De Tijdspiegel. Jaargang 35
(1878)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– AuteursrechtvrijEen protest van Mr. J.A. Levy.Des Heeren Lotsy's Kant. Een protest door Mr. J.A. Levy, advokaat te Amsterdam. 's-Gravenhage. 1878.De kleine brochure, waarvan de titel hier wordt meegedeeld, voert tot motto de volgende woorden van Lichtenberg: ‘Wenn ein Kopf und ein Buch zusammen stossen und es klingt hohl, liegt denn das allemal am Buche?’ Wat Mr. Levy uit het mij onbekende werk des Heeren Lotsy citeert, doet mij vermoeden, dat de keuze van het motto niet geheel onverdiend is. Onder de denkbeelden des Heeren Levy zijn er sommige, waarmede ik wel, andere, waarmede ik niet kan instemmen. De Heer Levy voert protest tegen het dogmatisme, maar pleit tevens vóór het criticisme, vóór ‘de richting, die Kant deed zegevieren’. Maar is het juist gezien, dat men, in strijd met de lessen van Kant, op de klip van het dogmatisme verzeilt, zoodra men van ‘de ervaring’ en ‘de rede’ gewaagtGa naar voetnoot(*)? De ervaring is bij Kant een stelsel. Hij levert eene theorie der ervaring, tracht te verklaren, waarom er slechts ééne ervaring is, in welke alle voorwerpen door ruimtebetrekkingen samenhangen, alle gebeurtenissen door tijdsbetrekkingen met elkander in verband staan. En den sleutel tot de ééne ervaringswereld | |
[pagina 394]
| |
vindt hij in de inrichting van 's menschen kenvermogen, door middel van eene ‘Kritik der reinen Vernunft’. Op bl. 18 zegt Mr. Levy: ‘Scepticisme, als beginsel, is dogmatisch, dus gelijk ieder dogmatisme onhoudbaar. Scepticisme, als geestesrichting, is een doorgangspunt, waarmede men niet afsluit, maar waarmede men aanvangt.... Maar als zoodanig houdt het op scepticisme te zijn. Het heet alsdan: criticisme, en is juist de richting, die Kant deed zegevieren.’ Bij deze karakteristiek van het criticisme wordt het eigenaardige van Kant's philosophie uit het oog verloren. Of zouden de aangehaalde woorden minder juist zijn, indien Mr. Levy Cartesius in de plaats van Kant had genoemd? Bl. 24 geeft het volgende te lezen: ‘Wanneer de Londensche natuurvorscher Thomson beweert, dat het leven op onze planeet door middel van een meteoorsteen uit de lucht is komen vallen,.... dan grijpen wij, eer wij goedschiks gelooven, naar Kant's Kritik der reinen Vernunft als naar eene wapenrusting.’ Dit is een ‘protestatio actui contraria’. Want inderdaad grijpt de Heer Levy naar wapenen, uit het physisch arsenaal van Zöllner te voorschijn gehaald. Ik laat in het midden of het behoedzaam is eene ‘hypothese’, door natuurkundigen gelijk Thomson en Helmholtz als niet ongerijmd voorgedragen, met een paar woorden van Zöllner voor wederlegd te houden. Zöllner is een man, op wiens gezag een beoefenaar der geestelijke wetenschappen niet veilig kan afgaan, daar hij niet alleen voor de grootste geesten van zijn tijd enkel minachting koestert, maar ook zelf dwaze invallen heeft, die soms van veel vernuft, maar tevens van een ietwat krank brein getuigen. Ik wil even gaarne gelooven dat twee maal twee soms vijf zou zijn, als dat het Slade gelukt zou wezen onder Zöllner's oog in een touw zonder eind een echten knoop te leggen. Gaarne onderschrijf ik dan ook de woorden van Mr. Levy, wanneer hij zegt, dat ‘men met media, die kunststukken vertoonen, niet te voorzichtig zijn kan’. van der wijck. |
|