk gelast hij, het godtergend standbeeld van Voltaire om te halen en diens werken ten vure te doemen. ‘Indien gij dat hebt gedaan - gaat hij voort - zal Gods toorn bedaren en alle uwe rampen zullen ophouden. Een telg uit den stam van Pepijn zal het toppunt uwer glorie worden, en dat zal de groote Koning zijn, de uitverkorene Gods, door alle volkeren der wereld verbeid. Deze vorst zal van de Italiaansche Appenijnen tot u afdalen...’
Ook in andere geschriften van hetzelfde jaar voorspelt hij zijne eigene grootheid en rampen en wraak over hen, die niet in hem gelooven. En inmiddels raakte de bevolking van den berg Amiata ten toppunt van een blind fanatisme; de volgelingen van Lazzeretti werden al talrijker en al ondernemender; de gaven in geld en allerhande waren vloeiden meer en meer naar den toren van den Labbro heen. Alstoen werd Lazzeretti op rechterlijk bevel in den nacht van 22 op 23 Augustus gevangengenomen en naar Scansano vervoerd, als beschuldigd van bedriegerij en oplichterij.
Na, gelijk reeds gemeld is, zijne voorloopige invrijheidstelling verkregen te hebben, bracht hij den tijd van zijn gedwongen verblijf te
| |
| |
Scansano niet in ledigheid door. Hij ontving daar de bezoeken van vele bekende personen, behoorende tot de clericale partij, onder anderen van zekeren Monseigneur Carli, die later verklaarde, door de Heilige Inquisitie afgevaardigd te zijn om te onderzoeken, of Lazzeretti inderdaad een heilige of profeet, dan wel een bedrieger was. Naar het schijnt, viel het onderzoek gunstig voor de eerste onderstelling uit, vermits Monseigneur Carli, drie jaren later, niet aarzelde in het aanbieden van een borgtocht van 1000 Lire, om Lazzeretti uit de gevangenis van Rieti te doen slaken.
Bovendien legde hij gedurende zijn verblijf te Scansano de grondslagen van eene nieuwe vereeniging, aan de Hoop toegewijd (gelijk de vereeniging der kluizenaars, enz. aan het Geloof, en de heilige ligue aan de Liefde). Hierbij werden de volgende, zuiver communistische begrippen gehuldigd.
‘Elk lid treedt toe voor zichzelf, met al zijne goederen, voor vrouw en kinderen. Alle leden moeten de vereeniging dienen en voor haar arbeiden; maar de vereeniging zorgt voor onderhoud en voeding harer leden, verzorgt de ouden van dagen, voedt de kinderen op.
Tot aan de stichting der regelmatige orde kunnen de leden ook in hun eigen huis blijven wonen, maar moeten zij altoos aan de vereeniging gehoorzaam zijn en de opbrengst van hunne gronden aan haar uitkeeren.
De leden wonen hetzij bijeen, hetzij in hunne huizen; allen gaan op dezelfde wijze gekleed, waarvoor hun de stoffen door de vereeniging geleverd worden.’
Tot deze vereeniging traden weldra meer dan vijftig landbouwersgezinnen, meestal gegoede personen, toe; op den 1sten Januari 1872 nam deze blijkbaar een communistisch karakter dragende maatschappij een aanvang om, volgens de statuten, op 31 December 1890 te eindigen. En behalve de bezittingen der leden (feitelijk in 't gemeen gebracht, niet wettelijk, omdat de vereeniging niet wettig erkend kon worden) werden de landelijke bezittingen van Salvi voor gemeenschappelijke rekening in gebruik genomen.
Aan de leden werd een soort rekening-courantboekje ter hand gesteld, waarin zij werden gecrediteerd voor de gestorte gelden en de opbrengst van hunnen grond, en gedebiteerd voor de levensbehoeften, de kleeding en de andere, hun door de vereeniging verstrekte goederen. Dergelijke boekjes zijn onder de door de rechterlijke macht in beslag genomen papieren voorhanden; en het verdient opmerking, dat zij meerendeels sluiten met een voordeelig saldo van de leden tegenover het gemeenschapsbestuur, door een van David Lazzeretti's broeders op zijnen last gevoerd.
Ondertusschen ging hij voort met zijne kuiperijen met de leiders der clericale partij in Italië en Frankrijk, waarvan menigmaal afgezanten hem in het openbaar op den top van den Labbro bezochten. Onder anderen bezochten hem daar drie geestelijken en een leek uit
| |
| |
Frankrijk in 1872, en weinig tijds daarna eene Fransche dame, die zich uitgaf voor eene afgevaardigde van een hooggeplaatst persoon, hoofd van de legitimistische partij. Dit laatste bezoek had blijkens het rechterlijk onderzoek onder bijzonderheden plaats, die hier vermeld mogen worden. Deze dame meldde zich, als boerin verkleed, bij den kanunnik P. te Roccalbegna aan, die destijds hoofdredacteur was van een clericaal blad, met het verzoek haar naar den berg Labbro te begeleiden en haar als tolk te dienen bij Lazzeretti, die geen Fransch kende. De Heer P. voldeed aan dit verzoek en geleidde haar naar Lazzeretti, die, zoodra hij haren naam vernomen had, volstrekt verlangde, dat de tolk zich verwijderen zou, zeggende dat hij, hoe dan ook, al moest het alleen door teekens wezen, zijne bezoekster zou weten te verstaan en geen derde bij de samenkomst kon toelaten.
Na het proces te Rieti, dat hem op zes maanden voorarrest te staan kwam, week Lazzeretti met zijne gansche familie naar Frankrijk uit, waar hij reeds vele vrienden en voorstanders had. De reis- en verblijfkosten werden hem gedeeltelijk verstrekt door zijne volgelingen van den berg Labbro, hoofdzakelijk uit de fondsen der gemeenschap, waarin hijzelf niets bijgedragen had, en gedeeltelijk door de reactionnaire partij, wie hij blijkbaar zijne diensten had aangeboden.
Gedurende den tusschentijd van zijn vertrek naar en zijn terugkeer uit Frankrijk, raakte David Lazzeretti min of meer in 't vergeetboek, niet bij zijne aanhangers, die hem, af- of aanwezig, even trouw bleven, maar bij de regeering en bij hen, die het meest van hem te vreezen hadden. Hijzelf vergat echter zijne geliefkoosde denkbeelden van hervorming en van opstand tegen de wetten van zijn vaderland niet; van Beley uit zond hij voortdurend bevelen en onderrichtingen aan zijne meest vertrouwde vrienden, en liet meermalen den genoemden geestelijke Imperiuzzi overkomen. Uit de in beslag genomen correspondentie, hoofdzakelijk met Filippo Corsini gevoerd, blijkt de voortdurende werkzaamheid van den profeet ten duidelijkste. Hij kondigde de verzending aan van in het Fransch geschreven brochures, die in het Italiaansch vertaald en verspreid moesten worden; onder anderen boekjes, getiteld: De bloemen des hemels; mijne worsteling met God, enz. Hij was voorzeker even min de Fransche schrijver noch de vertaler; maar wie waren dan zijne medewerkers? Zonder twijfel maakte hij gemeene zaak met de clericale reactie, die er altoos op uit is, onrust in Italië te stoken.
En Lazzeretti's werkzaamheid bepaalde zich niet tot geheime stokerijen; hetzij uit eigen beweging, hetzij op last van hen, die zijne handelingen bestuurden, kondigde hij de nadering van den strijd aan. Op 12 Februari 1878 schreef hij uit Lyon aan Corsini het volgende: ‘Ik gelast u thans, onbeschroomd zeer na aanstaande, vreeselijke gebeurtenissen te voorspellen; grijp moed tegen de laaghartigen en kleingeloovigen en doe hen sidderen op het geluid van uwe stem, gelijk ze
| |
| |
dat eens gedaan hebben en weldra weder zullen doen op het vernemen van de mijne.’
In den avond van 8 Maart, twee dagen na zijne terugkomst op den berg Labbro, ging David Lazzeretti de vrij talrijk in de kerk opgekomen geloovigen in het gebed voor. Een tijd lang scheen hij afgetrokken, verlegen en dof; doch op eens riep hij met luider stem: ‘Hebt ge nu Gods grootheid gezien, kinderen? Van morgen af zal voortaan aan dit altaar de mis bediend worden, zonder dat iemand het beletten kan; komt haar morgen vroeg hooren, en houdt uwe communie zonder schroom.’ Daarna ging hij zijne aanhangers voor naar zijne woning, waar hij hun eenige gedeelten ging uitleggen van zijn geschrift: ‘Mijne worsteling met God’. Hierna verstomde hij weder en scheen in ernstige en diepe gepeinzen verzonken; hij knielde, sprong plotseling weder op, en riep naar zijn adem hijgende en op den grond stampende uit: ‘Ja, ja! 't Is de waarheid... een zondvloed van vuur en bloed... De eerste wordt kwijtgescholden, de tweede is niet te ontgaan. Staat op en roept met luider stem: wij gorden ons tot de zegepraal aan! Juicht in God, gij, die heden vrijgekocht zijt, gelijk alle andere natiën door mij vrijgekocht zullen worden. Ego sum, ik ben de David, van wien Jezaja spreekt, ik, ja, ik ben de ware hoogepriester. In mij zijn de Paus, de Koning, de bisschoppen, de priesters, in mij is alles vereenigd. De dag van 14 Maart zal mij in de groote stad van Italië, in Rome zien, vanwaar ik zal wederkeeren, wanneer de profetieën vervuld zijn. Dan zal ik de Appenijnen bestijgen, gelijk Mozes den berg Sinaï besteeg, de strijdlustige volkeren tot mij roepen, en hun met den vrede nieuwe wetten en nieuwe godsdienstplichten schenken.’ Hier voegde hij nog bij, dat het teeken van de groote ineenstorting, van den zondvloed van bloed, zou bestaan in een rood kruis, dat hijzelf zijnen vrienden en volgelingen op de borst zou hechten.
De beschrijving van dit tooneel is ontleend aan twee bij de rechterlijke macht berustende verslagen, door de verklaringen van ooggetuigen gestaafd. Zij zijn niet geschikt, om woordelijk aangehaald te worden, omdat men hier met landbouwers te doen had, die in eenzame berghutten wonen en derhalve geenerlei gelegenheid hadden, om met de buitenwereld in aanraking te komen.
Gelijk reeds gezegd is, vertrok David Lazzeretti 10 Maart. Sedert zijn kortstondig verblijf op den berg Labbro waren zijne proselieten onrustiger, in afwachting van de aanstaande, verschrikkelijke gebeurtenissen. De communistische denkbeelden, zoovele jaren onder een schijn van godsdienst gepredikt en in de befaamde maatschappelijke wet uitgedrukt, kwamen meer aan het licht, en trachtten tot bij de grondeigenaren door te dringen. De storm kwam naderbij, maar was nog verre van het losbreken.
Het is inderdaad vreemd, dat Lazzeretti, die, niettegenstaande al zijne plannen tot hervorming van het ritueel der Katholieke Kerk, tot dus- | |
| |
ver geheel in den geest der clericale reactie en der geestelijkheid gehandeld had, na zijne aankomst op den berg Labbro terstond van richting veranderd was, en met name ettelijke leerstukken van de Katholieke Kerk, voornamelijk de oorbiecht, bestreed, welke laatste hij wilde vervangen door eene openlijke belijdenis van gezondigd te hebben tegen God, zijnen naaste en zichzelven. Men kan dezen ommekeer niet verklaren, en de in beslag genomen stukken en papieren vertoonen geen enkel spoor, dat tot eene verklaring leiden kan. Doch een feit is het, dat hij, sedert jaren op maatschappelijk gebied onrust stokende, dit thans ook op kerkelijk gebied aanving.
Hij liet zich in hatelijke bewoordingen uit over de Katholieke Kerk en hare geestelijken, die hem vroeger zoo welwillend behandeld hadden; hij voer uit tegen de ‘afschuwelijke ketterij van den paapschen afgodendienst’, en noemde het Pausdom ‘het zevenhoofdig helgedrocht, symbool van de zeven hoofdzonden’; hij kantte zich met heftigheid tegen de geestelijkheid van Arcidosso aan. De Bisschop van Montalcino, die vroeger zijne kerk gewijd en voor den kerkedienst aldaar twee priesters aangesteld had, oordeelde, dat de toestand erg genoeg was, om de tusschenkomst der regeering te rechtvaardigen. Hij richtte brieven eerst aan den Minister van Binnenlandsche Zaken, toen aan den Minister van Justitie, waarin hij aandrong op het nemen van maatregelen tot bescherming van de openbare orde en van het door Lazzeretti's stoken ondermijnd geestelijk gezag; nadat hij alvorens de bedoelde priesters Polverini en Imperiuzzi in de uitoefening van kerkelijke bedieningen had geschorst, als hebbende zich bij de der kerk vijandige secte der Lazzerettisten of Davidianen, gelijk de volgers van den profeet zich noemden, aangesloten. De regeering onthield zich echter van andere maatregelen dan de aanbeveling, om de woelingen dezer sekte nauwkeurig in het oog te houden, daar de prefect van Grosseto bij herhaling berichtte, dat er vooralsnog geenerlei verstoring van de orde en rust had plaats gehad noch gevreesd werd.
Inmiddels bereidde Lazzeretti zich meer en meer voor op een handelend optreden, en schreef kort daarop, 21 Mei, uit Frankrijk aan Filippo Corsini: ‘Uit de twee ingesloten hymnen zult ge opmaken, dat de tijd nadert, waarop we den strijd moeten aanvaarden, om in de meeste landen der wereld de vijanden des vaderlands en des geloofs te verdelgen.’
Den 5den Juli kwam hij op den berg Labbro terug en hield zich daar tot den 18den op, zonder aanleiding te geven tot beweging of buitengewone vervoeringsbetooningen der bevolking. Nog verwijderde hij zich gedurende eene week, en bleef toen voorgoed bij de zijnen gevestigd.
Van toen af wijdde hij zich met eene koortsachtige werkzaamheid aan zijne functiën van prediker en godsdienstleeraar, waartoe dag aan dag eene groote menigte samenkwam, aan het vervaardigen van kleedingstukken, uit stoffen en naar modellen, uit Frankrijk overgezonden,
| |
| |
voor welker gebruik hij de machtiging verzocht van den commissaris van politie, die haar noch verleende noch weigerde, daar hem niet te beslissen stond over het dragen van kleederen, die volstrekt geen militaire uniform waren. Hij bepaalde ten slotte den 14den Augustus als den dag, waarop hij met zijne volgelingen naar Arcidosso zou trekken en vandaar de schreden naar Rome richten, om de gedurende zooveel jaren voorspelde en aangekondigde hervormingen door een mirakel tot stand te brengen. Een detachement van tien karabiniers, van de naburige standplaatsen ontboden, was voldoende, om Lazzeretti en zijne bende dit voornemen te doen opgeven, maar zoodra de aldaar gevestigde brigade weder tot hare gewone sterkte of daaromtrent (want zij werd tijdelijk met 2 man vermeerderd) teruggebracht was, besloot hij zijne volgelingen tot handelen op te roepen.
Het was de ochtend van 18 Augustus. Onder het gelui der kerkklok en het gezang der tot dweepzucht opgewonden menigte, werd op den toren van den berg Labbro de roode vlag met het opschrift: ‘De republiek is het rijk Gods’, geheschen; nadat de mis was bediend en de voor deze gelegenheid vervaardigde kleedingstukken door een zestigtal mannen en vrouwen aangetogen waren, daalde de gansche menigte langzaam van den berg Labbro af in drie groepen verdeeld, voorafgegaan door banierdragende kinderen. Een der vlaggen was gelijk aan de boven omschrevene; eene andere, mede rood, droeg het opschrift: ‘Soldaten van den heiligen dienst’ en het merkteeken der Lazzerettisten, gelijk het op het voorhoofd van den aanvoerder geteekend stond; eene derde was wit en droeg het opschrift ‘Mater Victoriae:’ op een vierde was de heilige geest afgebeeld op een gelen grond met het opschrift: ‘Deus pro nobis est’. Eindelijk waren er nog drie banieren met de volgende opschriften en motto's: ‘Eerste legioen, Italianen’, een gevleugelde leeuw met een zevenkoppigen draak in de klauwen, op blauw-, wit- en gelen grond; ‘Tweede legioen, Franschen’, een adelaar met de driedubbele kroon op rood-, groen- en gelen grond; ‘Derde legioen, Spanjaarden’, een gevleugelde stier met de driedubbele kroon op rood-, wit- en blauwen grond. Alle drie voerden deze banieren de letters C.Q.S.V. (con questo segno vincerai: in dit teeken zult ge overwinnen) en S.P.F. (sancta propaganda fide). Al degenen, en hun getal kan op 1000 geschat worden, die geen uniformkleeding noch vlaggen droegen, hadden van Lazzeretti een rood kruis met twee tot elkander gekeerde C's ontvangen, zijnde het teeken van de groote ineenstorting en den zondvloed van bloed, gelijk hij in den avond van 8 Maart had te kennen gegeven.
Het langzamerhand voorttrekken van deze aanhoudend talrijker wordende menigte vermeer derde de reeds groote ongerustheid der inwoners van Arcidosso, van hen namelijk, en dit waren de besten, die niet tot David's sekte behoorden en zich nooit met hem ingelaten hadden. Alle winkels en kantoren, ja, alle deuren en vensters der particuliere
| |
| |
woningen werden gelijktijdig gesloten. De huisvaders grepen de wapens en vereenigden zich aldus, niet alleen met het plichtmatig voornemen, om huis en haard te verdedigen, maar bereid, om desvereischt den eersten aanval te doen; vrouwen en kinderen weenden en jammerden in haren angst, en riepen in luide smeekbeden de hulp en de bescherming des Hemels in.
De commissaris van politie en de syndicus van Arcidosso traden toen, door zelfopoffering en burgermoed bezield, de naderende menigte te gemoet, op korten afstand door de brigade karabiniers gevolgd, en trachtten David Lazzeretti door woorden en raadgevingen te overreden, om terug te trekken en den optocht, evenals op de vorige dagen, op den berg Labbro te eindigen. Maar deze vermaningen baatten niet; de syndicus verwijderde zich dus, opdat de politie haren plicht zou kunnen doen; de commissaris bekleedde zich met de teekenen van zijn ambt en sommeerde Lazzeretti en zijne menigte terug te keeren. Gelijk bewezen is, deed hij de sommatie niet drie-, maar viermalen, waarop Lazzeretti antwoordde met den commissaris en den inmiddels naderbijgekomen karabiniers te gelasten hunne wapens af te leggen, en zijnen volgelingen toe te roepen: ‘Ik ben uw Koning, voorwaarts, mijn volk! verdedigt mij, ontwapent hen!’
Het is niet duidelijk gebleken, of terstond op deze aansporing, dan wel nadat de karabiniers hunne vuurwapenen in de lucht hadden afgeschoten, de feitelijkheden een aanvang namen. Dit is echter zeker, dat op de vier aanmaningen eene losbranding zonder iemand te schaden plaats had, en dat de karabiniers de menigte eerst hebben aangetast, nadat Lazzeretti zelf den commissaris van politie een stokslag op het hoofd had toegebracht, en nadat eene hagelbui van steenen den commissaris en drie karabiniers, waarvan een vrij ernstig, verwond had.
Het verdient opmerking, dat, terwijl vlak bij de plaats, waar de menigte zich bevond, een groote hoop keisteenen van zekere bepaalde kleur en soort gevonden werd, de steenen, waarmede de commissaris en de karabiniers geworpen werden, van dezen in kleur en soort verschilden. Hieruit blijkt genoegzaam, en het is trouwens bewezen, dat vele deelnemers aan deze, naar 't heette, godsdienstige processie zich bij hun vertrek van den berg Labbro met steenen gewapend hadden. Overigens hadden de Lazzerettisten geen geweren, maar met jachthagel geladen buksen, zooals blijkt uit de omstandigheid, dat eenige burgers door hagel verwond werden, terwijl de karabiniers alleen de reglementaire ammunitie hadden. Dat enkelen uit de menigte door hagel verwond werden, was natuurlijk, want de schoten, die den commissaris en de karabiniers misten, troffen noodwendig de omstanders.
Aangaande de vermoedelijke talrijkheid der menigte bestaat eenig verschil; de een schatte haar op een duizendtal, de ander op drie- of vierduizend. Dit verschil kan aldus verklaard worden, dat het getal der Lazzerettisten, die van den berg Labbro afdaalden, een duizend
| |
| |
groot was, doch weldra aanzienlijk vermeerderd werd door eene groote menigte van samengeloopen aanhangers of bloote nieuwsgierigen uit Arcidosso en den omtrek; zoodat de commissaris en de karabiniers in een oogwenk ingesloten en gedrongen werden.
Is dus het gebruik der vuurwapenen, èn uit het oogpunt van zelfverdediging, èn uit dat van bescherming eener bedreigde en beangstigde bevolking, volkomen gerechtvaardigd, niettemin zal ieder rechtgeaarde de gevolgen daarvan betreuren. Vier dooden, twintig gewonden (de commissaris, twee karabiniers, de gemeentepolitieagent en zijne twee zonen, die de politie de hand leenden, benevens 14 personen uit de menigte), ziedaar den oogst van dezen droevigen dag, ziedaar de materieele gevolgen van David's leer. Maar de economische gevolgen zijn van meer blijvenden aard; want de mensch kan dikwijls den dood zijner betrekkingen gemakkelijker dan het verlies zijner bezittingen dragen. En een aantal gezinnen zijn thans geheel ten val gebracht, daar zij hunne eigene bezittingen hebben opgeofferd, om de denkbeelden van den schijnprofeet in de hand te werken, en hem de middelen tot verspreiding daarvan te verschaffen. Zoo hebben de gebroeders Vichi, die een vermogen van 50,000 Lire hadden, bijna al hunne bezittingen moeten verkoopen; vele anderen zijn in groote moeilijkheden geraakt door het afgeven van wissels, die de som van hun vermogen te boven gaan. Zoo heeft een stadsburger, wiens kapitaal 3000 Lire bedroeg, twee wissels geteekend van 10,000 en 5000 Lire. Eene ongelukkige vrouw, eene erfenis gebeurd hebbende van 1400 Lire, mocht het aanzien, dat haar echtgenoot die in de door Lazzeretti gestichte gemeenschap bracht; de verblinde man, die onder de gewonden en ter beschikking der justitie gestelden gevonden wordt, bracht daarenboven daarbij nog zijn geheelen graanoogst van het loopende jaar in, die omstreeks 60 statios (de statio = 24½ liter) bedroeg. De ongelukkige vrouw is thans niet bij machte, in haar eigen onderhoud en dat van hare jeugdige kinderen te voorzien.
Maar welk doel kan Lazzeretti met de verspreiding zijner onheilbrengende leeringen beoogd hebben? Het schijnt, dat tegenzin in den arbeid, trek naar de afwisseling van een zwervend leven, eene buitensporige en noch met zijne verstandelijke vermogens, noch met zijne opvoeding strookende eerzucht hem den verkeerden weg hebben doen inslaan. De zucht naar snel verkregen rijkdommen, die hij aan Filippo Corsini openbaarde, dreef hem naar Rome in de armen der clericale reactie, die hem door schoone beloften bedroog, gelijk hij wederkeerig zichzelf en de zijnen. Want dat David Lazzeretti een afkeer van den arbeid had, bewijst niet alleen zijn gansche leven, maar zeggen ons zijne eigene woorden. ‘Hij had zich - zoo schrijft hijzelf in zijn Risveglio dei popoli - volgens zijne missie op den berg Labbro teruggetrokken op eene bezitting van zijn geloofsverwant Raffaello Vichi, en bearbeidde aldaar dagelijks (na zijne godsdienstplichten als boeteling te hebben verricht)
| |
| |
gedurende eenige uren eenen akker, ten einde een schamel onderhoud voor vrouw en kinderen te verdienen; maar de talrijke menigte, die hem uit den ganschen omtrek kwam bezoeken, gaf hem duidelijk te verstaan, dat het een man als hem niet voegde, zich met zulken arbeid bezig te houden.’ Na zijne bekeering leefde dan ook David Lazzeretti van den arbeid van anderen, van door hem opgerichte instellingen, die hem alleen voordeel, allen anderen schade en ondergang moesten aanbrengen. De kosten van zijne processen bestreed hij met de giften van door hem bedrogen vrienden.
En hoe leefde hij, bijna vier jaren lang, in Frankrijk zonder beroep of bedrijf, zonder den wil of de daad, om op eene eerlijke wijze zijn brood te verdienen? Waar vond hij de middelen, om de opneming van zijne kinderen in inrichtingen van onderwijs te bekostigen? Waarschijnlijk bood hij zijne diensten aan de vijanden zijns vaderlands aan, wel bewust, dat hij ze nooit zou kunnen bewijzen. Gedreven en misschien bedreigd door den een, teruggeroepen door den ander en beschuldigd van ten eigen bate de in gemeenschap gebrachte bezittingen te hebben verteerd van hen, die in de beloofde maatschappelijke hervormingen het middel tot herstel hunner verliezen zagen, kwam hij uit Frankrijk op den berg Labbro terug, om zijn treurig, onvermijdelijk lot te ondergaan. Er moest eene of andere poging tot oproer en rebellie worden gedaan, en die poging moest onvermijdelijk zijn ondergang ten gevolge hebben. En het bleek ten slotte, dat hij in den avond van 8 Maart 1878 slechts in een enkel opzicht een goed profeet geweest was, toen hij zichzelven het eerste slachtoffer van zijne zending noemde.
In de laatste dagen van October 1879 werd voor het hof van assizen te Siena het laatste tafereel in het treurspel der Lazzerettisten afgespeeld; een tachtig deelnemers aan de oproerige beweging stonden daar terecht, maar werden, gelukkig voor de arme misleiden, vrijgesproken. De volgers van den profeet hadden trouwens door dezen nieuwen messias, die de kunst der menschelijke exploitatie zoo meesterlijk verstond, reeds zooveel stoffelijke schade geleden, dat men wel genade voor recht mocht laten gelden. De rapporten der administratieve macht gewagen met bezorgdheid van de zware wissels, die de kleine grondeigenaars onder deze sekte ten voordeele van den profeet hadden geaccepteerd, en meenden zelfs aan de regeering den heroïeken maatregel, om die van onwaarde te verklaren, in overweging te moeten geven, ten einde alzoo aan den nood dier bedrogen lieden een weinig te gemoet te komen. Van zulk een, overigens in vele opzichten zeer bezwaarlijken maatregel, die licht onschuldige personen tot slachtoffers maken zou, is echter niet nader gebleken.
De in de rapporten ontwikkelde theorie der verandering in Lazzeretti's denkbeelden en oogmerken is zeer aannemelijk, en ook uit andere omstandigheden verklaarbaar. Men mag als vaststaande aanmerken,
| |
| |
dat in het eerst dweepzucht en eene soort religieuse manie den man voortdreven; al spoedig brachten de gebeurtenissen in zijn vaderland hem waarschijnlijk op het denkbeeld, om het opzien, dat hij verwekte, en den invloed, dien hij zich verwierf, tot eigen stoffelijk voordeel dienstbaar te maken aan de zaak der reactie tegen de eenheid van Italië, aan de zaak van 's Pausen wereldlijke macht. Uit dit tijdperk, beginnende met de reizen naar Rome, waar de Kardinaal Panebianco, de vertrouweling van Pius IX, gelijk men beweert hem te woord had gestaan, dagteekenen de aanroepingen aan alle potentaten der gansche wereld, om zich te onderwerpen aan den eenen Koning, den Stedehouder Gods. Het vertrek naar Frankrijk en het verblijf aldaar zal met deze politieke woelingen wel in verband hebben gestaan, want men weet, dat er na de bevestiging van den republikeinschen regeeringsvorm een nauwe band van oppositie tusschen de clericale partijen in Italië en in Frankrijk, de aanhangers van Pius IX en de volgelingen van den Graaf van Chambord, heeft bestaan, welke natuurlijk is voor partijen, die, waar ze ook gevestigd zijn, geen ander vaderland hebben dan Rome, geen ander vorst dan den Paus, waar ze zich ook bevinden en onder welke regeeringsvormen ze ook leven. Men verwondere zich er niet over, dat de clericale partij zich bediende van een man zoo zonder ontwikkeling, hoogere bekwaamheid en reëele beteekenis als de dweepzieke vrachtrijder van Arcidosso. Die partij heeft nergens veel keuze van personen, en moet zich maar al te vaak behelpen - de voorbeelden zouden niet ver te zoeken zijn - daarenboven was Lazzeretti eene zekere kracht ter opwinding van het domme gemeen, dat gemakkelijker op vreemdheden, die zijne zinnen treffen, en op groote woorden, die in zijne ooren galmen, ingaat, dan op overtuigende redeneeringen, die zich richten tot een orgaan, dat het niet bezit.
Maar terwijl Lazzeretti in Frankrijk was, hadden daar gewichtige voorvallen plaats. De reactie, die zich door misdadige kunstmiddelen had weten op het kussen te werken, werd gedwongen voor de luide en op de meest wettige wijze uitgedrukte verontwaardiging der publieke opinie te wijken; de wezenlijke, door alle oorden des lands toegejuichte republiek zonder reactionnaire of monarchale neigingen werd voorgoed, althans steviger dan ooit te voren, gevestigd. Met de monarchale woelingen zou 't dus vooreerst wel uit zijn; althans de zaken stonden er niet naar, om van kuiperijen ten gunste eener restauratie vooreerst veel nut te verwachten. Maar eene tweede reden kwam hierbij, die Lazzeretti's vooruitzichten, welke die ook mogen geweest zijn, benam. Te gelijk dat de clericale partij in Frankrijk de teugels van het gezag uit de handen moest geven, verloor zij den hechten steun harer geestverwanten van over de Alpen. Op 7 Februari 1878 stierf Pius IX en werd tien dagen later opgevolgd door Leo XIII. Die verandering was een groote slag; want in plaats van een oud man, die om het verloren grootsch verleden de vele kansen van het tegen- | |
| |
woordige over het hoofd zag, die zijne verminderende krachten aan eindeloos herhaalde redevoeringen verspilde en wel te vinden was voor droomers en zieners als de man van den Monte Labbro, trad nu een uiterst scherpzinnig prelaat, die den toestand van het Pausdom in het doordringend oog vatte en, uitmuntend diplomaat, geene gelegenheid zou laten voorbijgaan, om met de omstandigheden zijn voordeel te doen. Maar voor de kleine middelen als de hulp van droomers en zieners was er van den nieuwen Paus niets te hopen; wat tot nog toe van zijne handelingen en zienswijze gebleken is, geeft ons althans het recht niet, hem anders te beoordeelen.
Kan de laatste reis van Lazzeretti, die naar de onbekende bestemming, ook ondernomen zijn, om zich aangaande 's Pausen bedoeling zekerheid te verschaffen? Licht mogelijk, dat hij haar elders dan te Rome verkregen had, indien het waar is, wat de officieele rapporten beweren, dat hij Italië's hoofdstad in Juli 1878 niet heeft bezocht; maar Rome kan toch in zooverre 's mans reisdoel zijn geweest, dat hij, waar en bij wien dan ook, vernemen moest, wat hij van het Vaticaan te verwachten had.
De hem ongetwijfeld berokkende teleurstelling zal wel de reden zijn geweest van den omkeer, destijds in Lazzeretti's gedragingen opgemerkt, van zijn uitvaren tegen het zevenhoofdig ‘helgedrocht’, dat hij vroeger tot koning over de gansche aarde had willen kronen - van zijn verzet tegen de geestelijke autoriteiten, en van de bezorgdheid van den Bisschop van Montalcino, die tot dusverre de beweging met een niet ongunstig oog had aangezien en, niettegenstaande de sociale en politieke ketterijen van den modernen profeet, zijn heiligdom op den berg van gewijde priesters had voorzien. In den laatsten tijd had Lazzeretti zich, gelijk een rapport van den procureur-generaal op het gezag van in zijn toren in beslag genomen papieren mededeelt, dan ook nieuwe en hoogere titels toegedacht, waarbij hij de Pauselijke waardigheid geheel op zijde zette, voor zoover hij ze niet daarin opnam. Hij noemde zich den Christus, hervormer der maatschappelijke, staatkundige en godsdienstige wet, verdelger van de bestaande orde van zaken en stichter van een universeel wereldrijk, waarop hij krachtens Goddelijke openbaringen, als afstammeling van Constantijn den Groote, aanspraak maakte.
Indien deze onderstelling juist is, dan zou ook deze volksmisleider zelf wederom misleid zijn geworden door anderen, die zich wel buiten het bereik der justitie wisten te houden. Toen men hem niet meer gebruiken kon, liet men hem los; misschien uit ijdelheid, misschien uit een soort van gevoel van verantwoordelijkheid jegens zijne volgelingen, trachtte de hand hoofd te worden, en bereidde zichzelf een harden dood, bracht schade en schande over de onnoozele lieden, die hun vertrouwen in hem gesteld hadden.
|
|