De Tijdspiegel. Jaargang 36
(1879)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 187]
| |
van het begin tot het end. De lezer maakt daarin kennis met eenige zeer vulgaire, gelijkvloersche karakters, wier daden even ordinair zijn, als hunne woorden onbeteekenend en flauw, en wier lotgevallen al even weinig belang inboezemen als zijzelven. De knoop en de ontwikkeling (indien er van zoo iets sprake kan zijn) zijn daarbij zóó doorzichtig, dat men de ontknooping raadt, vóórdat de expositie halverwege ten einde gebracht is. De middelen, die de Auteur bezigt, om in den meest alledaagschen gang van zaken eenige afwisseling te brengen, zijn door het veelvuldig gebruik, dat daarvan in romans en novellen gemaakt werd, meer dan versleten. We ontmoeten hier toch vooreerst een tweetal jonge vriendinnetjes. De eene bederft nu en dan meer door hare al te vrije, jongensachtige manieren en hare scherpe, onvoorzichtige woorden, dan haar gezond verstand en liefderijk hart weder goed kunnen maken. De andere is de zachtheid en vriendelijkheid en goedheid in persoon, het ideaal van alle vrouwelijke deugden, wier bestemming en geschiktheid, om eenmaal echtgenoot en kroost gelukkig te maken, zich duidelijk in al de woorden en daden van het aankomende meisje openbaren. We behoeven nauwelijks te zeggen, wat het resultaat is van den wederkeerigen invloed, dien deze heterogene karakters op elkander uitoefenen. De half en half geëmancipeerde verliest door den omgang met hare zachte en lieve vriendin reeds grootendeels den zonderlingen, min of meer onaangenamen plooi in haar karakter. En, wat nog aan hare bekeering mocht ontbreken, wordt later door de liefde aangevuld. De zorg voor de belangen van haren beminde en haar zeer natuurlijk verlangen, om hem met zijne moeder, met wie hij sinds jaren in onmin leeft, te verzoenen, maken het haar ten plicht, om de toevlucht te nemen tot al de wapens uit het tuighuis der vrouwelijke diplomatie. En zoo wordt het al te vrije, geëmancipeerde meisje herschapen in een niet minder lief en aantrekkelijk persoontje dan hare vriendin, die boven de laatste dit vooruit heeft, dat hare beminnelijke eigenschappen een deel van hare aantrekkelijkheid aan de omstandigheid ontleenen, dat zij de vruchten zijn van zwaren en moeilijken strijd. Vervolgens maken wij in dit werkje kennis met eene al te onbuigzame en harde moeder, die uit overdreven en misplaatsten eerbied voor de nagedachtenis van haren man haren zoon wil dwingen, bij de keuze van een beroep in de voetstappen van zijn vader te treden. Tegenover die moeder staat een zoon, die een onoverwinnelijken tegenzin gevoelt tegen het opgedrongen beroep, en, om aan dien onredelijken dwang te ontkomen, zich genoodzaakt ziet zijn vaderland te verlaten, in een ander werelddeel op eigen wieken te drijven en door eigen inspanning in zijn onderhoud te voorzien en carrière te maken. Zooals men ziet, het zijn alle données, die meer dan eens schering en inslag hebben uitgemaakt in het weefsel van novelles en verhalen. En even ordinair als de karakters en lotgevallen, zijn ook de stijl en | |
[pagina 188]
| |
inkleeding. Alles is even kleurloos en middelmatig. - Of liever - geheel kleurloos is dit werkje niet, daar het zich, niet tot zijn voordeel, onderscheidt door een zeer geprononceerde Duitsche kleur in woordenkeus en phrasenbouw. In ‘een woordje vooraf’ wordt gezegd, dat het een werkje is van Clementine Helm, in Nederlandsch gewaad gestoken. Ofschoon het tooneel der handeling naar Gelderland is verplaatst, zal toch niemand in dit verhaal - ofschoon het ‘vertaald’ niet op den titel vermeld wordt - den Duitschen oorsprong een oogenblik miskennen. ‘Kunnen Ensinghé's haar evenwel bij zich aan huis nemen’, ‘indien het meisje al drie jaren bij den Professor heeft geleefd’, het taakwerk afdoen, heidenachtig uitzien en meer dergelijke wendingen geven aan den stijl iets onbeholpens en tegelijk iets Germaansch. De vertaler hoopt, dat het werkje aan de bedoeling zal beantwoorden, om aan jonge meisjes van verschillenden leeftijd een aangename uitspanning te verschaffen. Wij voor ons gelooven, dat de jonge meisjes, die in de lezing van dit verhaal eene aangename uitspanning vinden, zeer te beklagen zijn. Hare keuze toch zou geen gunstig getuigenis afleggen van hare verstandelijke ontwikkeling en even min pleiten voor haren goeden smaak. |
|