Eene samenvoeging, die haar nut heeft.
Het korps rijdende artillerie door Ajax, Arnhem K. van der Zande, firma Stenfert Kroese & van der Zande 1819/2 78.
Het Algemeen Handelsblad van den 23sten December 1877 bevatte een artikel, geteekend X, waarin een betoog werd geleverd over het wenschelijke van de instandhouding onzer Rijdende Artillerie, zij het dan ook met eenige wijziging. Het Algemeen Handelsblad van den 5den Januari daaraanvolgende bevat een veel korter artikel van l'homme gris, waarin het betoog van X werd wederlegd en de wenschelijkheid aanbevolen, om het korps rijdende artillerie op te heffen. Deze twee artikelen gaven aanleiding tot een derde, dat van Ajax. Aan wiens zijde schaart deze zich? Het pseudonym zegt het ons reeds: Ajax, de snelvoetige, die alleen door Achilles wordt overtroffen, zendt uit zijne hoofdstad Lokris, onder jaarteekening 2654, zijn protest in tegen de strekking van het laatste, tegen enkele punten van het eerste artikel. De snelvoetige wil natuurlijk het behoud onzer rijdende artillerie, maar tevens wijst hij op haar gebruik dáár, waar zij karakteristiek als zoodanig moet optreden. De drie dagbladartikelen, tot één geheel vereenigd, kunnen den oningewijden lezer een denkbeeld geven van de verschillende opinies, die omtrent dit gewichtig korps bestaan. Wij voor ons scharen ons geheel aan de zijde des ‘snelvoetigen’. Nieuwe gezichtspunten opent hij echter niet; zijne bewijsgronden hebben als zoodanig reeds jaren lang dienst gedaan, maar zij blijven niettemin even waar. Naar 'tgeen men hoort mompelen - want zekerheid bestaat er niet - is het lot der rijdende artillerie echter reeds in beginsel beslist, en wel in gunstigen zin. Indien dit waar is, dan is de samenvoeging dier tijdschrift-artikelen eene zeer nuttige zaak geweest, want velen zullen dan weder den steen werpen op den nieuwen Minister van Oorlog, die ook al de weelde in het leger blijft bestendigen. - Een onbevooroordeelde lezing dezer brochure zal hem, die verder kijkt
dan de geldquaestie, een blik doen slaan in den eigenaardigen werkkring van de rijdende artillerie en hij zal, hopen wij, daarbij tot de overtuiging komen, dat die weelde geene weelde is, maar eene allernoodzakelijkste behoefte.
m.c.u. huber.
Kapt. der Inf.
Maastricht, Mei '78.