De Tijdspiegel. Jaargang 35(1878)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De waarheid in het leven. (Vervolg.) XIII. Hoor, hoor, de leewerk zingt. Hoor, hoor, de leewerk zingt, Hij roept ons juichend op, Zijn liefdezang helschettrend klinkt, Het koolzaad schudt den kop, Zijne geele bloemen trillen, Wie blijft nog dom verspillen Den tijd in 't bed.... 't is niet gezond, De morgenstond heeft goud in den mond. [pagina 392] [p. 392] Ach, ach, ik hen zoo mat, De leewerk zinge 't lied, Het koolzaad drage een rijken schat, Ze droomen 's nachts toch niet. Maar 'k wil niet langer slapen, Den tijd verdoen met gapen, Vroeg uit het bed.... dat is gezond, De morgenstond heeft goud in den mond. Waar, waar, volschoone droom, Zijt gij nu heengegaan? Daar druppelt van den wilgenboom De dauw met traan bij traan. O kon ik stille weenen, Ach, traanloos stap ik henen, Snel op den gang.... dat is gezond, De morgenstond heeft goud in den mond XIV. Boer peters dochters. Boer Peters dochters slapen lang, Het veld ligt braak en leeg; Ze minnen jok en lediggang, Het onkruid groeit vandeeg. Ze drentlen lachend naar de stad, Het veld ligt braak en leeg; Daar wordt haar kleed met wijn bespat, Het onkruid groeit vandeeg. Ze leefden daar in lust en praal, Het veld ligt braak en leeg; En stierven in een hospitaal, Het onkruid groeit vandeeg. emanuel hiel. (Wordt voortgezet.) Vorige Volgende