De Tijdspiegel. Jaargang 36(1879)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 352] [p. 352] In den mei. Oud-Vlaamsche versmaat. Die willend' niet en magh, en moghend' niet en wouw. Hooft. - Granida. - 't Was in den Mei, den zoelen Mei..... Zij huppelden samen door de wei; De vogeltjes zongen langs den vliet; Het meisje zag een nest in 't riet; Blozend reikte zij hem de hand, En boog zich naar den waterkant: In 't wollig nestje lag een ei..... 't Was in den Mei, den zoelen Mei! Hij hield heur handje: 't was zoo malsch; Zoo frisch en blank heur ranke hals; Zoo lief heel 't kind, dat met een lach Blozend dus in het nestje zag; Doch 't knaapje bleef gevoelloos staan, Zag 't nestje, niet het meisjen aan, Noch hoorde, dat ze fluisterend zei: 't Is in den Mei, den zoelen Mei! Daar bloeiden aan den overkant Zoo'n kleurige bloempjes op het land: Zij wilde 't beekjen overgaan, En bood hem weder heur handjen aan. Hij ging haar voor, niet voelend dat Zij rilde en trilde in 't kabbelend nat, Dat zij zich kwetste aan kei op kei..... 't Was in den Mei, den zoelen Mei! [pagina 353] [p. 353] Maar plots, al lachende, uit het riet, Sprong Hans, die alles had afgespied. Hij wipte in 't water, nam ze vast En droeg verrukt den lieven last: De vogeltjes gluurden uit het groen, Want dragend roofde hij zoen op zoen; Hun hartjes klopten allebei..... 't Was in den Mei, den zoelen Mei! En 't andere knaapje sprak geen woord; Naar huis ging het verlegen voort; En als 't na dien, gelijk voorheen, Weer wandelen ging, was 't gansch alleen. Het meisje, stoeiend in bosch en veld, Was immer van Hansje vergezeld: Zij zochten nestjes met een ei, Al in den Mei, den zoelen Mei! julius de geyter. Antwerpen. Vorige Volgende