| |
| |
| |
Nieuwe uitgaven en vertalingen.
E.J. Potgieter's verspreide en nagelaten werken. Uitgegeven onder toezigt van Joh. C. Zimmerman. Aanhangsel. Haarlem, H.D. Tjeenk Willink.
Het is een goed teeken, dat de ‘werken’ van Potgieter zooveel sympathie hebben gevonden bij het publiek; wij willen daarin het bewijs zien, dat degelijke, inspannende lectuur, boeken, waaruit te leeren valt, nog altijd aftrek vinden; immers, wanneer de uitgever niet zoo gelukkig geweest was met deze onderneming, zou hij tot het uitgeven van dit ‘Aanhangsel’ niet zoo spoedig zijn besloten. Aangename lectuur in den gewonen zin zijn de werken van Potgieter niet; wanneer men met zijn stijl niet vertrouwd is, lijkt hij ons stroef; de zinnen zijn zoo lang; er komen zooveel tusschenzinnen, dat men den draad soms kwijt raakt. Maar - na eenige inspanning, wanneer men zich eenige moeite heeft getroost, geraakt men aan dien stijl gewoon, en wordt deze zelfverloochening beloond met een edel genot; welk een zuiverheid van taal, welk een fijnheid van teekening, de juistheid van zijn critische opmerkingen daargelaten; en telkens, als men Potgieter met opmerkzaamheid leest, komt men tot de slotsom, hoe goed het is, bij hem telkens en telkens ter schole te gaan en, aan de voeten van dien meester gezeten, eigen geest en taal te beschaven.
| |
Kompleete Gedichten van Bernard ter Haar. 's-Gravenhage, D.A. Thieme.
Na Tollens is Bernard ter Haar wellicht de populairste zanger in Nederland; sommige zijner gedichten - de namen zijn te bekend, om ze te herhalen - zijn herinneringen geworden van het huiselijk leven, want wij weten nog precies, wanneer zij werden voorgedragen of gelezen. Zijn er gedichten bij, waarvan men zeggen kan, dat het ons volk niet tot eer verstrekt, dat zij populair zijn geworden - zij leveren toch daarmee het getuigenis, hoe Ter Haar als gevoelt, wat er omgaat in het hart des volks. Vandaar de opgang, dien zijn werken maken, en dit zal vooral het geval zijn met deze uitgave, daar zij zoo gering is in prijs, dat zij met recht een volksuitgave wordt genoemd; toch behoort zij, wat uitvoering betreft, tot de netste en sierlijkste.
| |
Verspreide Geschriften van geschiedkundigen, godsdienstigen en wijsgeerigen inhoud van mr. H. van Loghem. Deventer, A. ter Gunne.
De redactie van dit tijdschrift zou zichzelf prijzen, indien zij dit boekske loofde, want de meeste en belangrijkste artikelen werden door haar indertijd geplaatst. Toch zal niemand het haar ten kwade duiden, dat met nadruk de aandacht wordt gevestigd op de afzonderlijke uitgave van deze ‘verspreide geschriften’; ook zij, die het niet met den Heer Van Loghem eens zijn, zullen gaarne kennis nemen van hetgeen hij schrijft, omdat hij iemand is, die veel heeft nagedacht
| |
| |
en zijn denkbeelden meedeelt op een kalmen, bezadigden toon, welke gunstig afsteekt bij de gezwollenheid en pedanterie, welke men tegenwoordig niet zelden aantreft bij schrijvers, die wel meer jeugd, maar zeer veel minder kennis hebben dan de Heer Van Loghem; 't is soms, of velen tegenwoordig het gevoelen zijn toegedaan, dat men veel wetenschap bezit, wanneer men slechts het air aanneemt, de wijsheid in pacht te hebben, omdat men Buckle gelezen en van Darwin gehoord heeft. Alleen om den vorm reeds raden wij daarom de ‘verspreide geschriften’ aan.
| |
De Russisch-Turksche oorlog in 1877-78. Vrij bewerkt naar het Hoogduitsch van W. Rüstow door F.H. Boogaard, kapitein der Artillerie. Met 2 uitslaande platen. Haarlem, Erven F. Bohn.
Rüstow's naam heeft bij ons een goeden klank en velen zal de verschijning van dit boek welkom zijn; 't is het laatste werk, tevens de herinnering aan het tragisch einde van den talentvollen auteur. De Hollandsche vertaling heeft veel gewonnen, omdat het boek korter is dan het oorspronkelijke en veel onnoodige omhaal daardoor kon worden vermeden. Toch kwam in ons nu en dan de vraag op, of de Heer Boogaard niet wat veel heeft gesnoeid; niet wat betreft het meedeelen van zaken - daarvoor staat zijn naam ons borg; maar de vorm lijkt ons hier en daar al te zakelijk en daardoor krijgt het verhaal wel wat van een doode opsomming, die voor het groote publiek de lezing minder aangenaam maakt. Wie echter in beknopten, duidelijken, degelijken vorm de gebeurtenissen van den laatsten oorlog - hoelang zullen wij van den laatsten kunnen spreken? - verlangt na te gaan, zal het boek met ingenomenheid lezen; de veldtocht is in vele opzichten hoogst belangrijk; en velen zullen gaarne in geregelden samenhang den loop der gebeurtenissen nog eens volgen, welke in de kranten-meedeelingen niet anders dan hoogst gebrekkig kon gegeven worden.
| |
Meyers Konversations-Lexikon. Eine Encyklopädie des allgemeinen Wissens. Dritte gänzlich umgearbeitete Auflage. Mit geographischen Karten, naturwissenschaftlichen und technologischen Abbildungen. Leipzig. Verlag des Bibliographischen Instituts. 1874-1879. 16 Bd.
Werken als dit woordenboek hebben een internationaal karakter en verdienen daarom ook hier een bespreking. Bij sommigen liggen zij onder een vooroordeel, en, wanneer men nagaat welk verkeerd gebruik ervan wordt gemaakt, niet geheel zonder reden. Zij worden gebruikt, zegt men, door bluffers, die soms een uur vóór zij iemand ontmoeten een of ander onderwerp nazien en het altijd zoo weten te wenden, dat zij met hun luchtig verkregen wijsheid u op het lijf kunnen vallen. Door de gemakkelijkheid, waarmee hier de resultaten van de verschillende wetenschappen worden meegedeeld, wordt, zoo beweert men verder, de oppervlakkigheid in de hand gewerkt en afbreuk gedaan aan wezenlijke studie. Reeds de naam is verdacht: conversatie-woordenboek.
De waarschijnlijkheid ligt voor de hand, dat deze titel inderdaad door de uitgevers werd gekozen met het oog op het groote publiek, om langs dezen weg de verspreiding in de hand te werken. Indien men echter om het misbruik, dat
| |
| |
van sommige boeken wordt gemaakt, het gebruik wilde afkeuren, zou men zich niet alleen tot de conversatie-woordenboeken moeten bepalen, maar kon wel een lange lijst aanleggen, waarop ook vele studie-werken niet moesten ontbreken.
Er worden buitendien nog wel dwazer dingen gedaan om bluf te slaan, dan woordenboeken nageplozen. Zelfs indien dit met die bedoeling geschiedt, is het toch altijd nog een middel om kennis te verkrijgen en te verspreiden, welke, hoe oppervlakkig ook, de weetgierigheid kan prikkelen en naar meer en van beter gehalte doen verlangen.
De naam van ‘Konversations-Lexicon’ is wel beschouwd ook minder juist en ten onrechte gekozen. Die naam is eerst in den nieuwsten tijd in gebruik gekomen, tegelijk met de jacht op populariteit, in de minder gunstige beteekenis. Wij vinden den naam voor de eerste maal bij het bekende Konversations-Lexicon van Brockhaus, waarvan in '74 de 12de druk verscheen. Daarop werd de naam, eenmaal populair geworden, overgenomen door Meyer, die van 1839-1855 te Hilburghausen uitgaf Meyers Grosses Konversations-Lexicon in 46 deelen met 6 vervolgdeelen.
De eigenlijke naam voor zulke woordenboeken is: encyclopedie of algemeen woordenboek. De eerste herinnert aan de bekende: Encyclopédie, ou Dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers, uitgegeven te Parijs 1751-72, 28 deelen, waarvan te Amsterdam 1776-77 vijf vervolgdeelen verschenen. De geleerden, welke hieraan meewerkten, uit de geschiedenis der philosophie overbekend, verkregen den naam van Encyklopedisten.
De Hollandsche naam zou dus eigenlijk algemeen-wetenschappelijk woordenboek moeten zijn.
Het eerste Duitsche woordenboek van dezen aard verscheen van 1732-54 in 64 deelen en 4 vervolgdeelen onder den titel van: Grosse vollständige Universal-lexicon aller Wissenschaften und Kunste. Daarop volgden het Konversations-Lexicon van Brockhaus en Pierer's Universal-Lexikon oder vollständiges encyklopädisches-Wörterbuch, waarvan in 1873 de 6de druk verscheen.
Men ziet uit deze herdrukken, welk een opgang deze woordenboeken maakten. Het nut daarvan is dan ook onbetwistbaar, mits men ze goed gebruikt, en dat zal wel overal het geval zijn, waar zij in goede handen komen.
In de eerste plaats zijn het middelen om algemeene kennis te verkrijgen, wat niet alleen wenschelijk is voor elk beschaafd man, maar bij het verband, dat er bestaat tusschen de verschillende wetenschappen, onmisbaar is tot recht verstand van het geheel. Het is uit den aard der zaak niet mogelijk, en bij de uitbreiding van de verschillende vakken wordt het dagelijks nog onmogelijker, om van elke wetenschap naar behooren een afzonderlijke studie te maken; toch stellen wij belang in haar resultaten en niet altijd komen wij in aanraking met de mannen van het vak, die ons kunnen inlichten. Een algemeen woordenboek stelt ons daartoe in staat.
Er zijn daarenboven tal van dingen in het dagelijksch leven, waarover wij iets meer willen weten, hun herkomst, hun samenstelling, hun bereiding, enz. Een encyclopedie kan aan die weetgierigheid voldoen en Meyers Konversations-Lexicon stelt nimmer te leur.
In de tweede plaats komt zulk een woordenboek ons geheugen te hulp: het is een geographisch, historisch, letterkundig, botanisch, enz. lexikon in algemeenen zin; jaartallen en namen zijn een kruis voor het hoofd, dat toch reeds zooveel moet bevatten en met zulk een algemeen woordenboek op onzen lessenaar komen wij onze zwakheid op de kortst mogelijke wijze te hulp. Sommen wij deze voordeelen op, dan worden de herhaalde herdrukken van deze betrekkelijk kostbare boeken verklaarbaar.
Bijna elk land heeft dan ook zijn eigen woordenboek van dien aard, ook in
| |
| |
den modernen tijd. Van de Fransche werken noemen wij: Encyclopédie du XIX Siècle, waarvan de laatste, 3de, uitgave, in 1867 begonnen, op 51 deelen is berekend; bekend is Bouillet's Dictionnaire universel des sciences, des lettres et des arts, waarvan in 1874 de 11de druk verscheen. Zoo heeft Italië zijn: Nuova Enciclopedia populare italiana, waarvan de eerste druk verscheen te Turin, 1841-51, in 14 deelen.
Engeland begon vroeger; weinige jaren na het bekende Fransche werk der Encyclopedisten verscheen (1771) de Encyclopedia Britannica; van de nieuwe werken verdient vooral vermelding: The English Encyclopedia, aangevangen in 1853, in 23 deelen.
Nederland bleef lang achter, omdat hier ten allen tijde vreemde werken veel aftrek vonden. Vergissen wij ons niet, dan was Nieuwenhuis' Woordenboek van kunsten en wetenschappen, 1851-68, het eerste van dien aard.
Keeren wij tot de uitgave terug, waarvan wij den titel aan het hoofd afschreven; de zoogenaamd groote Meyer, dien wij straks reeds noemden, verscheen in 52 deelen in 1839 tot 55. Voor algemeene verspreiding was dit werk te kostbaar en de wakkere uitgever begon in 1857 een kleinere uitgave, onder den titel: Meyers Neues Konversations-Lexicon für alle Stände, 1857-60, waarop terstond de tweede uitgave volgde, 62-69, met 1 vervolgdeel en register, 1870-72. Het werk, bestaande uit 15, met het vervolg 16, dikke deelen, verscheen met den weidschen titel: ‘In Verbindung mit Staatsmännern, Gelehrten, Künstlern und Technikern und unter der Redaction der Herren dr. L. Köhler und dr. Krause herausgegeben von H.J. Meyer. Diesem Wörterbuch des menschlichen Wissens sind beigegeben: 120 Bildnissen der bedeutendsten Menschen aller Zeiten, 60 Ansichten der merkwürdigsten Orte, die Pläne der grössten Städte, 123 Karten für alte und neue, geographische und physikalische Erdbeschreibung.’
Eenvoudiger was de titel der tweede uitgave, welke echter moeilijk een tweede druk in den eigenlijken zin kan worden genoemd, want deze bleek alleen te bestaan in verandering van den titel, meer bepaald bij de uitgave in deelen.
De eigenlijk tweede, officieel de derde, druk werd aangevangen in 1874 onder den titel: Meyers Konversations-Lexikon. Eine Encyklopädie des allgemeinen Wissens. Dritte gänzlich umgearbeitete Auflage. Mit geographischen Karten, naturwissenschaftlichen und technologischen Abbildungen. Het ‘geheel omgewerkte’ van dezen druk is geen phrase, zooals bij vergelijking met den tweeden of eersten druk spoedig blijkt; de meeste artikelen zijn òf verkort, òf bijgewerkt, waar dit laatste een vereischte was; enkele artikelen, waarmee te veel in bijzonderheden werd afgedaald, zijn geheel verwijderd. Behalve de gewone bijvoegingen, die op historisch of biographisch gebied uit den aard der zaak noodig waren, heeft vooral op technologisch gebied een aanmerkelijke uitbreiding plaats gehad; evenzeer is dit met het literarisch gedeelte het geval; welk een zorg hieraan is besteed blijkt o.a. uit de in het 16de deel voorkomende tabel: Literatur in synchronistischer Darstellung, waardoor men op zeer gemakkelijke wijze een overzicht heeft over de gelijktijdige letterkundige werken van naam zoowel uit de oudheid, de Middeleeuwen als den Nieuweren tijd. In de laatste kolom van deze tabel vindt men nog vermeld de voornaamste historische feiten, welke ongeveer gelijktijdig met de schepping van de letterkundige voortbrengselen gepaard gingen. De opmerking zal wel overbodig zijn, welk een rijke bron van studie zulk een tabel is.
Het opsommen van de verbeteringen van de derde uitgave in bijzonderheden ligt natuurlijk niet in ons plan; in het algemeen kan men zeggen, dat de redactie van vele artikelen beknopter, zakelijker is geworden, zonder schade te doen aan den vorm, terwijl het wetenschappelijk gehalte van het werk hooger staat dan van vroegere uitgaven. Per vel druks berekend is de uitgave iets kleiner dan
| |
| |
de vroegere druk, maar het scheen ons toe, dat er slechts ballast over boord is geworpen.
Achter elk deel komt een lijst voor van de medewerkers, een achtbare reeks van geleerden, wier namen genoemd mogen worden.
De kaarten zijn geheel nieuw en ten gevolge van den vooruitgang ook op dit gebied veel beter dan die van den tweeden druk. De atlas bestaat uit 100 kaarten in staal of chromolithographie; de ‘Kulturgeschichte’ kon ruimer voorzien zijn; zij heeft slechts 9 platen; beter komt de technologie weg met 65 platen. Uitstekend bewerkt zijn de platen in kleurendruk van de ‘Anatomie des Menschen’. Behalve de 385 platen en kaarten bevat het werk nog over de 1000 figuren in den tekst.
Voortaan zal elk jaar een supplement verschijnen, waardoor het werk op de hoogte blijft van den tijd. Daardoor is de uitgever tevens in de gelegenheid, die leemten aan te vullen, welke het werk heeft, want niets is volmaakt op de wereld. Zoo kon men b.v. verwachten, dat in een zoo uitgebreid werk niet alleen het aantal afgevaardigden zou worden opgegeven in den Oostenrijkschen Rijksraad, maar ook de verschillende cijfers naar de verschillende landen. De bepalingen, welke worden meegedeeld over de constituties van de verschillende landen, zijn verre van volledig en wij hadden hier èn meer uitvoerigheid èn meer duidelijkheid verwacht; van de groote landen van Europa ware de meedeeling wenschelijk, althans wat de voornaamste bepalingen betreft, van den tekst. Een tabel tot vergelijking zou ook hier een zeer nuttig werk zijn; eveneens van de wijze van verkiezing.
Het schijnt het lot van Nederland te zijn, om in buitenlandsche werken van dezen aard uit de tweede en derde hand te worden bediend; vandaar de onjuiste mededeelingen, vandaar de vermelding van zaken, die in zulk een woordenboek niet hooren; een zekere kleingeestige, vijandige strekking valt hierbij niet te miskennen, vooral bij Duitschers. Zoo lezen wij Bd. XVI, S. 546, dat onder Kappeyne niet alleen overeenkomstig het ontwerp van Heemskerk het aantal afgevaardigden is vermeerderd, maar ook de kiescensus verlaagd. De ‘levenswandel’ van den Prins van Oranje te Parijs doet hier niets ter zake; indien men dit onderwerp wilde behandelen, dan behoorde het thuis onder een afzonderlijk hoofd: de moraal van de vorstelijke personen. Wie den maker van dit artikeltje het praatje op den mouw heeft gespeld, dat Prins Alexander ‘unheilbar kränklich’ is, weten wij niet; maar het moest beneden de reputatie van een werk als dit van Meyer zijn, om zulke laffe, onware gezegden uit de Duitsche kranten over te nemen; men maakt zich daarmee belachelijk en doet schade aan het wel gevestigd krediet van zulk een werk.
Toch, overziet men het geheel, dan staat men verbaasd over den rijkdom van kennis, welke in zulk een werk is neergelegd. Welk een arbeid is er noodig geweest, om die kennis te verkrijgen, haar te brengen in dien vorm. Gaat men na, dat het grootste gedeelte van die kennis eerst vergaderd is in den nieuweren tijd, dan mag men zeggen, dat de mensch, wat men ook van hem bewere, zijn tijd goed heeft besteed.
K.
|
|