genoegzaam allen in den lande in vergetelheid verzonken was, op nieuw in het klaarste daglicht gesteld. En zie, dat is met behulp der ontwaakte geestdrift van tal van Nederlandsche begunstigers en beschermers de uitkomst geweest van een arbeid van 6 jaren, volvoerd door een oud man die, ofschoon toen reeds 60 jaar, als bij wonderbare ingeving gedrongen werd de hand te slaan aan den reusachtigen ploeg, die het 250 jaar braakliggend veld beproeven moest te ontginnen. Hoe wonderbaar die poging gezegend is geworden voelt de oude man; doch voelt nu zijn kracht bezwijken, al blijven hem de stichting en de uitkomsten onzer vereeniging de krone zijns ouderdoms.
Zou Nederland al dat zoo heerlijk aangewonnene weder verloren willen laten gaan, wanneer ik mijn hand (en wellicht reeds spoedig) van den ploeg moet terug trekken?
Dat verhoede God!’
De hand is verstijfd, maar niet vóórdat zij den moeielijken arbeid, met onverdroten ijver aangevangen en met ijzeren volharding voortgezet, voltooid had. In het schemerachtig verleden ontstak ze licht en wees ons zegevierend op den vergeten vaderlander, aan wiens voortreffelijk muzikaal genie men, benevens den goddelijken Bach, een rij van beroemde toonkunstenaars dankt. Voor deze gewichtige ontdekking komt der Vereeniging voor Nederland's muziekgeschiedenis groote lof toe, want met recht kan een volk roem dragen op de groote mannen, die het voortbracht. Welk een hoog standpunt Noord-Nederland reeds vroeg op muzikaal gebied innam, is lang algemeen beleden. ‘Den Niederländern,’ schrijft Paul Frank in zijne geschiedenis der toonkunst, ‘war es vorbehalten, die Harmonie zuerst in weiteren Kreisen zu verbreiten und darin Lehrer für ganz Europa zu werden.’ Onder den Hertog van Bourgondië ging de bloei van ons land gepaard aan den bloei der muziek. De leer van het contrapunt had er een nieuw licht over verspreid, men paste ze toe op de compositie van meerstemmige volksliederen, maar zonder tot klaarheid te zijn gekomen over de zelfstandigheid der melodie. Een nieuwe schitterende ster aan den muzikalen horizon zou hierin verandering brengen. Sweelinck werd geboren en door hem trad de muziek een nieuw tijdperk van bloei en vooruitgang in. Welk een begaafd toonkunstenaar ons vaderland in hem bezat, hoeveel hij tot de vorming der Duitsche muziekreuzen bijdroeg, en welke moeielijkheden en offers zich de Vereeniging getroostte om deze verleden vaderlandsche grootheid aan de vergetelheid te onttrekken, vinden we in de Biographische schets van den Hr. Tiedeman zoo nauwkeurig mogelijk vermeld. Met voldoening kunnen de waardige en begaafde ontginners van het 250 jaar braakliggend veld dan ook getuigen, dat zij niet tevergeefs de hand sloegen aan den reusachtigen ploeg, want de nieuwe vrucht, die zij hebben ingeoogst,
strekt onze muziekgeschiedenis tot zulk een schitterend en kostbaar sieraad, dat ze overal de aandacht moet trekken. Sweelinck onderrichtte Scheideman,