| |
| |
| |
Natuurkunde.
Vergiftiging door tabak.
‘Eene studie, als die van Dr. Dornblüth, waarin de tabakvergiftiging van hare natuur- en scheikundige zijde beschouwd, door middel der hedendaagsche physiologie onderzocht en met de pathologische waarneming in verband gebracht wordt, is een der geschiktste, zoo niet het geschiktste der hulpmiddelen om misbruik van tabak, de veelvuldigste aanleiding tot genoemde vergiftiging, te bestrijden’, zegt de Heer Kooperberg in zijn voorbericht van het door hem vertaalde werkje van Dr. Dornblüth, getiteld: ‘de Vergiftiging door tabak’. Ofschoon aan de waarde dezer stellingen niets willende te kort doen, gelooven we toch niet, dat dit hulpmiddel veel tot de bestrijding van dat misbruik zal bijdragen. Zij, die eenmaal aan het een of ander genot verslaafd zijn, laten zich niet gemakkelijk afschrikken. Zie maar eens naar de zuipers! Zeker Amerikaansch geneesheer had, ten einde den drinkebroers vrees in te boezemen voor het lijden, dat hun te wachten stond, wanneer zij zich aan den drank bleven overgeven, afbeeldingen laten maken van de verwoestingen der inwendige menschelijke organen, veroorzaakt door het misbruik van sterken drank, en deze platen had hij hier en daar in de nabijheid der kroegen laten ophangen met een opschrift in groote letters, van den volgenden inhoud: ‘Zuipers! Hier kunt ge zien, hoe uwe maag er zal uitzien, wanneer ge voort blijft gaan met drinken.’ Nu zou men meenen, dat deze zinrijke waarschuwing heilzame gevolgen zou gehad hebben, doch neen! ieder zag in die deerlijk verminkte maag slechts die van zijn buurman, zonder te begrijpen, dat ook zijne eigene er zóó moest uitzien.
Wanneer men let op de geringe resultaten, die de Maatschappij tot afschaffing van den sterken drank of de Multapatierbond verkregen hebben door hun overigens prijzenswaardig streven tot beteugeling van dien geduchten kanker der volkswelvaart en der
| |
| |
volksgezondheid; wanneer we zien, hoe luttel de uitkomsten zijn, waarop de anti-tabaco-society en andere vereenigingen van dien aard zich beroemen kunnen, dan beginnen we bijna te wanhopen aan de verwezenlijking der edele pogingen om den mensch, het meesterstuk der Schepping, aan zijne edele roeping en hooge bestemming te doen beantwoorden. Ook de Parijsche vereeniging tegen het misbruik van tabak heeft weder een krachtig teeken van leven gegeven door de uitloving van premiën voor de beste beantwoording der volgende prijsvragen: 1o. 100 fr. voor de beste waarschuwing aan de jeugd tegen de gevaren van het vroegtijdig gebruik van tabak; 2o. 200 fr. aan den geneesheer, die het grootst getal belangrijke en onbekende opmerkingen in geschrifte bekend zal maken over kwalen, door de tabak veroorzaakt; 3. 300 fr. voor het beste proefschrift over den invloed van de tabak op den student, in openbare, particuliere, civiele en militaire scholen, enz., terwijl voorts aan elken mededinger eene eeremedaille zal worden uitgereikt. Bewijs genoeg, hoezeer men doordrongen is van de schadelijkheid en de vergiftige werking, die door de tabak op 't menschelijk organisme wordt uitgeoefend, maar ik herhaal alweer: Al dat ijverig en rusteloos streven, om den rookduivel te bezweren en te bannen, stuit af op den onwil en de slaafsche onderworpenheid zijner dienaren en handlangers, want honderdduizenden, neen! millioenen menschen, vinden er een genot in, de tabak onder verschillende vormen in hun lichaam op te nemen, en daardoor juist is zij een voorwerp van groote waarde geworden voor den landbouw, de industrie, den handel en zelfs voor de staats-inkomsten van eenige landen. Aan de tabak kan men het nagaan, hoe de dwaasheden der menschen eene gewichtige en ernstige beteekenis kunnen krijgen. Immers, evenals bij de menschen dikwijls diegenen tot eer en aanzien komen, van
wie men zulks het minst zou verwacht hebben, zoo ook is het met de tabak gegaan, eene plant, die, aanvankelijk veracht en verafschuwd en waaraan men den niet zeer bevalligen naam van: stinkkruid had gegeven, weldra over de geheele bewoonde aarde met de grootste onderscheiding ontvangen werd. Wellicht heeft ook de scherpe taal der tegenstanders, evenals de ‘verboden vrucht’, veel tot hare verspreiding bijgedragen, want niettegenstaande Jacobus I het rooken schetste als: ‘eene gewoonte, walgelijk voor het oog, afschuwelijk voor den neus, schadelijk voor de hersenen, gevaarlijk voor de longen, en in haren zwarten, stinkenden reuk 't meest gelijkende op den bodemloozen poel van de Styx’, belette dit niet, dat men rookte en bleef rooken. Zelfs won in Rusland, waar het rooken verboden en de eerste overtreding met den knoet en de tweede met den dood gestraft werd, het toch bij al dien tegenstand meer en meer veld; ja, terwijl in het Oosten de priesters en sultans van Turkije het rooken eene zonde tegen hun heiligen godsdienst verklaarden, zijn toch de Turken en Perzen de grootste rookers der wereld geworden. Men
| |
| |
kan hieruit zien, hoe dwaas en onverstandig het dikwijls is strenge straffen en verbodsmaatregelen uit te vaardigen, indien men iets verhinderen of beletten wil. Ware er minder tegenstand geweest, de tabak zou stellig zulk een opgang niet gemaakt hebben. De wetgevers en priesters schijnen niet aan de zoetheid der ‘verboden vrucht’ gedacht te hebben.
Velerlei omstandigheden hebben ertoe bijgedragen, dat het tabakrooken populair geworden is, doch de eerste en voornaamste zal wel deze zijn, dat het eene in de menschelijke natuur liggende zucht tot navolging of naäperij zal geweest zijn, die de Europeanen bewogen heeft deze gewoonte van de Indianen over te nemen, want men mag toch niet vooronderstellen, dat het tabakrooken instinctmatig beproefd en voortgezet wordt; veeleer moet men het ervoor houden, dat de natuurlijke begeerte van den mensch, om zich ‘op te winden’ en zijne verveling te verdrijven, hem naar pijp of sigaar heeft doen grijpen en daarom baat het ook zoo weinig, dat de geleerden en de mannen der wetenschap waarschuwen tegen het verschrikkelijk vergift, 'twelk in staat is in vele gevallen de gezondheid te verstoren. Neen! al bevatte de tabak ook nog veel meer schadelijke stoffen; al moest men door het rooken van dat ‘stinkkruid’ ook tien of twintig jaren van zijn leven verliezen, toch - ik ben er bijna zeker van - zal de verslaafde rooker de brandende pijp of sigaar niet uit den mond werpen.
Men zal mij wellicht toevoegen, dat honderden menschen oud geworden zijn, niettegenstaande zij hartstochtelijke en sterke rookers waren; maar men vergeet, dat duizenden individu's hunne rook-manie met den dood hebben moeten bekoopen. Kwade gewoonten en verslaafdheid daaraan schaden den eenen mensch meer dan den anderen, omdat hunne constitutie sterker, omdat hunne natuur krachtiger is, om schadelijke invloeden te weerstaan en nadeelige stoffen uit het lichaam te verwijderen. Wat ik reeds vroeger te dien opzichte elders gezegd heb, herhaal ik thans met meerdere klem: Ouders! indien gij wist, hoevelen uwer zonen zich door het rooken de tering op den hals gehaald hebben, zoudt ge stellig uit liefde voor uwe kinderen hen wat meer op de vreeselijke gevolgen, die het misbruik na zich sleept, gewezen hebben, niet zoozeer door hun het rooken streng te verbieden en hen te straffen, wanneer ze zich aan overtreding van 't gebod hebben schuldig gemaakt, maar door liefderijke vermaning en zachtzinnige toespraak. Ge moet ernstig, maar bezadigd met hen spreken en hun het nadeel voor oogen houden, 'twelk zij zich op den hals halen, wanneer ze zich aan eene gewoonte overgeven, die niets meer is dan eene gewoonte, die hoegenaamd geen nut heeft. Onder mijne familieleden bevindt zich een jongeling, die eene wankelende gezondheid bezat en die evenals zijne makkers niet afkeerig was van het rooken van zware sigaren. Zijn vader - een geneesheer - bracht hem ernstig onder het oog, hoe nadeelig in zijn toestand de werking van
| |
| |
de tabak was; verbieden wilde hij het hem echter niet, omdat hij verstandig genoeg was om te begrijpen, dat dit wellicht evenals bijna altijd het tegenovergesteld gevolg had; hij liet hem nu geheel vrij met de verzekering, dat hij dit punt nooit meer zou aanroeren, en dat hij er hem nooit meer over onderhouden zou. En wat was het gevolg van dit vaderlijk onderhoud? Dit: dat de jongeling zich van dat oogenblik af voornam geen tabak meer te rooken, niettegenstaande hij meermalen in verzoeking gebracht werd, en de uitkomst is van dien aard geweest, dat bedoelde jongeling bepaald aan het nalaten van het rooken zijne gezondheid te danken heeft gehad. Op dezelfde wijze heb ik met mijn eigen zoon gehandeld, die, ofschoon een krachtige, gezonde jongen, zoozeer van de schadelijkheid van het rooken overtuigd was, dat hij zich voorgenomen had niet eer te zullen rooken, voordat ik hem de verzekering gaf, dat de inwerking van de nicotine hem niet meer schaden zou, en zijn karakter waarborgde mij, dat hij mij niet zou misleiden. En hij heeft woord gehouden en nu, nu hij, wat zijn leeftijd betreft, zonder oogenschijnlijk gevaar zich aan het matig genot van eene sigaar zou kunnen overgeven, nu weigert hij, omdat de tabak voor hem geene enkele genieting aanbiedt; zelfs hindert het hem in vertrekken of lokalen te moeten vertoeven, waar men zich naar hartelust aan het rooken van tabak en sigaren overgeeft, een bewijs alweer, dat het rooken geene behoefte voor den mensch is en dat men zich gemakkelijk van een genot, 'twelk zoo licht tot misbruik leidt, spenen kan, wanneer men slechts een weinig wilskracht bezit. Men moge het rooken zoo verdedigen als men wil, nuttig kan het toch nooit zijn, en bevorderlijk voor de gezondheid even min. Wanneer men zich b.v. in een vertrek bevindt, waarin men, evenals in vroegeren tijd in het
tabaks-college van Frederik Willem I van Pruisen, als 't ware een wedstrijd houdt van rookers, dan is 't gemakkelijk te begrijpen, dat men door de gestadige inademing van tabaksrook, die tevens de omgevende atmospherische lucht ongeschikt maakt voor de ademhaling, zijne longen ziek kan maken. En toch vertoeft men zoo gaarne - naar het schijnt - op plaatsen, waar men elkander dikwijls bij den dikken, benauwenden tabakswalm nauwelijks onderscheiden kan. In stoombooten, spoorwagens en andere middelen van vervoer wordt men dikwijls tegen zijn wil in zulke ellendige rookkrotten opgesloten en het ware te wenschen, dat de besturen van verschillende stoombootmaatschappijen konden besluiten, om òf het rooken in de kajuiten te verbieden, òf daartoe opzettelijke rookkamertjes in te richten. Het is een flink besluit geweest van de Tramwayondernemers, om het rooken in de wagens te verbieden. Meermalen heb ik innig medelijden gevoeld, wanneer ik sommige zwakke of ziekelijke individu's onder mijne medereizigers bijna in een hoestbui, tengevolge van den verstikkenden tabaksdamp, die in het niet zeer ruime stoomboot-salon zweefde, zag bezwijken, terwijl men onmenschelijk
| |
| |
genoeg was het rooken niet te willen laten, noch te dulden dat er een raampje werd geopend, om versche lucht te doen instroomen, zoodat de lijder verplicht was zich in het gure weer naarboven te begeven, om daar ten minste eene voor zijne longen zuivere lucht in te ademen. Hem, die dus geen slaaf van het rooken is, geef ik den raad, om zooveel mogelijk plaatsen te mijden, waar zoo vreeselijk aan den rookduivel geofferd wordt, terwijl ik dengene, die veel aan hoofdpijn en zenuwkwalen lijdt, het bezoeken van sociëteiten en koffiehuizen, waar de vertrekken steeds met tabakswalm en alcoholdampen bezwangerd zijn, ten strengste ontraad.
Velen beschouwen het rooken als een genot. Maar hoe kan nu iets een genot heeten, waarvan de gevolgen èn onaangenaam èn nadeelig voor den gezondheidstoestand zijn? Bij sterke rookers is b.v. de prikkeling der tongzenuwen zóó verstompt, dat zij doorgaans weinig of geen smaak hebben van de lekkerste spijzen en gerechten. Zulke rookers eten doorgaans ook niet veel, maar ze zijn meestal zeer dorstig. De reden hiervan is dikwijls niet ver te zoeken. Men weet, dat de plaatselijke werking van den tabaksrook de speeksel-afscheiding bevordert. Wanneer men er zich nu aan gewend heeft - hetgeen nog al eens het geval is - om het afgescheiden speeksel uit te spuwen, gaat er een voor de vertering hoogst gewichtig sap verloren, terwijl bovendien nog de tot hetzelfde doel dienende sappen, als het maag- en darmsap en de afscheiding van de al-vleeschklier en de gal, verminderd worden, gezwegen nog, dat de brandige (empyreumatische) olie en de nicotine het verteringswerk storen en de werkzaamheid belemmeren. Dit getuigt ook Dr. Dornblüth, waar hij (blz. 19) zegt: ‘Door het uitspuwen en het voorafgaand bijeenzuigen wordt de speeksel afscheiding zeer vermeerderd, de uitwerping van aanmerkelijke hoeveelheden is echter geenszins onverschillig. Dikwijls komt bij het zich gewennen aan rooken en bij gemakkelijk brandende sigaren en pijpen de vermeerdering der afscheiding spoedig voor den dag; waar dit niet het geval is, zal men in de eerste plaats storingen in den eetlust en in de spijsvertering der maag te verwachten hebben, door de plaatselijke werking van het rookspeeksel.’ Het is alzoo gemakkelijk te begrijpen, dat bij eene onophoudelijke prikkeling, niet alleen van de tong, maar ook van alle andere zenuwen, die met de verterings-organen in verband staan, ziekelijke toestanden in 't leven
geroepen worden, die vooral voor jeugdige en zwakke personen noodlottige gevolgen kunnen hebben; immers, wanneer we weten, dat de nicotine op het ruggemerg en de hersenen werkt, die in het nauwste verband staan met de zenuwen van de maag, die als 't ware de draden zijn, welke van het telegraaf-bureau uitloopen, en waarlangs onophoudelijk telegrammen van meerdere of mindere storing van den algemeenen gezondheidstoestand gewisseld worden, die voor den oningewijde geheim schrift, doch voor den kundigen geneesheer eene gemakkelijk
| |
| |
te ontcijferen taal is, dan behoeft het geen nader betoog, hoe schadelijk het rooken onder overigens ongunstige omstandigheden wezen kan. Krankzinnigheid en ruggemergs-lijden, benevens algemeene beving, krampachtige aandoening en verlamming kunnen er de gevolgen van zijn, terwijl het niet verzwegen mag worden, dat er dikwijls eene ontsteking van het slijmvlies van den mond uit voortkomt, die zich tot de keel, het strottenhoofd en de luchtpijp uitstrekt. Volgens Dr. Dornblüth wordt het strottenhoofd inzonderheid aangedaan door het naar beneden geslikte, nicotine-bevattend speeksel. Volgens hem zou dan ook de in Frankrijk veelvuldig voorkomende, chronische laryngitis moeten worden toegeschreven aan de gewoonte van vele cigaretten-rookers, om den rook geheel in te ademen of te slikken, zooals zij het noemen. ‘Of lippen- en tongkanker’ - zegt de Schrijver op gezag van O. Weber, Pitha en Billroth's Handboek der Chirurgie - ‘door tabakrooken, zij het ook door de prikkelende, drukkende, wrijvende inwerking van het uiteinde der pijp, veroorzaakt wordt, deze dikwijls gestelde vraag mag, in aanmerking genomen de betrekkelijke zeldzaamheid der aandoening, verder in aanmerking nemende, dat zij zich evengoed op eene andere plaats kan ontwikkelen als op die, tegen welke gewoonlijk de pijp wordt gehouden, dat eindelijk genoemde aandoening ook voorkomt bij lieden, die nooit gerookt hebben, wel als dusdanig uitgemaakt beschouwd worden, dat het rooken zeker niet de eenige oorzaak van den lipkanker is, dat echter een zekeren begunstigenden invloed op hem uitoefent, hetgeen vooral bij lippen met kloven en spleten en dergelijke toestanden, tot de grootste voorzichtigheid of tot geheele onthouding dringend noodzaakt’. (Geen fraaie zinsbouw!) Daarenboven verdient het opmerking, dat er volgens bericht van Dr. Bouisson, directeur der chirurgische kliniek bij de medische faculteit te Montpellier, nu en dan kankerachtige
aandoeningen der tong en der lippen, als gevolgen van het overdadige tabakrooken zijn voorgekomen, en dat deze vreeselijke ziekte werkelijk daaraan moet worden toegeschreven, blijkt hieruit, dat ze noch in de heelkundige handboeken van de vorige, noch in die van het begin dezer eeuw bij de bespreking van de mondziekten vermeld wordt, alzoo op een tijdstip, dat het tabakrooken nog niet zoo algemeen en zoo geducht in zwang was, als dat in de laatste jaren het geval was. Een feit is het, dat de kanker aan tong en lippen zich vooral ontwikkelde bij mannen, die om en nabij den 40-jarigen leeftijd waren, terwijl zulks uit de door Dr. Bouisson verrichte operatiën gebleken is, en nog wel bij mannen uit de laagste volksklasse, die gewoon zijn uit korte pijpjes, zoogenaamde ‘neus-branders’ (brûle-gueule, keelbranders, zouden de Franschen zeggen), te rooken. Zooal niet uitsluitend, dan toch moeten het nadeel en de oorzaak van het kwaad voor een groot deel worden toegeschreven aan de inwerking van den warmen tabaksrook. Dat blijkt ook hieruit, dat de kanker bij de hoogere standen, die meer gewoon zijn hunne sigaren uit lange siga- | |
| |
renpijpjes, of de tabak uit lange Goudsche pijpen te rooken, waardoor de rook natuurlijk veel koeler in den mond komt, zeer zelden wordt waargenomen, en reeds de Oosterlingen schijnen het nadeel van den warmen tabaksrook gekend te hebben, gelijk dit o.a. de Turken en Perzen bewijzen, die den rook hunner pijp, door een buis van 10 à 12 voet door een soort van waterbad geleid en dus van zijne warmte en scherpte ontdaan, zonder eenigen hinder opzuigen en uitblazen.
Dr. Dornblüth zegt echter, dat bij de Turksche waterpijpen, evenals bij het cigaretten-rooken in Frankrijk en Rusland, de rook geheel ingeademd wordt en dat deze alzoo veel meer gelegenheid heeft, om in het bloed over te gaan. ‘Daar het dus van gewicht is’, zegt de Heer Kooperberg in eene noot, naar aanleiding van deze door den Schrijver gegevene verzekering, ‘dat de tabaksrook zoo kort mogelijk met de verschillende slijmvliezen in aanraking is, zoo zijn ook de bij ons te lande bestaande kunststukjes, welke met het rooken verricht worden, zooals het inhalen van den rook, om hem langs den neus uit te blazen, het persen van den rook door de tuba Eustachii langs de gehoorwegen door eene eventueele opening van het trommelvlies en dergelijke meer, bepaald zeer nadeelig.’
Over den lipkanker sprekende zegt Dr. S.D. Gross in zijn Handboek der Heelkunde: ‘dat deze dikwijls is toegeschreven aan de prikkeling, die de warme en vuile steel eener pijp bij het rooken teweegbrengt. Maar men mag nu vragen’, vervolgt hij, ‘of het rooken eener pijp en het ontstaan dezer verschrikkelijke ziekte niet liever als samentreffende omstandigheden moeten worden beschouwd, dan wel als oorzaak en gevolg.’ Behalve hem zijn er nog meer geneesheeren, die dit gevoelen zijn toegedaan, doch hoe het ook zij, is het niet te ontkennen, dat de warme en scherpe tabaksrook een zekeren prikkel op het fijne weefsel van den mond uitoefent. Wordt nu dit fijne weefsel bestendig aan eene verhoogde temperatuur blootgesteld, zoo heeft er onder omstandigheden eene organische verandering plaats en de opperhuid verdikt zich, evenals we dit aan de handen van smeden en vuurwerkers duidelijk waarnemen. Langzamerhand ontaarden de naburige weefsels en er ontwikkelt zich een gezwel, dat zich aanvankelijk als kleine kloofjes in de onderlip of als een klein uitwas, min of meer overeenkomende met een wratje, voordoet. Zooals meestal het geval is, slaat men op kleinigheden geen acht en te minder, wanneer men er, zooals in dit geval, geen hinder of pijn van heeft; de rooker gaat alzoo voort met zijne kwade gewoonte en weldra neemt het ongemak, dat hem aanvankelijk niet hinderde, een dreigend karakter aan, dat misschien nog te juister ure door het mes van den chirurgijn kan bezworen worden. Het is echter niet alleen de pijp, die dit verschrikkelijk lijden veroorzaken kan, maar ook de sigaar kan ditzelfde ongemak berokkenen onder ongunstige omstandigheden, en vooral kan dit plaats hebben, wanneer men zuinigheidshalve de kwade gewoonte heeft, de sigaar
| |
| |
zóóver op te rooken, dat de lippen bijna in aanraking komen met het vuur van de sigaar, en zij, die hunne zuinigheid nog verder drijven door het niet meer rookbaar gedeelte hunner sigaar te kauwen, handelen nòg onverstandiger, vooral ook omdat zich in het onderste gedeelte der sigaar de meeste nicotine heeft neergezet, hetgeen de reden is, dat het onderste deel der sigaar steeds ‘zwaarder’ om te rooken en onaangenamer van smaak is.
‘De algemeene werkingen van den tabak’, zegt Dr. Dornblüth, ‘zijn zonder twijfel aan de opname van nicotine in het bloed en de sappen toe te schrijven; daarvoor pleit de wezenlijke overeenstemming van alle verschillende soorten van opname in het lichaam.’ Het destijds veel besproken proces van Graaf Bocarmé, die zijn slachtoffer Fougnies eene zekere hoeveelheid nicotine met geweld heeft moeten ingeven om zijn misdadig doel te kunnen bereiken, pleit hiervoor. De Graaf had zich in 't geheim op de studie der scheikunde toegelegd, om zich dit vergift te bereiden in de meening, dat geen scheikundige in staat was, om deze vergiftige stof op gerechtelijke wijze aan te toonen of te bewijzen. Hoezeer hij zich echter bedroog, weten we uit de analyses van Prof. Statz uit Brussel, die niet alleen uit de tong en de maag van den verslagene, maar ook uit den vloer van de eetzaal, waarin de vergiftiging had plaats gehad, nicotine had aangetoond, niettegenstaande de vloer herhaaldelijk met heet water en zeep geboend was, om daarmee zoo mogelijk ieder spoor van zijne misdaad te kunnen vernietigen. Behalve dit geval van Graaf Bocarmé vinden we nog gewag gemaakt van eene tengevolge eener kinderachtige weddingschap plaats gehad hebbende vergiftiging. Een in eene tabaksfabriek te Rensburg arbeidende knaap van 15 jaar had van de saus, waarin pruimtabak 3 dagen lang gelegen had, een glas vol gedronken en was na verloop van een uur gestorven, en geen wonder, want deze saus, die uit eene waterachtige oplossing van pruimenconserf met geringe hoeveelheden salpeter, salmiak, aluin en ijzervitriool bestond, was zeer rijk aan nicotine, gelijk zulks aan Apotheker Lehmann gebleken is, die in 10 drachmen dier saus ruim 1 scrupel nicotine vond.
De nicotine is echter niet het eenige werkzame beginsel, 'twelk wij bij de tabak opmerken. Het versche tabaksblad, zooals dit geplukt wordt, bevat behalve water, chlorophyl en cellulose, nog eene groote hoeveelheid appelzure kali, appelzure nicotine, planten-eiwit, een weinig asparagine en eene eigenaardige stof, waaruit zich bij de nagisting van 't blad een soort van kamfer ontwikkelt, nl. de nicotianine of tabakskamfer. Men moet echter de nicotianine niet verwisselen met de nicotine, het vluchtig alcaloïd. De nicotine vormt het verdoovende van het genotmiddel; de nicotianine daarentegen maakt het geurige, het balsamieke bestanddeel van sommige tabakssoorten uit. Tabak, die geen nicotianine bevat, is geen genotmiddel meer, maar is met recht: ‘stinkkruid’. Hier en daar
| |
| |
treft men dan ook rookers aan, die zoodanig aan het inzuigen en uitblazen van gedroogde bladeren, die aangestoken worden en die zij met den naam van ‘tabak’ bestempelen, verslaafd zijn, dat het hun bijna onverschillig is, wat zij rooken. ‘Wenn's nur brennt’, denken zij met dien Duitscher, die een pijp met hooi rookte. Pater Dobrighofer verhaalt van een Spaansch kapitein, die geregeld Paraguay-thee rookte, wanneer zijne tabak op was; de man verklaarde zelf, dat hij het slechts uit gewoonte deed en dat hij niet kon leven, wanneer hij niet den rook van een of ander kruid onder den neus kreeg. Op grond hiervan is het dus ook te verklaren, dat een zekere Duitsche boer met genot zwam rookte, evenals men dit wel eens ziet van schooljongens, die een rolletje papier aansteken en met een schijnbaar genot dikke wolken van afschuwelijken papierrook uit den mond blazen.
De Havannah-tabak is het rijkst aan nicotianine. Wanneer de bladeren vochtig op elkaar gelegd worden heeft hierbij eene eigenaardige gisting plaats, die door een bijzonder ‘sausen’ volkomen gemaakt en door de Amerikanen in practijk gebracht wordt door middel van Sarsaparille, eene plant, die in Amerika veelvuldig voorkomt en, zooals men wellicht weet, in de geneeskunde gebezigd wordt als middel tegen zekere geheime ziekte. Men heeft gemeend, dat ook de Duitsche tabak reeds sedert jaren op die wijze werd ‘gesausd’, doch Prof. Kletzinsky spreekt dit bepaald tegen en verklaart het voor onzin. Zoo ook noemt hij het eene dwaasheid te gelooven, dat zekere soorten tabak met Smyrna-vijgen ‘gebijt’ worden, omdat de werkzame stoffen der vijg langs chemischen weg stellig veel gemakkelijker en goedkooper kunnen bereid worden, ook wanneer het alleen het aroma der vruchten betrof. Met het oog hierop zou dan ook het bijvoegen van vijgebladeren, om aan slechte tabakssoorten een beteren geur te geven, gelijk onlangs door de dagbladen is meegedeeld, overbodig kunnen geacht worden.
Wie toevallig in het bezit van lang verpakte, oude Havannah-sigaren gekomen is, zal bemerkt hebben, dat het papier van de binnen-emballage vetachtig doortrokken is en een intensieven parfum van Havannah-sigaren bezit. Dit komt, omdat de bewerking niet geheel is afgeloopen en de sigaren eene nagisting ondergaan, waarbij ze om zoo te spreken ‘rijp’ en beter worden; hierbij is eene verhitting onvermijdelijk, de nicotianine verdampt en trekt in 't papier. Het is eene soort van kamfer, die bij hooge temperatuur vluchtig is, maar in de koude stolt. Wanneer men fijne Havannah-tabak destilleert, zoo verkrijgt men op de oppervlakte kleine eilandjes van gestolde, vette stof; het gehalte is echter zeer gering, hoogstens ½ pCt in de beste tabak, dat is de tabakkamfer, die in het groene, versche blad niet aangetroffen wordt, maar zich eerst bij de gisting ontwikkelt, zooals we gezien hebben. Van nicotine, het van de nicotianine wezenlijk verschillend bestanddeel, bevat de Havannah-tabak 4%, 't is dus geen aan nicotine rijke tabak.
| |
| |
De Virginia-tabak daarentegen is zeer rijk aan nicotine, ze bevat 1 per mille nicotianine en 10 pCt nicotine.
Betreffende de vraag, of pijpen of sigaren de voorkeur verdienen, moeten wij ons - als men dan toch rooken wil - ten gunste der laatsten verklaren. Bij de sigaar kan de zuurstof der lucht ten allen tijde tot de gloeiende tabak toetreden. De hoofdmassa verbrandt hierbij volkomen en wordt in koolzuur, koolzure ammoniak en aschbestanddeelen veranderd. Gij zult wel eens bemerkt hebben dat, wanneer gij den rook uwer pijp of sigaar over eene roos of andere, daarvoor gevoelige bloem liet strijken, deze groen gekleurd werden, niet waar? Welnu, dat wordt veroorzaakt door de ammoniak. Door de volkomen toetreding der lucht, bij het rooken van sigaren, kan er nu geen teervorming plaats hebben. Uit het heet geworden deel der sigaar vervluchtigt een weinig verharst nicotine, want een groot gedeelte der nicotine verharst tijdens het sausen. De vervluchtiging van de nicotine houdt gelijken tred met de nicotianine. Deze beide stoffen zijn het, die het eigenlijke genot van het rooken uitmaken.
Alle andere destillatie-producten, die zich bij het rooken vormen, staan ver achter bij de nicotine en nicotianine. Eene sigaar moet dun en eerder lang dan kort zijn, want hoe grooter de vuurmassa wordt des te minder is de zuurstof in staat toe te treden en de teervorming te verhinderen; daarom zijn de eerste trekken bij het aansteken der sigaar de aangenaamste. Hoe dunner de sigaar is des te beter, doch evenwel niet zóó dun dat, de omgevende lucht de sigaar te veel afkoelt, waardoor deze ‘uitgaat’.
Reeds boven heb ik aangestipt, dat het nicotine-gehalte zeer varieerend is bij verschillende tabakssoorten. Griekenland, Hongarije enz. leveren tabak, die weinig of geen nicotine bevatten, en hieraan moet het toegeschreven worden, dat de bewoners dier streken ongestraft zoo sterk kunnen rooken. Ook heb ik doen opmerken, dat het nicotine-gehalte des te intensiever op de hersenen, maar vooral op het ruggemerg, werkt, hoe meer de tabak daarvan bevat. Men heeft verder de opmerking gemaakt, dat in streken, waar de sterkste tabakssoorten gerookt worden, de van het ruggemerg uitgaande verlammingen der beenen het meest, terwijl dáár, waar men tabakssoorten vindt, die zeer weinig nicotine bevatten, genoemde verlammingen nooit voorkomen. Aan deze tabak moet dus opium toegevoegd worden, zooals vele Turken en Grieken dit doen. We hebben deze kennis te danken aan de geloofwaardige berichten van den Franschen geneesheer Moreau, die deze streken bereisd heeft, om het ontstaan van de oorzaken der krankzinnigheid op te sporen en te verklaren.
Ook de wijze, hoe men rookt, heeft volgens Dr. Pfaff invloed op het te voorschijn treden van de schadelijke werking der tabak op hersenen en ruggemerg. Het rooken uit lange pijpen is het minst nadeelig en vooral verdienen de Goudsche aarden pijpen boven alle andere soorten
| |
| |
de voorkeur. De schadelijkheid van het rooken van sigaren is echter nog des te grooter, wanneer men op dat gedeelte, 'twelk men in den mond heeft, kauwt. Het kauwen (pruimen) van tabak, is dan ook bijzonder nadeelig en hieraan moet het dan ook worden toegeschreven, dat er zich in het groote zeemanshospitaal te Greenwich een zoo groot aantal aan verlamming der beenen lijdenden bevinden. Dr. Pfaff heeft daar vele, nog altijd van 's morgens vroeg tot 's avonds laat pruimende, verlamde matrozen gezien, die op het groote plein van 't hospitaal op driewielige wagentjes rondgereden werden. Natuurlijk kunnen verlammingen der beenen ten gevolge van ruggemerglijden ook uit andere oorzaken ontstaan, maar steeds moet daarbij aan eene chronische nicotine-vergiftiging gedacht worden.
Volgens Dr. Dornblüth schijnt echter het kauwen zeer geringe, algemeene uitwerkingen te hebben; verreweg de meeste gevallen van chronische vergiftiging komen na overmatig lang voortgezet rooken voor, en vooral het zoogenaamde rookslikken van de sigaar kenmerkte zich als de schadelijkste.
Wetende dat nicotine op vele hartstochtelijke rookers een schadelijken invloed uitoefent, heeft dit eenige industrie-ridders op de gedachte gebracht, om zoogenaamd nicotine-vrije sigaren te verkoopen; doch aangezien de nicotine de stof is, die aan het rooken den eigenaardigen reuk en den gewenschten prikkel geeft, zoodat dan ook het meerdere of mindere nicotine-gehalte de sigaren onderscheidt in zware, middelmatige of lichte, is het toch wel te begrijpen, dat tabak, die allen geur en smaak mist, nauwelijks met den naam van tabak kan bestempeld worden en dat men evengoed een stroo- of koolbladsigaar kan rooken als zoogenaamd nicotine-vrije sigaren; doch deze sigaren beantwoorden nog niet eens aan den naam, dien zij dragen, want het onderzoek heeft geleerd, dat ze nog wel degelijk 2 pCt. van die stof bevatten en alzoo middelmatig sterke sigaren zijn, die met een wetenschappelijken naam aan het lijdend publiek tegen enorm hooge prijzen worden aanbevolen. Bleef het hier nu nog bij, dan zouden sigaren van dit allooi spoedig afgedaan hebben, maar men is verder gegaan en heeft ons op saniteits- of gezondheids-sigaren en zelfs op jodium-houdende sigaren willen tracteeren. Over 't algemeen moet men zeer voorzichtig zijn met alles wat het praedicaat: ‘saniteit’ op allerlei soort van voedings- of genotmiddelen voert en daar nu de bedoelde saniteits-sigaren niets anders zijn dan zeer ordinaire sigaren, met eene oplossing van salmiak bevochtigd, die bij de verbinding geheel ontleed wordt, is het na te gaan, welken invloed dit ‘tuig’ op het zieke lichaam moet uitoefenen. En wat de beroemde, (?) jodium-houdende sigaren betreft, deze hebben niets meer of minder ten doel dan om lijders.... van de tering te genezen, want zeggen de kwakzalvers, het jodium is het eenige
middel ter genezing dezer treurige ziekte!
Ter wille van de lijdende menschheid (!) heeft nu een zekere fabri- | |
| |
kant, met name Formir te Stettin, sigaren met jodium laten fabriceeren en deze voor den spotprijs van..... f 70 per mille in de dagbladen geannonceerd. De politie heeft echter deze sigaren in beslag genomen (niet zeer heusch van de politie, niet waar?), omdat het der regeering na een ingesteld onderzoek zou gebleken zijn, dat deze heilzame (!) sigaren geen spoor van jodium in asch of rook aantoonden en daarbij heeft men zelfs durven beweren (o, die politie!), dat het slechts gewone sigaren van f 30 à f 35 waren.
Moge het nu ook al zijn, dat het rooken van onvervalschte, lichte tabak volgens sommigen onschadelijk is en dat het dagelijks rooken van 2 à 3 zwak-nicotinehoudende sigaren bij de meeste rookers zonder bijzondere nadeelen verloopen kan, dan is toch het aanhoudend rooken van zware sigaren en tabak over 't algemeen niet als een zoo onschuldig en indifferent genot te beschouwen als men gelooft; althans bij mij staat de overtuiging vast, dat daardoor nu of dan zeer bedenkelijke verschijnselen van chronische nicotine-vergiftigingen ontstaan kunnen, welke gewoonlijk òf niet herkend òf aan andere oorzaken toegeschreven worden. Dat evenwel het steeds meer en meer toenemen van verstandsverbijstering aan het veelvuldig rooken van zware tabak moet geweten worden, gelijk Jolly en anderen beweren, kan nog niet met volkomen zekerheid bewezen of aangetoond worden, ofschoon het volstrekt niet onmogelijk of onwaarschijnlijk is.
Dr. Rusch zegt: dat wanneer de tabak zelfs matig gebruikt wordt, zij maaglijden, hoofdpijn, beving, duizeligheid en epilepsie veroorzaakt. ‘Zij verwekt’, zegt hij nogmaals, ‘vele van die ziekten, welke in de zenuwen haar oorsprong moeten hebben. Ik verloor eens een jongeling’, vervolgt hij, ‘17 jaren oud, aan longtering, wiens ziekte door onmatigheid in het sigarenrooken veroorzaakt is geworden.’
Dr. Woodward, die door feiten aantoonde, dat door het misbruik van tabak verlammingen, spraakverlamming, hypochondrie, tering, hoofdpijn, beving, duizeligheid, stoornissen in de spijsvertering, kanker en waanzin veroorzaakt zijn, sluit met de volgende vraag: ‘Wie kan nog twijfelen, dat de tabak, in welken vorm ook gebruikt, de gezondheid verwoest en het leven van zoovele nuttige leden der maatschappij vernietigt?’
Prof. Silliman deelt een treffend voorbeeld mee van een jong student. ‘Hij kwam aan de Academie’, zeide hij, ‘als eene krachtige gestalte, maar hij was zoo aan het rooken verslaafd, dat hij er uren lang mee doorbracht. Zijne vrienden trachtten hem ervan af te brengen, maar hij wilde het niet laten en het gevolg daarvan was: dat hij als een zelfmoordenaar ten grave daalde.’
Een beroemd geneesheer in Brighton somt 16 gevallen van verlamming op door het rooken, binnen eene tijdsruimte van zes maanden. Een lid van de Fransche Academie van Geneeskunde beweert in een uitvoerig opstel, 'twelk met groote zorg bewerkt is, dat de statistici
| |
| |
aantoonen, dat juist in die mate als het tabaksverbruik toeneemt evenzoo de ziekten der zenuwen, als waanzin, algemeene verlamming, kanker-aandoeningen enz., toenemen. Hij zegt verder, dat de Turken, Grieken en Hongaren bestendige rookers zijn, maar dat zulke ziekten bij hen in 't geheel niet voorkomen. Evenals Jolly zegt hij, dat de tabak, die zij rooken, veel lichter is en niet zooveel nicotine bevat. Misbruik schaadt bij hen alzoo weinig en bij hen heeft zich nog geen geval van algemeene of bijzondere verlamming voorgedaan. Dr. Muscan zegt: De oorzaak is eenvoudig genoeg en oogenschijnlijk physiologisch. In alle deelen van de Levant bedwelmen zij zich niet met nicotine en alcohol, maar met opium en parfumerieën, hun tijd in suffen toestand verslapende in luiheid en wellust. Zij narcotiseeren zich, maar zij nicotiseeren zich niet, en wanneer opium het vergift is, waarmee de Oosterlingen hun verstand ondermijnen, dan is het voor de Westerlingen de tabak, die voor hen eenmaal het vergift des levens worden zal.
De voorstanders en vereerders van de tabak spreken natuurlijk geheel anders en ofschoon zij de door proeven en feiten aangetoonde, schadelijke werking, die de nicotine op vele individuen uitoefent, niet kunnen loochenen, stellen ze daartegenover vele gevallen, waarin het tabakrooken geen nadeelige uitwerking gehad heeft, en ze halen als voorbeelden zelfs geniale koppen als Milton, Walter Scott, Haller, Boerhave, Blücher, Newton, Frederik den Groote en Napoleon aan, die òf sterke rookers òf groote snuivers waren. Van een hygiënisch standpunt, beweren sommigen, is matig rooken voor hen, welke zich zonder merkbare stoornis der gezondheid daaraan gewenden, niet alleen niet te verwerpen, maar zelfs te billijken en dit niet alleen, omdat het eene aangename opwekking verschaft, maar ook, omdat het dikwijls de kwade gevolgen der verveling opheft, de dikwijls ongunstige inwerking van eentonige bezigheden wegneemt en omdat het verder op vermoeiende marschen, groote land- of zeereizen, bij zomerwarmte en winterkou, als een verkwikking werkt en vergoeding voor ontberingen aanbiedt. De oude invalide, de door zorgen gedrukte huisvader, de door bezigheden overladen ambtenaar, allen zoeken in de tabak verkwikking en vergoeding voor de plagen des levens. Maar waar vindt, zegt Dr. Reich, diegene, welke niet rookt, niet snuift, niet pruimt, niet speelt noch drinkt, verkwikking en vergoeding? In de wetenschap, in de kunst, in beschaving van den geest! Van den geleerde zegt men, dat hij met de pijp in den mond en van den geliefkoosden damp omgeven veel gemakkelijker werkt dan anders, zoodat het den schijn heeft, alsof hem de narcotische wolken juist de beste en diepste gedachten ingeven. Ja, men beweert zelfs, dat de man der wetenschap zonder pijp niet in staat is te werken, zonder dat zich eerst met het aangewend genot de poort van zijn geest ontsloten heeft. Juist geen vleiend
getuigenis! Ieder onpartijdige weet echter, dat vele geleerden, die niet rooken, waarlijk in wetenschap en kennis niet behoeven achter
| |
| |
te staan bij hen, die voortdurend aan den rookduivel offeren, en ieder zal mij toestemmen, dat zij, die alles behalve uitmunten in schranderheid en scherpzinnigheid, waarlijk geen diepe denkers zullen worden door den invloed van de werking der nicotine. Dat men overigens ook zonder tabak kan leven, bewijzen millioenen menschen, en wie zou durven beweren, dat dezen wegens de ontbering van dit genot er slechter aan toe zouden zijn? De onthouding vinden we inzonderheid bij de meest ontwikkelde personen, bij wie het verstand zijne rechten laat gelden. Doch waartoe meer? Hebben reeds vóór eeuwen de strengste verbodsmaatregelen van Sultans en Czaren, evenals de banbliksems, die de Paus van het Vaticaan slingerde, niets gebaat om het onzinnig genot van het rooken tegen te gaan of te beletten, zoo zullen ook thans de vermaningen der geleerden op den onwil der rook-slaven afstuiten, gelijk ik reeds in den aanvang gezegd heb. Voor hem echter, die ernstig overtuigd is van de in alle opzichten schadelijke werking van de tabak - in welken vorm ook - beveel ik ten dringendste de lezing en herlezing aan van het reeds meergemelde werkje: De vergiftiging door tabak (Naar het Duitsch van Dr. Dornblüth, vertaald door Ph.L. Kooperberg, arts te Oosterhout. Te Breda bij P.B. Nieuwenhuys. 1878.) waarin men op eene bevattelijk-wetenschappelijke wijze de physiologische en toxische uitwerkselen besproken en verklaard vindt. 't Is een merkwaardig boekske, dat mij aangespoord heeft de indrukken, die ik bij de lezing daarvan ondervond, als een aanhangsel of toevoegsel van 'tgeen ook andere schrijvers over dit onderwerp gezegd hebben in deze bladen mee te deelen, omdat ik wellicht op deze wijze propaganda maken kan voor de goede zaak, ter beteugeling van een misbruik, waarvoor zelfs de ‘chambre du tabac’ zwichten moest.
Op den voorgrond stellende, dat het rooken slechts een ingebeeld genot is, dat men zich met een ernstigen wil gemakkelijk ontwennen kan, is het echter niet tegen te spreken, dat dit gebruik, 'twelk aan vele millioenen menschen tot een gewoonte geworden is, een geweldigen invloed op de maatschappelijke toestanden uitoefent.
De verbazende uitbreiding, welke het gebruik van de tabak in 't algemeen heeft ondergaan, kan men uit de statistieke opgaven van sommige landen beoordeelen. Daar van ons land voor 1846 geene vertrouwbare gegevens bekend zijn, moeten we ons getroosten de opgaven van Johnston omtrent Engeland over te nemen. Terwijl in het jaar 1689 de geheele invoer slechts 60.000 kilo Virginische tabak was, waarvan een gedeelte nog weder werd uitgevoerd, bedraagt het verbruik in het Vereenigd koninkrijk thans 15.000,000 kilo. Zoo was de hoeveelheid voor binnenlandsch verbruik ongeveer in 1851 14.031,420 kilo; in 1852 14.279,366 kilo, in 1853 14.868,780 kilo. En hierbij moet nog gevoegd worden de groote hoeveelheid gesmokkelde tabak, tot welker invoering het zware invoerrecht van 3 shill. het pond den sluiker verleidt.
| |
| |
Dat het verbruik van tabak in Engeland nog wel aan het toenemen is, blijkt uit de bovenstaande getallen, maar het wordt nog duidelijker uit de volgende tabel, die de hoeveelheden aangeeft van ieder der vier laatste, tienjarige tijdperken verbruik.
Jaren. |
Totaal verbruik. |
Bevolking. |
Verbruik per hoofd. |
1821 |
7.799,076 kilo |
21.282,960 |
3⅔ hectogr. |
1831 |
9.766,920 kilo |
24.410,439 |
4 hectogr. |
1841 |
11.154,680 kilo |
27.019,672 |
4⅛ hectogr. |
1851 |
14.031,420 kilo |
27.452,692 |
5 1/10 hectogr. |
Uit deze cijfers blijkt, dat gedurende het laatste dezer tienjarige tijdperken het verbruik van het Vereenigd Koninkrijk bijna ¼ vermeerderde. In ons Vaderland bedraagt het verbruik van tabak onder verschillende vormen 5.000,000 kilo, hetgeen een gemiddeld verbruik per hoofd voorstelt van 1 ⅔ kilo of van 3⅓ kilo, als men van de vooronderstelling uitgaat, dat de helft van het Nederlandsche volk tabak gebruikt.
De tabak - zegt Dr. Zimmerman - brengt een geweldig kapitaal in omloop, want de Vereenigde Staten alleen verkoopen voor meer dan 20 millioen dollars. Duitschland, zonder Oostenrijk en Hongarije, produceert over de 700 millioen pond, maar verbruikt omstreeks 1000 millioen, en Bremen alleen zet 100 millioen pond om. Oostenrijk vervaardigt 80 millioen pond snuiftabak, 550 millioen pond rooktabak en 1000 millioen sigaren, waarvan het 30 millioen gulden belasting verdient, Frankrijk uit zijn monopolie zelf 80 millioen gulden, daar het de tabak aan 350 groothandelaars en 33000 kleinhandelaars afgeeft, waarbij de regeering 450 pCt. verdient. Geheel Europa kan wel eenige honderd millioen voor tabak uitgeven, en rekent men daarbij de massa pijpen, sigarenzakjes, lucifersdoosjes enz. zoo stijgen de sommen, die voor luxe worden uitgegeven, nog aanmerkelijk. Zelden heeft eene nuttelooze, vergiftige plant, gelijk de nicotine-houdende tabak is, zoovele uitgaven veroorzaakt en zulk eene menigte beroepen in 't leven geroepen, want ten haren behoeve vischt men het barnsteen, een antidiluviaansch hars uit de Oostzee, graaft men in Klein-Azië de meerschuim-aarde, snijdt men op de bergen van Turkije en in Dalmatië het welriekende weichsel-hout tot pijpenroeren, koopt men in Zuid-Amerika ossenhorens voor mondstukken, branden pottenbakkers aarden en porceleinen pijpenkoppen, enz. De Heer Crawford schat het gemiddeld verbruik van de tabak door het geheele menschelijke geslacht van 1000 millioen op 2,2 kilo per hoofd, en de geheele verbouwing en het gebruik van dit geliefkoosd kruid op twee millioen tonnen of 2240 millioen kilo.
Een morgen op 400 kilo gerekend zou dit meer dan 5½ millioen morgen vruchtbaar land bedragen, bij voortduring tot de tabaksteelt gebruikt. De betrekkelijke grootte dezer hoeveelheid wordt nog treffender, wanneer men weet, dat al de tarwe, door de bewoners van Groot-Brittanje verbruikt - zoo wij die op een quarter per hoofd, of in ronde getallen op 20 millioen quarters stellen - slechts 4⅓ millioen
| |
| |
tonnen weegt. De tabak derhalve, jaarlijks ter bevrediging van dezen eenen vorm der zucht tot narcotische genieting besteed, weegt half zoo veel als al de tarwe, die door tien millioen Engelschen wordt verbruikt. En rekent men haar slechts op een dubbelen marktprijs der tarwe of ruim twee stuivers het pond, dan vertegenwoordigt zij eene even groote geldswaarde als al de tarwe, die in Groot-Brittanje verbruikt wordt. Ons vaderland produceert jaarlijks eene hoeveelheid tabak, ten naastenbij bedragende 3½ millioen kilo, en het is vooral de streek, die aan de Zuiderzee bij Nijkerk en Amersfoort naar den Rijn bij Amerongen loopt, langs den oever van Rijn en IJsel van Amerongen naar Dieren, voorts de geheele Overbetuwe en een gedeelte van Maas en Waal, waar de meeste en beste inlandsche tabak geteeld wordt.
Om een klein denkbeeld te geven van den omvang van den sigarenhandel, die nog telken jare grooter wordt, dient: dat in 1851 de sigarenfabrieken te Bremen reeds 2.650,000 kilo fijnere tabaksoorten alleen tot sigaren verwerkten, ter waarde van 1 millioen thaler (p.m. f 1.800,000). De uitvoer van sigaren bedroeg 327.624,000 stuks, ter waarde van 22.767,742 thaler. De invoer bedroeg: 50.135,500 stuks, ter waarde van 8.356,186 thaler. Daarenboven kwamen nog uit Cuba 4.591,500 sigaren, ter waarde van 96,683 thaler. In 1842 bestonden in Bremen 515 sigarenfabrieken met 2836 arbeiders en in 1851 bedroeg dit reeds 1708 met 5371 arbeiders. Het dagelijksch verbruik van sigaren in Hamburg wordt op 40,000 berekend, 'tgeen jaarlijks 15 millioen bedraagt.
Tengevolge van het verbod, om uit het buitenland tabak in Frankrijk in te voeren, wordt er een uitgebreide smokkelhandel gedreven met België en de Rijnlanden; vandaar de maatregel, dat in de districten op de grenzen de gemeene soorten van tabak goedkooper worden verkocht dan meer midden in het land. Welk een aanzienlijke hoeveelheid tabak in Frankrijk binnengesmokkeld wordt, kan men daaruit afleiden, dat aan de beambten jaarlijks aan premiën voor aangehaalde waren eene som van f 135,000 wordt uitbetaald, waarbij men in aanmerking dient te nemen, dat zeker nog geen tiende gedeelte van die tabak in handen van den ambtenaar komt.
Behalve in landen, waar hooge rechten op de tabak eene verzoeking tot bedrog opleveren, wordt dit artikel in iederen vorm zoodanig vervalscht, dat het niet onbelangrijk is hierop de algemeene aandacht te vestigen.
Om de vervalschingen en bedriegerijen, die er met de verschillende tabakssoorten gepleegd worden, tegen te gaan, heeft het Engelsche Parlement wetten uitgevaardigd, waaraan wij het volgende ontleenen:
1o. Bij de tabaksfabrikage mag geene andere vloeibare zelfstandigheid dan zuiver water gebezigd worden. Wie ter bereiding van snuif andere stoffen dan water, of zout water of alcalische zouten of kalkwater bezigt, vervalt in eene boete van f 3600.
| |
| |
2o. Geoorloofd zijn: vluchtige oliën om geur aan de snuif mee te deelen, alsmede olie bij het spinnen van roltabak.
3o. Geen fabrikant, koopman of kleinhandelaar mag rook- of snuiftabak voorhanden hebben of verkoopen, welke eenige andere stoffen dan de genoemde bevat.
4o. Geen fabrikant mag suiker, stroop, melasse, honig, zaden, cichorei, kalk, zand, omber, oker of andere stoffen, zeegras, wortelen, mos of andere bladeren of kruiden in groote hoeveelheden inkoopen of voorhanden hebben, op verbeurdverklaring der goederen en eene boete van f 2400.
5o. Ieder koopman, die behalve in tabak nog in andere artikelen handelt, moet deze in volkomen van elkander afgescheidene ruimten bergen, waarop de ambtenaren der belasting bijzonder letten moeten.
6o. Wie andere bladeren, welke met de tabak overeenkomen, toebereidt, droogt, verft, snijdt, tot poeder brengt enz. vervalt in eene boete van f 2400 en verbeurdverklaring van alle daartoe gebezigde stoffen, werktuigen en gereedschappen.
Daar, waar te dien opzichte geene wettelijke bepalingen of voorschriften bestaan, staat voor het bedrog en vervalschen de deur wijd open. Men kan deze vervalschingen tot twee klassen brengen: 1o. bereiding van gemeene, nietswaardige bladeren of andere plantaardige zelfstandigheden en verkoop daarvan als tabak, en 2o aanwending van verschillende, suikerhoudende en zoutachtige of aardachtige stoffen, om slechte tabaksbladeren of vreemde kruiden daarmee het aanzien van goede of gewenschte tabakssoorten te geven. Hiertoe moeten gerekend worden: verschillende suikersoorten, honig, drop of zoethout, cachou, salpeter, zout, ammoniak, zoutzure-, salpeterzure-, koolzure ammonia, potasch, soda, kalkwater, oker, omber, venetiaansch rood, zand, chroomzuur lood-oxyde (chromaatgeel), roet, ivoorzwart, aluin, looiersrun, koffiedik, tot poeder gebracht oud scheepstouw, enz.
Het grootst aantal opgenoemde stoffen worden bij de snuifbereiding aangewend, terwijl rooktabak voornamelijk door vreemde, nietswaardige bladeren vervalscht wordt, die echter ook in poedervormigen toestand als snuif moeten dienen, waar evenals bij de pruimtabak de saus of het bijtmiddel het belangrijkste van de geheele fabrikage is en soort, ‘goût’ en prijs bepaalt. Bovengenoemde vervalschingen kunnen in de snuiftabak verzweringen van het slijmvlies van den neus veroorzaken. De geneeskundige faculteit te St. Petersburg ontdekte in 1803 eene tabak, die vervalscht was met zulke bijtend scherpe stoffen, dat het beenachtig weefsel tusschen de neusgaten door verzweringen werd aangetast, die in been-eters ontaardden. Tengevolge hiervan werd de verdere bereiding ervan ten strengste verboden.
Wat de aanwending van vreemde bladeren betreft, zoo bezigt men hiertoe: beetwortelen, zuring, rhabarber, hoefblad,
| |
| |
kool, aardappelloof enz., die vooral in den laatsten tijd veelvuldig tot rooktabak en sigaren verwerkt worden.
Om de werking van nicotine te verzwakken en aan de tabak hare vergiftige eigenschappen te ontnemen, worden de bladeren uitgeloogd. Op zichzelf is hiertegen niets anders aan te voeren dan, zooals we reeds hebben doen opmerken, dat dergelijke, weinig nicotine houdende tabak smakeloos en in zekeren zin werkeloos is geworden. Doch de fabrikanten weten ook hier raad voor en vullen de ontbrekende nicotine weder aan door Belladonna of Bilzenkruid of Doornappel, om zoodoende de valsche tabak toch narcotisch te maken. Dat er hiermede vergiftigingen hebben plaats gehad, is gemakkelijk te begrijpen.
In de ‘Blätter für gerichtliche Anthropologie’ deelt J.B. Friedreich een te Genua voorgekomen geval van door middel van arsenicum vergiftigde sigaren mee, die een zekere priester, met name Maineri, aan zijn ambtgenoot Bottaro ten geschenke gegeven had. De dood van dezen laatsten had aanleiding gegeven tot de tegen Maineri gedane aanklacht. Men wilde in de maag en in de ingewanden van den overledene arsenik gevonden hebben en het is zeer waarschijnlijk, dat Bottaro het vergift in kleine doses ingekregen had. Wegens niet ongegronde bedenkingen van den beroemden Freschi, Hoogleeraar in de gerechtelijke geneeskunde te Genua, zoowel als door de met ervarenheid en zaakkennis gevoerde verdediging van zijn rechtsgeleerden raadsman, werd Maineri vrijgesproken. De vraag werd voorgelegd of het mogelijk was, door het rooken van arsenikhoudende sigaren vergiftigd te worden. De bekende jurist Mittermaier droeg aan den beroemden Prof. Bunsen een nauwkeurig onderzoek op, en deze legde de verklaring af, dat volgens de door Riezig in het Bunsensche laboratorium gedane onderzoekingen de hoeveelheid arsenikzuur, welke van de sigaar in de mondholte komen kan, nauwelijks 1,66 grein bedraagt en de hoeveelheid, welke door den ingezogen rook in den mond komen kan, nauwelijks 0,13 weegt. Deze hoeveelheid was nu blijkbaar te klein, om een mensch te dooden en Bunsen, die zich overtuigd hield, dat ieder eene zoo slecht smakende sigaar reeds na de eerste tien trekjes zou wegwerpen, hield het voor nauwelijks mogelijk, dat een mensch met gezonde zinnen gevaar zou loopen, door zulke sigaren vergiftigd te worden.
Ofschoon bovenvermeld geval juist niet tot de eigenlijke vervalsching van tabak kan gerekend worden, maar meer aan eene opzettelijke, tot een misdadig doel gebezigde verontreiniging doet denken, is het toch niet te ontkennen, dat zoowel de tabak als de sigaren - gelijk reeds boven is aangestipt - met vergiftige planten of schadelijke stoffen vervalscht worden. Overigens komen de sigaren in de handelswereld onder allerlei uitheemsche namen voor. Eene en dezelfde sigaar wordt dikwijls door verschillende fabrikanten met de meest verschillende namen gedoopt, zoodat men eigenlijk nooit op naam en prijs van sigaren
| |
| |
vertrouwen kan. In Engeland wordt het verkoopen van vervalschte sigaren op groote schaal gedreven. In Whitechapel, de slechtste en armoedigste wijk van Londen, bood men sigaren te koop aan, die uit twee lagen papier, met roet donkerbruin gemaakt, bestonden en geheel met hooi gevuld waren. In Hydepark verkoopt men sigaren, die uitwendig van tabak, maar inwendig van hooi gemaakt zijn.
In Frankrijk rookt men behalve tabak zeer veel cigaretten, bestaande uit zeer fijn gesneden rooktabak, in papieren hulzen of rolletjes gewikkeld. Deze tabak is dikwijls zeer slecht en stinkt afschuwelijk, waartoe het papier, 'twelk mede verbrandt, veel bijdraagt. Groote hoeveelheden vreemde tabak worden daartoe binnengesmokkeld. Dikwijls komt daar tabak voor, die van sigaren-eindjes, welke op de straat en wandelingen verzameld worden, gemaakt is. In den laatsten tijd wordt echter een sterke handel gedreven met beetwortelbladeren, die voor verschillende tabaksfabrikanten in Duitschland uit Holland worden opgekocht en tot tabak verwerkt, zoodat er thans sigaren worden verkocht, die geen spoor tabak bevatten, terwijl sommige goedkoope soorten niet zelden voor een groot gedeelte uit uitgeplozen teertouw, papiersnippers, koehaar, stukjes lompen en ander ontuig bestaan.
De beroemde manillasigaren staan ervoor bekend, dat ze opium bevatten, doch herhaalde onderzoekingen hebben het bewijs geleverd, dat ze wel groote hoeveelheden nicotine, maar geen opium bevatten, ofschoon het niet tegen te spreken is, dat er wel eens buitenlandsche soorten zijn aangetroffen, die werkelijk opium bevatten; doch op de narcotische werking alleen mag men zich niet verlaten, daar, zooals we gezien hebben, verschillende andere, vergiftige planten bij de tabak gevoegd worden, om aan deze laatste den begeerden prikkel en eene verdoovende kracht bij te zetten, waartoe de groothandelaars in zekeren zin wel verplicht zijn, om aan het steeds toenemend verlangen naar zware sigaren, zelfs onder inferieure soorten, te kunnen voldoen. Indien het waar is - en er valt niet aan te twijfelen, omdat het Journal de Pharmacie het meedeelt - dat er meermalen vergiftige stoffen, als antimonium- lood- en koperzouten, guttegom, ijzervitriool, zwart nieskruid en last not least.... chloretum Hydrargyrozum (mercurius dulcis) worden aangetroffen, dan moet men toch bekennen, dat deze en dergelijke zelfstandigheden, die vooral tot de bereiding van snuif gebezigd worden, schadelijker zijn, dan men oppervlakkig zeggen zou. Het groot aantal voorbeelden van schadelijke uitwerking, veroorzaakt door het misbruik van het snuiven, moet zeer zeker voor een groot deel worden toegeschreven aan de toevallige of opzettelijke vermenging der snuif met zeer scherpe, het slijmvlies van den neus hevig prikkelende zelfstandigheden. Lanzoni o.a. haalt een voorbeeld aan van iemand, die door het snuiven gevoelloos werd en den zevenden dag stierf. Gieding verhaalt van iemand, die krankzinnig werd en van tijd tot tijd aan vallende ziekte leed. Gory kende eene vrouw, die steeds
| |
| |
aan hysterische toevallen leed, zoo vaak zij van het snuiven misbruik maakte; ook heeft hij bij menschen, die zeer sterk snoven, verslapte ledematen en week vleesch aangetroffen, terwijl de slijmvliezen dikwijls uitgedroogd, zwartachtig en ineen gekrompen waren. Simon Paul heeft de hersens van het lijk van een sterken snuiver geheel in stof veranderd gevonden, terwijl Borrichius in een brief aan Bartholen verhaalt: dat de hersens van een persoon, die sterk snoof, zóódanig uitgedroogd waren, dat men na zijn dood in den schedel een hoopje zwart stof vond, in plaats van hersens. Wat hiervan zij, zooveel is zeker, dat, moge ook al de nicotine een werkzaam aandeel hebben aan de door het snuiven veroorzaakte, chronische vergiftigingen, het niet betwist kan worden, dat menie (lood oxyde), operment (zwavel arsenik), Spiesglans, ijzer- en kopervitriool en nog ontelbaar vele andere stoffen, die reeds vroeger vermeld zijn, een schadelijken invloed op den gezondheidstoestand moeten uitoefenen.
De verontreinigingen der snuif met loodverbindingen kunnen echter ook op toevallige, van den wil der fabrikanten onafhankelijke wijze plaats grijpen door middel van het bladlood, waarin de snuif verpakt wordt. Het is nl. bewezen, dat de snuif het looden omhulsel, 'twelk dienen moet om de snuif vochtig te houden, aantast en loodzouten in zich opneemt, zoodat dan chronische loodvergiftiging het gevolg van het voortdurend gebruik is. Voor zulke snuif moet natuurlijk ten ernstigste gewaarschuwd worden. Andere verontreinigingen, zooals bv. de toevoeging van muur- of ivoorzwart, turfmolm, koffiedik, die zeer zeker tot de rubriek: vervalschingen mogen gerekend worden, hebben alleen dit voordeel: dat ze indifferent zijn.
Na al het hierboven saamgevatte geloof ik met de meeste vrijmoedigheid den wensch te mogen uitspreken, dat er met het oog op de - ofschoon nog in embryonalen toestand verkeerende - wet op de vervalsching van levens- en genotsmiddelen, van regeeringswege maatregelen genomen worden, om de vervalsching van de tabak en hare verschillende bereidingen tegen te gaan, daar de tabak, op zichzelve reeds nadeelig voor de gezondheid, dit in nog ergere mate wordt, wanneer zij bovendien nog met schadelijke bestanddeelen vermengd in den handel gebracht wordt.
Dr. S.
|
|