| |
| |
| |
Mengelwerk.
Nijvere spinnen.
(Fragment uit een onuitgegeven tooneelspel.)
(Op zichzelf treurige gebeurtenissen hebben in den laatsten tijd het Nederlandsch publiek gedwongen, de aandacht te vestigen op de gevaren, waaraan aandeelhouders en crediteuren van naamlooze vennootschappen blootgesteld zijn. Voor eerstgenoemden, wier belangen reeds benadeeld kunnen worden vóór de geboorte der vennootschap zelve, kan de behartigenswaardige les van voorzichtigheid niet genoeg worden herhaald; elke vorm mag daartoe gebezigd worden, en onder de bruikbare vormen heeft ook de aanschouwelijke recht van bestaan.
Deze overweging deed mij voor de volgende dramatische inkleeding van die gulden les in dit tijdschrift eene plaats verzoeken. De tooneelen zijn ontleend aan een tooneelstuk, dat eenige jaren geleden zoo te zeggen met één voet op de planken stond, doch sedert in portefeuille is gebleven. Men vergete bij het beoordeelen deze oorspronkelijke bestemming van het geschrevene niet. Op het tooneel moet, zoowel door den schrijver als door den schilder, kwistig met harde kleuren en sterke effecten gewerkt worden, om de gewenschte uitwerking te verkrijgen.)
| |
Personen.
Haggers, iemand, die zaken doet in het groot, } te 's-Gravenhage; |
Vincent, zijn kantoorbediende, } te 's-Gravenhage; |
Frederiks, zaakwaarnemer, } te 's-Gravenhage; |
Baron Van Wisselburg, particulier, } uit Utrecht; |
Jonkheer Van Emmenhoven, id., } uit Utrecht; |
Roodberg, bankier, } uit Utrecht; |
Bloker, notaris, } uit Utrecht; |
| |
| |
De Leeuw, advocaat, } uit Amsterdam. |
Heppsch, commissionair, } uit Amsterdam. |
Lagrap, id., } uit Amsterdam. |
Muller, id., } uit Amsterdam. |
Het tooneel stelt voor eene kamer, palende aan het kantoor van Haggers te 's-Gravenhage. Tafel met groen kleed, waarop schrijfgereedschap enz., en van stoelen omzet. Verder schrijftafel met boeken, papieren, kaarten beladen.
(Van Wisselburg, Bloker, Roodberg en Van Emmenhoven komen door het kantoor (R) op, en worden door Vincent ontvangen.)
De Heeren komen zeker voor de conferentie?
Utrechtsche bouwmaatschappij.
(stoelen aanschuivende).
Mag ik de Heeren verzoeken plaats te nemen? (Zij zetten zich.) Mijnheer Haggers zal dadelijk hier zijn. (Af, door het kantoor.)
Komen we te vroeg? (Ziet op zijn horloge.) Eigenlijk wel. Nu; we zullen wachten.
Dat valt goed, want voordat Haggers hier is, heb ik nog iets mede te deelen. Is het aan de Heeren bekend, hoeveel hij voor de gronden betaald heeft, die hij voor vierhonderd twintigduizend gulden aan de maatschappij wil overdragen? (Langzaam en luid.) Vier en tachtig-duizend gulden!
(met Lagrap door het achterscherm binnenkomend).
Mijn! (Lachend.) Ik heb de eer het gezelschap te groeten. Ik durf altoos afmijnen, wanneer Roodberg afslager is, want hij bezorgt nooit anders dan voordeelige koopjes.
Nu hoop ik den Heeren een nadeelig koopje te besparen. Haggers wil aan deze bouwmaatschappij maar eventjes een goede drie ton verdienen.
Dat is te veel. Daar zullen wij een stokje voor steken. Willen de Heeren met mij medewerken?
(Muller, Frederiks en Heppsch komen met Vincent uit het kantoor op.)
Natuurlijk. (Haggers komt door den achtergrond op.)
Duizenden excuses, Heeren, dat ik u heb laten wachten. Mijnheer Van Wisselburg, uw onderdanige; bonjour, Roodberg; Notaris; Mijnheer De Leeuw; Heeren! We zullen den verloren tijd inhalen door terstond te beginnen. (Hij neemt plaats.)
De Heeren weten allen, waarvoor wij hier bij elkander zijn, om de acte van vennootschap voor de Utrechtsche bouwmaatschappij te be-
| |
| |
praten, vóórdat onze vriend Bloker die definitief opstelt. Het ontwerp is aan de Heeren toegezonden, en van niemand heb ik aanmerkingen ontvangen. (Allen halen papieren voor den dag, voor zoover ze dat nog niet gedaan hebben.) Vinden de Heeren het goed, dat ik de artikelen maar een voor een voorlees?
Maar eerst nog iets anders. Deze bijeenkomst is wel niet officieel, maar toch moeten wij ons vergewissen, dat de meerderheid der aandeelhouders vertegenwoordigd is. Van de 600 aandeelen van de drie eerste seriën heb ik er 100; Mijnheer Roodberg, voor zich en zijne principalen, heeft er 80; Mijnheer Vincent, opkomende voor verschillende aandeelhouders, 138; de Notaris, voor zijne meesters, 41; Mijnheer De Leeuw, voor zichzelf en anderen, 28; Mijnheer Van Wisselburg 10; Jonkheer Van Emmenhoven 15; Mijnheer Frederiks 117; Mijnheer Lagrap 4; Muller 8; Heppsch, voor zich en anderen, 42. Dus zijn er hier 583 aandeelen vertegenwoordigd. Willen de Heeren de volmachten, die tevens voor het teekenen van de acte strekken, ook inzien? (De stukken gaan rond.)
(die de cijfers heeft opgeteekend, zacht tot De Leeuw, die naast hem zit).
Hij is geslepen; hij en zijne creaturen brengen 397 van de 513 stemmen uit.
(zacht).
We stemmen hier niet naar aandeelen, maar hoofdelijk, en dan blijven wij meester.
Dus begin ik. (Lezend.) ‘Artikel 1. De vennootschap draagt den naam van Utrechtsche Bouwmaatschappij. Zij heeft ten doel...’ enz. Enfin, de Heeren hebben alles gelezen. Heeft iemand bezwaar tegen dit artikel?
Neen, maar... de naam:... worden deze... deze dingen niet gewoonlijk vereenigingen genoemd?
't Is mij onverschillig. Maatschappij...? Vereeniging...? Hoe zal 't zijn? (Rondziende.) Indien Mijnheer Van Emmenhoven erop staat?
't Is mij 'tzelfde; de naam doet er niet toe.
(tot Van Emmenhoven).
U stelt dus voor...?
O neen, Mijnheer, dat niet... Ik verlang niet... Ik bedoelde alleen maar... zoo...
Onveranderd goedgekeurd dus.
‘Artikel 2. De zetel van de...’ (Geklop op de tafel.)
‘Artikel 3. Zij wordt opgericht...’ (Geklop.)
‘Artikel 4. Het kapitaal der vennootschap...’ (Hij houdt even op; niemand zegt iets.) Hm! ‘...wordt vastgesteld op één millioen gulden, verdeeld in duizend aandeelen van duizend gulden elk.’
| |
| |
Met uwe permissie, ik vind dat kapitaal wel wat heel groot.
(zeer rad).
Zoo we het kapitaal verkleinen, hebben we geen bedrijffonds, of we moeten onze eigendommen bezwaren.
Dat concedeer ik. Maar waarom kan zulks niet?
U is notaris, Mijnheer! Ik wil u gaarne hypotheekacten laten passeeren, maar niet terstond; dat staat niet solied. Later kunnen we overleggen, of we hypotheek zullen geven, nieuwe aandeelen uitgeven of de onuitgegeven aandeelen beleenen. Dat is echter een zaak van later zorg.
(Doorlezende.) ‘Artikel 5...’
Een woordje. Ik geef toe, dat het verschaffen van bedrijfkapitaal een punt van latere overwegingen kan zijn. Maar ik heb een ander bezwaar: de eerste uitgaven van vestiging komen mij buitensporig hoog voor. Ik vind....
(papieren uithalende).
Dunkt u dat? Achtduizend gulden is voor opnemingen, kosten van overdracht, drukwerk, advertentiën, acte van vennootschap, lokaalhuur voor vergaderingen, enz. toch niet zoo hoog. Kan 't voor minder gedaan worden, dan geschiedt dat, natuurlijk; maar de zuinigheid kan nooit zóóver gaan, dat ze op het kapitaal invloed heeft.
Neen, dat bedoel ik ook niet....
U noemdet toch de kosten van vestiging.
Mijnheer Haggers, u spreekt zóó rad, dat men den tijd niet heeft, om zich behoorlijk uit te drukken. Ik zal daarom slechtweg zeggen, waar ik het oog op heb. In deze berekening vind ik f 420,000 voor aankoop van de gronden. Die som is buitensporig hoog, en moet verminderd worden. (Hij werpt de papieren, die hij in de hand heeft, op tafel.)
Ik wou dezelfde opmerking maken.
Juist! (Haggers ziet hem vlak in 't gezicht.) Dat is te zeggen.... wel mogelijk..!
(bedaard zijne papieren nederleggende).
Met uwe permissie, Heeren; over den koopprijs kunnen we hier niet twisten. Voor f 420,000 kan de maatschappij de gronden van mij koopen - voor geen cent minder.
Hoeveel heb je voor die veertien bunders gegeven, Mijnheer Haggers?
Vergun mij, die interpellatie niet te beantwoorden, Mijnheer Van Wisselburg.
Ik begrijp niet, hoe Mijnheer Haggers dat nu zeggen kan. Wij, de nieuwe maatschappij, zijn koopers; hij is verkooper.
| |
| |
In beginsel zijn we 't over den koop eens. Alleen de prijsbepaling ontbreekt nog, en die moet nu gemaakt worden.
(zacht tot Roodberg).
Je pakt de zaak verkeerd aan.
Ik meende, dat er geen koop was, vóórdat men 't eens was over den prijs?
Laat ons elkander wèl verstaan. Ik kom als eigenaar met mijn grond aan de markt, en presenteer dien voor f 420,000. De Heeren vormen eene maatschappij, en zeggen: wij koopen; dat wil zeggen: wij koopen voor dien prijs.
Volstrekt niet. We moeten het eens zijn over de waar en over den prijs. Wanneer ik tegen iemand zeg: ik koop van je voor honderd gulden, zonder te zeggen wat, of: ik koop je huis, zonder te zeggen voor hoeveel, dan sluit dat niet in, dat hij me een sigarenpijpje van een dubbeltje voor honderd gulden in de hand kan stoppen, noch dat hij mij zijn huis, dat twintig mille waard is, voor twee ton kan aansmeren.
Ik wil met een advocaat niet twisten over die casuspositie. Maar de zaak blijft dús: ik verkoop mijn grond alleen voor mijn prijs. Willen de Heeren er dien niet voor geven, dan gaat de zaak niet door.
Vraag excuus, Mijnheer Haggers. We zijn niet van elkaar los. Het is hier geen gewone koop en verkoop, maar de vereeniging tot eene vennootschap van koophandel. Deze maatschappij kan niet bestaan zonder den grond, en u kunt den grond niet exploiteeren zonder deze maatschappij....
Laat me alsjeblieft uitspreken, Mijnheer. Nu we 't eenmaal over de gemeenschappelijke vorming van de maatschappij zijn eens geworden, brengt ons aller belang mee, dat we de grondslagen van de onderneming zoo vast mogelijk maken.
(wien Haggers reeds toegewenkt heeft).
Namens de 117 aandeelen, voor wie ik opkom, verklaar ik gaarne geen bezwaar tegen den koopprijs te hebben.
Ik leg dezelfde verklaring af voor de 138 aandeelen, die ik de eer heb hier te vertegenwoordigen.
Ik voor 42 aandeelen ook.
Ik denk er met mijne 100 evenzoo over. Dat zijn dus omtrent 400 vóór, of ruim de meerderheid. Wie den prijs te hoog acht, mag zich mijnentwege terugtrekken.
Neen! Dat niet.... want de winst....
(hem aanstootende).
Dat is hier de vraag niet.
| |
| |
Met uw welnemen; ik kom op tegen dat stemmen per aandeelen, omdat dit eerst te pas komt, wanneer de vennootschap in werking is, en niet in deze praeparatoire vergadering. Bovendien heb ik bezwaar tegen de overgelegde volmachten. Ik durf vragen, of de meesters van deze Heeren weten, wat wij weten. Ik zie, dat de Heeren Frederiks, Vincent en Heppsch opkomen voor aandeelhouders, die te Luik, Brussel en Berlijn wonen. Nu vraag ik: wat weten die buitenlandsche Heeren van de waarde van den grond te Utrecht?
Iedereen moet dat voor zichzelf weten.
Dat zal ik u niet tegenspreken, Mijnheer Haggers. Maar wij, Nederlandsche aandeelhouders, zijn in zekeren zin tegenover die Heeren verantwoordelijk, en moeten, voor de eer van ons land, voor hunne belangen opkomen. Ik wil hiermede niets onaangenaams zeggen tegen de Heeren Frederiks en Vincent, die ik de eer niet heb te kennen, noch tegen Mijnheer Heppsch, wiens activiteit en soliditeit mij genoeg bekend zijn. Maar de meesters van die Heeren kunnen niet weten, wat wij pas zoo even vernomen hebben, namelijk dat de grond, dien Mijnheer Haggers ons thans voor f 420,000 verkoopen wil, door hem maar voor f 84,000 gekocht is. Nu vind ik f 336,000 faux frais in zulk eene zaak veel te hoog.
C'est à prendre ou à laisser!
(die een poos met Roodberg heeft gefluisterd).
Ik geloof, dat ik een middel weet om uit deze difficulteit te geraken. Met Mijnheer Roodberg heb ik naar eene formule gezocht, maar 't is noodig nog eenige calculatiën te maken. Ik ben daarom zoo vrij om te proponeeren, dat deze conferentie voor een korten tijd worde gesuspendeerd.
(ter zijde).
Wat hebben die twee in den zin?
Ik heb er niets tegen, al wilden de Heeren veertien dagen uitstel nemen...
O neen; een paar minuten maar voor eene becijfering.
...Ik herhaal alleen, dat de grond voor geen dubbeltje minder dan f 420,000 te koop is. Vinden de Heeren den prijs te hoog, dan houd ik hen niet aan hunne inschrijving.
(Roodberg en Bloker steken nu de hoofden bijeen, de anderen verdeelen zich in groepen; De Leeuw wil zich bij Roodberg en Bloker voegen, maar de laatste houdt zijn papieren weg.)
Straks, Mijnheer De Leeuw! (De Leeuw nadert Haggers, die alleen is blijven zitten, blijft achter hem staan en begint met hem een gesprek, dat fluisterend wordt gevoerd.)
Voor de helft van de winst praat ik ze om.
Pas op; ik kan de geheele zaak doen mislukken.
| |
| |
En al laat je me zitten, ik houd toch den grond. De helft kan ik er iederen dag voor krijgen.
Je zult zoo spoedig geen nieuwe vennootschap maken, als deze afspringt. Maar... je moet het zelf weten! (Hij wendt zich af.)
O, ik heb natuurlijk liever, dat de zaak niet mislukt. Maar vijftig percent is te veel.
Nu, vijf en twintig dan! Maar: open kaart in alles.
(steekt hem achter zijn rug de hand toe, welke De Leeuw aanneemt).
Fiat!
(De Leeuw begint nu op den achtergrond een gesprek met Lagrap en Muller.)
Mijnheer De Leeuw! Een momentje, als 't u blieft.
Straks, Mijnheer Bloker. (Hij blijft doorpraten.)
(tot Vincent, die hem genaderd is).
Je houdt maar eenvoudig vast aan den prijs. We hebben overmacht van aandeelen.
Maar bij eene hoofdelijke stemming zijn we 't kwijt.
Geen nood. We zullen 't in geen geval kwijt zijn.
Heeren, wij zijn gereüsseerd in het vinden van een conciliant voorstel, dat wij aan uwe deliberatiën onderwerpen. (Allen hebben weder plaats genomen.) De statuten, die bij alle, ook de hier niet gerepresenteerde, aandeelhouders in concept hebben gecirculeerd, en tot geene observatie noch captie hebben geleid, zijn geheel gebaseerd op een kapitaal van één millioen. Wij proponeeren dus bij dit cijfer te persisteeren. Ook de koopprijs, dien Mijnheer Haggers ontvangt, blijft onveranderd; maar Mijnheer Haggers levert ons daarvoor, behalve de in de concept-acte omschreven veertien hectaren, ook de zuidwestelijk aanpalende perceelen, 6 hectaren groot.
Is Mijnheer Haggers dan ook eigenaar van dien grond?
Neen; maar ik maak mij sterk hem dien voor dertig mille of daaromtrent per hectare op naam te leveren.
Maar wie is de eigenaar dan?
Er schijnen differente eigenaars te zijn.
(heeft eene kaart van de schrijftafel genomen en ontrold).
Op mijne kaart staan als eigenaars P.L. Roodberg en consorten.
Mijnheer Roodberg?... Ah... zoo!!
Ik ben maar voor één twee en dertigste mede-eige-
| |
| |
naar, Heeren. Ik zou den grond liever niet verkoopen, maar wil er alleen toe overgaan, om ons uit deze moeilijkheid te redden. (Haggers schrijft iets op een stukje papier, en schuift dat verstoken aan Frederiks, die naast hem zit, toe.)
Mijnheer Van Wisselburg, u woont te Utrecht, u is zelf grondeigenaar, u is dus deskundige. Is drie gulden per vierkante el voor bouwgrond te Utrecht een buitensporig hooge prijs, of niet?
't Is veel geld.... zeker... Maar voor bouwgrond... Ik weet, dat er wel eens veel hooger prijzen besteed zijn.
(op een wenk van Haggers).
Mijn bezwaar tegen het voorstel is, dat daardoor aan de vennootschap eene grootere uitgebreidheid wordt gegeven, dan oorspronkelijk in de bedoeling lag. Mijne principalen willen wel f 117,000 steken in de exploitatie van veertien bunders; maar ik mag zonder uitdrukkelijke machtiging niet tot uitbreiding van risico medewerken.
Ik ben het met Mijnheer eens.
Hm; daar is iets van aan.
Permitteer. De risico wordt niet grooter; integendeel. De exploitatie van onze terreinen verhoogt natuurlijk de waarde van de aangrenzende. Hebben wij deze zes hectaren er niet bij, dan zullen de eigenaars alle avantages genieten, die wij nu kunnen accapareeren.
En, Mijnheer Haggers, hoe denkt u over het voorstel? Want u is eigenlijk de hoofdpersoon.
Ik ben volstrekt de hoofdpersoon niet, Mijnheer. Ik beschouw deze discussie als eene gedachtenwisseling over eene nieuwe vennootschap. Mijne voorwaarden zijn bekend; worden die verworpen, dan is de zaak uit.
Dat hoop ik niet.... die hooge renten.... die mooie villa's.... enfin, dat hoop ik toch niet.
Dat ik van deze transactie winst verwacht, is volkomen waar. Ik wil zelfs erkennen, dat ik geen zaken onderneem, waarbij niets te verdienen valt. Het is ons, den Heeren zoo goed als mij, te doen om winst te maken; we behoeven dat elkander niet meer te vertellen. (Allen geven teekens van instemming.) En is nu mijne winst rechtmatig? Zonder twijfel. Want ik ben het eerst op het denkbeeld van deze maatschappij gekomen; ik heb me met veel moeite het bezit van de gronden verzekerd, en verscheiden jaren een aanzienlijk renteverlies geleden. Drie van de Heeren wonen in Utrecht; hun ontbreekt noch geld, noch relaties. Misschien zijn ze dagelijks deze terreinen voorbijgeloopen, zonder aan de exploitatie te denken.
| |
| |
Dat heb ik, ik alleen gedaan. Het is billijk, dat ik daarvoor winst maak.
En moest ik nu winst maken ten koste van de Heeren! - maar hier liggen de becijferingen, u allen bekend, waaruit blijkt, dat de aandeelhouders hetzij voortdurend acht of negen percent van hun geld trekken, hetzij minstens anderhalf kapitaal winst maken kunnen.
Ik zeg dit niet om de Heeren te bepraten, want ik merk de tot dusver gevoerde onderhandelingen als geheel afgesprongen aan. Mijne gronden zijn voor de Heeren niet meer te koop; voor geen f 420,000, voor geen f 500,000, - voor geen millioen zelfs!
Neen, neen!... Dat zou jammer zijn.... die negen percent! (Roodberg aanstootende.) Kunt u me geen half millioen bezorgen, Mijnheer Roodberg?
Neen, Mijnheer Haggers, zóó moet u nu niet spreken. Zooals daar straks reeds gezegd is, we kunnen niet zoo van elkander af. Wat zegt u, Mijnheer De Leeuw?
Wat ik zeg, is dit, Mijnheer. Hetgeen uzelf mij verklaard hebt, bevestigd als het wordt door het conciliante voorstel van de beide Heeren, overtuigt me, dat we daar straks ten onrechte over den hoogen koopprijs hebben geklaagd. Wanneer er in Utrecht dikwijls veel hoogere prijzen besteed worden dan drie gulden per vierkanten meter; wanneer Mijnheer Roodberg ons voor denzelfden prijs ‘of daaromtrent’ - dus misschien wel duurder! - grond verkoopen wil onder mededeeling, dat hij winst prijs geeft, dan vraag ik: waarom zouden wij den gevraagden prijs dan niet betalen aan Mijnheer Haggers? Ik gun Mijnheer Roodberg en zijn één en dertig mede-eigenaren gaarne de winst, die ze zoo grootmoedig willen afstaan; ik ben volkomen tevreden met de voorgestelde uitgebreidheid van de onderneming. Ik neem niet gaarne te veel hooi op mijn vork. Ik ben nu volkomen tevreden met den koopprijs van f 420,000, en ik stel voor met de behandeling der statuten door te gaan.
Bravo! (Vincent, Heppsch, Lagrap en Muller applaudisseeren.)
(zacht tot Roodberg).
We hadden den kerel de handen moeten stoppen.
Ik verklaar ook, dat ik Mijnheer De Leeuw met genoegen heb gehoord.
Maar onze propositie heeft dan toch de prioriteit.
Natuurlijk! We zullen stemmen, als u 't permitteert, Mijnheer Haggers. Ik stem tegen.
De anderen, behalve Haggers, Bloker, Roodberg en Van Wisselburg. Tegen!
| |
| |
Het conciliante voorstel is afgestemd. We kunnen dus voortgaan.
Een oogenblikje, Heeren. Ik stel voor, deze bijeenkomst te verdagen, totdat ik mij op het gebeurde heb beraden. Ik blijf erbij, dat ik mij geheel vrij beschouw, en weet nog niet, of ik de onderhandelingen op denzelfden voet kan vervolgen. Ik verzoek dus uitstel tot heden over acht dagen, op hetzelfde uur, hier.
Wanneer u uitstel verlangt, mogen wij ons daartegen niet verzetten. Maar ik stel voor dat te verleenen onder de conditie, dat de zaak inmiddels in statu quo blijft.
(na eene korte aarzeling).
Nu... aangenomen dan.
(De Heeren staan op en nemen afscheid van elkander.)
(tot Heppsch, Lagrap en Muller, zacht).
Voorloopig bedankt, Heeren; laat alles verder maar aan mij over.
(afscheid nemende).
We mogen u wel dankbaar zijn, Mijnheer De Leeuw. Wanneer we u niet hadden gehad, dan zouden die twee stadgenooten van mij daar een aardig sommetje aan ons verdiend hebben.
Mijnheer Van Wisselburg, ik vecht altijd voor eerlijkheid en goede trouw, waar ik maar kan.
(Allen verwijderen zich door het kantoor, behalve Haggers en De Leeuw, die elkander op den voorgrond naderen, en Vincent, die de tafel opruimt.)
Zie zoo; de wagen is weer in 't rechte spoor. (De Leeuw de hand reikende.) Ik dank je.
Waarom liet je ons niet doorgaan? Ze waren happig genoeg.
Om de happigheid van de Heeren nog wat aan te wakkeren. Want nu ik u een aandeel van de winst geven moet, moet ik gunstiger voorwaarden hebben. Ik neem nu geen aandeelen meer in betaling, maar moet den geheelen koopprijs in baar geld ontvangen; dat moet er in de volgende conferentie door. Bovendien zie ik in dat voorstel Bloker-Roodberg ook nog wel iets.
(met eene diepe buiging).
Ik maak je mijn compliment!
mr. a.m. maas geesteranus.
|
|