| |
| |
| |
Staatkunde en geschiedenis.
De pauselijke nuntiussen.
Wie de bewonderenswaardige inrichting der roomsch-katholieke Hierarchie van nabij beschouwt, en aan de hand der geschiedenis hare met gunstigen uitslag bekroonde ondernemingen gadeslaat, zal toestemmen dat zij haar beeld vindt in een fijn samengesteld werktuig, waarin ieder deel en ieder rad met mathematische juistheid in het andere grijpt, en zóó zijne beweging mededeelt dat het geheele werktuig aan zijne bestemming beantwoordt. In andere kringen der maatschappij bespeuren wij dikwijls een groote onzekerheid in de keuze der middelen, die men ter bereiking van zijn doel moet aanwenden. Toestanden worden verkeerd beoordeeld, men vergist zich in de menschen, met wie men in in aanraking komt, zoowel wat hunne verstandelijke ontwikkeling als wat hun zedelijk karakter aangaat. Sommigen verspillen krachten, waar het gewenschte resultaat slechts als rijpe vrucht van den samenloop der omstandigheden behoefde afgewacht en geplukt te worden. Anderen weder laten zich door het gevoel van zekerheid meesleepen, denken aan geene gevaren en teleurstellingen en blijven in gebreke hunne krachten, ten rechten tijde en ter rechter plaatse, saam te brengen, terwijl later blijkt dat alle krachten onvoorwaardelijk en ten einde ingespannen hadden moeten worden.
Terwijl wij deze gebreken allerwegen aanschouwen, leert de onpartijdige geschiedvorsching dat er ééne macht is, die, bijna zonder uitzondering, zich voor deze gebreken heeft gevrijwaard en, die macht is de Roomsch-katholieke Hierarchie. Van den Paus, het opperhoofd der Kerk, af tot den geringsten dorpskapelaan of juister uitgedrukt, tot den koorknaap, staat ieder op de hem aangewezen plaats, reikt ieder aan zijnen superieur de behulpzame hand, en wordt wederkeerig door hem ondersteund. Terwijl alleen de hooggeplaatste kerkvorsten en de generaals der verschillende Orden in staat zijn, het door millioenen volbrachte werk in zijnen samenhang te overzien en te exploiteeren, arbeidt en strijdt de gemeenste soldaat in den dienst der Hierarchie, met het trotsche bewust- | |
| |
zijn eene onmisbare sport in de ladder te zijn, welker toppunt hij, als de omstandigheden hem gunstig zijn, ook eenmaal hoopt te bereiken. De bisschop van Orleans, Dupanloup, heeft in de constitueerende vergadering een waar woord gesproken, toen hij tot de verblufte afgevaardigden de stoutmoedige, doch juiste uitdrukking richtte: ‘het leger mijner geestelijken marcheert op mijn bevel!’. Voorzeker, alleen de voorbeeldigste krijgstucht en de schitterendste leiding van een leger kunnen zulk een marsch- en slagvaardigheid bewerken als dit geestelijk leger aan den dag legt. Terwijl Staat en maatschappij met den tijd veranderingen ondergaan en met andere behoeften ook andere voorwaarden van bestaan verkrijgen, en op grond hiervan geen onveranderlijk, de eeuwen overlevend karakter vertoonen, is de Hierarchie thans nog dezelfde, die zij duizend jaar geleden was, en, volgens haar eigenaardig karakter, ook blijven zal en blijven moet. Tot haar trotsch paleis, welks tinne zich tot in den hemel der onfeilbaarheid verheft, heeft de eene eeuw na de andere de bouwsteenen aangevoerd en stevig op elkaar gemetseld. Hebbe ook
menige storm des tijds het gebouw op zijne grondvesten doen wankelen, de inrichting was zoo vernuftig uitgedacht, dat nòch de tand des tijds, nòch de hevigste orkanen er eenig wezenlijk nadeel aan konden toebrengen. Terwijl Staat en maatschappij, in ieder nieuw tijdvak zich moesten inspannen, om de vormen te vinden waarin de nieuwe geest zich voegen kon, stond de roomsche Kerk tegenover die verandering niet alleen volledig toegerust (d.w.z. negatief en vijandelijk), maar begreep zij ook het voordeel, dat zij daaruit trekken kon, en nam zij bijtijds de noodige maatregelen, om het haar dreigend gevaar af te wenden.
Een voorname grond ter verklaring van de kolossale macht der Hierarchie, die nu met de wereldlijke macht, d.w.z. met de geheele moderne beschaving den kamp op leven en dood waagt, ligt hierin, dat zich in het leven der volken geen tijdvak, geen toestand van beteekenis heeft voorgedaan, waarvan zich de Hierarchie niet meester heeft gemaakt, tot bereiking harer doeleinden.
Zal men de omstandigheden steeds met den scherpen blik des kenners kunnen beoordeelen en er zijn voordeel mee doen, dan moet men niet slechts haren uitwendigen loop volgen, maar ook haren innerlijken samenhang naspeuren. Hiertoe wordt, gelijk van zelf spreekt, een niet alledaagsche rijkdom van menschenkennis en scherpzinnigheid gevorderd. Het komt mitsdien vooral daarop aan, de juiste personen te vinden, die met groote opmerkingsgave begaafd zijn, en daardoor menschen en omstandigheden juist beoordeelen. Ieder aartsbisschop, ieder bisschop staat in dit opzicht als wachter op de tinne, en het zou moeilijk zijn, uit de geschiedenis een voorbeeld aan te halen, waar de Kurie door een dergelijken berichtgever verkeerd of te ongelegener tijd was ingelicht. De aartsbisschoppen en bisschoppen zijn, uit dit oogpunt beschouwd, niets anders dan 's Pausen ministers in een vreemden staat. Al hebben
| |
| |
zij aan de wetten van dien staat ook voor den vorm trouw en gehoorzaamheid gezworen, die wetten bestaan voor hen slechts in zooverre, als zij met hunne plichten tegenover hunne hierarchische overheid niet in strijd zijn.
Toch kunnen er gevallen voorkomen, waarin men te Rome begrijpt, dat men van zijne zaak niet volledig en onder alle omstandigheden zeker is. Het is niet onmogelijk dat de een of andere bisschop, in weerwil van alle jezuietische proeven om hem los te maken van zijn vaderland, nog een vaderlandlievend hart in den boezem draagt; dat, bij een strijd tusschen zijne staatsburgerlijke en hierarchische plichten de evenaar naar de eerste zijde overhelt. Het geval kan voorkomen, dat een waardigheidsbekleeder, die eene uitgebreide en belangrijke diocese te besturen heeft, aan de omtrent hem gekoesterde verwachtingen in intellectueel opzicht niet beantwoordt; of omgekeerd, dat eergevoel en lust om onafhankelijk te zijn hem een oogenblik doen vergeten, dat hij zijnen oppersten gebieder te Rome heeft. Somtijds ook kunnen kerkelijke ijver en blind fanatisme te ver gaan en de vruchten van jarenlange stille werkzaamheid twijfelachtig maken; of wel, er kunnen oneenigheden over bevoegdheid uitbreken onder bisschoppen, die, volgens hunne positie, moesten samenwerken, waardoor het aanzien en de invloed van de Kerk benadeeld worden. Al deze dingen, welker getal gemakkelijk vermeerderd kan worden, zijn mogelijk, en doen zij zich onder de tegenwoordige omstandigheden ook al niet voor, de geschiedenis toont duidelijk, dat de Kurie er op bedacht is geweest, tegen dergelijke gebeurlijkheden hare maatregelen te nemen. Zij heeft daarvoor de Nuntiaturen ingesteld. In de Nuntiatuur worden al de bisschoppen van een staat als het ware één rechtspersoon, die zich tegenover de wereldlijke macht stelt.
Wij wenschen eerst door een kort historisch overzicht van het Nuntiatuurwezen aan te toonen, dat het zich uit onbeduidende en bescheiden beginselen heeft ontwikkeld, en dat de Kurie daaraan hoofdzakelijk haren invloed op de binnenlandsche aangelegenheden der Staten te danken heeft. Daarna zullen wij de Nuntiatuur beschouwen, zooals zij zich in Nederland ontwikkeld heeft, en eindelijk een oordeel uitspreken over haar tegenwoordig recht van bestaan.
Toen het Roomsche episcopaat in de eerste eeuwen der christelijke jaartelling in beteekenis toenam, gaven de omstandigheden dikwijls aanleiding, dat de Bisschop van Rome zich door een afgezant met de andere bisschoppen der Kerk in verbinding moest stellen, tot behandeling en bespreking van gemeenschappelijke, godsdienst en Kerk rakende, belangen. Gelijk van zelf spreekt werden daartoe alleen geestelijken gebruikt. - Deze afgezanten werden destijds echter alléén afgevaardigd voor een bepaald doel, na welks bereiking zij weder tot hunnen lastgever terugkeerden. Later, toen het primaat van Rome in de Westersche Kerk een erkend feit was geworden, gebeurde het ook, bij tijd
| |
| |
en wijle, dat de Bisschop van Rome enkele geestelijken in de verschillende landen tot zijne gezanten benoemde, waardoor de vertegenwoordiging blijvende werd. Het Roomsche hof ging echter niet volgens vaststaande beginselen en algemeene diplomatieke voorschriften te werk, wat voldoende blijkt uit de klachten in de 11de en 12de eeuw door de landsbisschoppen dikwijls aangeheven over het geweld, waarmede deze pauselijke gezanten hunne rechten aanrandden; over de aanmatiging, waarmede zij optraden; over den druk, dien zij, vooral door hunne geldafpersing, op het volk uitoefenden. Het concilie van Trente kwam aan de gegronde bezwaren en klachten van de bisschoppen dan ook eenigermate, ofschoon zeer bescheiden, te gemoet.
De Hervorming gaf tot het zenden van pauselijke legaten dikwijls aanleiding, en zooals bekend is, was de kardinaal Cajetanus met geen geringer bevel naar Duitschland gekomen, dan om Luther tot iederen prijs ‘levend of dood’ naar Rome te brengen. Tevens dagteekent van dien tijd de oprichting van blijvende Nuntiaturen, in Lucern (1579), Weenen (1581), Keulen (1582) en Brussel (1588). In dezen tijd begint ook de onafzienbare rij van botsingen, waartoe de aanwezigheid der pauselijke Nuntiussen aanleiding gaf. Nu eens was het hun groote ijver voor zuiver formalistische en ceremoniëele zaken, dan weder was het de onbescheidenheid, waarmede zij tegenover de Protestanten optraden, straks - en deze gevallen maakten de groote meerderheid uit - was het de heerschzucht, waarmede zij aan het gezag en de zelfstandigheid der bisschoppen, bij iedere voorkomende gelegenheid, ten gunste der pauselijke almacht, afbreuk zochten te doen. Deze heerschzucht vormde voortdurend een artikel der ‘gravamina nationis Germanicae’ (bezwaarpunten van het Duitsche volk), welker afschaffing de Keizers altijd opnieuw moesten beloven. De geschiedenis der verschillende landen biedt voor dit onderwerp eene verrassende en rijke stof; overal klinkt ons de toon der bevelende aanmatiging te gemoet, die alleen door het bewustzijn, de vertegenwoordiger der ‘alleenzaligmakende Kerk’ te zijn kan worden ingegeven; sluwheid, trots, arglist, leugen, somtijds kruipende nederigheid, waar men voorzichtig moest optreden, dan weder heerschzuchtige brutaliteit, waar men van zijne zaak zeker was, kuiperijen van allerlei soort, waarbij de aanwending van de verwerpelijkste middelen niet geschuwd werd, geslepenheid in het spionneeren, het stoken en onderhouden van binnenlandsche onlusten, zijn de algemeene, steeds terugkeerende kenteekenen van de werkzaamheid dezer afgevaardigden, die te afzichtelijker is omdat die heeren hun doen en woelen onder den dekmantel van den
godsdienst pleegden te verbergen.
Een van de voornaamste middelen, waardoor de Kurie hare macht over de gemoederen en harten der geloovigen en daarmede over de Christelijke Staten tracht uit te breiden, is, zooals men weet, het Ordewezen. Terwijl de wereldlijke priester nog op verschillende wijzen met de maatschappij, waarin hij leeft, verbonden is, terwijl hij zich
| |
| |
daardoor nog als lid van dezen of genen Staat beschouwt, zijn bij den ordesgeestelijke deze banden voor goed verscheurd, want het woord ‘monachus’ beteekent, zooals men weet, niets anders dan die een eenzaam, afgezonderd leven voert. Daarvoor heeft hij zich aan den dienst der Kerk verbonden en zijn persoon geheel en al ter harer beschikking gesteld. Deze dienst bestaat evenwel niet alleen in bidden en het leiden van een overpeinzend leven, maar voor 't meerendeel in den kamp tegen alles, wat in de maatschappij den invloed en de macht der Kerk bestrijdt. Verder wordt die strijd soms met zeer groote hevigheid gevoerd tegen de bisschoppen en wereldgeestelijken, die in de middeleeuwen en ook in onze dagen het Ordewezen als den gevaarlijksten vijand beschouwen, niet alleen van zichzelven, maar ook van de Kerk en hare ware belangen. Toen Gregorius VII den ongehuwden staat der priesters had bevolen, ontmoette hij, vooral van de zijde der Duitsche bisschoppen, dikwijls een taaien en verbitterden tegenstand. De toenmalige aartsbisschop van Keulen, Hermann, beantwoordde de pauselijke bul op die wijze, dat hij in zijn kerspel dadelijk aan alle geestelijken het bevel gaf, in het huwelijk te treden, voor zoover zij zulks nog niet gedaan hadden. Evenwel het baatte niets. Gregorius overstroomde Duitschland met eene menigte dweepzieke monniken, die vooral de lagere volksklassen bewerkten, en nauwlijks tien jaren waren noodig, om het celibaat der priesters in Duitschland tot een feit te maken. Zoo is het in de geheele geschiedenis, overal waar een botsing tusschen orde- en wereldgeestelijken plaats grijpt, staan Rome en de Nuntiussen aan de zijde der eersten.
Men mag uit de toestanden van onzen tijd, waarin de aartsbisschoppen en bisschoppen tot bloote uitvoerders van den wil der Kurie zijn afgedaald, en alzoo hetzelfde voorstaan als de Paus en de Jezuïeten, geenszins eene gevolgtrekking maken voor de vorige eeuwen, of de veronderstelling wagen, dat de eensgezindheid tusschen den Paus en de bisschoppen steeds ongestoord is geweest. Integendeel wij zien herhaaldelijk tusschen hen, als tusschen twee vijandige grondbeginselen, een strijd ontstaan op leven en dood, die in de meeste gevallen met eene schitterende overwinning van Rome eindigde. De Kurie streeft naar een volledig-kerkelijk absolutisme, en de bisschoppen wilden niet zelden hun kerkelijke zelfstandigheid behouden. De laatsten vonden meestal in de wereldlijke overheid van hun land krachtigen steun, waarom dan ook in den Duitschen keizerstijd niet weinige bisschoppen de Keizers in hunnen strijd tegen de Roomsche aanmatiging hielpen. Daarentegen kon de Kurie zich geheel verlaten op de door de verschillende orden, inzonderheid door de Jezuïeten ontwikkelde en door de Nuntiussen bestuurde werkzaamheid, die den taaisten tegenstand spoedig wist te breken.
Een welsprekend voorbeeld daarvan levert de zoogenaamde Nuntiatuurstrijd, d.i. de strijd, die tegen het einde der vorige eeuw ontbrandde, tengevolge van de aanmatigingen van den pauselijken Nun- | |
| |
tius te Keulen en de oprichting van eene nuntiatuur te Munchen door den keurvorst Karl Theodor van Palz-Beieren. De drie geestelijke Duitsche keurvorsten, de Aartsbisschoppen van Keulen, Trier en Mainz, streden hier op besliste wijze voor de onafhankelijkheid der Duitsche Kerk en trachtten den pauselijken invloed te beperken. Door de Fransche revolutie met hare gevolgen is deze strijd spoedig gedoofd.
Bij de onderhandelingen over den vrede te Weenen en te Parijs gevoerd na den val van Napoleon I, toen de Europeesche toestanden op nieuwe grondslagen, steunende op een verbeterd volkenrecht, gevestigd moesten worden, wist de Roomsche Hierarchie hare eischen te doen gelden. Den kardinaal Consalvi komt de eer toe, het aanzien en den invloed van den Heiligen Stoel gered en gevestigd te hebben. Bij alle Staten, ten minste bij de Katholieke of die, waarin de bevolking voor 't meerendeel Katholiek was, werd een Nuntius geplaatst, en daarbij, zooals van zelf spreekt, het oorspronkelijk middeleeuwsche recht van het Nuntiatuurwezen in menig opzicht belangrijk gewijzigd. Thans namelijk werd de plaats der pauselijke gezanten uit een tweeledig oogpunt beschouwd, namelijk uit het staatkundige van het gezantschapsrecht, en uit het kerkelijke van het verkeer van den pauselijken stoel met de geloovigen. De tegenwoordige pauselijke gezanten zijn 1o legati a latere, hoogere, door den Paus tot een bepaald doel afgevaardigde kerkelijke waardigheidsbekleeders. Daar zich evenwel in de laatste 25 jaren zulk een geval in de praktijk niet heeft voorgedaan, treden in hunne plaats 2o nuntii apostolici, d.i. apostolische boodschappers. Daarbij is het nog eene onuitgemaakte zaak, of de nuntiussen aanspraak hebben op den rang van gezanten van de eerste klasse (ambassadeurs) of alleen van de tweede klasse (gevolmachtigde gezanten, ministers). Tot deze nuntii apostolici behooren de te 's Hage, Brussel, Weenen, Munchen en Parijs gesanctioneerde afgezanten der Kurie. 3o Internuntii (residentes) lasthebbers, die gelijk staan met de gezanten van den derden rang en alleen in enkele Zuid-Amerikaansche republieken zijn te vinden. Zooals vanzelf spreekt, behooren alle vertegenwoordigers der drie genoemde soorten tot den priesterstand. Zij hebben gewoonlijk den bisschoppelijken of
aartsbisschoppelijken rang en kunnen, zooals het voorbeeld van den Nuntius te Madrid bewijst, zelfs tot kardinaal bevorderd worden. De vraag, of de Nuntiussen recht hadden op den voorrang boven andere gezanten ten hove, zooals zij beweerden, gaf dikwijls aanleiding tot twist over de étiquette; onder Napoleon III had de Nuntius Chigi het recht, namens het corps diplomatique, in tegenwoordigheid des Keizers, den nieuwjaarswensch uit te spreken.
De verplichtingen der gewone gezanten bestaan, behalve in de persoonlijke vertegenwoordiging van hunnen Souverein en de behartiging der belangen van hunnen Staat, hoofdzakelijk in de bescherming der onderdanen van hun land, die in het rijk, waarin zij wonen, gevestigd zijn, alsmede in de bevordering van handel en verkeer, in welke beide
| |
| |
zaken hun de consuls behulpzaam zijn. In beide punten heeft echter een Nuntius nooit groote werkzaamheid aan den dag behoeven te leggen: het was nu eenmaal zelden het geval, dat de bewoners van Rome, of van den Kerkelijken Staat, zich om handelsbelangen in een ander land vestigden. Vooreerst zorgde de vaderlijke regeering des Pausen er voldoende voor allen ondernemingsgeest bij hare onderdanen te dooden, en hielden armoede met hare zuster, onwetendheid, de bevolking op een lagen trap; ten tweede, wanneer ooit te Rome van handel sprake kan zijn geweest, weet ieder, dat daarmee niets anders kan zijn bedoeld, dan de aflaathandel, welks belangen vanoudsher door de bisschoppen en de verschillende orden werden behartigd.
Alzoo blijven alleen zuiver geestelijke bezigheden over, en omvat volgens den aard der zaak de werkzaamheid van een Nuntius het behartigen van de belangen zijner Kerk. Zonder onbillijk te zijn, kunnen wij, wanneer wij op de meeste Staatsinrichtingen van Europa een blik werpen, de bevoegdheid der Kurie, om zich bij de verschillende Staten door een Nuntius te laten vertegenwoordigen, niet loochenen. Bijna overal is de Kerk nog door verschillende banden met den Staat verbonden; de regeeringen hebben eene gewichtige en invloedrijke stem in het bezetten der bisschoppelijke en aartsbisschoppelijke stoelen; het verkeer van dezen met Rome was tot voor korten tijd niet vrij en dikwijls met zeer lastige, tijdroovende formaliteiten verbonden; in het kort, de pauselijke Stoel kon zeer goed zijn recht, ja zelfs zijn plicht bepleiten om zich, ter behartiging van zijne geestelijke en kerkelijke belangen, bij de Staten te laten vertegenwoordigen.
Nu dringt zich echter de vraag op naar de grens van het wereldlijk en het geestelijk gebied, met andere woorden, wij treffen het feit aan, dat Kerk en Staat over hun onderling rechtsgebied in botsing geraken. De Roomsche Hierarchie namelijk wil onder hare rechtsspraak een groot aantal toestanden en gebeurtenissen brengen, welker zelfstandige regeling de Staat, zoo hij niet van zijne souvereiniteit afstand wil doen, zich nooit mag laten ontnemen. De Syllabus heeft, zooals bekend is, tamelijk wel het geheele moderne staatsleven met zijn staatsrechterlijken grondslag binnen den kring zijner overwegingen, of beter gezegd, zijner vervloekingen getrokken, en het laatste vatikaansche concilie heeft met 's Pausen onfeilbaarheid ook zijn heerschappij over den Staat uitgesproken. Wij beleven thans eene herhaling van den tijd van Gregorius VII en Bonifacius VIII, met dit onderscheid, dat destijds de bisschoppen niet altijd de bereidwillige handlangers der pauselijke aanmatigingen waren. Tegenwoordig zou de blinde, werktuigelijke gehoorzaamheid van alle bisschoppen zonder uitzondering de steeds klimmende eischen der Hierarchie slechts krachtiger doen gelden, indien niet gelukkigerwijze in den gezonden zin des volks, en vooral van den burgerstand, een tegenstander van het Vatikaan ware opgestaan, die de in onzen tijd door de beschaving verkregene voorrechten
| |
| |
niet zoo voetstoots wenscht prijs te geven. Welk een rol de Nuntiussen van het Vatikaan in dezen strijd spelen, is uit de treffende voorbeelden van de geschiedenis onzer dagen gemakkelijk op te maken. Want zij en zij alleen zijn het, die den tegenstand tegen de wereldlijke overheid en de door haar uitgevaardigde wetten in het leven riepen en onderhouden.
In Brazilië moest de minister van Justitie er den Nuntius aan herinneren, dat een vreemd diplomaat zich met de binnenlandsche aangelegenheden des lands niet bemoeien mag. De regeering had namelijk twee bisschoppen, die van Olinda en Fernambuco laten gevangen nemen, omdat zij, door geestelijken overmoed medegesleept en ontevreden over de rustige ontwikkeling des lands en het toenemen der welvaart, alle vrijmetselaars, waaronder alle ministers en een groot deel der bevolking behoorden, in den ban hadden gedaan. In Zwitserland moest men den Nuntius de paspoorten overhandigen, omdat hij de wederspannige bisschoppen en geestelijken in hunne stoutmoedigheid en hunne minachting der wetten steunde. Men kan met zekerheid aannemen, dat in elk geval van krasse onverdraagzaamheid, niet de aartsbisschoppen en bisschoppen in de eerste plaats den toon aangeven, maar dat de Nuntius, onder wien zij staan, als de éénige, door hen erkende autoriteit, hun den weg aanwijst. Toen in het begin des vorigen jaars de honderdjarige gedenkdag der geboorte van den grooten wijsgeer Schelling gevierd werd, brachten de dagbladen in herinnering, hoeveel moeite het gekost had voor den Protestantschen geleerde een paar voet aarde op het kerkhof te Ragaz te verkrijgen en dat alleen door het krachtig optreden van zijn leerling en bewonderaar, den koning van Beieren, eene fatsoenlijke begrafenis mogelijk is geweest. De Nuntius kon natuurlijk het feit niet loochenen, maar in een brief aan den bisschop, in wiens kersspel Ragaz gelegen is, sprak hij met vertrouwen de onderstelling uit, dat Schelling toch vóór zijnen dood zijne verderfelijke dwalingen had afgezworen en in den schoot der alleenzaligmakende Kerk was teruggekeerd.
De laakbare rol, die Simeoni als pauselijk Nuntius in het ongelukkige Spanje speelde, is algemeen bekend. Nadat men er in het Vatikaan lang over had nagedacht, of men Spanje de eer zou gunnen in Madrid eenen Nuntius te mogen ontvangen, ging men er eindelijk toe over, omdat men met scherpen blik inzag in welk een onzekere positie de rooverhoofdman Don Carlos zich bevond. Bijna op hetzelfde oogenblik, waarop de zoon van Isabella den zegen van den heiligen Vader ontving, zette men den Staat het mes op de keel, aangezien de Kurie de instandhouding van de eenheid des geloofs in Spanje verlangde en tegen de door de regeering beraamde invoering der gewetensvrijheid protesteerde. Tegenover de van onderwerping getuigende voorstellen door de Spaansche regeering te Rome gedaan, werd den Nuntius te Madrid eenvoudig last gegeven, bij zijne vorderingen te volharden. Men weet in het
| |
| |
Vatikaan te goed in welken gunstigen toestand men verkeert, om er niet een flink gebruik van te maken; het hangt immers alleen van een wenk van den Nuntius af, om den burgeroorlog opnieuw aan te stoken en door den tegenstand der bisschoppen en geestelijken de regeering opnieuw in verlegenheid te brengen. Daarbij moet nog opgemerkt worden, dat Spanje de groote eer geniet, den Nuntius te bezoldigen, en de bezitters van Spaansche fondsen kunnen daaruit afleiden, dat Spanje geld heeft voor de Kerk, al laat het zijn schuldeischers wachten.
Oostenrijk heeft zich, niet lang geleden, van de knellende boeien van het concordaat bevrijd, en het volle genot der staatsburgerlijke rechten is sedert dien tijd, althans volgens de letter der wet, onafhankelijk van de godsdienstige belijdenis. De Paus heeft echter herhaaldelijk in allocuties en consistoriën de handelwijze der Oostenrijksche regeering van nul en geener waarde verklaard en daarbij niet geschuwd den Keizer uit te noodigen, zijn woord te breken en de door hem bekrachtigde wetten te vernietigen. Zoomin men er echter in het Vatikaan toe kon besluiten, den Nuntius terug te roepen, evenmin had men te Weenen den moed op de pauselijke stoutheid het éénig juiste antwoord te geven, namelijk in allen ernst te verzoeken, van een nieuwen Nuntius verschoond te blijven. Integendeel heeft de Kurie een harer geslepenste diplomaten, Jacobini, als Nuntius naar Weenen gezonden, om den tegenstand tegen den nieuwen tijd, die ook voor Oostenrijk is aangebroken, voort te zetten.
In België is de Nuntius misschien de invloedrijkste en machtigste persoon. In den katholieken almanak van Luik staat onder de rubriek ‘gouvernement national’, de pauselijke Nuntius bovenaan, dan volgen de aartsbisschoppen en bisschoppen, en dan eerst het Koninklijke Huis! Aan de hatelijke demonstraties in den Belgischen senaat tegen Italië en Victor Emanuël heeft de Nuntius in ieder geval een werkzaam aandeel genomen, zonder dat het ooit het plan der regeering is geweest, zich daartegen krachtdadig te verzetten. Trouwens in een land, waar niet de Koning, maar de generaal der Jezuïeten regeert, mag zich het Vatikaan alles veroorloven, zoodat het zelfs in Antwerpen een pauselijken consul benoemde, eene belachelijkheid, die men, ingevolge de krachtige vertoogen van Italië, weder ongedaan zocht te maken.
Zooals reeds hierboven in het licht werd gesteld, kwam het er, zou de Vaticaansche Hierarchie op duurzame grondslagen gevestigd worden, vooral op aan, de bisschoppen van een land en de ondergeschikte geestelijkheid tot willooze werktuigen van het hierarchisch streven te maken. Dit doel is met hulp der Jezuïetenorde langzaam, maar zeker bereikt. In de plaats van de zachtmoedige en wetenschappelijke katholieke theologen, die in Wessenberg en Sailer hunne edelste vertegenwoordigers hadden, is thans een dweepzieke priesterstand getreden, die in blinde gehoorzaamheid aan den pauselijken Stoel zijnen
| |
| |
roem en zijne eer zoekt. Aan de Nuntiussen is opgedragen met een scherpen blik te waken, dat geen tegenovergestelde stroom boven drijve. Dat zij met sluwheid deze taak vervullen, en daarbij de schandelijkste en verwerpelijkste middelen niet schuwen, indien deze slechts tot hun doel leiden, moge het volgende voorbeeld bewijzen. De voorlaatste bisschop der diocese Rottenburg, Joseph Lipp, om zijne zachtaardigheid en zijne echt christelijke verdraagzaamheid algemeen geacht en bemind, was natuurlijk der Kurie een doorn in het oog. Wurtemberg mocht zich onder hem in het bezit van een confessionelen vrede verheugen, zooals die te nauwernood ergens anders te vinden was. Daarbij kwam, dat Lipp voor de Jezuïtenorde, die hij zooveel mogelijk buiten zijne diocese zocht te houden, een gruwel was. Reeds lang was hij door een volledig spionnenstelsel omgeven, welks draden samenkwamen in de handen van Meglia, den toenmaligen Nuntius te Munchen. Deze persoon, ofschoon in Wurtemberg in 't geheel niet geaccrediteerd, en alzoo ook niet tot uitoefening van kerkelijke of diplomatieke werkzaamheden bevoegd, had nochtans sedert verscheidene jaren zijne hand in de kerkelijke aangelegenheden van Wurtemberg gestoken. Op deze wijze had zich onder de jongere, naar jezuïetische voorschriften gedresseerde geestelijkheid langzamerhand eene partij gevormd, die den Bisschop vijandig was en haar bevelen uit Munchen ontving. Van het gewone middel eener beschuldiging werd spoedig gebruik gemaakt en men stelde den Bisschop als eenen ontrouwen herder aan de kaak, die de zaak der Kerk, d.i. der Jezuïeten, niet alleen niet behartigde, maar haar ook in den hoogsten graad benadeelde. De rol van tusschenpersoon speelde de regent van het Rottenburger priesterseminarie, een der geestelijken, die den Bisschop direct ondergeschikt waren en door hem tot dien post van vertrouwen waren benoemd. Toen genoemde regent aan den Nuntius zijne bezwaren en bijzonder zijne vrees voor eene
eventuële ontdekking van den aanslag mededeelde, stelde Meglia hem gerust met de beteekenisvolle woorden: ‘gij kunt, ingeval van ontdekking, tegenspreken dat gij den Bisschop te Rome hebt aangeklaagd, want gij hebt de aanklacht niet rechtstreeks naar Rome, maar aan mij, naar Munchen ingezonden! De Bisschop evenwel verscheurde den hem gespannen valstrik met krachtige hand, verbande den aanklager naar eene afgelegene pastorie, en wist, door de regeering krachtig ondersteund, zijne rechten, tegenover de jezuïtische valschheid en aanmatiging, schitterend te handhaven. Meglia evenwel, aan wiens invloed in Munchen het waarschijnlijk is toe te schrijven, dat eene krachtige ontwikkeling van het Oud-Katholicisme in Beieren met zooveel hinderpalen heeft te kampen, is spoedig daarna in een werkkring overgeplaatst, die aan zijn gaven en talenten beantwoordt. Hij bevindt zich thans als Nuntius te Parijs, waar hij zich, met betrekking tot het gemeenschappelijke optreden van het Fransche Episcopaat, in zake van de katholieke universiteit, reeds zeer verdienstelijk gemaakt heeft. In
| |
| |
zijn pogen, om Frankrijk tot den lagen trap, waarop Spanje zich thans bevindt, te doen zinken, wordt hij door den heer Veuillot, de Jezuïeten, de Legitimisten en den geheelen Clerus voortreffelijk ondersteund.
Dit zijn enkele voorbeelden uit onze dagen, en wanneer wij ons de laatste 25 jaren voor den geest roepen, waarin de Hierarchie hare grootste overwinningen behaald heeft, zullen wij ons nog beter kunnen overtuigen, dat de instelling der Nuntiaturen een der verschrikkelijkste werktuigen in de hand van den Paus en de Jezuïeten is. Met helderen blik heeft dan ook de vader van den tegenwoordigen keizer van Duitschland, Frederik Willem III, het voor de rust des lands dreigende gevaar vooruitgezien, toen hij het van Rome aan hem gerichte verzoek, om te Berlijn eene Nuntiatuur te vestigen, zeer beslist van de hand wees. Had de koning destijds aan de Kurie toegegeven, zoo zou het Duitsche rijk, dat om zijn bestaan met Rome strijden moet, thans in het binnenland met een nog veel gevaarlijker vijand te doen hebben; dan toch zouden de elementen, die zich thans gescheiden en daardoor onmachtig tegen het Staatsgezag verzetten, vereenigd en goed georganiseerd zijn en daardoor waarschijnlijk met veel gunstiger uitslag den strijd tegen de beschaving dezer eeuw, en dus in het algemeen tegen al, wat ons heilig en dierbaar is, kunnen aanvaarden.
Geen land evenwel, noch in de oude, noch in de nieuwe wereld, levert ons zulk eene menigte van overtuigende voorbeelden van de werkzaamheid en den invloed der Nuntiatuur, en kan op zulk eene wijze tot waarschuwing voor andere strekken als - Nederland.
Het was verklaarbaar, dat, met de opkomst der Republiek ook het Protestantisme de heerschende en alleen gedulde godsdienst van den Staat werd. Wanneer Katholieke schrijvers er over klagen, dat, met het omverwerpen der Spaansche heerschappij in de Noordelijke Nederlanden, de vervolging der Katholieke Kerk begon, dan moet daarop geantwoord worden, dat de regeering hetzelfde beginsel tegen de Katholieke Kerk in praktijk bracht, waarvan deze, zoolang zij in het uitsluitende bezit der heerschappij was, tegenover de Protestanten uitging; met dit onderscheid dat de Katholieken van schavot en brandstapel verschoond bleven. Er bleef evenwel nog altijd een vrij aanzienlijk gedeelte der bevolking aan de oude Kerk getrouw en, al was de openbare uitoefening van den katholieken eeredienst verboden, (wat eene wijze maatregel van zelfbehoud mag heeten, als men het van Spaansche zijde dreigende gevaar en de Spaansche sympathieën, waarvan de Katholieke Noordnederlanders niet tenonrechte beschuldigd werden, in aanmerking neemt), het kapittel van Utrecht was in den storm der revolutie ongedeerd gebleven en had onder den naam van Provicaris, waarbij de bisschopstitel van eene of andere aziatische stad gevoegd was, ook eenen aartsbisschop, die de katholieke Kerk van Holland regeerde, zoover dit onder de toen bestaande wetten kon geschieden. De zetel der eigenlijke geestelijke regeering was echter niet in Utrecht, ook niet in de
| |
| |
verblijfplaats des aartsbisschops, die deze om moeielijkheden met de wereldlijke overheid te ontwijken, dikwijls verwisselde, maar in Brussel, waar de Pauselijke Nuntius zijne standplaats had. Door zijne tusschenkomst werd het verkeer onderhouden van den hollandschen clerus en van het Utrechtsch kapittel met Rome; hij bestuurde de onderhandelingen, wanneer het de keuze van een nieuwen aartsbisschop gold, en tot hem wendde men zich bij herhaling, om in het gebrek aan zielverzorgers te voorzien. Onder zijn bestuur wisten de Jezuïeten zich in Holland toegang te verschaffen, en het is heden nog van groot belang te hooren, welke bedenkingen de toenmalige aartsbisschop Vosmaer tegen de toelating der orde tot zielverzorging en herderlijke werkzaamheden inbracht. Evenwel de nood dwong, haar toe te laten, in 't bijzonder, omdat men zich van de werkzaamheid der orde niets minder beloofde, dan de geheele herovering der noordelijke Nederlanden voor Rome en het Katholieke geloof. In zeer korten tijd was het getal der ordeleden, die in het aartsbisdom Utrecht werkzaam waren, tot boven de veertig geklommen, en weldra hadden de botsingen plaats, waarin de orde steeds met de wereldlijke geestelijkheid komt, zoodra zij elkaar op één terrein ontmoeten. Van nu aan worden dagelijks klachten ingediend over de heerschzucht der orde.
De Nuntius, tot wien men zich uit Utrecht wendde, vertegenwoordigde in den regel de zaak der Jezuïten, en alle aartsbisschoppen, Rovenius, Neercassel, De la Torre en Codde, zagen zich genoodzaakt, te Rome hunne klachten over de orde in te dienen. Somtijds, werd na lang dralen, het goede recht der aartsbisschoppen erkend en de orde binnen de behoorlijke grenzen teruggewezen; hoewel deze zich daarom gewoonlijk weinig bekommerde, daar zij in den Nuntius te Brussel steeds haren verdediger en zaakbezorger vond. Toen Neercassel, een der uitstekendste kerkvorsten, die de Roomsche Kerk kan aanwijzen, den aartsbisschoppelijken Stoel beklom, was de vijandschap tusschen hem, als bezitter der hoogste geestelijke macht, en de orde reeds tot zulk eene bedenkelijke hoogte gestegen, dat eene uitbarsting scheen te wachten. De ziel van alle intrigen was de Nuntius te Brussel, en met voornaam schouderophalen of stilzwijgen werden de steeds ernstiger klachten van aartsbisschop en kapittel beantwoord. De laatsten konden met volkomen recht de verklaring afleggen, dat de eigenlijke vijand der Katholieke Kerk in Holland niet de Protestantsche regeering, maar de Jezuïten-orde was. Deze verloor echter het doel van haar streven niet uit het oog; de door verdragen met den heiligen Stoel verkregen en eeuwenoude, door alle Pausen erkende rechten der Hollandsche Kerk moesten vernietigd, de zelfstandige bisschoppen moesten tot gewetenlooze werktuigen van Rome gemaakt worden. Want men mag niet over het hoofd zien, dat de aartsbisschoppen van Utrecht, in weerwil van alle onderdanigheid jegens den heiligen Stoel, toch nooit vergaten dat zij ook Nederlanders waren. De Nuntius te
| |
| |
Keulen, die tot den uit Rome teruggekeerden Bisschop Rovenius zeide, dat hij nu naar aller hoop een volkomen Romein mocht zijn geworden, kreeg ten antwoord, dat hij volbloed Nederlander gebleven was. Deze zelfstandigheid beviel natuurlijk niet aan de orde, die geen vaderland kent, en wier geheele streven zich nu richtte op de ondermijning van het bisschoppelijk gezag en de verlaging der Hollandsche Kerk tot eene bloote missie, die als zoodanig tot het rechtsgebied van den Nuntius te Brussel zou behooren en daardoor voor den arbeid der orde zou worden opengesteld.
Onder Codde had eindelijk de lang voorbereide uitbarsting plaats en tot het onwaardige spel, dat gedurende verscheidene jaren met dezen aartsbisschop gedreven werd, reikte de Nuntius te Brussel de behulpzame hand. De Jezuïetenorde behaalde eene volkomen overwinning, en van de vroeger eenmaal zoo machtige Katholieke Kerk in Holland, zijn thans nog alleen de treurige overblijfselen der oudbisschoppelijke Klerezie over, als de sprekende getuigen, dat het Rome niet zoozeer om godsdienst en Christendom als om de onbestreden erkenning zijner oppermacht te doen is. Na den val van Codde, werd het van de Jezuïeten afhankelijke deel der Katholieke Kerk door den Nuntius te Brussel bestuurd, en het is eene bedroevende, doch in elk geval tot nadenken aansporende studie, na te gaan, van welke sluipwegen en intriges de orde zich bediende, om de oud-bisschoppelijke Klerezie allerwegen terug te dringen, en iedere ledige plaats met jezuïetischgezinde priesters en orde-creaturen te bezetten. Aan den Nuntius te Brussel komt de eer toe dat hij voor den Heiligen Stoel een zoo gewichtig gebied veroverd en duurzaam binnen het vaste gebouw der Hierarchie besloten heeft. Hij wist van de werkzaamheid der Jezuïetenorde op uitnemende wijze partij te trekken.
In het, na den val van Napoleon I, nieuwgevormde Koninkrijk Holland, met hetwelk het tegenwoordige België vereenigd was, was de bevolking voor het meerendeel Katholiek, en het was uit dien hoofde natuurlijk, dat de Kurie, evenals bij andere natiën met overwegend katholieke bevolking, ook te Brussel of te 's Hage eenen Nuntius aanstelde. Had de Weenervrede aan het Koninkrijk der Nederlanden zijne tegenwoordige grenzen aangewezen, zoodat het getal der Protestanten de meerderheid gevormd had, dan had men aan de zending van een pauselijken Nuntius zeker niet gedacht, vooral ook omdat Willem I niet de man was, om vreemde invloeden in zijn gebied toe te laten. Men kent den aanhoudenden strijd, waarin Willem I door de steeds toenemende eischen der geestelijkheid gewikkeld werd, en het ontbrak niet aan pogingen, om eenen definitieven vrede te sluiten. De pogingen leden echter steeds schipbreuk op de met hardnekkigheid vastgehouden overdreven eischen van het Episcopaat. Eenmaal, kort voor de Belgische revolutie, stond men op het punt, tot een vergelijk te geraken, maar de prijs, dien de pauselijke Nuntius vorderde, was
| |
| |
te hoog. Hij stelde eenvoudig als voorwaarde, dat de oudbisschoppelijke Klerezie met geweld onderdrukt en bij de katholieke Kerk ingelijfd moest worden, een voorstel, dat door Willem I dadelijk op besliste wijze van de hand werd gewezen. De opstand van 1830, die koning Willem op het verlies van de helft van zijn land te staan kwam, was het werk van de Jezuïten. In dien tijd zag men de merkwaardige of liever de ergerlijke vertooning, dat eene vreemde macht, die door de aanwezigheid van haren vertegenwoordiger, den Nuntius, oogenschijnlijk hare vriendschappelijke gezindheid aan den dag legde, in het geheim werkzaam was om den bestaanden toestand omver te werpen. Dat destijds de Nuntius te Brussel zich stil en onzijdig hield; dat hij de revolutionaire beweging als schijnbaar vreemd toeschouwer aanzag, spreekt van zelf. De Kurie heeft zich nog nooit door een onberaden optreden en voorbarige maatregelen harer Nuntiussen op glad ijs gewaagd. Maar België was onherroepelijk verloren, niet door de kracht, die de opstand zelf ontwikkelde, maar door de onbevoegde inmenging van Frankrijk en Engeland. De Nuntius evenwel volgde de regeering naar den Haag, en onder Willem II, die den wapenstilstand met de Katholieke Kerk in een definitieven vrede wilde veranderen, werd aan de grondlegging en ontwikkeling der Hierarchie de grootste speelruimte gelaten. Het mag tot een bewijs dienen van den invloed, dien de Nuntius aan het Hof oefende, dat de regeering aan de oudbisschoppelijke Klerezie, bij de keuze van een Bisschop, groote moeielijkheden in den weg legde.
In het jaar 1853 werden vijf Roomsche Bisschoppen benoemd en daarmede was de vestiging der Hierarchie op dezen protestantschen bodem een feit geworden. Geen billijk denkend mensch kon destijds aan de Katholieke Kerk het recht ontzeggen, hare eigene en inwendige belangen naar welgevallen zelfstandig te regelen; maar de fout van de toenmalige regeering ligt hierin, dat zij verzuimde van de Bisschoppen de noodige waarborgen te vorderen, dat zij zich aan 's lands wetten behoorlijk zouden onderwerpen, wat zij nog heden - men denke slechts aan de processie te Maastricht - niet overal en altijd doen.
De aanwezigheid van eenen Nuntius te 's Hage was eigenlijk van dit oogenblik af eene overbodige zaak, aangezien het verkeer der Bisschoppen geheel vrij en niet meer aan het placet regium gebonden en hiervoor alzoo geen tusschenpersoon meer noodig was. Daar evenwel de Paus nog tot de regeerende wereldlijke vorsten behoorde, en ook onze regeering bij den pauselijken stoel door een bijzonderen gezant vertegenwoordigd was, was tegen de aanwezigheid van den Nuntius te 's Hage, van volkenrechtelijk standpunt, niets in te brengen. Wel kunnen wij ons van de plichten, die de Nuntius te vervullen had, geene juiste voorstelling maken, of het moest zijn, dat hij de steeds rijkelijk vloeiende pieterspenningen naar Rome overmaakte, terwijl hij zich met de over de bergen trekkende Zouaven, althans oogenschijnlijk niet verder kon inlaten,
| |
| |
daar, zooals men weet, de Nederlandsche wet, op verbeurte van het recht van Staatsburger, iederen Nederlander verbiedt, zonder verlof des Konings, in buitenlandschen krijgsdienst te treden.
Weinige maanden na de afkondiging van het onfeilbaarheidsdogme, volgde de inbezitneming van Rome door de Italiaansche troepen, waarmede Pius IX ophield in de rij der wereldlijke beheerschers der Europesche Staten een plaats in te nemen. Hij was nog alleen het opperhoofd der roomsch-katholieke Kerk.
Men herinnert zich nog den storm, die in het klerikale kamp ontstond, toen in onze Tweede Kamer kort daarna het voorstel werd gedaan, den Nederlandschen gezantschapspost bij den Heiligen Stoel als overbodig en in strijd met het volkenrecht op te heffen. ‘Tijd’ en ‘Maasbode’ wedijverden in het schreeuwen over den vuistslag, die daardoor der geheele katholieke bevolking van Nederland in het aangezicht werd gegeven; men bestormde den koning met adressen, die op bevel des pastoors zelfs door schoolkinderen en dienstboden onderteekend moesten worden; men naderde den troon met halsbrekende juridieke deducties en wilde bewijzen, dat de Koning het recht had, ook tegen den wil der volksvertegenwoordiging gezantschapsposten op te richten, of niet goedgekeurde aan te houden - Doch alles te vergeefs, de Tweede en de Eerste Kamer stelden zich op het éénig juiste standpunt, namelijk dat van het volkenrecht. Een Staat, die de eerste voorwaarde van zijn bestaan, namelijk grondgebied, mist, is geen staat meer, kan als zoodanig, uit een volkenrechtelijk oogpunt, niet meer in aanmerking komen, heeft derhalve niet het recht, zich te laten vertegenwoordigen of de vertegenwoordiging van een anderen Staat bij zich te verlangen. Geheel met hetzelfde recht zou een nederlandsch afgezant bij den ex-koning van Hannover of den voormaligen hertog van Nassau aangesteld kunnen worden. De koninklijke goedkeuring volgde en aan den gezant te Rome werd zijn diplomatiek en officieel karakter ontnomen.
Naar alles, wat daarover openbaar werd, schijnt men te Rome den maatregel der regeering evenzoo beoordeeld te hebben, als in het ultramontaansche kamp hier te lande. De Paus schreef zelfs een eigenhandigen brief aan den Koning, waarin hij den vorst waarschijnlijk verzocht, het besluit der volksvertegenwoordiging niet goed te keuren. Diegenen, die verwacht hadden, dat Rome den haar aangedanen ‘smaad’ niet rustig opnemen, maar met représailles, d.i. met terugroeping van den te 's Hage gevestigden Nuntius zou beantwoorden, zagen zich zeer teleurgesteld: de Nuntius bleef. Anders is Rome voor de haar aangedane of denkbeeldige beleedigingen zeer gevoelig, en men moet zich derhalve over de mindere gevoeligheid, die zij ditmaal aan den dag legde, zeer verwonderen; want ieder andere Staat, zou, onder dergelijke omstandigheden, alle diplomatieke betrekkingen hebben afgebroken. Verscheidene bladen spraken derhalve, bij de terugroeping van den laatsten Nuntius, Bianchi, den wensch uit, dat de regeering
| |
| |
deze gelegenheid mocht aangrijpen, om aan den belachelijken, diplomatieken onzin een einde te maken. Doch het Vatikaan weet altijd, wat het doet, en het zal ook nooit vrijwillig daartoe besluiten, zich te 's Hage niet meer te laten vertegenwoordigen, al ware het ook slechts om als protest te dienen tegen de ‘wederrechtelijke’ secularisatie van het vaderlijk erfgoed van Petrus. Dat sedert dien tijd de Nuntius te 's Hage zich voor de zaak der Roomsche Kerk steeds zeer verdienstelijk gemaakt heeft, bewijst het gebeurde met de bekende hatelijke nota over de jansenistische gemeenten, die den Pruisischen gezant te 's Hage in de handen werd gespeeld, en waarvan de oorsprong tot in het gebouw der pauselijke Nuntiatuur te 's Hage is na te gaan.
Rome heeft nog nooit zijne belangen aan beleedigden hoogmoed en eergevoel ten offer gebracht. Wie staat er borg voor, dat de bisschoppelijke zetels altijd door behendige mannen bezet zullen zijn, die den oogenblikkelijken toestand helder en juist beoordeelen? Wie waarborgt dat niet eenmaal, in den loop des tijds, de geest van het vrije onderzoek en het zelfstandige denken binnen sluipen en den grondslag, waarop de macht der Kerk berust, ondermijnen zal. Waarschijnlijk is zulk een geval bij den tegenwoordigen toestand van den hollandschen Clerus vooreerst niet; evenwel, de voorzichtigheid gebiedt, zich ook op mogelijkheden voor te bereiden, en het stelsel van aanhoudende bewaking en streng opzicht, hetwelk natuurlijk tot de voornaamste plichten van den Nuntius behoort, zal het opduiken van eenige zelfstandige richting, welke ook, onder de Nederlandsche geestelijkheid vooreerst wel onmogelijk maken. Daarbij komt nog, dat het spook van de oudbisschoppelijke Klerezie bij voortduring op den achtergrond staat, die tot heden geene reden gevonden heeft om aan de vaderlijk vermanende - lees: vervloekende - stem des H. Vaders gehoor te geven en in den algemeenen schaapsstal der Kerk van Christus terug te keeren. Ook op die richting, die het eenheidsbewustzijn der Roomsch-Katholieke Kerk, waarop men zich tegenover Protestanten zoo gaarne beroept, zoozeer in den weg staat, moet een streng toezicht gehouden worden.
Om de groote geldelijke sommen, tot betaling der onderscheidene, zeker niet goedkoope Nuntiaturen, behoeft het Vatikaan niet verlegen te zijn. Zoolang de pieterspenning zoo rijkelijk vloeit als tot nu toe, is steeds het geld voorhanden om de afgezanten van den pauselijken Stoel waardig uit te dossen en hun een optreden mogelijk te maken, hetwelk voor dat van de gezanten van andere volken in niets onderdoet.
Voor eenigen tijd heeft een van onze Staatslieden, graaf Van Zuylen, zijne waarschuwende stem doen hooren, tegen de glibberige baan, waarop ons vaderland zich zou begeven, wanneer het, in den heeten strijd, die op dit oogenblik de wereld beweegt, voor Rome partij mocht kiezen. Deze waarschuwing kan voor hem, die het trouw en eerlijk met zijn vaderland meent, niet genoeg herhaald worden. Wij hebben aan de hand der geschiedenis, in een enkele inrichting der roomsche
| |
| |
Hierarchie, hare kolossale macht aangetoond. Moge het ons aansporen om met groote voorzichtigheid en waakzaamheid op onze hoede te wezen tegen hare geestdoodende en van vaderlandsliefde beroovende omarming. En dit te meer, omdat zij, als het noodig blijkt, niet na zal laten, hare gansche kracht en haren geheelen machtsvoorraad ook in onze kringen aan te wenden tot bereiking van haar doel, de overheersching der wereld.
Delft.
Dr. Th. Wenzelburger.
|
|