.... car on peut savoir que Dieu est infini et tout-puissant, encore que notre âme, étant finie, ne le puisse comprendre ni concevoir, de même que nous pouvons bien toucher avec les mains une montagne, mais non pas l'embrasser comme nous ferions un arbre, ou quelque autre chose que ce soit, qui n'excédât pas la grandeur de nos bras; car comprendre c'est embrasser de la pensée; mais pour savoir une chose, il suffit de la toucher de la pensée.
Descartes. Lettr. CX tome I, pag. 494.
Hoe noemt gij hem, die een berg wil omvatten,
Die in de wolken zijn toppen verbergt?
Weet hij zijn krachten met wijsheid te schatten,
Die van zijn armen 't onmooglijke vergt?
Hoe noemt gij hem wel, die niet wil gelooven
In een gebergt', dat zijn arm niet omvat,
En dat, terwijl hij op weg is naar boven,
Hijgende voortklimt langs 't stijgende pad?
Hoe noemt gij hem dan, die 't Eeuwige Wezen,
Hem, die zijn Schepper geheel wil verstaan,
Hem, die heel 't boek van Gods wijsheid wil lezen,