kenden redenaar eens zijn, toch wordt men onwillekeurig meegesleept door den gloed zijner overtuiging, de diepte en den rijkdom zijner gedachten en de van fijnen smaak en aesthetische ontwikkeling getuigende beeldspraak.
Het artikeltje over ‘De Maine-wet’ van den Heer C.S. Adama van Scheltema bevat belangwekkende bijzonderheden over de ‘question brûlante’, of het mogelijk is, de dronkenschap door wetgevende maatregelen te bestrijden.
Dit stukje scheen ons toe, in de Magdalena goed op zijne plaats te zijn.
Misplaatst daarentegen achten wij hier: ‘Een nieuw stelsel’ van den Heer C.E. van Koetsveld. Deze bijdrage bevat eene niet van geest misdeelde charge tegen de sexueele moraal, maar het jaarboekje van het Asyl Steenbeek is, dunkt ons, niet de geschikte spreekkamer voor de behandeling van dit onderwerp.
Door vorm en inhoud bevelen zich voorts nog aan de volgende opstellen: ‘Over den naam homilie aan de christelijke kanselrede gegeven’, door Prof. Brill, ‘Een en ander uit Dante's Divina Commedia’, door H. Pierson en ‘Iets over Bunyan’, door A.W. Bronsveld.
Ook ‘Het verslag van den staat en de verrichtingen van het Asyl Steenbeek’ door den Heer H. Pierson is een goed geschreven stuk, uitmuntend gestileerd, aantrekkelijk door belangrijke opmerkingen en duidelijke uiteenzetting.
De schrijver van dit verslag heeft door zijne behandeling het dorre en droge, gewoonlijk van dergelijke verslagen onafscheidelijk, weten te vermijden. Zelfs waar hij uitweidt over de geriefelijkheden van het nieuwe gebouw, verstaat hij de kunst op amusante wijs over ventilatiekokers en dergelijke zaken te spreken.
Wel een treffend bewijs, dat de vorm niet onverschillig is, vooral wanneer men in een prachtjaarboekje schrijft. Hoe ongunstig steekt daarbij af het woord van hulde aan Petronella Voûte van den Heer J. Nobels! Deze heeft over een buitengewone vrouw, met een buitengewone levenstaak belast, niets anders weten te schrijven dan een zeer alledaagsch opstel vol common places.
Over de poëtische bijdragen slechts een enkel woord.
Niet eene van deze ontsiert het jaarboekje, maar ook geen enkele zal in het geheugen van ons volk blijven leven. Beets leverde een paar kernachtige coupletten, die evenwel te weinig gewicht in de schaal leggen, om meer dan een letterkundige aalmoes te kunnen heeten.