Vertalingen en herdrukken.
Handleiding tot de kennis der wet op 't Lager Onderwijs, met eene geschiedkundige schets der wetgeving op 't Lager Onderwijs in Nederland, vooral ten behoeve van hulponderwijzers en kweekelingen; door S. Blaupot ten Cate, Inspecteur van 't Lager Onderwijs in de Provincie Groningen Tweede, vermeerderde druk. Te Groningen bij J.B. Wolters, 1876.
Eene wet is een merkwaardig verschijnsel in het leven eens volks, tenzij ze hare geboorte dankt aan een enkele, die haar opdringt als een onwelkom geschenk. Eene wet, uit den boezem des volks voortgekomen, zegt: het volk is mondig geworden, het wil niet langer door de hand van anderen geleid, maar door zich zelf bestuurd worden; het voelt zich rijp en vraagt met zelfbewustzijn naar zijn eigen belang.
Vooral eene onderwijswet is merkwaardig; ze betreft geen stoffelijk, maar een geestelijk belang. Als het volk eene onderwijswet vraagt en er zich eene geeft, toont het zich onbaatzuchtig: het zorgt voor de geslachten der toekomst.
Wel bestonden in ons land vóór vijfennegentig bijzondere voorschriften voor het onderwijs vanwege de kerk, de steden of de gewesten, maar eene algemeene landsregeling was er niet. Daardoor verkeerde de school in een treurigen toestand.
En ziet, pas was de oude orde van zaken omvergehaald, of dadelijk verhieven zich stemmen, die riepen om regeling van het volksonderwijs.
Dat was een schoon teeken van leven, al liet dat leven ook in andere opzichten veel te wenschen over.
En waren er ook noodiger zaken, die voorziening eischten, de stemmen zwegen niet, maar kregen reeds in '98 hun wensch vervuld, toen er met de reiniging van den Augiasstal een begin werd gemaakt. Eene landswet kwam in 1801, en hoe de tijden ook veranderden en moeilijkheden opwierpen, ze werd wel gewijzigd in '03 en '06, maar bleef bestaan en werd hoe langs zoo beter uitgevoerd. Vernieuwd in '57 voldoet ze niet meer na 20 jaar. De eischen zijn hooger geworden. Jammer alleen, dat de godsdienstige partijen, die zoo moeilijk te bevredigen zijn, zich zoo luide in het debat laten hooren, en haast zouden veroorzaken, dat er minder gevraagd werd: hoe kan het onderwijs verbeterd worden? dan wel: hoe moeten we het onderwijs regelen, om aan de godsdienstige partijen te voldoen?
Terwijl ik dit schrijf, is een ontwerp van wet op het Lageronderwijs reeds opweg naar de zaal der volksvertegenwoordiging. Duizenden staan belangstellend gereed, om te hooren, wat het orakel zal spreken. Vreezen en hopen gaan samen.
En juist nu kom ik op verzoek der Redactie van den Tijdspiegel een tweeden druk van eene Handleiding tot de kennis der wet op 't Lager Onderwijs aankondigen. Mosterd na den maaltijd hoor ik mij toevoegen. Wellicht niet ten onrechte. Toch wil ik mijne aankondiging niet terug houden. Immers, als de Uitgever van het grootere werk van denzelfden Auteur: De wet op het Lager Onderwijs, in het Bericht voor den tweeden druk laat beloven, ‘dat hij aan de koopers van dezen druk alle veranderingen, die vóór 1 Januarij 1878 in deze wet mogten gebragt worden, gratis zal afgeven, in hetzelfde formaat als dit en zoo mogelijk met aanteekeningen van denzelfden schrijver’, wie weet, wat hij dan doet ten aanzien van deze Handleiding, die nog wat later verschenen is?
De eerste druk van deze Handleiding verscheen in 1871, en dat reeds in '76 een tweede druk noodig was, is wel een bewijs, dat het boekje in eene ‘behoefte’ heeft ‘voorzien’. 't Is haast niet te denken, dat zij, die het voor hunne exa-