De Tijdspiegel. Jaargang 34
(1877)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– AuteursrechtvrijGeschiedenis van den dag.
| |
[pagina 262]
| |
in een vreemden krijgsdienst te gaan en een officieel bevriende Mogendheid te bevechten om daarna desverkiezende in vroegeren rang terug te keeren, bekommert zich ook niet om een gemaakte afspraak. Het blijkt niet, dat de Turksche Regeering een oogenblik heeft geaarzeld om den geeischten wapenstilstand te weigeren. Zij stond dien toe en gaf daardoor een nieuw bewijs, dat zij met even veel diplomatiek als militair talent wist te handelen. Zij wilde den oorlog met Servië doorzetten, totdat zij haar doel had bereikt: het innemen van zulk eene strategische stelling in Servië, dat het landje er door beheerscht werd, wanneer 't tot een oorlog met Rusland mocht komen. Dat doel was bereikt door de verovering van Alexinatz, den sleutel van het Morawa-dal. Daarom werden de Mogendheden met haar vredes-voorwaarden en wapenstilstand-voorstellen aan de praat gehouden. De offensieve beweging van het leger onder bevel van Abdul Kerim Pacha werd den 19den October hervat, denzelfden dag waarop de Russische ambassadeur Ignatieff te Konstantinopel terugkeerde, met zijn gansche huisgezin, een feit waaruit men meende te kunnen afleiden, dat Rusland's bedoelingen iets vredelievender waren. Bij de gevechten voor Alexinatz hadden weer zonderlinge tooneelen plaats, die de Turken het werk hielpen verlichten; de Serven rilden op de nadering der Turksche soldaten en lieten hun rug zien; de Russische vrijwilligers dreven hen met de sabels tegen den vijand in en hier en daar werden de Slavische broeders zoodanig handgemeen, dat zij hun heilig bloed verkwistten. Den 29sten October werd Tschernajeff's leger geslagen, in tweeën gescheiden, en twee dagen later het ontruimde Alexinatz bezet door de Turksche troepen. Denzelfden dag waarop de wapenstilstand werd onderteekend, waren de Turksche soldaten tot Deligrad voortgerukt, dat eveneens werd bezet. Zoo eindigde voorloopig de Servische oorlog; niet één der groote verwachtingen was vervuld; de Bulgaren en de Grieken hadden zich stil gehouden en ook de Slavische broeders op Oostenrijksch grondgebied hadden niets kunnen of niets willen doen; de goeden niet te na gesproken, waren de Serven zelf gebleken onbruikbare soldaten te zijn; hun lichaam is grooter dan hun hart en de ervaring heeft hun kunnen leeren, dat nationale plannen maken iets anders is dan ze uit te voeren. Met den wapenstilstand (1 Nov.) was de stand der zaak geheel veranderd; Servië trad nu op den achtergrond, door niemand in zijn vernedering en ellende beklaagd, of het mocht zijn om het mindere volk, dat te blind en te dom was geweest om te zien en te begrijpen en zich had laten opwinden door de leiders, die beter moesten weten. De dwaze oorlog werd nu een Europeesche zaak; het zoolang gevreesde spook, de Oostersche quaestie, verscheen in haar vollen omvang. Engeland kwam terstond met nieuwe plannen tot het houden van een conferentie, waartoe elk der groote Mogendheden twee gevolmachtigden zou zenden. Men herinnert zich de moeilijke positie, waarin de Engelsche Regeering verkeerde. In strijd met een groot deel der liberale partij, | |
[pagina 263]
| |
hierbij niet aangevoerd door haar officieelen leider, Hartington, maar door den op zijn ouden dag zenuwachtig Christelijk geworden Gladstone, had zij steeds een tegenover Turkije welwillende staatkunde gevolgd en niet weinig bijgedragen om den Sultan in zijn verzet tegen de Russische eischen te stijven; met loome schreden had ze daarom haar toestemming gegeven tot het hervormingsontwerp van Andrassy, onder voorbehoud echter van niet tot directe meewerking tot uitvoering van dit program te kunnen worden verplicht; die toestemming werd echter rondweg geweigerd, toen datzelfde ontwerp door den Russischen Rijkskanselier onder den naam van het ‘Berlijnsche Memorandum’ nog eens in meer krassen vorm was opgesteld. Die weigering van instemming met het werk der overige groote Mogendheden was een pendant van de zending van de vloot naar de Middellandsche zee, om aan den ingang van de Dardanellen post te vatten. Turkije kon uit een en ander opmaken, dat het de sympathie van zijn ouden vriend nog niet verloren had, al mocht er op Engelsche meetings wraak geschreeuwd worden over de gruwelen, door de Turksche vrijscharen tegen de Bulgaarsche Christenen bedreven. Diezelfde vriendelijkheid bleek ook uit het voorstel tot het houden eener conferentie; Engeland wilde den vriend, met wien hij vroeger zooveel zaken had gedaan, redden uit de moeilijke positie, waarin hij verkeerde. De vorm, waarin die voorstellen waren gekleed, droegen immers hetzelfde karakter? De grondslag, waarop de conferentie zou bijeenkomen, zou zijn: eerbiediging van de onafhankelijkheid en de onschendbaarheid van het Ottomanische Keizerrijk; geen der Mogendheden zou vergrooting van grondgebied ten nadeele van Turkije beoogen, terwijl als beginsel van bespreking zou dienen de vroeger reeds door den Engelschen ambassadeur Elliot aangegeven zeer gematigde voorstellen. Wil men nadere bewijzen, dat Engeland voet bij stuk zou zetten en vastbesloten scheen om paal en perk te stellen aan de willekeur van Rusland om de Oostersche quaestie alleen naar eigen inzicht op te lossen, men herinnere zich wat graaf Beaconsfield op het Londensche lord-mayor-diner vertelde; onder herinnering aan het tractaat van Parijs, waarbij de onafhankelijkheid en onschendbaarheid van Turkije was gewaarborgd, werd op schier dreigenden toon gezegd, dat Engeland beter dan eenig land ten oorlog was voorbereid, en schoon het den vrede verlangde, het zou den oorlog, eenmaal aangevangen voor een rechtvaardige zaak, voortzetten totdat het recht zijn loop had gehad. Die ruwe uitval, - indien wij 't zoo mogen noemen, - was te vreemder, omdat Disraeli op dat oogenblik kennis droeg van een zeer welwillend onderhoud, dat den Engelschen ambassadeur, lord Lyons, te Livadia door den Keizer van Rusland was toegestaan; de Czaar gaf zijn vurig verlangen te kennen, dat de conferentie op den grondslag van Engeland's voorstellen zou tot stand komen en zeide, dat hij alles gedaan had om een vredelievende oplossing te verkrijgen. De Czaar ging zelfs in zijn openhartigheid zoover, dat hij het wantrouwen van Engeland ten opzichte van Rusland's be- | |
[pagina 264]
| |
doelingen betreurde en verzekerde, dat het testament van Peter den Groote en het streven van Katharina II slechts hersenschimmen waren, terwijl hij plechtig zijn woord gaf, dat het Ruslands bedoelin'g volstrekt niet was om zich meester te maken van Konstantinopel; het denkbeeld dat Rusland Britsch-Indië wilde veroveren was even ongerijmd als onmogelijk. Dit onderhoud had plaats den 2den November en werd terstond ter kennis gebracht van de Engelsche Regeering; de toost op het lord-mayor-diner werd geslagen den 10den November. Men zal moeten erkennen, dat de taal van Rusland's alleenheerscher in den vorm veel had van Bismarcksche openhartigheid, waarop de stoute rede van Disraeli een onwaardig antwoord was, tenzij men wil aannemen, dat de Engelsche premier tusschen de regels het getuigenis wilde geven, dat hij aan de oprechtheid van des Czaars woorden twijfelde en zijn wantrouwen in Rusland's bedoelingen onverzettelijk bleef. Keizer Alexander kreeg per telegraaf bericht van den toost van Disraeli, juist toen hij, op reis van Livadia naar Petersburg, te Moskou vertoefde en gereed stond een deputatie te ontvangen van den adel en de hooge autoriteiten der oude hoofdstad; het antwoord op het aangeboden adres, schoon over het geheel minder uitdagend dan de toon van het hoofd der Engelsche Regeering, bevatte natuurlijk ook een dreigende uitdrukking; ‘mochten de onderhandelingen tusschen de vertegenwoordigers der groote Mogendheden te Konstantinopel gevoerd’, zoo luidde 't, ‘niet tot het beoogde doel geraken, geen voldoende waarborgen worden verkregen voor hetgeen met het volste recht van de Porte mag worden gevorderd, dan zal ik zelfstandig handelend optreden; dit voornemen staat onomstootelijk vast’, m.a.w. dan wordt de oorlog aan Turkije verklaard. Rammelde Engeland met de wapenen, werden bevelen uitgevaardigd om spoed te maken met de militaire toebereidselen, ook in dit opzicht meende nu Rusland niet achter te moeten blijven. Twee dagen later volgde het bevel tot mobilisatie van een deel van het Russische leger, die door een nota van Vorst Gortchakoff do. 1/13 November ter kennis van de Mogendheden werd gebracht. Die nota is gesteld in den hoogdravenden kanselarijstijl, spreekt ‘van de verhevene belangen van de geheele menschheid en de rust van Europa’ tegenover ‘de daden van geweld en barbaarschheid van de Turken’; van Rusland's doel wordt daarbij weinig gesproken, maar veel van dat der groote Mogendheden, terwijl de ‘noodzakelijkheid tot mobilisatie van een deel van het leger’ een geheel ongemotiveerd contrast vormt met de uitdrukking dat ‘de Keizer den oorlog niet wenscht en al het mogelijke zal doen om dien te vermijden.’ De Keizer, zoo luidt het curieuse slot der nota, ‘zal echter bij zijn besluit blijven, zoolang de door geheel Europa erkende beginselen van rechtvaardigheid en humaniteit, waaraan het nationale gevoel van Rusland zich met onweerstaanbare kracht heeft aangesloten, niet geheel verwezenlijkt zijn en door degelijke waarborgen verzekerd.’ | |
[pagina 265]
| |
Er behoort een niet gering, zij 't dan ook een weinig benijdenswaardig talent toe om nota's op te stellen, waarin binnen zulk een kort bestek zulk een aantal fraaie uitdrukkingen zijn aaneengeregen; stelt men nu de Russische mobilisatie tegenover de Engelsche militaire bedrijvigheid, de toespraak te Moskou tegenover den toost te Londen, dan zal men moeten erkennen, dat het plan voor de vredesconferentie te Konstantinopel werd uitgewerkt onder hoogst ongunstige voorteekenen. Dit was een reden te meer voor de Turksche Regeering om geen weigerend antwoord te geven, nu al de groote Christelijke Mogendheden zich gehaast hadden haar instemming te betuigen; den 18den November verklaarde de Sultan dan ook in beginsel tot het houden van een conferentie toe te treden. De keuze van de verschillende gevolmachtigden was spoedig gedaan; de Engelsche Regeering droeg haar belangen op aan een man, die algemeen het vertrouwen genoot en berekend werd geacht voor zijn taak, lord Salisbury; den 20sten November verliet hij de Engelsche hoofdstad om over Parijs, Berlijn, Weenen en Rome naar Konstantinopel te vertrekken; door de Regeeringen der verschillende Staten plechtig ontvangen, door de leidende staatslieden gehoord en beantwoord, ontbrak den lord waarlijk niets om alles te weten wat hij noodig kan hebben. Aan hem en den Russischen ambassadeur Ignatieff waren uit den aard der zaak de hoofdrollen toebedacht op het tooneel der conferentie. Den 5den December arriveerde de Engelsche gevolmachtigde in de Turksche hoofdstad, maar gedachtig aan het: haast u langzaam, verliepen er nog schier acht dagen vóór niet de eigenlijke conferentie, maar de voor-conferentie een aanvang nam. Vóór wij haar werkzaamheid bespreken, moeten wij ons eerst op de hoogte stellen van den stand der zaken; wij moeten daarbij terugkomen op enkele punten, die wij vroeger reeds uitvoerig hebben behandeld. Het terrein, waarover de quaestie loopt, beslaat de Slavische provincies van Turkije, nauwkeuriger bepaald de noordelijke: Bosnië, Herzegowina, Bulgarije, benevens het half afhankelijke Montenegro en Servië, maar met kennelijk streven tot uitbreiding van deze provincies naar het Zuiden, zoodat er voor het eigenlijke Turkije nauw plaats meer overblijft in Europa. De meerderheid der bevolking in deze provincies behoort wel tot het Slavisch ras, maar het is zeer gemengd; een kunstig gemaakte legkaart zou het niet zonderlinger hebben kunnen maken, dan hier de volksstammen zijn dooreengeworpen. In het Zuiden heeft men het overblijfsel van de oude bewoners des lands van vóór de groote volksverhuizing, die, toen de Slavische volksstammen opdrongen naar het Zuiden, nog krachtig genoeg waren om hun taal en hun karakter te doen aannemen: de Slaven werden Grieken. Geheel andere vermenging in het Noorden; de naam der Bulgaren herinnert aan een gemeenschappelijke afkomst met Hongaren, Finnen en - Turken, maar terwijl de Slaven in het Zuiden gegriekt werden, ondergingen de Bulgaren zoozeer den invloed van de Slaven, dat zij hun karakter en | |
[pagina 266]
| |
hun taal inboetten; geheel zijn deze echter niet verloren gegaan; het Bulgaarsch onderscheidt zich veel van de andere Zuid-Slavische dialekten en ook het karakter is ietwat gewijzigd. Maar hoe verschillend de bloedmenging ook zij, de Zuid-Slaven in Turkije staan vooral door hun verschil van godsdienst, - 't zijn Grieken - tegenover de Turken en zijn zich bewust tot een rijk te behooren, dat hun door geen enkele reden bindt. Indien de Zuid-Slaven zich nu aaneensloten in Europeesch Turkije, zou het hun, daar zij verreweg de meerderheid uitmaken, niet moeielijk vallen om de Turksche Regeering omver te werpen; daarvoor ontbreekt het hun echter aan eensgezindheid, overleg en politieke ontwikkeling; de verschillende stammen hebben hun eigen nationale ideën en geen hunner is sterk genoeg aan zijn idee het overwicht te geven; ook daar waar zij uiterlijk aaneengesloten zijn en voor één zaak optreden, doorvreet de naijver als een kanker hun kracht en belemmert hun politieke ontwikkeling. Op grond dat de Zuid-Slavische volksstammen tot den Christelijk-Griekschen godsdienst behooren en hetzelfde Indo-europeesche bloed hebben, hebben de Europeesche volken altijd veel sympathie gehad voor de Zuid-Slaven in Turkije, en toen nu straks twee jaren geleden in Herzegowina een oproer losbarstte tegen het Turksch bestuur en de Turksche Regeering door halve maatregelen te nemen, het vuur van den opstand aanblies, kon men vooraf reeds nagaan, dat de Europeesche Mogendheden zich weder met die zaak zouden bemoeien. De reden van het verzet lag voor de hand; het Turksch bestuur was slecht en de ontevredenheid werd aangezet door de politieke agenten, eerzuchtigen die of zelf een rol wilden spelen of voor hun stokerij betaald werden, door Rusland, hetzij de Russische Regeering, hetzij de panslavistische partij in Rusland. Dat Rusland belang heeft bij den ondergang van het Ottomanische keizerrijk en als erfgenaam daarvan wil optreden, is bekend, en wij hebben de geheel natuurlijke redenen daarvoor reeds vroeger meegedeeld. De pogingen, door de Europeesche Mogendheden aangewend om den opstand te dempen, deels door Turkije te bewegen een beter bestuur in te voeren, deels door de oproerlingen te overreden de wapenen neer te leggen, mislukten door het wantrouwen van de opstandelingen en meer nog doordat de Servische of Russische agenten steeds aanspoorden om met toe te geven en het nationale plan tot verwezenlijking van geheele onafhankelijkheid door te zetten. Dat men hier met een opgezette beweging te doen had, bleek later uit de geheel ongemotiveerde oorlogsverklaring van Servië en Montenegro aan Turkije; de medeplichtigheid van Rusland, èn van de Russische Regeering, èn van de panslavistische partij kan men als bewezen aannemen na de officieuse hulp aan de Serven verschaft in manschappen, wapenen en geld. Ware deze hulp van dien aard geweest, dat zij tegen de macht der Turken opwoog, dan ware de zaak spoedig aan een eind geweest; de geslagen Turken zouden in een transactie zijn getreden en een voor | |
[pagina 267]
| |
de opstandelingen gunstigen vrede hebben toegestaan. Men weet dat dit niet het geval was; de Serven moesten telkens het onderspit delven, en in weerwil van de openlijke Russische hulp, om het staken van den strijd smeeken. De taak, die de conferentie te Konstantinopel te vervullen had, was dus verre van gemakkelijk; aan den eenen kant had men een overwinnaar, van wien men kon aannemen, dat hij volstrekt geen lust zou hebben zich de vruchten te laten ontrooven van zijn inspanning en voor 't minst naar waarborgen trachten, dat hij andermaal niet in dezelfde moeilijkheden zou worden gebracht. De Turksche Regeering kon te meer die houding aannemen, omdat zij na de veranderingen door de afzetting van den Sultan, onder wiens bestuur de opstand was uitgebroken, de schuld voor de vroegere verkeerdheden van zich kon afwentelen. Het was niet meer dan billijk, dat men met den veranderden toestand van Turkije rekening hield: want inderdaad had men hier na de troonsbeklimming van Abdul Hamid bewijzen gegeven, dat men de gebreken in het staatsbestuur wilde herstellen en door de invoering van een nieuw regeeringsstelsel aan de billijke wenschen der bevolking te gemoet komen; een moderne constitutioneele staatsregeling was in bewerking en wanneer hare bepalingen werden uitgevoerd, die op het geheele rijk van toepassing waren, zou ook aan de bezwaren en wenschen van de Slavische provincies zijn tegemoet gekomen. Men kon te meer verwachten, dat de Europeesche Mogendheden eenig vertrouwen zouden stellen in de hervormingen, omdat een harer vertegenwoordigers, de Engelsche ambassadeur, een groot aandeel had in de bewerking der nieuwe constitutie en sinds lang op de invoering van zoo iets had aangedrongen als het toovermiddel, waardoor men aan alle moeilijkheden een eind zou maken. En zelfs indien men twijfelde aan de uitvoerbaarheid van het nieuwe regeeringsstelsel, eischte de billijkheid toch, dat men aan de Turksche Regeering eenigen tijd liet om haar plannen te verwezenlijken; zoo goed als elke Christelijke Regeering had zij bij zulk een ingrijpende verandering te kampen met moeilijkheden, die niet met één slag kunnen worden overwonnen. Het liet zich echter aanzien, dat de erkenning van het recht van Turkije, - voor 't minst van een recht van uitstel, - zou worden bemoeielijkt door dien gevolmachtigde, die niet kon optreden om te bemiddelen, omdat hij, eerst indirect en later zelfs direct deelgenoot van den opstand, de advocaat was van de overwonnen partij en nog wel in den ongunstigsten zin, omdat het zijn belang was, dat er niet bemiddeld werd, maar zonder meer aan den eisch van zijn partij werd gehoor gegeven. Er zal wel weinig twijfel meer zijn, dat de partij van den opstand in Bosnië en Herzegowina en Bulgarije, de oorlogspartij in Servië en Montenegro, niet anders was en is, als de Russische partij en de muiters in de gedaante van den Russischen ambassadeur Ignatieff een eigen vertegenwoordiger hadden op de conferentie. | |
[pagina 268]
| |
Het slagen van de samensprekingen der diplomaten te Konstantinopel hing dus af van de vraag, of 't aan de gevolmachtigden, van wien men onpartijdigheid kon verwachten, zou gelukken beide partijen te bewegen tot gematigdheid in hun eischen en een middelweg te vinden, waardoor een botsing werd vermeden onder het meer of min gegronde vooruitzicht op de verwezenlijking van de hervormingen, door de Turksche Regeering in beginsel voor het geheele rijk en derhalve ook voor de Slavische provincies vastgesteld. Indien nu de Mogendheden van dit rationeel beginsel uitgingen, moesten zij met het oog op den veranderden toestand van Turkije op haar vroegere voorstellen terugkomen; immers, reeds het hervormingsplan van Andrassy, dat de goedkeuring verwierf van al de Mogendheden, ook van Rusland en Engeland, behelsde bepalingen, die geen Staat zich goedschiks kan laten welgevallen, wel werd in dit program indertijd (6 Februari '76) door de Turksche Regeering toegestemd, maar niet in dien vorm, dat deze ook haar zegel hechtte aan de bijzonderheden, die er in voorkwamen. Men merkte toen reeds het verschijnsel op, dat al de partijen, ook Rusland en Turkije, het eens schenen, zoolang alles bepaald bleef tot algemeenheden; verbetering van het lot der Christenen, de vestiging van een meer geregeld bestuur in de Slavische provincies wilde ook de Turksche Regeering. Wat de bijzonderheden betreft, bevatte echter reeds het Andrassy-ontwerp bepalingen, die onuitvoerbaar waren, wanneer men niet tevens het heele gezag van Turkije in die provincies wilde vernietigenGa naar voetnoot(*). Het hoofdbezwaar lag in de instelling van een gemengde, d.i. internationale commissie van toezicht op de hervormingen; zoodra men toch kwam aan de regeling van de bevoegdheid dezer commissie, stuitte men op het voor Turkije onoverkomelijke bezwaar, dat men een derde element van gezag kreeg; vooreerst het gesmaldeelde gezag van de Turksche Regeering; in de tweede plaats het plaatselijk bestuur in de provincies en eindelijk de internationale commissie. Toch zijn de eischen der Mogendheden na het ontwerp-Andrassy nog steeds verzwaard in plaats van verminderd en stap voor stap kan men den invloed nagaan, dien Rusland hierbij heeft uitgeoefend, steeds door de andere Mogendheden ondersteund of gevolgd. Door Rusland werd na het ontwerp-Andrassy, verscherpt in het Berlijnsche Memorandum, waaraan Engeland zijn goedkeuring onthield, het denkbeeld geopperd, dat men onder verbetering van het bestuur in de Slavische provincies niet anders kon verstaan dan zelfstandigheid van bestuur, iets dat Engeland echter te sterk leek op de oprichting van nieuwe vasalstaten, zooals Servië en Rumenië en inderdaad feitelijk, met wat verschil slechts van vorm, op hetzelfde neer kwam; het papieren- | |
[pagina 269]
| |
gevecht tusschen Engeland en Rusland over autonomie politique of administrative was dan ook weinig meer dan een woordenspel. In de vredesvoorwaarden, die de Engelsche ambassadeur den 25 September den Sultan aanbood, kwam zooveel voor van de autonomie administrative, dat Rusland de autonomie politique wel kon schenken, want deze werd een wassen neus; Engeland sprak namelijk van ‘een stelsel van locale administratieve autonomie, onder welke benaming zou worden verstaan een stelsel van zulke locale instellingen, welke aan de bevolking een controle over haar eigen locale ambtenaren en waarborgen tegen de uitoefening van willekeurig gezag verleenen zou’. Met zonderlinge naïveteit werd er echter bijgevoegd, dat er geen sprake zou zijn van de vorming van schatplichtige staten, - een bijvoeging, die herinnert aan de verzekering van sommige kinderen, dat zij heusch niet bang zijn. Naast die autonomie, administrative of politique, die feitelijk weinig meer dan in naam van de oprichting van de nieuwe vasalstaten verschilt, werd spoedig een nog grovere schending van het souvereiniteitsrecht van den Sultan geplaatst en, door Rusland schijnbaar argeloos aanbevolen, door de andere Mogendheden, alleen wat den vorm, niet wat het wezen der zaak betreft gewijzigd. De invoering van de door ons gewenschte hervormingen, dus luidde het advies van Rusland, is onmogelijk, zoolang de Turken het gezag in handen hebben in die provincies; dat is alleen mogelijk, wanneer die provincies door een Christelijke krijgsmacht worden bezet, de geheele bevolking, zoowel de Christelijke als de Muzelmansche wordt ontwapend, en onder bescherming van de Christelijke bajonetten door de bevolking dat bestuur wordt verkozen, dat zij 't liefst hebben wil. Dat er door Rusland voorstellen aan Oostenrijk zijn gedaan om gezamenlijk tot die militaire bezetting over te gaan, de een Bulgarije, de ander Bosnië, kan veilig worden aangenomen, en eerst na de bepaalde weigering van Oostenrijk is door Rusland, altijd gereed een nieuwen vorm te vinden voor een zaak, die het gaarne wil doorzetten, een internationale bezetting opgeworpen. Inhoever Rusland met die militaire bezetting het voorbeeld van Pruisen en Oostenrijk ten opzichte van Sleeswijk-Holstein voor den geest zweefde willen wij voor 't oogenblik daarlaten, en alleen constateeren dat het voorstel van de autonomie, dus uitgewerkt, de Turksche Regeering ongeveer veroordeelde tot de weinig begeerlijke positie van een toezienden voogd volgens de Nederlandsche wetgeving. De samensprekingen van de gevolmachtigden te Konstantinopel vingen dus aan onder voor Rusland even gunstige als voor Turkije ongunstige omstandigheden; voor Rusland was het terrein gebaand; de Mogendheden hadden, zoo niet wat den vorm, dan toch wat het wezen der zaak betrof, de Russische politiek omhelsd; zelfs Engeland, dat vroeger weigerde om het Berlijnsche Memorandum te onderteekenen, had voorstellen gedaan, die verder gingen dan het ontwerp-Andrassy. Toch hield de Engelsche Regeering, | |
[pagina 270]
| |
naar zij meende, nog vast aan het tractaat van Parijs van 1856, dat de zelfstandigheid en onschendbaarheid van Turkije waarborgdeGa naar voetnoot(*). Bleek derhalve uit den heelen loop der zaken, dat de conferentie een vergadering zou zijn niet zoozeer ter bewaring van den vrede als wel om een vierschaar te spannen over het arme Turkije, die verwachting werd nog overtroffen door de wijze, waarop de Christelijke gevolmachtigden zich in de Turksche hoofdstad aanstelden. Na de aankomst van lord Salisbury begonnen de officieuse bezoeken en ontvangsten, de voorloopige kennismakingen en polsvoelingen; de Russische ambassadeur Ignatieff inzonderheid hield zich als een allerliefst man. Nadat de heeren een kleine acht dagen vrij en vrank rondgedwaald hadden in de Muzelmansche stad zonder door iemand gehinderd of beleedigd te worden, besloot men den 12 December bijeen te komen om het program vast te stellen, dat op de eigenlijke conferentie tot grondslag van bespreking zou dienen. De beleefdheid zou hebben meegebracht, dat ook de Turksche gevolmachtigden tot die voorconferentie waren uitgenoodigd; immers, Turkije was gevraagd om aan de conferentie deel te nemen en men moest het derhalve onder den een of anderen vorm erkennen. Dit geschiedde echter niet; de voorconferentie duurde ongeveer acht dagen, van 12 tot 20 December, maar de Turksche Regeering, met haar Oostersch karakter zeer op den vorm gesteld, ontving officieel taal noch teeken van de Christelijke heeren, die besloten hadden het verhandelde ter voorconferentie geheim te houden. Had men zich tot taak gesteld den weg tot een minnelijke schikking af te snijden, dan had men moeilijk anders kunnen handelen; de voorconferentie werd, om de zaak nog stootender te maken, gehouden in het hotel der Russische ambassade. En die in den aanvang aangenomen houding is steeds dezelfde gebleven; op de conferentie zelf verschenen de Turksche gevolmachtigden niet als genoodigden, maar schier als beschuldigden. Men had er vrede mee kunnen hebben, indien dezelfde plaats was aangewezen aan den Russischen gevolmachtigde, maar - deze was juist de aanvoerder op de voorconferentie en indirect ook op de conferentie. Over het geheel had men hier en elders nog al een goeden dunk | |
[pagina 271]
| |
van de werkzaamheid der conferentie; Duitschland was vóór den vrede en men wist dat van deze zijde alles zou worden aangewend om Rusland van uiterste stappen terug te houden; wilde Engeland dus een middelweg voorstellen en het onaannemelijke in Ruslands eischen zoo wijzigen, dat het aannemelijk werd voor den Sultan, op wien het als oude vriend een grooten invloed had, dan kon Albion van die zijde op krachtige ondersteuning rekenen; door een zoo talentvol en ervaren staatsman als Salisbury af te vaardigen, hoopte men, was de zaak half gewonnen. Maar hoe weinig strookte met die verwachting het program dat de voorconferentie vaststelde en waarop de goedkeuring volgde van de verschillende Mogendheden. In de eerste plaats moesten de vredesvoorwaarden worden vastgesteld voor Servië en Montenegro. Reeds vroeger was over die punten onderhandeld, maar zonder dat men het eens werd. Den 15 September had de Sultan aan de gezanten der groote Mogendheden meegedeeld, dat hij Servië den vrede wilde geven op de volgende voorwaarden. 1o bezetting der Servische vestingen, die de Turksche Regeering voor 1857 bezet hield; 2o slechting der na 1857 in Servië gebouwde vestingen; 3o Vorst Milan zal te Konstantinopel den Sultan als leenheer komen erkennen; 4o het Servische leger wordt teruggebracht tot 10000 man en 3 batterijen; 5o er wordt een spoorweg aangelegd van Nisch tot Belgrado; 6o betaling van een zekere som oorlogskosten door Servië; blijkt het onmachtig te zijn om die som te betalen, dan zal de jaarlijksche schatting in evenredigheid worden verhoogd. Bij de motieven van deze voorwaarden ging de Turksche Regeering uit van de overweging, dat Servië zonder eenige aanleidende oorzaak den oorlog had verklaard aan Turkije en daardoor dit rijk had verplicht tot enorme kosten en inspanning, aan het teveld brengen van een groot leger verbonden; om in het vervolg tegen zulk een geheel ongerechtvaardigden overval zooveel mogelijk gewaarborgd te zijn, meende de Turksche Regeering in billijkheid zulke maatregelen te moeten voorstellen, waardoor een opstand van dezen vasalstaat gemakkelijk zou zijn te dempen. Het éénige wat men tegen deze voorwaarden kon inbrengen, was niet, dat zij op zich zelf onrechtvaardig waren, maar dat de Sultan niet genoeg rekening hield met de omstandigheden; recht is op de wereld in de eerste plaats een quaestie van macht en de ervaring heeft ten allen tijde geleerd, dat men voorzichtig moet zijn met de troetelkinderen van groote heeren; achter Servië stond Rusland, en niet de rechtvaardigheid maar het overleg verplichtte rekening te houden met die omstandigheid. Buitendien was het van algemeene bekendheid, - en 't zal wel waar zijn, al kan 't voor 't oogenblik niet bewezen worden, - dat Rusland bij het aangaan van den oorlog door Servië, aan Vorst Milan het behoud van zijn grondgebied had gewaarborgd. Men beschouwde 't dan ook als een uit de omstandigheden voortvloeiende, zij 't dan ook voor de Porte harde noodzakelijkheid, om toe te stem- | |
[pagina 272]
| |
men in hetgeen de Mogendheden bij monde van Engeland den 25 September aan de Turksche Regeering voorstelden, namelijk om den vrede met Servië en Montenegro te sluiten op den grondslag van herstelling van den status quo ante bellum, zonder meer. Met intrekking van dit vroegere voorstel werd echter op de voorconferentie bepaald, dat de vrede zou worden gesloten met een kleine gebiedsvergrooting zoowel voor Servië als Montenegro; het eerste zou Klein-Zwornik verkrijgen teneinde de Drina tot westergrens te hebben, terwijl het gebied van Montenegro als te klein werd beschouwd en moest worden afgerond, ten einde het gemakkelijk in aanraking te brengen met de zee. Men kan uit de vredesvoorwaarden voor Servië en Montenegro reeds opmaken van welken aard de overige bepalingen zouden zijn voor de regeling van den toestand der Christenen in Bosnië en Herzegowina; de voorwaarden, die Rusland hier meende te moeten stellen, werden wel iets veranderd wat den vorm, maar niet wat het wezen der zaak betreft; men kan veilig zeggen, dat en met die bepalingen van het gezag der Porte nauw een schaduw overbleef. In algemeene omtrekken kwam het Russische hervormingsontwerp op het volgende neder: Bosnië en Herzegowina worden vereenigd tot één zelfstandige provincie; aan het hoofd van deze provincie staat een gouverneur, die den Christelijken godsdienst moet belijden en voor den tijd van vijf jaren wordt verkozen. De verkiezing geschiedt door de Porte in overleg met de Mogendheden. Tot zijn bevoegdheid behoort in de eerste plaats de benoeming van al de ambtenaren der provincie. De gouverneur wordt ter zijde gestaan door een provinciaal bestuur, waarvan de leden moeten bestaan uit Muzelmannen en Christenen. De verdeeling der belastingen en andere daarmee samenhangende zaken zal opgedragen worden aan een raad van administratie. Van de opbrengst der belastingen zal één derde worden afgestaan aan de Porte; deze zal echter in de eerste jaren hiervan afstand doen, opdat dit geld worde besteed voor de reorganisatie des lands, de wederopbouwing van de verwoeste woningen en ten bate van de teruggekeerde vluchtelingen. Bij de indeeling der provincie zal men kantons oprichten en het bestuur daarover opdragen aan de inwoners. Verschillende kantons zullen onder een prefect tot een departement worden vereenigd; over de prefecten staat de gouverneur. In de kantons wordt een plaatselijke politie-rechtbank opgericht, waarvan de leden worden benoemd door den gouverneur. De reorganisatie van de rechtspleging geschiedt naar Europeesch model. De officieele taal is de Servische. Voor den gewonen politiedienst zal een militie worden gevormd, die genomen wordt uit de bevolking zelf. De Turksche troepen ontruimen het land en worden in garnizoen gelegd in de vestingen. De Muzelmannen worden ontwapend. De toestand van de landbouwende bevolking wordt verbeterd naar de beginselen, die zijn uitgesproken in het ontwerp-Andrassy. De uitvoering van deze | |
[pagina 273]
| |
hervormingen wordt opgedragen aan een internationale commissie van toezicht, die zal worden bijgestaan door een internationale gendarmerie ter sterkte van drie tot zes duizend man. Aan Bulgarije zou dezelfde ‘autonomie’ worden gegeven, en de Russische gevolmachtigde trachtte vooraf nog Bulgarije te vergrooten met Macedonië, een denkbeeld dat hij aanbeval door een nauwkeurige schetskaart, die hij opzettelijk voor dit doel had laten vervaardigen. Dit was lord Salisbury wat al te kras, en hij verzocht de kaart op te bergen, daar hij voor die zaak geen instructie had. Over het internationale gendarmerie-korps werd lang gesproken; de Russische gevolmachtigde stelde 't voor als een groote concessie, dat Rusland voor zich zelf van die bezetting afstand deed; daarna werd het plan geopperd om het bezettingskorps te laten leveren door een der kleine neutrale staten, België, Nederland, Zwitserland, om eindelijk na de latere Turksche tegenwerpingen terecht te komen op een Turksch korps, aangevoerd door internationale officieren. Ten laatste werd als uiterste grens van Europeesche toegevendheid het geheele bewakingskorps opgegeven, terwijl de gouverneurs der provincies slechts voor de eerste vijf jaren door den Sultan zouden worden benoemd onder toestemming of goedkeuring der Mogendheden en de internationale commissie vervangen door een gemengde, een Turksch-Europeesche. Maar ook na deze groote christelijke toegevenheid moet men erkennen dat het geheel in den geest was van hetgeen reeds vroeger tusschen de Mogendheden was verhandeld; het plan was nu in bijzonderheden uitgewerkt en verscherpt. Er ontbrak aan dit Christelijk ontwerp nog slechts één bepaling, namelijk dat al de Mohammedanen in de Slavische provincies, die weigerden zich in de nieuwe orde van zaken te schikken, door Rusland op eigen kosten zouden worden getransporteerd naar Siberië. Want inderdaad, hoe men de zaak ook keere of wende, de voorstellen zoeken in grofheid hun wederga in de politieke geschiedenis; wanneer Turkije in den strijd tegen de Slavische volksstammen het onderspit had gedolven en de Serven en Bosniërs voor de poorten van Konstantinopel stonden, kon men moeielijk zwaarder eischen doen. De zittingen der eigenlijke conferentie vingen den 23 December aan, maar een paar dagen vóór dit berucht program aan de Turksche gevolmachtigden zou worden voorgehouden, had te Konstantinopel een gebeurtenis plaats, die met het oog op de plannen der christelijke Mogendheden een meesterstuk van staatskunst kon worden genoemd. Den 19 December was de Grootvizier afgetreden om ‘redenen van gezondheid’ en vervangen door Midhat Pacha, tot dusver president van den Staatsraad en ontwerper van een constitutie, die Turkije op eens bracht in de rij der moderne staten. Om twee redenen had de Russische ambassadeur in den laatsten tijd al zijn krachten ingespannen om deze wending te voorkomen; vooreerst moest Turkije door zulk een beslissenden stap rijzen in de achting van de openbare meening van Europa | |
[pagina 274]
| |
en in de tweede plaats kon hierdoor het sluiten van den vrede bemoeilijkt worden, temeer daar Midhat Pacha bekend stond als een man, die wellicht overdreven voorstellingen koesterde van de werking der nieuwe staatsregeling, maar door zijn energie kon verwezenlijken wat geen ander Turksch staatsman vermocht. Dat bleek spoedig na de benoeming van Midhat Pacha; het gelukte hem van den Sultan de afkondiging te verkrijgen van de nieuwe constitutie, juist op denzelfden dag dat de conferentie werd geopend; de Turksche gevolmachtigde wist reeds in de eerste zitting van de veranderde omstandigheden uitstekend partij te trekken; hij wees op de plechtige afkondiging van de nieuwe grondwet en gaf te kennen, dat slechts datgene kon worden toegestaan, wat met deze grondwet niet in strijd was. Het zou de moeite niet loonen de verschillende zittingen der conferentie na te gaan, die elkander sinds den 23 December na verloop van eenige dagen opvolgden; de berichten daarover zijn tot heden zeer onvolledig en het resultaat komt daarop neder, dat de Turksche gevolmachtigden de eischen der Mogendheden onaanneembaar verklaarden, als in strijd met de waardigheid des rijks en de nieuwe constitutie. Van het streven naar wezenlijke bemiddeling door een Christelijke Mogendheid is niet gebleken; integendeel, ook de Engelsche gevolmachtigde, van wien men zooveel had verwacht, ook lord Salisbury scheen zich hoofdzakelijk ten doel te stellen de Russische eischen bij de Turksche Regeering aan te dringen, ja men verzekert zelfs dat deze Engelsche beroemde staatsman zich zoo driftig maakte op de Turksche gevolmachtigden, dat hij den beschaafden vorm vergat en op een ruwe wijze uitviel; ‘wat het verledene betreft, wij weten wat gij waard zijt (ce que vous valez), maar wat de toekomst betreft, verzoeken wij u ons niet te storen in de verwezenlijking van onze vredelievende taak’, - voegde hij den Turkschen Minister van Buitenlandsche Zaken Safvet Pacha toe, die, op deze wijze beleedigd, opstond en de zaal verliet. De Sultan heeft eindelijk na de zitting van 11 Januari zijne weigering gemotiveerd ten opzichte van de punten in de voorconferentie vastgesteld; in 't kort komen de bezwaren op het volgende neder: de afstand van grondgebied van Servië en Montenegro is onvereenigbaar met art. 1 van de Turksche constitutie; de indeeling van de Slavische provincies is onaannemelijk om het verzet van de Turksche en Grieksche bevolking en het beginsel van de Regeering om geen verdeeling toe te laten, gegrond op het verschil van ras; de vorming van een gendarmerie uit de plaatselijke militie is onaanneemlijk om het gevaar, dat ontstaan zou zoowel voor de algemeene veiligheid als om een eventueele botsing te vermijden tusschen de Muzelmannen en de Christenen; over de benoeming van Christelijke gouverneurs over de provincies onder medewerking van de Europeesche commissie kan zelfs niet in discussie getreden worden; de oprichting van een internationale troepenmacht ten einde behulpzaam te zijn bij de invoering der hervormingen is onvereenigbaar met het | |
[pagina 275]
| |
beginsel van de onafhankelijkheid van het Ottomanische Rijk, bij het tractaat van Parijs gewaarborgd; de beperkende bepalingen ten opzichte van de opbrengst der belastingen in de Slavische provincies zijn in strijd met het souvereine recht der Porte en eindelijk is de invoering van een bijzonder stelsel van rechtspraak in de Slavische provincies onvereenigbaar met den geest der constitutie. Na deze duidelijke verklaring van de Turksche Regeering heeft men gedacht aan het opbreken der conferentie, maar na eenige overweging werd toch nog besloten om nieuwe concesseis te doen; zelfs zou het de Russische ambassadeur zijn, die tegen den Engelschen gevolmachtigde in daartoe raadde. Maar men kent de Russische listen; de voorstellen waren voor Turkije onaannemelijk om het beginsel van directe interventie in de binnenlandsche aangelegenheden, en men kon dus veilig de bijzonderheid wijzigen zonder vrees voor aanneming van de zijde der Turksche Regeering. Rusland kon nog meer toestaan, wanneer het voor het oogenblik den oorlog niet wil; het doel van Rusland toch is bereikt, indien in de Slavische provincies slechts een regeling tot stand komt, die de Mogendheden, d.w.z. Rusland steeds weder gelegenheid geeft zich met de zoogenaamde belangen der Slavische Christenen te bemoeien, een regeling die voor heeft, dat zij het breekijzer dieper slaat in het Turksche Rijk. De vrede kan behouden blijven, wanneer de Mogendheden, wanneer Rusland dat ernstig wil, wanneer van Turkije geëischt wordt, wat het toestaan kan, en niet wat geen Staat bewilligt, tenzij het daartoe gedwongen wordt door overmacht of uitputting. Zelfs zij, die niet bekend staan om hun voorliefde voor Turkije, hebben moeten erkennen, dat dit rijk in zijn geïsoleerden toestand aller verwachting heeft overtroffen; men heeft lang gespot met den ‘zieken man’, maar vooreerst zal men die benaming wel kunnen laten rusten; Turkije heeft in den nieuweren tijd nooit een zoo talrijk, zoo goed gewapend, zoo goed gedisciplineerd leger op de been gehad; het spant in dat opzicht de kroon aan Rusland, waar zooals vroeger alles goed geordend is - op papier, en in de werkelijkheid de grofste misbruiken aan den dag komen. Het uitmuntende Turksche leger, gesteund door de geestdrift van tallooze volkeren tot diep in Azië, wordt ter zijde gestaan door een vloot, die de heerschappij verzekert over de Zwarte zee. En juist dat bewustzijn van kracht schoort de Turksche staatslieden om tegenstand te bieden aan de eischen der Mogendheden. Welk een verschil! Hier een, ja wellicht afgeleefd rijk, dat zijn laatste kracht verzamelt, maar dat toch in elk geval in zijn ouderdom stralen spreidt van een macht, waarin het bewustzijn spreekt van een grootsch verleden, een flikkering van herleving, van verjonging, van een nieuwe toekomst, waarin de fouten van het verledene zullen worden afgeschut, eerbiedwaardig door den vasten moed, die 't ten toon spreidt, het talent, dat 't aan den dag legt in den diplomatieken strijd. En tegenover dit rijk de gansche macht van Europa, van een geheel werelddeel, dat | |
[pagina 276]
| |
op het, naar men meende, uitgeleefde Turkije is aangevallen, als de wolven, die wachten totdat het luipaard hinkt en zijn leden stram zijn geworden; en onder die wolven huilt mede datzelfde Engeland, dat meer dan eenig rijk voordeel getrokken heeft van de goede dagen en eerst smaalde in woord en schrift, toen het meende aan den half doode niet meer te kunnen verdienen. Wij zullen geen partij trekken voor het Turksche bestuur in de Slavische provincies; 't is verre van goed, maar 't is slechter geworden door eigen schuld, sedert de Russische agenten het volk opruiden, het afkeerig maakten van zijn werk om zijn kracht te verspillen in politieke droomerijen. Het Slavische volk is misleid, is het slachtoffer geworden van de politieke raddraaiers en de Bulgaarsche gruwelen zullen door hem, die oorzaak en gevolg weet te onderscheiden, op rekening gesteld worden meer van de Russen dan van de Turken. Het bestuur van de Turken is slecht, tot zekere hoogte. Zijn er geen landen in Europa, waar men door een samenloop van omstandigheden dezelfde klachten hoort, slechts met verandering van naam en kleur? Verzochten de Polen niet aan de conferentie, dat hun dezelfde vrijheden zouden worden toegestaan, als door Rusland in naam der menschelijkheid van Turkije voor de Turksche Zuid-Slaven werden gevraagd? Aangenomen het bestuur van Turkije over de Zuid-Slaven is slecht; is de weg dien Rusland en de andere Christelijke Mogendheden hebben ingeslagen tot verbetering de ware? Wat heeft de christelijkheid van de Europeesche Mogendheden tot heden gebaat aan de Zuid-Slaven? In Juli '75, straks twee jaren geleden, is de opstand gestookt in Bosnië; men heeft het verzet tegen het Turksche bestuur gevoed, totdat Servië en Montenegro op het oorlogstooneel verschenen; het volkenrecht is geschonden en hulp verleend, maar juist zooveel dat men zich staande kon houden, niet leven en niet sterven; men heeft nota's geschreven, vergaderingen gehouden, gezanten gezonden, een conferentie gemaakt, waarbij de eene onhandigheid op de andere werd gestapeld; en nu? - Bosnië en Herzegowina worden bedreigd met den hongertyphus, Servië is uitgemergeld, Bulgarije verwoest en uitgemoord en alleen de steeds door Ruslands milde hand onderhouden scalpeerende wilden van de Zwarte Bergen, de christelijke Montenegrijnen, hebben nog de kracht het hoofd op te heffen. Met of zonder oorlog tusschen Rusland en Turkije, een halve eeuw is noodig om de Zuid-Slaven te doen herstellen van de rampen, die de Christelijke bemoeizucht hun heeft berokkend. Moet men van zulk een Europa niet zeggen dat het ‘ziek’ is en oud wordt? 16 Januari '77. Noorman. |
|