De Tijdspiegel. Jaargang 35
(1878)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– AuteursrechtvrijGeschiedenis van den dag.De Russisch-Turksche oorlog en de Krimoorlog.Niet altijd biedt de geschiedenis zulke treffende punten van vergelijking aan als dit thans het geval is met den Russisch-Turkschen oorlog en den Krimoorlog. Nog geen volle vijfentwintig jaren liggen tusschenbeiden en toch, welk een verschil aan den eenen en welk eene overeenkomst aan den anderen kant! Rusland werd toen geregeerd door den meest autocratischen vorst van Europa, den eigenzinnigen, onverzettelijken Czaar Nicolaas. Als echten Rus was hem de traditioneele politiek van de verovering van Turkije en het planten van het Grieksche kruis op de Sophia-kerk te Konstantinopel dierbaar. De tijden, zoo dacht de Czaar en zijn omgeving, waren gunstiger dan ooit om het nationale program te verwezenlijken. Turkije moest worden vergeleken bij ‘een zieken man’, en 't was beter nu de erfenis te verdeelen dan later; de omstandigheden waren zoo voordeelig, dat men niet meer op zulk een buitenkansje kon rekenen. Europa was nog moede van de omwentelingsstormen van '48, en zoowel de groote als de kleine Mogendheden hadden volop te doen met haar binnenlandsche aangelegenheden. Was de verhouding tot den aartstegenstander, Engeland, zoo intiem dat er gemoedelijk kon worden gesproken over het deelen van de erfenis van ‘den zieken man’ - Egypte en Kandia werden aangeboden - van Frankrijk meende Nicolaas wel niets te vreezen te hebben, want de nieuwbakken Keizer moest eerst nog doen vergeten, dat hij van afkomst een avonturier was. Duitschland met zijn legkaart van staten en staatjes was spreekwoordelijk onmachtig; de niet belanghebbende Mogendheid Pruisen was met vriendschapsbanden aan het Russische hof verbonden, terwijl Oostenrijk zonder twijfel naar een gelegenheid zocht, om zijn dankbaarheid te toonen voor de hulp, verleend bij de onderdrukking van den opstand der Hongaren. Keizer Nicolaas gevoelde zich als een gezaghebbende mentor in de hooge Europeesche wereld; Rusland was in '48 van de omwenteling | |
[pagina 285]
| |
verschoond gebleven, maar de Czaar kon toch van harte zich mede verheugen over de zegepraal der reactie, want door zijn toedoen was de roode fakkel in Hongarije gebluscht. Voorwaarts derhalve met het traditioneele Russische program, de vlerken van den adelaar uitgebreid om de ‘sleutels’ te halen van het Moscovitische rijk, en Konstantinopel aan de Osmanen te ontrukken. Dat doel werd echter niet meer of minder open erkend, met geographische, strategische of historische gronden gestaafd, - neen, de Moscovitische despoot hulde zich in het kleed der menschlievendheid en der godsdienstigheid. Alleen ter wille van een allernoodzakelijkste bescherming van de Christelijke geloofsgenooten moest de Russische Keizer de protector worden van Bulgarije, Servië, Bosnië, Moldavië en Walachije, en verder waarborgen hebben voor de rechten van de Grieksche kerk in het Turksche Rijk en, om den schijn te vergrooten, dat het alleen om de heilige belangen van den godsdienst te doen was, werd het Heilige Graf te Jeruzalem op den voorgrond gesteld. Wanneer die waarborgen eenmaal waren verleend, wanneer de Czaar de formeele beschermer van alle Christenen in Turkije was, dan moest de rest vanzelf volgen; men had dan telkens gelegenheid tot inmenging in de Turksche zaken; de Sultan was ten opzichte van een groot deel van zijn onderdanen onder voogdij geplaatst; de verdrijving van den onder curateele geplaatsten ‘zieken man’ was dan slechts een quaestie van tijd geworden, waarvan men de oplossing gerust aan de toekomst kon overlaten. Nu bleek echter spoedig, dat Keizer Nicolaas zich deerlijk vergiste in de opvatting, die anderen hadden van zijn plannen. Men geloofde niets van zijn christelijkheid, niets van zijn menschlievendheid en verklaarde, dat het verlangde protectoraat slechts een andere vorm was voor de begeerde heerschappij over de landen van den Sultan; christelijk was het niet om een erfenis te willen inpalmen van een man, wiens ziekte eigenlijk zetelde in het brein van zijn geneesheer en die daarom nog lang kon leven. Voor zoover men dus in '53 van de Russische plannen hoorde, werd daarover geen gunstig oordeel uitgesproken; men mompelde van huichelarij, en de Czaar had schier de heele publieke opinie in Europa tegen zich. De misrekening ten opzichte van de houding, die de Westersche Mogendheden zouden aannemen, bleek even groot te zijn als die betreffende de onnoozelheid in het begrijpen van de Russische plannen. Wilde de Engelsche Regeering niets van die plannen weten, Keizer Napoleon gaf door het zenden van zijn vloot naar de Oostersche wateren spoedig het bewijs, dat hij voornemens was zich krachtig te doen gelden. De Czaar zette zijn plannen door, maar hij wikkelde zich in den ongelijken strijd met drie en een halve groote Mogendheid, Turkije, Frankrijk, Engeland en Sardinië, terwijl Oostenrijk, door hem den voet dwars te zetten aan den Donau, voor een vijfden vijand kon gelden. | |
[pagina 286]
| |
Den uitslag kent men; lang duurde de oorlog; den 1sten October '53 verklaarde Turkije den krijg aan Rusland, en den 4den November daaraanvolgende verscheen het Russische oorlogsmanifest; Engeland en Frankrijk traden echter eerst den 28sten Maart '54 in het strijdperk tegen Rusland. De moorddadige belegering van Sebastopol alleen duurde elf maanden; Keizer Nicolaas stierf van verdriet den 2den Maart '55, en eerst den 30sten Maart '56 werd de vrede van Parijs gesloten; de oorlog had Rusland schatten gekost aan geld en menschenlevens, maar het deelde het lot van den overwonnene; het werd teruggedrongen, een landstreek aan den Donau moest worden prijs gegeven en, in plaats van den ‘sleutel van het huis’ te krijgen, werd Rusland in de Zwarte Zee - zijn zee - aan ketenen gelegd. Men berekent, dat de Krimoorlog in het geheel heeft gekost 784091 menschen en 8500000000 francs. 't Is veel, maar de Westersche staatslieden van die dagen waren toch tevreden; zij hadden den oorlog ondernomen met het doel om Europa te redden, en dat doel was bereikt; Turkije's voortbestaan was noodig voor ‘het evenwicht’ van Europa en het Ottomanische Keizerrijk bleef, en daarmee werd het beschaafdste werelddeel voor uiteenspatting behoed. Toch school ook hier weder een angel in het gras; een rijk, dat de verhevene bestemming heeft van een geheel werelddeel in evenwicht te houden, moet - dus zou men meenen, - krachtig gemaakt worden; men zette dan ook in het tractaat van Parijs de onschendbaarheid en onafhankelijkheid van het Ottomanische Rijk, maar voegde er in één adem bij, dat al de Christenen van dat rijk in Europa, het grootste deel, onder bescherming zouden komen van - al de groote Mogendheden; de wig derhalve, welke Rusland wilde drijven in het vervallen Turksche staatsgebouw, werd den Czaar uit de handen genomen, - om haar op een andere plaats met zooveel handen te meer gezamenlijk in te beuken. Ook hier dus weder dezelfde inconsequentie van de Westersche staatslieden, waardoor de behandeling van de Oostersche quaestie zich in elk tijdperk heeft gekenmerkt; in plaats van één voogd kreeg ‘de zieke man’ er zes.
Toen Keizer Alexander II den troon besteeg, heette het dat hij den Krimoorlog alleen voortzette, om dezen tot een fatsoenlijk einde te brengen; de schim zijns vaders verbood hem terstond vrede te sluiten, maar men twijfelde er niet aan, of zijn hart gruwde van den oorlog. De ervaring leerde spoedig, dat men zich in die opvatting niet had vergist; Alexander II was de vredevorst; hij wijdde zich aan de binnenlandsche hervormingen en ondernam het reuzenwerk van de afschaffing der slavernij; de aandacht scheen geheel afgeleid van het Balkan-schiereiland en uitsluitend gericht op uitbreiding in Midden-Azië, niet zoozeer om veroveringen te maken, of de Engelsche be- | |
[pagina 287]
| |
zittingen in Indië te bedreigen, maar om nieuwe handelswegen te openen. De werkzaamheid des Keizers bepaalde zich, wat het buitenland betreft, tot het doen vaststellen van regelen voor het humaniseeren van den oorlog, ten einde in de toekomst aan deze furie haar barbaarsch karakter te ontnemen. Bij verschillende gelegenheden werd de vredezucht van den Czaar op de proef gesteld en trouw bevonden. Na den Krimoorlog was Rusland het meest verbitterd op Oostenrijk, dat ‘door zijn ondankbaarheid de wereld had verbaasd’; toch merkte men in '66 geen spoor van de zucht naar wraak, toen de Pruisisch-Italiaansche oorlog een uitstekende gelegenheid aanbood, om het trouwelooze Huis van Habsburg met dezelfde munt te betalen. Ja, wat men na '56 een onmogelijkheid had geacht, geschiedde na '70; door Bismarck's bemiddeling werd zonder zoenoffer de vrede gesloten tusschen Rusland en Duitschland, en Oostenrijk opgenomen in het drie-Keizersverbond, dat volgens honderd getuigenissen alleen den vrede van Europa ten doel had. Herhaalde persoonlijke ontmoetingen van de vorsten bevestigden dat verbond, en wanneer er ook al eens wolken aan den horizon dreigden, dan had men genoeg vertrouwen in het loyale karakter van den Russischen vorst, om straks aan den terugkeer van een helderen hemel te gelooven. Zal men nu na de ervaring van het laatste jaar het karakter van Keizer Alexander voor leugenachtig verklaren en beweren, zooals van zekere zijde weleens gedaan wordt, dat de vorsten zijn de trouwelooste der menschen, steeds gereed het bloed der volkeren te plengen om aan eigen eerzucht te voldoen? Zonder twijfel neen; de geschiedenis van Rusland en van den Russischen Keizer in de laatste jaren moet veeleer dienen, om van zulk een oppervlakkige beoordeeling der geschiedenis voor goed te genezen. De heerschappij der vorsten strekt zich zelfs in het autocratische Rusland lang zoover niet uit als de democraten droomen; Keizer Alexander is naar alle teekenen werkelijk de vredevorst, en zijn melancholische aanleg heeft hem hoogst waarschijnlijk in dezen oorlog meer doen lijden dan menigen Rus; hij is en wordt gedreven door den volksstroom, door de traditioneele Russische politiek, die sedert eeuwen en - zooals wij vroeger gezien hebben - op goede gronden met kracht streeft naar het bezit van Konstantinopel, ‘den sleutel van het Russische huis’, naar het geheele vrije bezit van de Zwarte Zee en van de zeeëngten, welke deze verbinden met de Middellandsche Zee. Aan den Krimoorlog heeft in zeker opzicht de hardvochtige Nicolaas evenmin schuld als de zachtmoedige, slavenbevrijdende Alexander; een vorst, zal hij vorst zijn, is de spits van zijn volk, zijn daden zijn weinig persoonlijk, zij weerspiegelen het leven en streven van het volk. De afleiding van de traditioneele Russische staatkunde in binnenlandsche hervormingen of in Centraal-Azië is slechts schijnbaar geweest; of Nicolaas of Alexander, of oorlogzuchtig of vredelievend vorst, | |
[pagina 288]
| |
de natuurlijke stroom loopt nu eens voortbruisend voor aller oog, straks, wanneer hij op de oppervlakte voor een wijl gestuit wordt, onder de aarde door met onbezweken kracht. Men heeft Peter den Groote, Katharina II genoemd als de scheppers van de traditioneele Russische politiek, maar ook dit is slechts in zooverre juist, als in hen tot bewustzijn kwam, wat het Russische volk wilde, wat het moest willen, wanneer het zich ontwikkelde tot boven het leven naar instinct. Het willen van het Russische volk is het gevolg van zijn geographische ligging, en al worden er nog twintig oorlogen gevoerd, die den Krimoorlog in vernedering van Rusland overtreffen, steeds zal het vragen, eischen en goedschiks of kwaadschiks nemen ‘den sleutel van zijn huis’. Daarom is de staatkunde van Rusland rationeel; zij is een natuurnoodzakelijkheid; de politiek van de Westersche Mogendheden is irrationeel, omdat zij geen rekening houdt met nooddwangs ijzeren wet.
Wij zeiden straks, dat de rust in de Russische traditioneele politiek na den Krimoorlog slechts schijnbaar was; inderdaad, het eeuwenoude werk werd met dezelfde list en sluwheid voortgezet. De verschillende Slavische volksstammen onder de Turksche heerschappij moesten de een na den ander worden opgezet, het onafhankelijkheidsgevoel ontwikkeld om daarna de verschillende groepen zelfstandig te verklaren; de oprichting van elk nieuw vorstendom van dien aard was als 't ware een loopgraaf ter belegering van Konstantinopel. Kon Rusland het helpen dat de grond, waarop het bouwde, voor zijn doel zoo dankbaar was en het werk zoo gemakkelijk ging? Was het Rusland's schuld, dat de Turksche regeering dikwijls met weergalooze domheid de hand leende om de Russische plannen te bevorderen? Na den Krimoorlog verschenen weldra weder de Russische agenten, meest in de gedaante van consuls, om den Slaven in Turkije te prediken van het heerlijke, paradijsachtige leven onder Russische heerschappij. De Rumenen waren reeds zoover, dat de band, die hen aan den Sultan bond, weinig meer dan in naam bestond; Vorst Karel van Hohenzollern bekommerde zich in het geheel niet om zijn leenheer. Dientengevolge was de weg voor de Russen vrij tot aan den Donau, want iedereen kan vooraf wel begrijpen, dat de half of heel zelfstandig verklaarde vorstendommetjes slechts Russische voetvegen zouden zijn, wanneer het eigenbelang van het Czarenrijk op het spel stond. Over den Donau kwam de beurt aan de Bulgaren, een der zonderlingste mengsels van de Slavische volksstammen. Nu gaat in het Oosten de kerkelijke of godsdienstige quaestie steeds aan de politieke vooraf en beheerscht deze in zeer hooge mate. De Bulgaren behoorden tot de Grieksche kerk en stonden onder de geestelijke opperhoede van den Griekschen patriarch van Konstantinopel. Deze was echter - het ligt in den aard der zaak - altijd voor een deel afhankelijk van | |
[pagina 289]
| |
den Sultan en ook in zijn kerkelijke beweging niet vrij. Het eerste werk moest derhalve zijn, de kerkelijke zelfstandigheid te verkrijgen voor de Bulgaren; die zelfstandigheid was echter slechts een naam, want de afhankelijkheid van den Russischen patriarch werd daarna des te grooter. De Russische intriges nu gelukten in dat opzicht zoo goed, dat de Porte in '67, ruim tien jaren na den Krimoorlog, een firman uitvaardigde, waarbij de zelfstandigheid van de Bulgaarsche kerk werd erkend onder den naam van Bulgaarsch Exarchaat; de Bulgaren verkregen hierbij vrijheid hun geestelijk opperhoofd zelf te kiezen. De Grieksche patriarch te Konstantinopel zag dieper dan de Turksche regeering; hij weigerde het Bulgaarsche Exarchaat te erkennen, te meer omdat de bepalingen voor de Bulgaren zoo gunstig waren, dat daar, waar de Grieksche of Helleensche bevolking niet de meerderheid had, deze aan de Bulgaren dreigde te worden opgeofferd en daarmee geheel te komen onder Russischen invloed. De pogingen van den Griekschen patriarch te Konstantinopel hadden echter weinig succes, want de zaak bleef in 't eind zooals ze was; alleen merkte men op, dat de sinds eenigen tijd begonnen verkoeling tusschen de Grieken en de Russen merkbaar toenam; te Athene werd de Russische invloed gelijk nul. De Bulgaren daarentegen begonnen het uiterlijk aan te nemen van een groote, verdrukte natie; dat ging hun wel zoo bijzonder goed niet af, maar zij behoefden ook slechts de Russische leermeesters na te praten. Wanneer men op deze wijze de zaken beschouwt in verband met elkander, den draad der geschiedenis volgt, ook daar waar hij schijnbaar is afgebroken, zal men ten opzichte van de oorzaak van den opstand in Bosnië in het najaar van '75 niet lang in het onzekere verkeeren; is het wellicht moeilijk uit te maken, of de Russische agenten de onmiddellijke aanstokers waren van dien opstand, indirect ligt het verband geheel voor de hand. Het bewijs voor de medeplichtigheid van de Russische Regeering in den opstand zal wel nooit met de stukken kunnen worden geleverd, maar het doet tot de zaak eigenlijk weinig af, of zij 't is of de panslavistische dwepers, die aan het roer stonden, want wij hebben hier te doen met dezelfde compagnie, die onder verschillende benamingen den politieken handel drijft. Een gewone volksbeweging zou gemakkelijk te onderdrukken zijn geweest, maar juist ten gevolge van den achtergrond moesten alle pogingen tot bemiddeling schipbreuk lijden. Het eenige middel was geweest, dat de Oostenrijksche troepen onmiddellijk na de mislukte onderhandelingen der consuls in September '75 Bosnië en Herzegowina bezetten, want dan had men gelegenheid de Russische raddraaiers op te vangen. De daarna gevolgde opstand in Bulgarije - kostelijke vrucht van het Exarchaat - de Servische oorlog, voor een goed deel met Russische soldaten gevoerd, het zijn allen stralen van hetzelfde licht, een naar de veranderde tijds- | |
[pagina 290]
| |
omstandigheden gekleurde herhaling van het Russische program vóór den Krimoorlog.
Wij hebben vroeger uitvoerig de verschillende diplomatieke phasen van den tegenwoordigen Russisch-Turkschen oorlog behandeld: eerst het hervormingsplan van Andrassy, toen het Berlijnsche Memorandum en eindelijk de Konstantinopelsche conferentie; wanneer men nu deze verschillende stukken met elkander vergelijkt, dan ontdekt men daarin telkens een grootere toenadering tot het Russische program; men begon met de invoering van uitgebreide hervormingen onder toezicht van een gemengde commissie, en eindigde met de autonomie van de Slavische provincies, terwijl de Russische diplomaten, om de aandacht van het woord autonomie af te leiden, de discussie uitsponnen over de vraag, of de autonomie niet alleen een administratieve maar tevens een politieke zou zijn. Al de Mogendheden waren 't daarover eens, dat er zou worden verleend geheele administratieve autonomie van Bulgarije en Bosnië, onder Christelijke gouverneurs, met medewerking en toezicht van de Mogendheden; de oorlog is eerst ontbrand op de weigering der Porte om hierin toe te stemmen, omdat haar bij die regeling slechts een schijn van gezag zou overblijven; de Porte rekende bij die weigering zonder twijfel op de oneenigheid der Mogendheden, van welke Oostenrijk en Engeland haar in 't eind wel niet in den strijd tegen Rusland in den steek zouden laten. Heeft de Porte dit werkelijk gedacht, dan moet men van haar getuigen, dat zij zich een te goede meening vormde van het logisch handelen van de Europeesche Mogendheden. Vergelijkt men '75 met '53, dan staat men verbaasd over zulk een snelle verandering in de Westersche politiek binnen een tijdvak van nog geen 25 jaren; in '53 moest Turkije als groote Mogendheid blijven bestaan, omdat het voor ‘het evenwicht’ van Europa niet kon worden ontbeerd; Frankrijk, Engeland, Italië en Oostenrijk snelden te hulp om den Noordschen beer terug te dringen, en zij gaven millioenen guldens en duizenden menschen om Rusland's macht te fnuiken en zulke vredesbepalingen te verkrijgen, dat het arme Turkije vooreerst niets te vreezen zou hebben; Rusland moest een deel van Bessarabië afstaan en werd in de Zwarte Zee aan ketenen gelegd - ketenen, die trouwens in '71 door een nota van Gortchakoff voor afgedaan werden verklaard. 't Is waar, in '75 vroeg Rusland niet het protectoraat over alle Christenen in Turkije, maar het wist de toestemming der Mogendheden te verkrijgen voor een nog erger feit: de zelfstandigverklaring van twee Turksche provincies, en wel zoo dat de Porte weinig meer dan den schijn van gezag daarover behield. Het verschil is niet groot; op deze wijze werd het protectoraat van den Czaar over de Christenen in Turkije zeker overbodig. | |
[pagina 291]
| |
De vraag rijst nu vanzelf op: wat is de reden van deze Europeesche verandering? Vijfentwintig jaren geleden zette de oprakeling van de dusgenaamde Oostersche quaestie Europa in vuur en vlam; Oostenrijk, Engeland, Frankrijk, Italië waagden millioenen om Rusland terug te dringen, en diezelfde Mogendheden werkten nu mede om de verwezenlijking te verkrijgen van het Russische program. De beantwoording van deze vraag, de verklaring van deze groote tegenstrijdigheid is minder moeilijk dan zij schijnt. In de eerste plaats moet men in aanmerking nemen, dat de Krimoorlog vooral was een politieke oorlog; althans wat Frankrijk en Italië betrof, die juist aan den Krimoorlog de kolossale uitbreiding geven. Oostenrijk heeft zich steeds beangst gemaakt voor de vestiging van de Russen aan den Donau en voor de uitbreiding van de Zuid-Slavische beweging; beide op zeer goede gronden; de vrije vaart op den Donau is een levensquaestie voor den Oostenrijk-Hongaarschen handel, en zoolang Duitschers en Hongaren op kunstmatige wijze heerschappij voeren over de Slavische bevolking, welke de meerderheid vormt in Oostenrijk, moet het ontstaan van krachtige Zuid-Slavische staten op de Oostenrijksche grenzen nadeelig terugwerken op het rijk der Habsburgen. Engeland's positie in de Oostersche quaestie wordt bepaald door de oude aanmatiging van de alleenheerschappij ter zee; is de vaart door de Dardanellen vrij voor de Russische oorlogsschepen, dan verliezen Gibraltar en Malta veel van hun waarde, vooral sedert het kanaal van Suez ook een andere gelegenheid aanbiedt om de Indische zee te bereiken. Overmacht wordt in de wereld echter slechts zoolang gehandhaafd als er evenredige kracht voorhanden is, en Engeland gevoelt, dat het die niet meer bezit; Engeland is als de man, die zijn geld heeft verdiend en op jaren gekomen is; het is traag geworden en houdt boven alles van rust, van vrede; zeer sterke prikkels zijn noodig om het te bewegen tot daden. Het voert den oorlog liefst met en op papier, vandaar dat het in '53 lang weifelde, vóór het overging tot dadelijkheden; was de vriendschap tusschen Palmerston, die de plaats van Aberdeen innam, enden nieuwen Franschen Keizer - bij de gratie van den staatsgreep - niet zoo innig geweest, wellicht zou het gebleven zijn bij het heen en weder varen van de Engelsche vloot voorbij Konstantinopel. Frankrijk heeft echter altijd minder belang gehad bij de Oostersche quaestie, en waar het voor de zoogenaamde Katholieke belangen tegenover de Grieksche optrad, geschiedde dit om een bepaalde binnenlandsche, politieke oorzaak. De oorzaak bij Napoleon was echter dat hij, die onder de vorsten van den bloede nog altijd als een parvenu werd beschouwd, zich door middel van dezen oorlog een positie wilde veroveren en tevens door een nieuwe internationale verbintenis de tractaten van 1815 geheel van de diplomatieke tafel verwijderen, deze zoo mogelijk uit het geheugen wisschen. Daarvoor werd het Fransche bloed | |
[pagina 292]
| |
in de Krim gestort als water en het land opnieuw in schuld gedompeld. Met Sardinië had men hetzelfde geval; het wilde den grooten weg op en Cavour begreep, dat er geen beter middel was om tot de tafel der groote heeren te worden toegelaten, dan in dezen zonderlingen oorlog zijn hulp aan te bieden; met het oog op de nationale plannen was het wenschelijk, met de groote Mogendheden op een goeden voet te komen, en met name Frankrijk en Engeland aan zich te verplichten; als deelgenoot aan den oorlog zou Italië ook optreden op het Congres, waarop de Oostersche quaestie zou worden geregeld en het was wat waard daarmede gemachtigd te zijn tot het sluiten van een internationale verbintenis, naast de vertegenwoordigers van den ouden gehaten tegenstander, Oostenrijk. Men kan den ouden Czaar Nicolaas niet ten kwade duiden, dat hij zulke berekeningen over 't hoofd had gezien, toen hij meende, dat West-Europa genoeg met zichzelf te doen had, om hem den Oosterschen maaltijd niet te bederven. In '75 kon Keizer Alexander zich geheel andere en betere berekeningen laten voorleggen. De oorlog van '70 heeft, behalve den parvenu op Frankrijk's troon, ook de vermakelijke leer van het politiek evenwicht van Europa begraven, een leer, die zoo dikwijls had moeten dienst doen, waar gebrek aan deugdelijke redenen bestond voor politiek geknoei. Frankrijk was voor 't oogenblik machteloos geworden, deels door de Duitsche slagen, deels door binnenlandsche verdeeldheid; de eenheid van Italië was voltooid en daarmee het einddoel bereikt van de wenschen van Sardinië; hier had men dus niets te vreezen. In het midden van Europa was het machtige Duitschland verrezen, dat door verschillende banden aan het Russische keizershuis was verbonden en van 'twelk zich liet verwachten, dat het minder ondankbaar zou zijn dan Oostenrijk in '53. Was niet met het Habsburgsche keizerrijk de oude vriendschap hersteld en gaf het drie-Keizersverbond geen waarborg, dat er onder bemiddeling van Duitschland geen gevaar aan den Donau was te vreezen? De tijden waren al te gunstig voor Rusland, om in Gortchakoff niet het plan te doen rijpen de Oostersche quaestie opnieuw op het tapijt te brengen en het Parijsche tractaat van '56 aan stukken te scheuren, om de flarden te offeren aan de schim van den heiligen Nicolaas. De veranderde politieke verhouding buiten direct verband met de Oostersche quaestie is echter wel de eerste, maar niet de eenige reden voor de geheel andere opvatting van het traditioneele Russische program door de Europeesche diplomaten. Voor een deel hebben wij deze ook toe te schrijven aan het gewijzigd inzicht van Europeesche Mogendheden, of - want wellicht is deze uitdrukking niet geheel juist - aan het besef, waartoe deze Mogendheden gekomen zijn, dat er weinig kans is om haar opvatting van de oplossing der Oostersche quaestie te zien zegevieren. Het oproeien tegen den stroom is ver- | |
[pagina 293]
| |
moeiend, en het ligt nu eenmaal in den loop der tijden, dat het water naar den Russischen molen wordt gestuwd; de nationale beweging onder de Zuid-Slaven moest ook zonder Russische inmenging toenemen in dezelfde mate als het Turksche rijk sneller verviel, en bij al het geroep over het politiek evenwicht van Europa en in verband daarmee het betoog van de noodzakelijkheid van het voortbestaan van Turkije als groote Mogendheid, is het verval van het Ottomanische keizerrijk zóó snel, dat de moed vergaat om het te steunen; nu en dan vernemen wij in de kranten nog het nagewauwel van de oude beschouwing van de macht en de beschaving der Turken, maar wanneer men gaat rekenen met de feiten der laatste jaren, dan kan de slotsom niet gunstig zijn; zeker, het sterven van volken gaat bij eeuwen, en Turkije kan nog menig bewijs van betrekkelijke kracht geven, vóór het den adem uitblaast, maar tot bloei is dit rijk wel niet meer te brengen. En wanneer nu op de conferentie te Konstantinopel de gemachtigden der Westersche Mogendheden feitelijk een streep haalden door het Parijsche vredestractaat van '56, dan voegden zij eigenlijk slechts een nieuwe inconsequentie bij de vele, die zij reeds in deze zaak hebben begaan. ‘In '53 - aldus zouden wij de Russische gevolmachtigden te Konstantinopel sprekende kunnen invoeren, - in '53 hebben wij voorgesteld ons het protectoraat te verleenen over de Christenen in Turkije; toen hebt gij niet gewild en zijt geëindigd met te zeggen: wij zullen allen protectors zijn. Nu hebt ge de vruchten van uw politiek; die bescherming in woord en schrift is niet voldoende; de ervaring bewijst dat er meer noodig is, er moeten instellingen worden gemaakt, die daaraan beantwoorden; wilt ge het algemeene protectoraat behouden, - noemen wij het liever contrôle - ook goed, voor Turkije is dat erger, want één voogd is minder erg dan zes, en wij zullen er de vruchten wel van weten te plukken.’ Turkije weigerde mede te werken tot de uitvoering van het Russische program, en daarmee was de oorlog onvermijdelijk geworden en het is merkwaardig, dat Rusland dien oorlog verklaarde ongeveer met hetzelfde christelijke praatje, dat reeds in '53 dienst deed; toen gaf dit aanleiding tot den Krimoorlog; nu kon Rusland, en niet zonder recht, zeggen, dat het optrad als de uitvoerder van den wil en de besluiten der Europeesche Mogendheden. Inderdaad, Gortchakoff, de Russische Rijkskanselier, heeft succes van zijn werk en de wijze waarop hij zijn Westersche collega's heeft om den tuin geleid, zal nog menigmaal het nageslacht amuseeren.
Kon men nu, na al hetgeen er gebeurd is, niet verwachten, dat de eischen van Rusland bij de vredesvoorwaarden verder zouden gaan dan de besluiten van de conferentie van Konstantinopel, het Berlijnsche Memorandum of het hervormingsontwerp van Andrassy? Zoo onnoozel | |
[pagina 294]
| |
zal men toch niet zijn om te denken, dat een rijk een grooten, uitputtenden oorlog voert, zonder in geval van succes gebruik te maken van de gunstige gelegenheid om zich te verzekeren van de voordeelen, die eruit voortvloeien? Niets natuurlijker van het standpunt van Rusland dan dat het de lijnen, door de Westersche Mogendheden mede geteekend, nog wat aanstipt en voortzet. En juist dit zien wij bij de algemeene grondslagen, waarop 31 Jan. de wapenstilstand is gesloten; zij zijn van den volgenden inhoud; daar waar de lijnen zijn doorgetrokken, hebben wij duidelijkheidshalve gespatieerd: 1o Bulgarije wordt met dezelfde grenzen, die blijken uit de meerderheid van de Bulgaarsche bevolking en in geen geval enger zullen zijn dan die, welke op de conferentie van Konstantinopel zijn aangewezen, verheven tot een zelfstandig, schatplichtig vorstendom met een nationale Christelijke regeering en een militie bestaande uit de burgers van het land. Het Turksche leger zal (behoudens enkele punten, die in gemeen overleg nader zullen worden aangewezen), niet meer in Bulgarije verblijf houden. 2o De onafhankelijkheid van Montenegro moet worden erkend; Montenegro zal een vergrooting van grondgebied verkrijgen, gelijkstaande met hetgeen het lot der wapenen in de handen van Montenegro heeft gebracht; de definitieve grenzen zullen later worden vastgesteld. 3o De onafhankelijkheid van Rumenië en Servië zal worden erkend. Aan het eerste wordt een genoegzame schadeloosstelling in gebied, aan het laatste een wijziging van de grenzen verzekerd. 4o Bosnië en Herzogewina verkrijgen een zelfstandig bestuur, en wel onder voldoende waarborgen. Hervormingen van gelijken aard zullen in de andere Christelijke provincies van Europeesch Turkije worden ingevoerd. 5o De Porte stelt Rusland schadeloos voor de oorlogskosten, benevens voor andere verliezen, die het zich heeft moeten opleggen. De wijze waarop dit geschiedt, door betaling in geld of door territoriale of andere vergoeding, zal later worden geregeld. De Sultan zal zich met den Keizer van Rusland verstaan om de rechten en belangen van Rusland in de zeeëngten van den Bosporus en de Dardanellen te beschermen. Als bewijs van de wezenlijke aanneming dezer voorwaarden zullen zich Turksche gevolmachtigden terstond naar Odessa of Sebastopol begeven, om daar met de Russische gevolmachtigden te onderhandelen over de vredespreliminairenGa naar voetnoot(*). De nadruk moet zonder twijfel hier worden gelegd op twee punten: 1o niet zoozeer de onafhankelijkheid - want feitelijk bestond die toch | |
[pagina 295]
| |
reeds - als wel de uitbreiding van de grenzen van Servië, Rumenië (door schadeloosstelling voor het door Rusland teruggevraagde, in '56 verloren deel van Bessarabië) en Montenegro, verder de oprichting van een nieuw vorstendom Bulgarije, en 2o de geheimzinnige bepaling ten opzichte van de vaart door de Dardanellen. Door het eerste punt meent Oostenrijk, door het laatste Engeland te zijn getroffen; m.a.w. de Oostersche quaestie keert terug tot de wezenlijkste punten van verschil tusschen de drie betrokken Mogendheden; de Weener Regeering zond onmiddellijk een nota naar Petersburg, om bij voorbaat protest aan te teekenen tegen deze grondslagen en internationale regeling te verzoeken van hetgeen van Europeesch belang was. Juister zou het geweest zijn, indien men dit dus had uitgedrukt: protest tegen de uitbreiding in macht en gebied van de Zuid-Slavische vorstendommen, wier nabijheid op deze wijze voor de Oostenrijksche belangen gevaarlijk dreigt te worden. In Engeland hadden de vredesgrondslagen ten gevolge, dat de agitatie nog heviger werd; de groote verontwaardiging tegen Rusland, die tevens aanleiding gaf tot het aannemen van het oorlogskrediet in het Lagerhuis met aanzienlijke meerderheid, en tot het zenden van de vloot naar Konstantinopel, werd echter veroorzaakt door het onjuist telegram van den Engelschen ambassadeur Layard, te Konstantinopel, dat de Russen de Turksche hoofdstad binnenrukten. Dit gerucht was ontstaan na de bekendmaking van het feit, dat bij de bijzondere bepalingen van den wapenstilstand was vastgesteld, dat de verdedigingslinie van Konstantinopel tijdens den wapenstilstand zou worden beschouwd als neutraal gebied, een bepaling derhalve van zuiver militairen aardGa naar voetnoot(*). Toch kan men zich voorstellen, dat Oostenrijk en Engeland zich niet op hun gemak gevoelen; het politieke stelsel, dat zij ten opzichte van de Oostersche quaestie lot heden hebben gehuldigd, heeft wel in den loop der jaren menige deuk gekregen en telkens werd men opnieuw gedwongen de macht der feiten te erkennen, maar zooals de zaken | |
[pagina 296]
| |
nu staan, dreigt dat stelsel den genadeslag te ontvangen en voor goed te worden opgeruimd. Zoolang de Russen voor Plewna werden opgehouden, de kranten opgevuld waren met Russische ongelukken, zoodat de naaste toekomst een materieel geheel uitgeput Rusland scheen te brengen, sliep men te Weenen en te Londen zoo gerust, alsof er geen Oostersche quaestie bestond. Begreep men dan niet, dat die verheuging slechts tijdelijk was, en Turkije onmogelijk meer tegen Rusland kon zijn opgewassen? Met de overgave van Plewna (10 December) werden de hekken geheel verhangen en versmolt de Turksche macht als de sneeuw bij mistig weder; de Russen rukten over Sophia naar Philippopel; al de Balkan-passen geraakten in Russische handen; het Schibka-leger werd gevangen genomen (9 Januari) en den 20sten Januari Adrianopel bezet. Het geheele Balkan-schiereiland ligt aan de voeten van den Czaar; de Russische soldaten staan van de Pruth tot de zee van Marmora in een onafgebroken linie; de Donau-vestingen worden ontruimd; geheel Armenië is met de hoofdstad Russisch geworden, en wanneer de Russische opperbevelhebber een wenk geeft, wordt ook Konstantinopel bezet, want door het geloof aan het noodlot achtervolgd, is er geen Turksch leger meer, voldoende om aan de zegevierende Russische wapenen weerstand te bieden. Het bewustzijn van eigenlijk meegewerkt te hebben tot dezen staat van zaken, hetzij door de Russische plannen bij de Turksche regeering te ondersteunen, hetzij door niet intijds den Russen het voortdringen te beletten, draagt zonder twijfel zoowel in Oostenrijk als in Engeland bij tot die onaangename, zenuwachtige spanning, die in sommige oogenblikken zoo hevig is, dat zij dreigt te eindigen met een oorlogsverklaring. Men heeft medegewerkt, om den sneeuwbal aan het rollen te brengen en nu hij al wentelende een lawine is geworden, die het Turksche rijk dreigt te verpletteren, werpt men eenzijdig de schuld op Rusland, om van de moeite ontslagen te zijn ook zichzelf aan te klagen. Van trap tot trap heeft men den oorlog grooter afmetingen zien aannemen; eerst was het Rusland alleen, dat, naar men geloofde en hoopte, wel niet verder dan den Balkan zou komen; de onzijdigheid van Rumenië en Servië was, naar het heette, de voorwaarde van Oostenrijk's werkeloosheid. En eerst werd Rumenië, toen Servië op het oorlogstooneel geleid, zonder dat Oostenrijk een vinger verroerde; in het laatst der dagen volgde Griekenland, zoodat er aan de honden, die aasden op het lijk, niet één meer ontbrak. Als men het jachtveld open laat, ja medewerkt om 't vrij te maken, kan men naderhand toch moeilijk klagen, dat het hert in de engte wordt gedreven. Bedriegen wij ons echter niet, dan mag men in verband met verschillende verschijnselen gelooven, dat de Engelsche zoowel als de Oostenrijksche agitatie weldra voorbij zal gaan; beide Mogendheden hebben reeds zooveel bewijzen gegeven van weifeling, dat het wel zal | |
[pagina 297]
| |
blijven bij wat inkt vermorsen; èn aan de Theems èn aan den Donau weet men, dat vechten geld kost en zal uit die overweging wel met het zwaard rammelen, maar het rustig in de scheede laten. Wanneer deze regelen gelezen worden, is het congres of de conferentie waarschijnlijk reeds vergaderd, en zal men de Russische eischen zooveel mogelijk beknibbelen om ze in 't eind, wat de hoofdzaak betreft, toe te staan; met een geheel zelfstandig Rumenië, Servië en Montenegro en een bijna geheel zelfstandig Bulgarije kan Rusland de Oostersche quaestie weder eenige jaren laten rusten; de vrucht wordt dan vanzelf rijp. Of de grenzen van Servië en Montenegro wat grooter of wat kleiner zijn, doet tot de hoofdzaak niet af. De uitbreiding van de autonomie der Slavische provincies ten Zuiden van den Balkan schijnt Rusland zelf reeds half opgegeven te hebben; men moet dit althans opmaken uit de wijze, waarop de algemeene grondslagen van den vrede zijn gesteld; bij voorbaat heeft Rusland eenige punten willen hebben waarop het kan toegeven; men moet althans den naam hebben van eenige concessies te doen. Het moeielijkste punt is de Dardanellenquaestie; Rusland wil thans de heerschappij over de zeeëngten deelen met Turkije en wel de Zwarte zee openstellen voor handelsschepen, maar niet voor de oorlogsvaartuigen van andere natiën; de volkomen vrijheid zal door Engeland worden geëischt en door Rusland geweigerd, omdat daardoor zijn positie in de Zwarte zee wordt verzwakt; de Russische bladen hebben herhaalde malen betoogd, dat het beter zou zijn, dat de toestand bleef zooals die was, wanneer de Dardanellen voor de oorlogsschepen van alle natiën moesten worden opengesteld. Hier wil men blijkbaar de Zwarte zee beschouwd hebben als een Russisch of althans Russisch-Turksch meer, dat met de vrijheid der zee in het algemeen niets te maken heeft. Men kan daar lang over praten, er boeken over schrijven, maar in de praktijk komt de quaestie daarop neder, of een zee al of niet gemakkelijk is af te sluiten, en zoo ja, welke Mogendheid het best in de gelegenheid is het snelst haar macht te concentreeren om die afsluiting tot een feit te maken, en daar geen pantsers bestand zijn tegen het zware landgeschut, is hij bezitter van de Zwarte zee, die aan den ingang van de zeeëngte, welke deze verbindt met de Middellandsche zee, eenige goede Kruppkanonnen in batterij heeft gesteld. De tijd schijnt buitendien voorbij, dat Engeland alleen om de opening van de Dardanellen een oorlog zou voeren tegen Rusland, waartegen het te land volstrekt niet opgewassen is. Laten wij de bijzonderheden daar, dan kan men nu reeds voorspellen, dat de vrede zal worden gesloten in Russischen geest, overeenkomstig het succes der Russische wapenen. De veranderingen, die daaruit mettertijd ten opzichte van de Oostersche toestanden zullen voortvloeien, veranderingen die nu reeds in kiem zichtbaar zijn, zullen | |
[pagina 298]
| |
grooter zijn dan Oostenrijk en Engeland in hun kortzichtigheid thans bevroeden. Turkije heeft zonder twijfel, hetzij ten rechte of ten onrechte, den oorlog tegen Rusland ondernomen, in de vaste meening dat de Mogendheden 't oneens zouden worden, zoodra de Russen over den Donau waren, en stellig te hulp zouden komen, wanneer de Balkan-linie overschreden werd; immers, sinds jaren verkondigden Engeland en Oostenrijk aan de Turksche Ministers, dat zij slechts één vijand hadden: Rusland, - dat het voortbestaan van het Ottomanische keizerrijk voor het evenwicht, de rust en de veiligheid van Europa een onvermijdelijke noodzakelijkheid was. De ervaring heeft thans de Osmanen anders ingelicht; de Engelsche vloot bleef in de Besikabaai, de Oostenrijksche soldaten bleven op de grenzen, terwijl de Russen van alle kanten zegevierend op Konstantinopel aanrukten en reeds de zee van Marmora hadden bereikt. Wat blijft er na deze ondervinding voor de Osmanen over dan voortaan in navolging van de Christelijke, Westersche Mogendheden slechts die staatkunde te volgen, welke het eigenbelang hun voorschrijft, en dit kan in de veranderde omstandigheden wel niet anders zijn dan een politiek, welke zich nauw bij Rusland aansluit en door welwillendheid de meest mogelijke voordeelen weet te bedingen bij den ouden tegenstander. Beter een goeden buur dan een verren vriend, en wat zijn de oude vrienden voor het arme Turkije! Men spreekt reeds van een of- en defensief verbond tusschen Rusland en Turkije, en dat er geheime bepalingen tusschen beiden zijn of zullen worden gemaakt, waarvan het aanstaande congres niets zal te weten komen, daarvan kan men verzekerd zijn. Voor Rusland is het wellicht gewenscht, dat de Sultan zijn residentie te Konstantinopel houdt, want zulk een macht voor den vorm is minder te duchten dan wanneer de stad aan den Gouden Hoorn de hoofdzetel werd van een Zuid-Slavisch of Grieksch rijk. Gedurig doen zich bij de aanraking tusschen de Oost- en Zuid-Slaven vele verschijnselen op, die van groot verschil in opvatting getuigen; de Grieken zijn vooral sedert de oprichting van het Bulgaarsche Exarchaat en de daarmee in verband staande Bulgaarsche quaestie, zeer anti-Russisch geworden. Den Serven is de kennismaking met de helpende broeders ook al niet best bevallen, terwijl de Rumenen er ook genoeg van hebben. De zaak is eigenlijk deze: de Russen willen de Zuid-Slaven gebruiken voor de uitbreiding van hun heerschapppij in het Zuiden, en de Zuid-Slaven aanbidden de Russen om van hen de verwezenlijking te krijgen van hun nationale droomen; dit moet van beide kanten op teleurstelling en vijandschap uitloopen. Voor Rusland heeft de bescherming van den Sultan bovendien dit voor, dat het zich daardoor van een belangrijken invloed op de Mohammedanen verzekert, - een element, dat in de politiek ook verder uitstekend dienst kan doen. Maar wij vergeten, dat wij schrijven geschiedenis van den dag en niet van de toekomst. Toch kunnen wij nu reeds constateeren, dat al het bloed, in den Krimoorlog vergoten, vergeefs geofferd is, dat | |
[pagina 299]
| |
Rusland zich gewroken heeft op Oostenrijk en Engeland, een streep heeft gehaald door de trouwelooze Westersche politiek, die den Sultan verzet predikte tegen Rusland om hem in 't eind in den steek te laten. De Westersche staatkunde in de Oostersche quaestie is altijd klein geweest, dubbelzinnig, tegenstrijdig; zij eindigde in laaghartigheid; de Turken hebben er genoeg van. Of wij daarom sympathie hebben voor den weg, door Rusland gevolgd? - Door zulke vragen te stellen geraakt men tot die partijdige beoordeeling, waardoor de meeste Europeesche bladen zich in den Russisch-Turkschen oorlog hebben onderscheiden en zich belachelijk gemaakt. Ook hier, evenals in vele andere dingen van politieken en niet-politieken aard, is het beste deel, dat men eerst leere kennen en begrijpen, en dan oordeele. En hoeveel is er niet in de wereld, dat wij kunnen achten noch beminnen, en dat toch recht heeft van bestaan. 10 Februari '78. Noorman. |
|