De Tijdspiegel. Jaargang 34
(1877)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 219]
| |||||||||||||
Staatkunde en geschiedenis.De corruptie in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika en hare oorzaken.Bij eene vergelijking tusschen de politieke en économische toestanden in Europa en Noord-Amerika was het langen tijd aan de orde van den dag, al het licht op de Amerikaansche en al de schaduw op de Europeesche zijde te laten vallen. Ieder herinnert zich nog de schitterende kleuren, waarmede Eduard Laboulaye vóór eenige jaren de resultaten van het Amerikaansche self-governement en de Amerikaansche décentralisatie in zijn ‘Paris en Amérique’ heeft geschilderd. Moge nu ook al eene politieke bedoeling, die meer het oog had op la belle France, dan op de Vereenigde Staten, aan het boek van den Parijschen professor niet vreemd geweest zijn, te ontkennen is het niet, dat tot op den jongsten tijd in de Europeesche pers een toon van ingenomenheid en bewondering werd aangeslagen, zoodra er sprake was van de voorrechten der groote republiek, van den bloei en voorspoed van ‘'t jong en schoon Amerika.’ Wel mengde zich in die dichterlijke lofzangen in proza en poëzie nu en dan een hoogst onaangename dissonant, wanneer er sprake was van de répudiatie hunner schulden door onderscheiden Staten der unie, van de lynch-justitie, van den schatten- en menschenlevens verslindenden burgeroorlog, van de énorme toeneming der openbare schuld, van de voortdurende ontevredenheid en verarming in het Zuiden, van de zwendelarijen in spoorweg- en mijnondernemingen; maar, in weerwil van die kleine en groote vlekken, bleef men overtuigd van de voortreffelijkheid der Transch-Atlantische republiek en vleide men zich, dat zij ‘het oude en vermolmde Europa’ weldra zoude overvleugelen. Eerst in den allerlaatsten tijd, sedert de Erie-spoorwegschandalen de omkoopbaarheid der rechterlijke macht in den staat New-York aan het licht brachten, sedert het ruchtbaar werd dat onderscheiden stedelijke | |||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||
regeeringen de stedelijke kassen op onverantwoordelijke wijze geplunderd hadden, sedert eindelijk de hoogstgeplaatste ambtenaren der Unie wegens omkooping, verduistering van 's lands gelden en andere schandelijke praktijken terecht stonden, en ieder schandaal van dien aard tot de ontdekking leidde van een nieuw en zoo mogelijk nog grooter schelmstuk - eerst thans begint men hier en daar in ernst de vraag op te werpen, of de hooggeprezen Amerikaansche instellingen den lof wel verdienen, dien zij zoo langen tijd van het goedgeloovige Europeesche publiek hebben ingeoogst. De twijfel ontstaat, of de zoo lang en vurig bewonderde republiek, waarin het democratische beginsel zoo consequent werd toegepast en die in zulke exceptioneel gunstige omstandigheden scheen te verkeeren, toch niet ten slotte een treurig fiasco zoude maken. Wij voor ons gelooven niet, dat er vooralsnog reden bestaat om aan de toekomst van de V.S. te wanhopen. Het Amerikaansche volk heeft bij al zijne gebreken en tekortkomingen ééne eigenschap, die veel, die alles misschien kan vergoeden. Het bezit eene levenskracht, eene énergie, eene volharding, een vertrouwen op eigen kracht, een jeugdige levenslust en moed, die alle zwarigheden kan overwinnen en eene grootsche toekomst waarborgen. Maar wèl gelooven wij, dat het hoog tijd wordt alle krachten in te spannen, om den boom der vrijheid te zuiveren van de ontelbare insecten, rupsen, houtwormen en andere parasieten, die merg en stam dreigen te verteren. In die overtuiging werden wij versterkt door de lezing van een werk, dat dezer dagen te Augsburg verschenen is met den titel: ‘Die hundertjährige Republik. Sociale und politische Zustände in den Vereinigten Staaten Nordamerika's von John H. Becker. Mit Einleitung von Friedrich von Hellwald.’ De schrijver van dit werk is, volgens den ook ten onzent niet onbekenden heer Von Hellwald, iemand, die gedurende een tienjarig verblijf in alle deelen der Unie een' nauwkeurige kennis van land en volk verkregen heeft, die aan een diep inzicht in de werking der staatsmachine een' scherpe opmerkingsgave en een buitengewone onpartijdigheid paart. Het werk draagt werkelijk op iedere bladzijde de blijken, dat het geschreven is door iemand, die met de Amerikaansche toestanden, door persoonlijke ondervinding, innig vertrouwd is geraakt. De schrijver moge nu en dan wat al te pessimistisch zijn, zijn werk is rijk aan feiten, uit de beste bronnen geput, die een verrassend licht werpen op de Amerikaansche toestanden. De toestand en de vooruitzichten der arbeidende klasse, het antagonisme tusschen negers en blanken in het Zuiden, de dáár heerschende kwijning in alle takken van bestaan, ontevredenheid en anarchie, het verslinken van den voorraad van voor winstgevende cultuur vatbare | |||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||
gronden in het far West, maar vooral de in alle takken van bestuur heerschende omkooping en misbruiken van allerlei aard, worden in dit werk geteekend met zulk een rijkdom van détails, en, voor zooveel noodig, gestaafd met zóóvele bewijzen, dat het geheel den indruk maakt van een zeer bezwarende acte van beschuldiging tegen de Noord-Amerikaansche democratie. Daar de toekomst van de V.S. zoowel voor den staatsman als voor den man van zaken een onderwerp van voortdurende belangstelling behoort te zijn; daar wij Nederlanders vooral niet vergeten mogen, dat de grondslagen van het imposante gebouw van gindsche transatlantische republiek door onze voorouders der zeventiende eeuw gelegd zijn, en evenmin, dat onze achttiendeëeuwsche vaderen tot hun eigen schade de hand geleend hebben aan de met succès bekroonde pogingen der Amerikaansche koloniën, om zich van de Engelsche heerschappij te bevrijden, hebben wij gemeend, de aandacht van ons publiek op het genoemde werk van den heer Becker te moeten vestigen. Wij hebben daarom, naar aanleiding van genoemd werk, eene poging gedaan, om de in de V.S. heerschende corruptie in bijzonderheden te schilderen en eene verklaring te geven van de vermoedelijke oorzaken van dit verschijnsel. Slechts daarom is het moeielijk, de heerschende omkooping en het bedrog in alle takken van de administratie in de Vereenigde Staten in bijzonderheden te schilderen, omdat de stof zoo onuitputtelijk rijk is, dat het niet gemakkelijk valt, eene gepaste keus te doen. De geheele wetgeving toch is sedert geruimen tijd niets anders dan eene reeks van transactiën, die in de Lobbij gesloten worden, d.w.z. in de vóór- of nevenzalen van de zittingslokalen der wetgevende lichamen, waarin de volksvertegenwoordigers hunne stem aan ieder, die geld of geldswaarde daarvoor biedt, tot den hoogst mogelijken prijs verkoopen. Deze handel is zoo algemeen bekend en heeft zoozeer het burgerrecht verkregen, dat hij reeds door de invoering van het woord Lobbyist in den zin van kooper van eenige wettelijke concessie of dispensatie zich een onvergankelijk monument in het gewone spraakgebruik verworven heeft. In de beteekenis waarin het woord tegenwoordig in de V.S. gebezigd wordt, beduidt het al de individu's, die ter bevordering hunner persoonlijke voordeelen of als agenten voor anderen, door middel van omkooping, een' voor hunne particuliere belangen nuttige wetgeving trachten te verkrijgen. Van het besef van verantwoordelijkheid van den gekozen wetgever tegenover zijne kiezers of de publieke opinie is bijna overal ieder spoor verdwenen. Ieder beschouwt integendeel zijn gezag, dat hij slechts met groote kosten gedurende de aan elke keuze voorafgaande periode van electioneering of bewerking der kiezers verworven heeft, uitsluitend als een middel, om de belangen zijner partij of liever van de aanhangers zijner partij naar vermogen te bevorderen. | |||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||
Hij heeft dus de zakken vol met ontwerpen voor deze of gene bill ten behoeve van de eene of andere naamlooze vennootschap. Daar het echter veel te lastig en tijdroovend zou zijn, indien hij voor de hem in 't bijzonder belang inboezemende bills het noodige aantal collega's wilde trachten te winnen, zoo is men reeds sedert lang zoo praktisch geworden, om dergelijke bills, zonder eenige discussie en zonder dat het publiek er iets van bemerkt, door het systeem der zoogenaamde pools, door te drijven. Dit stelsel komt hierop neer, dat eene meerderheid der achtbare wetgevers in 't geheim bijeenkomt, en ieder de verschillende bills, welker aanneming hij persoonlijk wenscht, op een algemeene lijst plaatst, die zeer eigenaardig en met een zekere schelmen- of galgenhumor den naam van omnibus-bill draagt. Deze omnibus bill wordt geregeld, met de bedoeling, om alle discussie onmogelijk te maken, eerst in de laatste dagen der zitting ingediend en even vóór de sluiting en bloc tot wet verheven. Zóó geniet ieder volksvertegenwoordiger de geldelijke voordeelen, die hij door het passeeren zijner bill met de Lobby bedongen heeft. Het geheel berust natuurlijk op het beginsel van compensatie of vergelijking van schuld, en bij alle wetsontwerpen, die een grootere winst beloven, b.v. bij spoorwegconcessiën, bij de verleening of verlenging van een belangrijk monopolie, wordt derhalve in zooverre daarvan afgeweken, dat in deze gevallen het noodige aantal wetgevers, zooals de kunstterm luidt, direkt ‘gezien’ moet worden. De belanghebbende Lobbyisten houden dan, onder het genot van champagne en oesters of dergelijke het hart openende en de ziel verteederende overredingsmiddelen (elegante schoonheden spelen voornamelijk in de Lobby van het congres te Washington de hoofdrol) vertrouwelijke gesprekken met elken wetgever in 't bijzonder, waarbij zij gelegenheid vinden, hun vriendschappelijke ofteedere erkentelijkheid of hun bewondering over de vaderlandsliefde of de mannelijke onverschrokkenheid der heeren wetgevers in den vorm van dollars en centen, of op eene andere even aangename wijze, uit te drukken. Overigens vindt, zooals van zelf spreekt, die omslachtige manier, om de wetgevers gunstig te stemmen, slechts plaats bij nieuwelingen. Bij de meer geroutineerde staatsmannen zijn dergelijke omwegen onnoodig. Een blik, een woord, een kleine wenk is genoeg, de zaak is afgedaan en de wetgever trekt zijn wissel op den heer ‘Zoo en zoo.’ De voorbeelden van dergelijke transactiën zijn ontelbaar. Als één van de meest éclatante kan men wijzen op het gebeurde met den Gouverneur Kellog en diens mededinger Penn in Louisiana gedurende den opstand van 1874. Uit de toen in beslag genomene en door de New-York Tribune gepubliceerde stukken blijkt onwedersprekelijk, dat verscheidene congresleden zich hun juridische diensten ten gunste der usurpatie van Kellog met belangrijke geldsommen hebben laten betalen, | |||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||
ja zelfs, dat enkelen zich door beide partijen in deze zaak voor juridische diensten de handen lieten vullen, en wel tenzelfden tijde, dat zij in hunne betrekking als leden van het congres een rechtelijke uitspraak over diezelfde zaak moesten doen. Het schandelijkste van deze onthullingen is, dat de daarin met name genoemde Butler, Carpenter en Morton de erkende hoofden der regeerende republikeinsche partij zijn. Houden nu de hoofden eener groote groote nationale partij zoo ongegeneerd de handen open, zoo kan men gissen, van welk kaliber de andere, minder in 't oog loopende wetgevers zijn, wier hebzucht niet ten minste door eerzucht eenigermate binnen de perken wordt gehouden. Zoo kan het dan ook geen verwondering baren, dat reeds sedert geruimen tijd de gemiddelde omkoopingsprijs van een wetgever van den staat New-York, in zaken van gewicht, 50 dollars per hoofd, en in zaken van minder belang, aanmerkelijk minder bedraagt. En in verscheidene staten, waarin negers de banken der wetgevende kamers vullen, doen die heeren het nog voor veel minder. Maar het ergste van de zaak is, dat eene onthulling als die wij uit de New-York-Tribune aanvoerden, voor de schuldigen geene nadeelige gevolgen heeft. Niet slechts worden die misdadige handelingen niet bestraft, aan de mogelijkheid van hare bestraffing denkt in de V.S. hoogstens een of andere grasgroene nieuweling - evenmin worden de schuldigen met schimp en schande aan den dijk gejaagd; o, neen, het publiek vindt in dergelijke gevallen zoo weinig iets onteerends, dat de alzoo gecompromitteerde in hun maatschappelijke positie en achting veelal niet het geringste nadeel lijden, maar vaak bovendien nog als helden of martelaars vereerd worden. Zóó geschiedde het o.a. met Schuyler Colfax, die van 1868-1872 de waardigheid van Vice-president, en dus de hoogste betrekking op één na in de republiek bekleedde, en den invloed, dien hij in die betrekking als voorzitter van den Senaat uitoefende, ten gunste van de zwendelarij van het Credit Mobilier, waardoor de regeering bij den bouw van den Trans-Atlantischen spoorweg voor de kleinigheid van omstreeks 50 millioen dollars bedrogen werd, voor de ellendige som van 1200 dollars netto verkocht. Ofschoon zijn schuld op de meest overtuigende wijze bewezen werd en hij zich tevergeefs door meineed trachtte te redden, werd hij niet slechts in zijne woonstad South-Bend (in den Staat Indiana) met openlijke eerbewijzen ontvangen, maar reisde ook na dien tijd nog vaak als voorlezer rond; de heer Colfax is namelijk een algemeen geacht lid van de over de geheele uitgestrektheid der V.S. verspreide christelijke jongelingsvereenigingen en houdt als zoodanig zedelijke en godsdienstige voorlezingen in de zondagscholen van de kerken der secte, waartoe hij behoort, bij bij welke gelegenheden hij overal als een bijzonder vroom man en een christen bij uitnemendheid ten hoogste vereerd en bewonderd | |||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||
wordtGa naar voetnoot(*). Deze man verklaarde dan ook bij het gerechtelijk onderzoek, dat hij put the money, where it would do the most good, d.i. dat hij de (omkoopings-)gelden dáár gebruikte, waar hij meende er de meeste vrucht van te zullen plukken, en was uiterst verbaasd, dat er nog menschen leefden, zoover in beschaving ten achter, dat zij de schouders konden ophalen over zulk een eenvoudige en natuurlijke transactie. Zijne kiezers, - hij was namelijk ook lid van het congres, - waren dan ook geheel van dezelfde meening, ontvingen hem, toen hij na afloop der gerechtelijke instructie naar zijne vaderstad in Massachusetts terugkeerde, op feestelijke wijs en verzekerden hem bij besluit van een algemeene kiezersvergadering van hunne volkomen sympathie en van hun onverdeelde bewondering voor zijn in de instructie bijzonder aan het licht gekomen talent voor zaken. Een ander voorbeeld. Men kent Jim Fisk, den stichter van het groote operagebouw te New-York, dat hij met lichtvaardige priesteressen van Thalia vulde, in wier midden hij als sultan troonde, tot hij ten slotte door den medeminnaar van eene zijner maitressen doodgeschoten werd. Deze man, die het bewuste theater gebouwd had en onderhield van het geld, dat hij den aandeelhouders van den New-York- en Erie-spoorweg door de meest schaamtelooze zwendelarijen ontstolen had, werd nog na zijn dood zoozeer betreurd en bewonderd, dat in October 1874 door eene tooneelspeelster in een der New-Yorksche schouwburgen, onder toejuiching van het publiek, lofdichten te zijner eere gezongen werden. Zelfs besloot zijne vaderstad Brattleboro in den staat Vermont - zooals voor zulk een groot man betaamt, - een monument voor hem te stichten. De onthulling daarvan geschiedde dan ook op den bepaalden feestdag met de noodige ceremoniën en redevoeringen, in tegenwoordigheid van de geheele bevolking en van de regeering der stad, met de meeste plechtigheid, en in de feestrede werden zijne werken en daden aan de jeugd als navolgenswaardig voorbeeld voor oogen gesteld. Maar waarom voorbeelden genomen uit betrekkelijk lagere kringen? Het is toch van algemeene bekendheid, dat Grant, de waardige president, zelf zijn politieke grootheid voornamelijk aan den dag legt door de aanneming van geschenken van groote waarde, waarvoor hij den gevers bij de eerste de beste gelegenheid ten koste van het land een ambt verleent. Deze ‘koning in den frak’ heeft dan ook al zijne bloedverwanten met ambten bedacht, en handhaaft hen daarin met de grootste koelbloedigheid, ook wanneer zij zich voortdurend aan de grootste, algemeen bekende ontrouw en diefstal van 's lands gelden schuldig maken, zooals b.v. zijn zwager Casey, die als ontvanger van | |||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||
de in- en uitgaande rechten de ziel is van al de knoeierijen en intriges in Louisiana. Een ander zwager Dent onderscheidde zich als compagnon van Gould bij de beruchte goudspeculaties aan de New-Yorksche beurs, toen hij de andere beursspelers door de informatiën, welke hem door het ministerie van financiën verstrekt werden, voor enorme sommen wist op te lichten. In de voordeelen dezer speculatie, zegt men, dat zelfs zijne zuster, de vrouw van den grooten staatsman Grant, voor een niet onaanzienlijk bedrag gedeeld heeft. Daarenboven is de heer Grant de champagnevriend van den beruchten Murphey, die als chef van het tolkantoor te New-York ten opzichte van den handelsstand dier stad zich aan zulke afpersingen schuldig maakte, dat Grant hem eindelijk - wel is waar slechts in naam, want in werkelijkheid bleef hij even als vroeger de ziel van het New-Yorksche tolkantoor - door een ander vervangen moest. Wanneer de hoofden der administratie, de meest bekende leiders der partijen, zoo omkoopbaar zijn, kan er niet aan getwijfeld worden, of iedere gelegenheid, die zich aanbiedt, om de schatkist te bestelen, wordt met gretigheid aangegrepen. Menige operatie, met dit doel ondernomen, zoude, ware zij niet zonneklaar bewezen, geheel en al ongeloofelijk zijn. Zoo bracht de minister van financiën Boutwell eene methode in toepassing, om achterstallige belastingen in te vorderen, die ternauwernood in Turkije haars gelijke vindt. In plaats nl. van de belastingschuldigen direct tot betaling aan te spreken, sloot hij een overeenkomst met zekeren Jayne, die hem door den beruchten Benj. Butler was aanbevolen. Genoemde Benj. Butler (om dit even in parenthesi te melden) is algemeen bekend onder den naam van Spoon-Butler (lepel-Butler), omdat onder zijn bestuur in New-Orleans gedurende den burgeroorlog het aantal geplunderde zilveren lepels e.z.v., die hun weg gevonden hebben in de koffers van den generaal, buitengewoon groot was. Dit verdrag nu van den minister van financiën met Jayne bepaalde, dat deze de achterstallige belastingen zou invorderen, en voor deze moeite niet minder dan 50 percent van het geïncasseerde zou genieten. Den ambtenaren bij de belasting werd aangeschreven, dat zij hem op alle wijzen behulpzaam moesten zijn, en zijn bevelen moesten nakomen, zoodat hij moeite noch kosten behoefde aan te wenden. Mr. Jayne toog aan 't werk, trachtte echter geenszins de werkelijk achterstallige belastingen in te vorderen, maar gebood eenvoudig alle spoorwegmaatschappijen, groote branderijen en dergelijke, die het grootste deel der belastingen dragen en welker adressen hij aan de boeken der ambtenaren ontleende, om hare belasting aan hem, in plaats van aan de regeering te betalen. Op deze zeer eenvoudige manier kreeg de schatkist der V.S. juist de helft van hetgeen zij zonder de werkzaamheid van den heer Jayne zoude hebben verkregen. De andere helft staken | |||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||
deze heer en de achter hem staande staatsmannen in de zak. Deze zwendelarij was overigens zelfs voor de V.S. al te kras, daar zij ten slotte op eene verdubbeling der belastingen moest neerkomen. Eenige belastingschuldigen wendden zich tot het congres met de bede, om te mogen weten, waaraan Mr. Jayne het recht ontleende, om zich de verschuldigde belastingen te doen betalen, en het congres zag zich, tot groot leedwezen van de stille compagnons, gedwongen eene enquête in te stellen; zij had ten gevolge, dat de minister dit fijn uitgedachte systeem van buitengewoon goedkoope verpachting van de invordering van 's Lands middelen moest opgeven. Van een bestraffing der daarbij betrokken personen, of van eene teruggave door hen van het onrechtmatig verdiende geld is natuurlijk geene sprake geweest, en de goede naam der schuldigen leed er zoo weinig onder, dat president Grant onmiddellijk daarop een zekeren Simmons, die als medehelper van Jayne zijne sporen verdiend had, in weerwil van het eenstemmig protest van de handelswereld te Boston, tot ontvanger der convooien en licenten van deze haven benoemde. Is het bovenstaande een staaltje van de in het ministerie van financiën gebruikelijke handelwijze, het volgende voorbeeld toont aan, dat het bij de administratie der posterijen op dezelfde wijze toegaat. In de V.S. belast zich de post uitsluitend met het vervoer van brieven en couranten. Dit vervoer wordt voor ieder gedeelte wegs, bij wege van contract, aan den minstbiedende verpacht, ten minste.... zóó bepaalt de wet. Daar echter een getrouwe uitvoering dezer bepaling geen bijzonder voordeel afwerpt, was het natuurlijk reeds lang het ijverig streven van alle direct of indirect bij het sluiten dezer contracten medewerkende ambtenaren om de zaak zoo te wenden en te keeren, dat zij er iets bij profiteerden. Zij bereikten hun doel door middel van zoogenaamde ‘strooaannemers’ of ‘stroocontracten.’ De ‘ring’ d.i. de vereeniging van zoodanigen, die op kosten van het publiek iets trachten te verdienen, wijst eenvoudig een strooman aan, die zijn bod zoo laag stelt dat het de kosten niet zou goedmaken. Daar nu een gewone aannemer geen lust heeft, om aan zoodanige zaak geld te verliezen, behaalt de strooman van den ring natuurlijk de zege over zijne mededingers. Het contract wordt met hem gesloten, en daarmede is de zaak vooreerst afgeloopen; het tweede bedrijf speelt geheel en al achter de coulisses, en bestaat eenvoudig daarin, dat de strooman in gebreke blijft, den vereischten borgtocht te stellen, maar dat hij tevens door allerlei spiegelgevechten de onderhandeling hierover zóó lang weet te rekken tot de noodzakelijkheid der uitvoering van het contract voor de deur staat. Is dit oogenblik aangebroken, dan trekt onze strooman zich geheel terug, laat de als borgtocht gestorte som in den steek en de postadministratie in verlegenheid, hoe zij tusschen heden en morgen een ondernemer voor de postroute zal | |||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||
vinden. Voor een nieuwe uitbesteding van den weg is natuurlijk geen tijd meer, en zoo grijpt de administratie met - nu ongetwijfeld oprecht gemeende - vreugde de gelegenheid aan, die als een wonder telkens als de strooman zich terugtrekt in de gedaante van een anderen ondernemer op het tooneel treedt, die dadelijk gereed staat den gevorderden dienst, natuurlijk tegen goede betaling, voor zijne rekening te nemen. In welke verhouding de op deze wijs betaalde som tot het stroobod staat, toont een voorbeeld, aan de New-York-Herald ontleend: In het jaar 1869 werd het vervoer per post uitbesteed voor den weg van Santa Fé, de hoofdstad van het territorium New-Mexico, naar El Paso del Norte, aan de noordelijke grens van de republiek Mexico gelegen. Een zekere Lewis fungeerde als strooman van den ring, en schreef in voor 9000 dollars, waarmee hij de eerlijk gemeende aanbiedingen voor een werk, dat omstreeks 12 à 15000 dollars waard was, uit het veld sloeg. Ten behoorlijken tijde trad Lewis terug en het contract werd op den 16den Augustus 1870 met de firma Bradley Barlow en J.L. Sanderson voor den prijs van 39,000 dollars per jaar gesloten. Maar met deze winst was de ring ditmaal niet tevreden, daar zij gemakkelijk verdrievoudigd kon worden. Totnutoe was namelijk de postdienst op dien weg slechts driemaal 's weeks waargenomen, wat ook voldoende was voor de behoeften van de dungezaaide Indiaansch-Spaansche bevolking van dit verafgelegen territorium. Voor den ring echter was de bestaande postverbinding onvoldoende, en de generale postmeester Creswell zag zich op den 4den December van dat jaar genoodzaakt op dien weg een dagelijksche postdienst in te voeren. Natuurlijk werd de betaling daarvoor op den voet van bovengemeld contract geregeld. Kosten 3 posten in de week 39,000 dollars, dan kosten 7 posten in de week volgens Bartjens natuurlijk 91,000 dollars, en, daar dezelfde menschen, wagens en paarden den vermeerderden dienst konden waarnemen, werd door deze eenvoudige operatie het voordeel van den ring verdriedubbeld. Evenals in de beide genoemde departementen, gaat het in alle andere toe. Het departement der marine b.v. tracht bij het bestuur van 's lands werven steeds invloed uit te oetenen op de verkiezingen ten gunste van de heerschende partij. Staat in den Staat of in het district, waarin de een of andere marinewerf ligt, een verkiezingsstrijd voor de deur, dadelijk gaat men met niets ontziende energie over tot herstel van alle mogelijke oude schepen, zelfs van geheel overtollige en onbruikbare, en spaart daarbij geene kosten. Men heeft daarbij minder ten doel, om eenig werk tot stand te brengen, dan wel, om een zoo groot mogelijk aantal kiezers op de werven aan te stellen, van wie men de overtuiging bezit, dat zij bereid zijn, het rechte ‘ticket’ te stemmen. Zoodra de verkiezing afgeloopen is, wordt tot eene algemeene afdanking van werkvolk besloten, zonder op den toe- | |||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||
stand van het begonnen werk te letten, en de werf, die voor eenige dagen op een overvollen bijenkorf geleek, ziet er weer leeg en verlaten uit; de reparatie behoevende schepen echter rotten ongestoord voort tot een nieuwen verkiezingsstrijd. Na de medegedeelde voorbeelden, is het nauwelijks noodig, verdere bijzonderheden over de in N.-A. heerschende corruptie aan te voeren. In de laatste jaren werd dan ook schier de geheele zittingsperiode van het congres door enquêtes naar zaken van dien aard in beslag genomen. Van welken aard evenwel de ontdekte schelmerijen waren, in dit punt komen de resultaten van al die onderzoekingen met elkander overeen, dat geen cent der ‘verdiende’ sommen ooit teruggeven werd en dat de schuldigen, zonder onderscheid, ongestraft bleven. Indien men echter uit de bereidwilligheid, om de corruptie der heerschende partij aan het licht te brengen, het besluit wilde trekken, dat het der tegenpartij werkelijk om hervorming te doen is, ware deze gevolgtrekking zeer ongerechtvaardigd. Want de ondervinding leert, dat de democratie, onder welker vlag de oppositie in 1874 de overwinning bij de verkiezingen behaald heeft, zich dáár, waar zij geheel of gedeeltelijk tot de heerschappij kwam, volstrekt niet anders gedroeg als de republikeinsche partij. Democratische volksvertegenwoordigers in het congres deelden met republikeinsche de omkoopingssommen, die hun het crediet mobilier voor den bouw van den Transatlantischen spoorweg ter hand stelde; zij namen eveneens deel aan het komplot, tengevolge waarvan de leden van het vóórlaatste congres een verhooging van hun bezoldiging decreteerden over de laatstverloopen twee jaren van hunne functie. Deze wet werd echter tengevolge van den storm van verontwaardiging, dien zij in het land verwekt had, door het volgende congres, zoover het op de leden daarvan en op de toekomst betrekking had, herroepen, met uitzondering van de verdubbeling der jaarwedde van den president, die men onveranderd liet, omdat diens karakter een stellig veto liet verwachten tegen elke poging tot vermindering zijner jaarwedde. Welke hervormingen van de democratische partij te verwachten zijn, blijkt het best uit het bestuur der stad New-York. Dáár bezitten de democraten wegens de zeer talrijke bevolking van Iersche afkomst (wel 50 percent) sedert lang het onbestreden overwicht. De organisatie der democratische partij te New-York werd door de zoogenaamde Tammany-club beheerscht, die in '68 en '69 onder leiding van den ‘Boss’ (baas) Tweed en van zijne medehelpers Sweeney, Conolly, den burgemeester der stad, Oakey Hall en anderen, de stedelijke aangelegenheden zoozeer in zijn macht gebracht had en tot zijn voordeel exploiteerde, dat de stedelijke schuld gedurende zijne heerschappij op de volgende ontzettende wijze toenam: | |||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||
Op bovengemelden datum, den 14den September 1871, nam het gezag van genoemden ‘ring’ een einde, tengevolge van de onthullingen in de ‘New-York Times.’ Het comité met het onderzoek belast vond overigens dat nog een enorme menigte niet ingekomen rekeningen ten laste der stad te wachten was. Deze toen nog uitstaande rekeningen verhoogden de schuld tot op ongeveer 120 millioen dollars; de vermeerdering bedroeg dus voor de bovengemelde periode van 2 jaren en 8½ maand bijna 84 millioen dollars. Deze kolossale vermeerdering der stedelijke schuld werd op eene wijze tot stand gebracht, die toonde, dat de ‘ring’ zich over ieder gevoel van betamelijkheid, recht en zedelijkheid wist heen te zetten. Ieder, die eene rekening wegens arbeid, leverantie enz. aan de stad had in te leveren, moest haar bedrag zooveel verhoogen, als de ring goed vond, en dit goedvinden richtte zich naar de behoefte aan zakgeld van de stedelijke autoriteiten. Het meerdere werd natuurlijk onder de ‘rechthebbenden’ van den ring verdeeld. Op die wijze kostte het nieuwe stadhuis, dat bij eerlijk contract misschien voor 2 tot 3 millioen dollars gebouwd ware, ongeveer het tiendvoud van dit bedrag, en de prijs van iederen stoel beliep, zooals uit het verslag van de commissie van onderzoek blijkt, de kleinigheid van 411 dollars. De alle paal en perk te buiten gaande maat dezer bedriegerijen leidde na de onthullingen in den herfst van 1871 tot den val van den Tammanyring. Eenige der voornaamste hoofden vluchtten met de gestolen gelden naar Europa, de meesten naar België, dat geen uitleveringstractaat met de V.S. gesloten had. Anderen daarentegen, waaronder de ‘Bosz’ Tweed, de mayor der stad, Oakey Hall, enz. bleven onbevreesd in New-York, en trotseerden het rechterlijk onderzoek, dat hen - en dit is de opmerkelijkste trek in dit historische tafereel - bij hun aanhang zóó weinig benadeelde, dat Wm. Tweed, de leider van het geheele eerwaardige, in staat van beschuldiging gestelde gezelschap door het senatoriale kiesdistrict der stad New-York omstreeks denzelfden tijd met een aanzienlijke meerderheid van stemmen tot zijn vertegenwoordiger in den senaat van den staat New-York gekozen werd; een prachtige commentaar op het vrij algemeen heerschende gevoelen, dat steeds van de onwrikbare eerlijkheid, deugd enz. enz. van het volk spreekt, en al het slechte uitsluitend op rekening stelt van enkele individu's, vooral van de autoriteiten, die schurken, die het edele vertrouwen der burgerij misbruiken. Mayor Oakey Hall werd dan ook vrijgesproken, ‘omdat hij slechts onachtzaam geweest was,’ en Wm. Tweed, eerst nadat de rechtspraak zich lang in alle | |||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||
bochten gekromd had, en nadat het zonneklaar bewijs van zijn persoonlijke deelneming aan de gepleegde schelmenstreken door geen opeenstapeling van rechtsgeleerde spitsvindigheden meer aan het wankelen gebracht kon worden, naar de gevangenis te Blackwell gebracht, waar hij, als aristocratisch logeergast, een met zijn rang overeenkomstig comfortable leven leidt. Van de millioenen echter, die deze gentleman gestolen heeft, kwam geen cent terecht, daar hij die aan zijn zoon en verdere familie had geëndosseerd, en deze, volgens de heerschende begrippen, een heilig eigendomsrecht daarop bezitten. Het schandelijke huishouden van den Tammanyring had in New-York hetzelfde resultaat, als in het jaar 1874 de algemeene ontevredenheid met de meer en meer toenemende verdorvenheid van de republikeinsche partij in het geheele land, namelijk een overwinning bij de stembus van de oppositie, die hervorming beloofde. Onder het bestuur dezer hervormingspartij is de schuld der stad New-York in de laatste drie jaren wel is waar niet met 80 millioen vergroot, maar toch altijd van 120 tot 160 millioen dollars gestegen. Overigens is bij de verkiezingen in November 1874 aan de heerschappij der reformpartij door een nieuwe, verpletterende zege van dezelfde democratie, onder de leiding van hetzelfde, slechts uit andere personen bestaande Tammany-gezelschap, reeds weder een einde gemaakt, en het laat zich voorzien, dat de ‘ring’, die nu onder de leiding staat van den bokser, tevens speelhuishouder en congreslid, Morrisey, een nieuwen en rijken oogst zal verwerven van het door Tweed met zoo goed succès bebouwde veld. Het karakter van dezen ‘hervormden’ Tammany-ring komt treffend uit in het volgende. Bij gelegenheid van de verkiezingen op den 3den November 1873, schoot een van de voornaamste politici van den ring Crocker een' voor de tegenpartij werkenden politicus, met name John Mr. Kenna op de openbare straat dood. Ofschoon zulks bij de lijkschouwing door drie getuigen met eede bevestigd werd, wist evenwel de coroner Woltmann, mede tot de Tammany-club behoorende, de gezworenen zóó te bewerken, dat zij den heer Crocker op de meest eervolle wijze van iedere verdenking van moord of doodslag vrijspraken. Hetzelfde systeem heerscht met kleine wijzigingen in bijna alle groote steden der Unie. De grondslagen ervan zijn overal dezelfde. Men bezet alle betrekkingen uitsluitend met de blinde creaturen van den ring, die als geheime agenten diensten bij de verkiezing bewezen hebben, zonder op hun bekwaamheid te letten - tracht vervolgens alle ambten zoo hoog mogelijk te bezoldigen, waarom dan ook na afloop van elke verkiezing geregeld door alle beambten een luide klacht wordt aangeheven over de ongenoegzame belooning van hun zwaren arbeid, welke klacht gewoonlijk door de gevraagde verhooging der jaarwedden achtervolgd wordt. Worden op deze wijs de onbeduidende handlangers van de ringorganisatie beloond, dan blijft het leeuwenaandeel van den buit voor den bevelhebber, den ‘Boss’ der stad en zijnen staf, de in- | |||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||
vloedrijkste politici van het parasietenleger. Dit leeuwendeel bestaat in een aandeel in de voordeelen, die uit de leverantiën, de contracten met de stad en de beschikking over stedelijke grondeigendommen voortvloeien. En opdat de dagbladen deze knoeierijen niet aan de groote klok zullen hangen, worden hunne redactiën, die natuurlijk zooals alle menschen ook van de winst willen leven, en een grooter boven een kleiner voordeel verkiezen, eenvoudig door zeer goed ‘gemeten’ en betaalde advertentiën en bekendmakingen tot stilzwijgen gebracht of tot belanghebbende verdedigers van de ringhuishouding gemaakt. Wij willen hiermede niet beweren, dat zij een direct aandeel in eene winstbelovende onderneming versmaden. Integendeel, dit wordt steeds met het grootste genoegen aangenomen, en, hoe grooter het is, met des te meer vuur wordt de onvermijdelijke noodzakelijkheid, het kolossale nut van de onderneming, van het aanleggen b.v. van een park of boulevard bewezen. Om het sterkste bewijs te leveren, dat de beide tegenover elkander staande politieke partijen, met betrekking tot het bestelen der publieke kassen, volkomen aan elkander gewaagd zijn, heeft de republikeinsche partij, die den democratischen Tammany-ring in New-York zijne lauweren benijdde, in de geheel onder haren invloed staande administratie van de bondshoofdstad Washington een pendant geleverd, dat eindelijk zich in zulk een schitterend licht vertoonde, dat eene enquête niet meer te vermijden was. Het bewijs werd geleverd, dat de meest schaamtelooze omkooping de éénige weg was, om met de aanneming van openbare werken begunstigd te worden. Senatoren en aanzienlijke beambten der bondsregeering genoten het voorrecht van prachtige huizen en villa's voor zich uit den grond te zien verrijzen, zonder zich ooit over de betaling der rekeningen en dergelijke kleinigheden te bekommeren, - de stedelijke kas nam deze moeite op zich met eene liberaliteit, die algemeene waardeering verdient. Gedurende de instructie der zaak werden door aanzienlijke, tot den ring en zelfs tot de rechterlijke macht behoorende personen nachtelijke inbraken gedaan, teneinde compromitteerende papieren te verduisteren. Gedurende het rechterlijk onderzoek werden door de grooten en handlangers van den ring verklaringen afgelegd, welke een zamenweefsel van meineeden waren. Van bestraffing of vergoeding was natuurlijk geen sprake. De ‘Boss’ van den ring, een zekere Shepherd, een zeer intieme vriend van den president, zocht voorloopig een toevlucht in het privaatleven; de personen werden verwisseld en aan het recht was voldaan. En zoodra over het gebeurde gras gegroeid is, breken de nieuwaangestelde ambtenaren er zich het hoofd mee, hoe zij het systeem naar de regelen der kunst tot hoogere volkomenheid zullen brengen. Het éénige onderscheid tusschen de verschillende staats- en stedelijke administratiën en de onderscheiden takken der bondsadministratie | |||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||
bestaat dan ook in de meerdere of mindere volmaaktheid, waarmede het stelsel van volksexploitatie in de eene of andere plaats of in den eenen of anderen regeeringstak in toepassing gebracht wordt. In Chicago werd bij de stedelijke verkiezing, die kort na den laatsten grooten brand plaats had, onder den moreelen indruk van deze catastrophe, de lijst eener hervormingspartij van zoogenaamde fatsoenlijke lieden gekozen. Hare candidaten bestonden alle uit de crême van de meest gevierde kringen. En vooral haar candidaat voor de betrekking van stedelijk ontvanger genoot als uitnemend medelid der christelijke Kerk en als oud burger der stad, sedert meer dan 30 jaren binnen hare muren gevestigd, een buitengewone achting en werd ook als medeeigenaar van het reusachtige ‘Pacific Hôtel’ en millionair dubbel hoog geschat. Plechtig beloofde hij het beheer der stedelijke penningen in dien zin te hervormen, dat hij de interessen der disponible gelden niet zelf in den zak zou steken, zooals totnutoe het algemeene gebruik is van de stedelijke en alle andere Amerikaansche ontvangers, maar dat hij die in de stedelijke kas zou storten. En, hoe werd die belofte nagekomen? Toen in den herfst van 1873 een andere partij bij de verkiezingen triomfeerde, moesten de hervormingspartij en haar hoogst fatsoenlijke en eminente christelijke stedelijke ontvanger, de heer Gage, hunne betrekkingen neerleggen. Een vol jaar daarna, in October 1874, was de laatste intusschen nog niet klaar gekomen met zijne rekening en verantwoording en wachtte de nieuwe stedelijke regeering nog altijd, wanneer het den hoogst-fatsoenlijken heer Gage gelegen zou komen, om voor haar te verschijnen en de in de stedelijke kas ontbrekende som van een half millioen dollars terug te geven. Want zóóveel bedroeg het déficit, dat door den waarden heer ontvanger in private speculaties was belegd. De heer Gage trachtte zich nu door alle mogelijke uitvluchten aan de vervulling zijner verplichting te onttrekken en het déficit te dekken door de overdracht aan de stad van actiën zonder waarde tot zeer hooge, imaginaire coursen. Naief genoeg verlangde hij, dat de stedelijke regeering den verkoop dezer effecten zoolang zou uitstellen, totdat de fictieve cours zijner actiën op de geldmarkt genoteerd stond (hetgeen mogelijk vóór den ondergang der wereld niet zal plaats vinden) en hem intusschen van zijne verplichtingen zoude ontslaan. Opmerkelijk is het hierbij, dat de fatsoenlijke kringen, waartoe de heer Gage behoort, en zelfs dagbladen als de invloedrijke en geachte ‘Chicago-Tribune’, deze aanbiedingen van den interest betalenden en kapitaalstelenden ontvanger niet slechts striktrechtvaardig, maar zelfs buitengewoon liberaal, eervol en christelijk achtten. Hun sympathie met den schandelijk vervolgden man van eer steeg echter tot verontwaardiging, toen de staats-procureur zich eindelijk na allerlei wendingen en krommingen, onder de pressie van de publieke opinie der minder fashionable volksklasse en vooral van het vreemde Duitsche element, genoodzaakt zag, eene crimineele vervolging | |||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||
in te stellen. Evenwel was die vervolging uiterst lauw en flauw, en bestond hoofdzakelijk hierin, dat de heer Gage eens in de drie maanden, omringd door eene schaar van nobele vrienden, die hem op deze wijs hun medelijden te kennen gaven, in de gerechtszaal verscheen, dáár de verontschuldiging aanhoorde van den rechter van instructie en den procureur-generaal over den last, dien zij helaas! gedwongen waren hem aan te doen, en zich, na het afleggen der verklaring, dat hij nog niet gereed was met zijn verdediging, weer naar huis begaf. Het is vervelend, uit de haast ontelbare menigte ruchtbaar geworden gevallen van omkooping en oneerlijkheid enkele uit te kiezen, te meer, daar zelfs eene reeks van dergelijke gevallen op zich zelve nog geen bewijs oplevert van het werkelijk zedelijk verval eener natie. Zwendelarijen o.a. als bij de administratie der spoorwegen en de mijnondernemingen in de V.S. plaats hadden, waren ook in vele landen van Europa in de laatste jaren niet onbekend. Maar wat niet overal gevonden wordt, is de volstrekte onbekwaamheid der autoriteiten - onverschillig om welke reden - om de zwendelaars ter verantwoording te roepen, en aan de bedrogenen recht en schadevergoeding te verschaffen; is de geheele onmacht van het publiek, om op de plichtvergeten regeeringsbeambten eenige blijvende moreele pressie uit te oefenen; is het geheele uitsterven van het begrip, dat dergelijke bedriegerijen den bedrieger met smaad en schande overladen; in één woord, het is de geheele wegruiming van alle slagboomen, die ook maar eenigszins in staat zouden zijn, aan den voortvretenden kanker van het zedenbederf paal en perk te stellen. De moreele toestand teekent zich af in het feit, dat de gelukkige zwendelaar en oplichter eene mate van achting geniet in directe verhouding tot het door hem verworven kapitaal, eene achting, even groot als die, welke men den even rijken en grooter, dan die men den minder rijken eerlijken man toedraagt. ‘Make money, honestly, if you can, but make it anyhow’ is het beginsel, dat alle zedelijkheid, alle begrippen van eerlijkheid en recht vervangt en omverwerpt. En slechts hij wordt geacht, die dat beginsel met goed gevolg in practijk weet te brengen.
Wij hebben in het bovenstaande eene schets trachten te geven van de omkooperij en oneerlijkheid, die in de V.S. in alle takken van bestuur aan de orde van den dag is. Die schets is nog in groote mate voor aanvulling vatbaar. Om ook slechts bij benadering een volledig overzicht van het heerschende zedenbederf te geven, zouden wij moeten aantoonen, hoe het rad van het algemeen stemrecht alom door de minste soort van omgekochte verkiezingsagenten in beweging wordt gebracht. Hoe bij de aanstelling van nagenoeg alle ambtenaren zonder onderscheid het beginsel heerscht, dat niet de voor de waarneming | |||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||
van het ambt vereischte geschiktheid uitzicht geeft op benoeming of herbenoeming, maar alleen het bezit van die eigenschappen, welke in den verkiezingsstrijd de beste diensten kunnen bewijzen; hoe de overwinning in den verkiezingsstrijd in zeer vele gevallen door kunstmiddelen verkregen wordt, namelijk òf door een kunstmatige indeeling der kiesdistricten (het zoogenaamde Gerrymander) waardoor eene minderheid der volksstemmen van zekere partij toch eene meerderheid in de vertegenwoordiging weet te verkrijgen, òf wel door directe vervalsching van de processenverbaal der verkiezingen. Wij zouden moeten aantoonen, hoe de misdadigers, die bij de verkiezingen het best in staat zijn diensten te bewijzen, waartoe geen ander zich leent, juist daardoor, zoodra zij aangeklaagd worden, een zoo welwillende bejegening bij de hoogstgeplaatste personen ondervinden, dat zij een spoedige verbetering van hun toestand met zekerheid kunnen verwachten; hoe er op deze wijze een stilzwijgend verbond bestaat tusschen de misdadigers en de heerschende partij, die in zeer vele gevallen tot straffeloosheid leidt; hoe de Ieren in het Noorden en de negers in het Zuiden zich tot blinde werktuigen laten gebruiken door ieder, die de kunst verstaat hun fanatisme op te wekken of van hunne onwetendheid en afkeer van geregelden arbeid partij te trekken. Aantoonen, in één woord, hoe de toestand der republiek, nadat zij eene eeuw heeft bestaan, van dien aard is, dat zij in de volgende trekken haar welgelijkend beeld moet herkennen. Eene republiek, waarin het reeds bijna onmogelijk geworden is, een eerlijk man in eenig ambt te brengen; een land, welks ééne (zuidelijke) helft sedert den burgeroorlog en tengevolge van dezen, met de grootste snelheid tot Haïtisch-Mexicaansche toestanden vervalt, in welks andere helft de toestand der arbeidende klasse met een in alle beschaafde landen ongeëvenaarde snelheid achteruitgaat, en waarin zich dientengevolge een proletariaat ontwikkelt, dat gereed staat, de Hunnen- en Vandalenhorden te leveren, van welke reeds Macauley den ondergang van den geheelen bestaanden beschavingstoestand vreesde. Een land, waarin eerlijke arbeid algemeen als domheid veracht wordt; waarin de meest bedriegelijke speculatie en zwendelarij de éénige bezigheid der meer ontwikkelde standen vormt en hun geheele verstandsleven in beslag neemt; waarin de plundering des volks op de grootst mogelijke schaal, tengevolge van de onbegrensde hebzucht der geldaristocratie, op alle mogelijke wijze door de in alle takken van bestuur omgekochte regeeringsmachine ondersteund wordt, zoodat tengevolge daarvan iedere voorkomende gelegenheid om voordeel te behalen door de monopolisten in beslag genomen is. Een land, waar bij de nog eerlijk geblevene elementen van het volk volstrekte radeloosheid heerscht, hoe en of het mogelijk is, aan de algemeene verrotting paal en perk te stellen. Een land, waarin de beschaving als overtollig veracht en brutale, onder den oppervlakkigen schijn der Parijsche modes bedekte, ruwheid overal den | |||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||
boventoon voert. Een land, welks vaak geprezen opvoedingssysteem eene machinaal afgerichte jongelingschap oplevert, die geheel en al onvatbaar schijnt voor elke oorspronkelijke gedachte en hare logische ontwikkeling, en die het bovendien voor domheid houdt, zich eenige andere wetenschap te verwerven dan welke zij in het bedrijf, waarin zij het waarschijnlijk acht zich te zullen bewegen, in geld kan omzetten. Een land eindelijk, waarin een vrije pers bestaat, die het niet waagt eene enkele vrije gedachte te uiten, zoodat iedere vooruitgang op geestelijk gebied slechts door invoer van denkbeelden uit Europa kan geschieden. Wij vleien ons met de hoop, dat de opgegeven schets van de in de V.S. heerschende corruptie, hoe onvolledig ook, toch volstaat, om den indruk te geven, dat die corruptie, zooal niet volstrekt algemeen, dan toch van dien aard is, dat zij een overwegenden invloed op den gang van zaken uitoefent, en dat het voortbestaan der republikeinsche staatsregeling op den duur daardoor in de waagschaal gesteld of ten minste zeer problematiek wordt. Wij zullen thans eene poging wagen, om naar de oorzaken van het verschijnsel der in de V.S. heerschende corruptie te vorschen. Men heeft die corruptie wel eens beschouwd als het teeken van den beginnenden ouderdom en van de afgeleefdheid eener natie. Maar afgezien van de meening, dat het ouder worden der volken nog een onopgelost vraagstuk is, spreekt de geschiedenis ten duidelijkste het gevoelen tegen, dat eene periode van corruptie onvermijdelijk ook eene periode van zwakheid en verval zoude zijn, die den ondergang eener natie medebrengt. Integendeel zien wij, dat volken na een tijdvak van het grootste zedenbederf zich weder opnieuw tot frissche, volle kracht verheffen, terwijl andere, nog geheel niet door het zedenbederf aangegrepene natiën bezweken en ondergingen, zelfs in den strijd met de meest bedorven volken. Indien er daarenboven één volk bestaat, dat als jong beschouwd mag worden, is het zeker de bevolking der V.S. - Wij voor ons zien dan ook in de daar heerschende corruptie volstrekt geen bewijs van afgeleefdheid, maar integendeel eene eigenaardigheid van de periode van jongelingsontwikkeling, eene soort van groeistuip, een wordingsproces van nieuwe staatsvormen. De Amerikaansche dagbladen trachten de heerschende corruptie vrij algemeen als een gevolg van den burgeroorlog en van de invoering van het papieren geld voor te stellen. Ten onrechte, naar wij meenen. Niet zelden toch werden oorlogen gevoerd, zonder zulk een allesoverheerschende corruptie tengevolge te hebben, b.v. de bevrijdingsoorlogen tegen de Napoleontische heerschappij, de oorlogen der Nederlanders tegen de Spanjaarden, die der Engelschen tegen de Franschen; maar de ontwikkeling der Amerikaansche corruptie is bovendien reeds vóór den oorlog duidelijk aan te wijzen. Een van hare belangrijkste phasen is de reeds een menschenleeftijd | |||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||
vroeger door den president Jackson doorgezette toepassing van het beginsel: ‘de buit behoort den overwinnaar’ d.w.z. de partij, die bij de presidentskeuze getriomfeerd heeft, bezet alle ambten met hare aanhangers en ontslaat derhalve de aanhangers der overwonnen partij uit hunne betrekkingen. In den oorlog vond de reeds bestaande corruptie slechts gelegenheid, hare kiemen tot een overvloedigen oogst te doen opschieten. Soms ook tracht men de corruptie uit den rijkdom eener natie af te leiden. Maar hoe verklaart men dan het feit, dat Nederland en Engeland, sinds lang de rijkste landen der wereld, op geen stukken na zóó sterk door het hier bedoelde zedenbederf zijn aangetast, als geheele dozijnen doodarme natiën? Voorzeker kan de wijze, waarop het nationale vermogen verworven wordt, een oorzaak van bederf worden. Eene welvaart, die niet verkregen wordt door eene aan het resultaat geëvenredigde inspanning in de werken des vredes of van den oorlog, die slechts verworven wordt tengevolge van de onzekere kansen van het toeval, heeft gewoonlijk dit gevolg, dat men de moeite en den arbeid en de eigenschappen die zij veronderstellen, geringschat en verwaarloost en alzoo de hoeksteenen van alle wezenlijke en duurzame macht ondermijnt. Naar onze meening is de corruptie het oplossende verrottingsproces van de bestaande maatschappelijke toestanden, waardoor de kiemen van nieuwe sociale toestanden tot rijpheid komen. Als zoodanige kiemen werken de oorzaken, welke het gezonde leven van den ouden toestand ondermijnen en dezen daardoor met den ondergang bedreigen. Ze worden evenwel niet door dien vroegeren maatschappelijken toestand zelven voortgebracbt, die zich integendeel uit zucht tot zelfbehoud instinctief daartegen verzet. Het zijn toevallige omstandigheden of krachten, die niet onder den invloed staan van den bestaanden maatschappelijken toestand, welke deze kiemen van bederf in het gezonde sociale organisme brengen. Alle zoodanige veranderingen, die als kiemen van bederf in een' geregelden maatschappelijken toestand zich vertoonen, worden niet vrijwillig of met opzet bewerkt, maar zijn als onvermijdelijke gevolgen van de concurrentie of van den strijd om het bestaan te beschouwen. De geschiedenis is vol van zulke voorbeelden. Zij komen daarin overeen, dat iedere beschavingsperiode met een tijdvak van zedenbederf begint, zich daaruit verheft tot eene periode van loutering en van wettelijke en zedelijke orde, om ten slotte met het indringen van andere, de bestanddeelen van het maatschappelijk leven veranderende, omstandigheden wederom in een periode van zedenbederf over te gaan. Is een volk gelukkig genoeg of bezit het weerstandsvermogen genoeg, om gedurende dien tijd, waarin de macht der discipline, de tucht, de zeden, de vaderlandsliefde, en alzoo ook de kracht, om aan buitenlandsche vijanden tegenstand te bieden, in diep verval geraken, niet door een ander | |||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||
overweldigd te worden - dan komt het door een zeker ruiingsproces tot een nieuwe, bij de verouderde omstandigheden passende, zedelijke orde. Eene nieuwe zedelijke orde! Hierin ligt de sleutel tot oplossing van het raadsel. Zoolang evenwel het vooroordeel bestaat, dat er slechts eene absoluut-ware zedelijkheid is, slechts één vast en onveranderlijk rechtsgevoel, dat in alle tijden, onder alle omstandigheden en bij alle volken hetzelfde is, kan deze oplossing nooit gelukken. Geschiedenis en volkenkunde leveren ons echter de overtuigendste bewijzen, dat het eene volk een gansch anderen zedelijkheidsmaatstaf bezit, een geheel ander rechtsgevoel als norm voor zijne daden aanneemt dan het andere; dat, met andere woorden, het eene volk een geheel ander geweten heeft dan ieder ander, dat onder geheel andere omstandigheden leeft en een geheel anderen aanleg bezit. Het eene prijst zekere daden en zal den dader ten hemel verheffen, die het andere verafschuwt. Het eene neemt niet den minsten aanstoot aan zeden en gebruiken, die het andere als afschuwelijk veroordeelt. Wanneer we dit verschijnsel in het oog houden, kunnen wij ons vleien met de hoop, dat wij de oorzaken van het geheimzinnig verschijnsel in het volksleven, dat men zedenbederf noemt, op het spoor zullen komen. En op dezen grondslag willen we dan ook eene poging wagen, om de thans in de V.S. heerschende corruptie te verklaren. De boven verhaalde feiten toonen het eigenaardige karakter van dit zedenbederf. Dit ligt namelijk niet hierin, dat enkele of zelfs een geheele reeks van misdaden gepleegd wordt van dien aard, als wij boven geschilderd hebben, maar veeleer daarin, dat het geene schande meer is, die misdaden bedreven te hebben, dat bijgevolg het rechtsgevoel van het volk tegen dergelijke daden niet meer in opstand komt. Zoolang dit laatste het geval is, levert het plegen van misdaden, al geschiedt het nog zoo menigvuldig, nog volstrekt geen gevaar op voor de bestaande maatschappelijke toestanden, aangezien binnen korten tijd de pressie der in verzet komende publieke opinie op de regeering zóó onwederstaanbaar wordt, dat zij met of tegen haren wil de bestaande wetten moet toepassen of nieuwe en strengere bepalingen in het leven moet roepen. Maar wordt de betrapte misdadiger niet meer uit de maatschappij gebannen, is aan het plegen van de misdaad voor hem geen ander nadeelig gevolg verbonden, dan eene zeer geringe kans op veroordeeling en straf, ingeval van ontdekking, terwijl hem, indien hij slaagt en, zooals hoogstwaarschijnlijk is, vrijgesproken wordt (in den regel uit gebrek aan bewijs e.z.v.) eene sociale positie wacht, die in directe verhouding staat tot de waarde van den verkregen buit, - is, in één woord, de moreele afschuw voor de misdaad verdwenen, dan zijn daarmede tevens alle dammen en dijken doorgestoken, die haar binnen zekere vaste grenzen kunnen houden. Welke zijn nu de oorzaken van zoodanige verzwakking van het nationale geweten? | |||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||
Ik houd de volgende voor de voornaamste:
(Slot volgt.) Mr. C. Visser. |
|