De Tijdspiegel. Jaargang 33
(1876)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 259]
| |||||||||||||||||
Natuurkunde.De specifieke geneesmethode der longtering van Dr. John Francis Churchill, besproken voor geneeskundigen en niet-geneeskundigen.Het is ruim 26 jaar geleden dat een Engelsch geneeskundige, Dr. J.F. Churchill, voor het eerst met de bewering optrad: dat longtering, wat de meerderheid der gevallen betreft, genezen kan worden en dat door hem specifiek werkende scheikundige geneesmiddelen er tegen waren ontdekt, even zeker in hunne genezende werking als de chinine is tegen tusschenpoozende koorts. Deze verklaring wekte de aandacht van velen, leeken zoowel als deskundigen, en gaf aanleiding tot proefnemingen met de aangewezen artsenijstoffen. Na betrekkelijk korten tijd werden die geneesmiddelen verlaten, omdat men meende dat zij niet meer dan vele anderen, tegen de genoemde ziekte aanbevolen, waarde bezaten. Men keerde tot de routine terug - de gewone behandeling der tering; en eindigde als vroeger met deze lijders, als laatste toevlucht, naar een klimaatstreek te zenden. De ongelukkige teringlijders zijn er meestal weinig door gebaat geworden. Zij vielen, vroeg of laat, onder de gewone geneeswijze, als offers hunner droevige ziekte, waar zij zich ook bevonden; Davoz, Pau, Madera, Pisa et tutti quanti kunnen er van getuigen. Voor zoover mij bekend is zijn er echter door niemand ooit afdoende gronden aangevoerd, die het weerspreken der beweringen van Churchill konden rechtvaardigen. Zijne bewering kwam echter in een tijd toen het niets doen bij de ziektebehandeling, de nihilistische methode, mode was geworden en meer en meer aanhangers vond, onder de jongere geneesheeren vooralGa naar voetnoot(*). Gezondheidsleer, koudwaterkuur, thermothe- | |||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||
rapie en leefregel moesten, naar zij meenden, de artsenijstoffen uit de apotheek vervangen. De methode van Churchill, die zuiver artsenijgenezing is, d.i. eene behandeling door geneesmiddelen uit de apotheek, kwam dus in een slechten tijd, een tijd van op vooroordeel berustenden aprioristischen tegenstand tegen ieder geneesmiddel. Eindelijk had niet geringen invloed dit: dat men zijne geneesmiddelen gebruikte zonder zich vooraf van hunne identiteit en zuiverheid te hebben verzekerd, en zonder deze methode van behandeling juist te kennen of te begrijpen, waardoor de verwachte uitkomsten dus niet konden verkregen worden. Ziehier eenige redenen, die mij voorkomen van overwegenden invloed te zijn geweest, op het zoo spoedig verlaten en vergeten van Churchill's vermeende ontdekking der specifieke genezing van longtering. Des te verrassender is het dáárom, dat deze geneesheer, na zoo vele jaren, heden opnieuw met zijne beweringen optreedt, in een volumineus en zaakrijk geschrift, waarin hij niet slechts zijne vroegere meeningen staande houdt, maar die ook door nieuwe argumenten verdedigt en met een groot cijfer van gevallen (195) in hare waarde en beteekenis tracht te bevestigenGa naar voetnoot(*). Dit is mij niet onbelangrijk voorgekomen. Ik heb mij daarom de moeite gegeven ook dit jongste geschrift van Churchill te lezen en zal trachten naar aanleiding ervan het belangrijkste hier mede te deelen, voor niet-geneeskundigen of leeken zoowel als voor geneeskundigen. Het vraagstuk toch door Churchill behandeld is niet slechts van professioneel, maar ook van individueel en maatschappelijk belang, en verdient, naar ik meen, daarom zoowel voor leeken als voor niet-leeken op het gebied der geneeskunst, te worden herinnerd. Churchill heeft zijn omvangrijk werk in 10 hoofdstukken afgedeeld, waarin hij achtereenvolgens behandelt:
| |||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||
Hierna volgen ‘Bijlagen’ - hoofdzakelijk ziektegevallen bevattende, en eene vrij uitvoerige naamlijst van geneesmiddelen die tot hiertoe nutteloos tegen longtering zijn beproefd. Uit een en ander blijkt dat Churchill geen oppervlakkig werk heeft geleverd, maar au fond zijn onderwerp behandelt. | |||||||||||||||||
I.
| |||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||
Die treurige uitkomst der conventionele behandelingswijze bij tering noopte Churchill tot een nader, geheel zelfstandig onderzoek, waarbij verrassende uitkomsten door hem zijn verkregen, die hij meent, trots allen tegenstand, en het welbekende ‘fratrum gratia rara’, opnieuw onder de aandacht te moeten brengen van leeken en geneeskundigen. | |||||||||||||||||
II.
| |||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||
bloedbestanddeelen, de organische stoffen. Talrijke feiten toch heeft de ziektewaarneming leeren kennen betrekkelijk den genezenden invloed, dien het toevoeren van sommige ontbrekende bestanddeelen aan het bloed bij vele ziekten uitoefent. IJzer, zwavel, chloorzouten en alcaliën zijn dikwerf met vrucht toegediend. Deze allen zijn daarom ook beproefd tegen knobbelziekte, doch hiertegen zonder goed gevolg. Deze konden alzoo, dus redeneerde Churchill, van de proefneming worden uitgesloten. Zijne aandacht viel echter op de phosphorbestanddeelen der menschelijke levensmachine, en hij besloot deze te beproeven tegen tering. Men weet toch dat deze stof eene der standvastigste bestanddeelen uitmaakt der menschelijke bewerktuiging; maar dit is alles wat men er van weet. In welken toestand de phosphor in het bloed voorkomt, als phosphorzuur, moleculaire phosphor, of met andere organische stoffen verbonden, daar weet men niets zekers van. De phosphorzure zouten (phosphaten) waren echter reeds lang met vrucht gebezigd tegen Engelsche ziekte (rachitis), en in 1849 was door Beneke er ook op gewezen als een geneesmiddel bij tering (tuberculosis). Doch de uitkomsten er mede verkregen voldeden bij deze laatste niet aan de verwachting. Ook was phosphor door Barthez en Rillet tegen tuberculeuse hersenontsteking bij kinderen, doch evenzoo zonder gunstig gevolg aangewend (1802). Zoo kwam Churchill tot de meening, of dan niet eene andere, gemakkelijk oxydeerbare en ligt oplosbare phosphorverbinding wellicht het geneesmiddel tegen tuberculose kon zijn. Zij leidde hem tot proefnemingen met de hypophosphiten, d.i. verbindingen van onderphosphorzuur met verschillende bases. Churchill ging uit van deze hypothesen: a. de neiging tot afzetting van tuberkelstof hangt af van de vermindering in het bloed van het phosphorelement (phosphorlichy); b. zoo eenig geneesmiddel de plaats kan vervullen van dit ontbrekende phosphorelement, moet het een gemakkelijk oxydeerbare en assimuleerbare phosphorverbinding wezen. Tot deze theorie gekomen langs den inductiven weg ging hij deze nu door proefneming verder toetsen aan de practijk. De keus moest worden gedaan uit de lagere oxydatiegraden van den phosphor, namelijk: het phosphoroxydule, het onderphosphorzuur, of acidum hypophosphorosum, en het acidum phosphorosum. De volgende beweegredenen bepaalden zijne keuze tot de hypophosphiten, of verbindingen van het onderphosphorzuur met bases. De roode phosphoroxyde toch is onoplosbaar, ook vormt zij verbindingen met bases die zeer moeijelijk oplosbaar en zeer onstandvastig van samenstelling zijn. Het acidum phosphorosum moet als minder oxydeerbaar dan acidum hypophosphorosum, een lagere oxydatiegraad, vermoedelijk ook minder werkzaam wezen. | |||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||
De zoutverbindingen evenwel van het onderphosphorzuur, met potasch soda en ammonia, zijn alleen èn oplosbaar, èn ligt oxydeerbaar, èn assimileerbaar. Hij besloot alzoo zijne proeven te nemen met acidum hypophosphorosum in verbinding met eenigerlei basis, en begon met de hypophosphis calcicus, met het oog op de speciale verrichting dezer basis in de dierlijke huishouding. Om over de mogelijke schadelijke inwerking er van te kunnen oordeelen nam hij het eerst zelf in, beginnende met ½ grein en klimmende tot 6 grein opeens. Hij ondervond niet het minste nadeel en schreef het daarna voor het eerst als geneesmiddel voor (13 Maart 1855), bij eene jonge gehuwde vrouw van 19 jaren, die na haar bevalling knobbeltering had gekregen. Beide de longen waren overvuld met verweekte tuberkels. De eerste dag nam zij 1 grein hypophosphis calcicus, den derden dag werd geklommen tot 6 grein, en op den vierden dag reeds was er eene zeer merkbare verbetering in den toestand der algemeene verschijnselen, als koorts, zwakte, nachtzweet. Het uiterlijk vooral was zóó verbeterd, dat hare omgeving en ook Churchill zelf er verbaasd over waren. Dit duurde tot den achtsten dag, toen de toestand verslimmerde en de patiente stierf ten gevolge van een doodsoorzaak die niet voorzien en ook niet voorkomen kon worden, namelijk tuberculeuse doorboring van den darmwand. Het tweede geval betrof een jong meisje, te Havanna, dat een jaar na het begin der longtering tot hem kwam en waar alles vruchteloos was beproefd. De verschijnselen waren sedert Febr. 1855 steeds toegenomen, zóódat zij in het begin van April de volgende verschijnselen had: groote vermagering, algeheel verlies van krachten en eetlust, rillingen en koorts des avonds, veel zweeten, vooral aan den hals en de borst, voortdurende kuch, bloedig opgeven, verminderde menstruatie. Bij onderzoek bleek het bovenste derde gedeelte van de regter long, vooral aan de voorvlakte, met tuberkelstof overvuld te zijn. Men begon met 4 grein hypophosphis calcicus te geven, daags, en klom tot 10 grein. Onder het gebruik er van verbeterden spoedig alle verschijnselen. Met toevallige afbrekingen had zij deze medicatie volgehouden tot aan het einde van Mei. Eene maand later (einde Juni) was de patiente geheel vrij van alle ziekteverschijnselen, en waren ook die welke bij het onderzoek in April waren gevonden geheel verdwenen. Tien jaren later was het meisje, inmiddels gehuwd, nog volkomen gezond. De eerste observatiën van Churchill - toen hij over zijn onderwerp mededeelingen deed in de Académie de Médicine de Paris - bedroegen 35. Van deze waren 9 volkomen hersteld, 11 waren zeer verbeterd, 14 waren gestorven en 1 was onder behandeling gebleven. Van de 9 genezenen waren er twee in het eerste tijdperk der ziekte; zes | |||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||
in het tweede, d.i. hadden reeds verweekte tuberkels; de negende had eene belangrijke holte (vomica) in het bovenste gedeelte van de linkerlong. Deze laatste echter was nog na verloop van een jaar zóó wel, dat hij goed zijn werk kon doen; ook twee anderen bleven gezond; van de overigen vernam hij later niets. Van de 11 gevallen die alleen verbeterden, waren er 4 in het derde of laatste tijdperk der ziekte, met belangrijke longholten, bij een in beide de longen. Wat de 14 doodelijk afgeloopen gevallen betreft, waren er 6 bij wie reeds vóór men de behandeling begon talrijke en groote longholten bestonden, bij drie in beide de longen; één leed daarbij aan buikvliesontsteking en 7 aan diarrhé, waarschijnlijk met darmverzwering. Bij 7 patienten was de ziekte zeer uitgebreid en volgde de dood, binnen ééne maand na de behandeling; bij 4 andere binnen minder dan 2½ maand; bij één slechts dezer gevallen werd het leven nog 3 maanden gerekt. De uitkomsten zijner behandeling waren, bij de meest ongunstige gevallen der ziekte, gelukkiger te Havanna dan in Europa.
Op grond nu dezer eerste waarnemingen verdedigde Churchill voor de Académie de médécine te Parijs, dato 2 Juli 1857, de volgende drie stellingen:
Dat echter van het oogenblik af der toediening van de hypophosphiten eene nieuwe afzetting van tuberkelstof niet meer plaats vindt, acht Churchill het schitterendst empirisch bewijs voor de waarheid zijner theorie. Het verschil tusschen het vroeger standpunt der geneeskunde en dat na de ontdekking der hypophosphiten is volgens Churchill dit: wanneer men 10 teringlijders uitkiest, in zoodanigen toestand dat er geen twijfel over den aard van hun lijden kan bestaan, zoo is het zeker dat geen geneesheer zich zal vleijen bij de gewone behandeling er velen in het leven te zullen behouden, ja zelfs van er een enkelen te zullen genezen; wat hij vermag is hoogstens door de hulpmiddelen zijner kunst het leven der lijders dragelijk maken en te verlengen. Misschien dat er een of twee aan den dood ontkomen, maar hij zal toch nimmer vóóraf weten te zeggen aan wie deze gunstige uitzondering te beurt zal | |||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||
vallen. Onder het gebruik van de hypophosphiten evenwel zullen er minstens 9 van de 10 genezen, in het eerste tijdperk der ziekte, en kan de tiende, als exceptie, teruggebragt worden tot eene valsche diagnose. De voorzegging der uitkomsten van de behandeling met hypophosphiten is echter geheel afhankelijk van de uitgebreidheid der aandoening en van de bijkomende, toevallige stoornissen. | |||||||||||||||||
III.
| |||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||
ziekte ontwijfelbaar op erfelijke dispositie berustte, verkreeg hij 5 genezingen tegen 1 overledene; bij gevallen van twijfelachtigen erfelijken aanleg 12 genezingen tegen 5 overledenen. Zijne ondervindingen leidden hem alzóó, in het algemeen, tot de overtuiging, dat de erfelijke longtering meer nog onder den genezenden invloed ligt der hypophosphiten dan de niet erfelijke. De voorzegging was in het algemeen gunstiger voor kinderen dan volwassenen. Van de eersten genazen 9 van de 10, en velen zelfs die reeds in het derde tijdperk der longtering verkeerden zag hij onder zijne behandelingswijze geheel herstellen. In hooge mate evenwel wordt de behandelingswijze met hypophosphiten geïnfluenceerd door andere gelijktijdig bestaande ziekten (complicatiën). Sommigen zijn de noodzakelijke gevolgen van het teringlijden zelf, b.v. diarrhé, bloedspuwing, het uitblijven der regels, braking, vetontaarding van de lever, nieraandoeningen. Andere zijn niet direct met het oorspronkelijke lijden samenhangende, doch toevallig slechts gelijktijdig en mede verloopende aandoeningen; b.v. tusschentijds optredende ontstekingen van verschillende deelen van de ademhalingsorganen. Wat de eerstgenoemden betreft, heeft men in betrekking tot de voorzegging in het oog te houden, hun aard, hunne intensiteit en het tijdperk der ziekte waarin zij optreden. Zuchtige zwelling der ledematen is altijd een zeer ernstig bijkomend verschijnsel en duidt meestal op doodelijken afloop. Bij 4 zoodanige gevallen evenwel zag Churchill er nog herstellen, waarvan zelfs een in iedere long eene holte had. Dezelfde ongunstige beteekenis heeft de spruw. Bloedspuwing maakt de voorzegging minder gunstig, indien zij optreedt bij daartoe zeer voorbeschikte individuen; omdat zij altijd tot voorzichtigheid dwingt bij de toediening der hypophosphiten en daarbij met het gevaar dreigt van het optreden van ééne enkele doodelijke longbloeding. Een voortreffelijk middel bij bloedspuwing vond hij in de toediening van scheikundig zuiver acidum pyrogallicum, alle uur één grein of 2 grein, op één ons mixtuur. Sedert Churchill den weldadigen invloed hiervan leerde kennen (1863), heeft hij slechts twee patienten ter oorzake van bloedspuwing zien bezwijken, terwijl hij vóór dien tijd ieder jaar verscheidene er aan zag sterven. Braking kan twee oorzaken hebben. In het begin der longtering wordt zij meestal, sympathisch, door den hoest teweeg gebracht; zij heeft dan geene ernstige beteekenis. Minder gunstig is het indien zij op den geprikkelden toestand der spijsverteringswerktuigen berust. Deze braking gaat gewoonlijk gepaard met groote zwakte, tengevolge van voedingstoornis. In sommige gevallen staat ook de braking in verband tot nieraandoening. Bij de beide laatstgenoemde gevallen is de voorzegging minder gunstig dan bij de eerste. Hectische koorts en nachtzweet. Deze verschijnselen hangen grootendeels af van etteropslorping, en den overgang dezer stof in het bloed. Wanneer echter het ziekteproces nog niet ver is gevorderd, ver- | |||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||
dwijnen zij onder het gebruik der hypophosphiten. Maar wanneer de ettervorming zeer uitgebreid is, in een ver gevorderd tijdperk der ziekte, zijn deze alléén niet voldoende, maar moeten zij verbonden worden met inademingsmiddelen. Diarrhé, in het begin of het verder beloop der ziekte - indien zij niet afhangt van darmverzwering - verbetert meestal door het gebruik der hypophosphiten, alléén of in verband met andere bekende middelen. Hierdoor wordt dus de voorzegging in de gegeven gevallen niet ongunstig geïnfluenceerd. Uitputtende diarrhé evenwel is een doodelijk teeken. Ontaarding van de lever is een ongunstig verschijnsel, indien zij eene belangrijke uitgebreidheid bezit. Ontsteking van het strottenhoofd is altijd als een zeer ongunstig en volstrekt ongeneeslijk verschijnsel beschouwd. De behandeling met de hypophosphiten en de specifieke inhalatiën, (waarvan nader), hebben echter Churchill overtuigd, dat zij zeer wel, in vele gevallen, voor herstel vatbaar is. Het ophouden der regels is een verschijnsel, dat, in de meerderheid der gevallen, de voorzegging niet ongunstig maakt. Na al het voorafgaande meent Churchill, op grond zijner bijzondere ondervindingen, het volgende te mogen aannemen:
| |||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
IV.
| |||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||
scheikundig zuiver waren; de andere bevatten carbonaten, phosphaten, of vrij kalkoxyde. Ook wordt zeer dikwijls in plaats van hypophosphis natricus, hyposulphis natricus bij vergissing of uit onkunde voorgeschreven. Het niet slagen van vele proefnemers met de genoemde geneesmiddelen waren dan ook, zegt Schr., hoofdzakelijk hieraan toe te schrijven, dat zij òf in het geheel geene hypophosphiten hadden gebezigd, òf algeheel verontreinigde bereidingen gebruikten.
De scheikundige zuiverheid laat zich aan de volgende eigenschappen kennen. Hypophosphiten zijn in water oplosbaar; sommigen evenzoo in alcohol. De meeste vervloeien in de lucht. Zij worden uit hunne waterige oplossing niet neergeploft door barythzouten, door strontiaan of kalkwater. Hunne belangrijkste scheikundige eigenschap is hunne groote oxydeerbaarheid. Bij hoogeren of lageren warmtegraad reduceeren zij daarom bijna alle metaalverbindingen tot metallisch phosphide of tot een lageren oxydatiegraad. Uit chloorgoudoplossing praecipiteeren zij het goud. Met nitras argenti geven zij een wit praecipitaat, dat onmiddellijk bruin wordt en metallisch zilver afzet. Vermengd met acidum hydrochloricum en een overmaat eener oplossing van kwikchloride, volgt een nederplofsel van calomel, en indien het kwikzout niet in overmaat aanwezig is, wordt kwik in metaalstaat gepraecipiteerd. Evenzoo worden onder langdurige koking koperzouten door hypophosphiten gereduceerd. Eene koude oplossing van permanganas kalicus wordt meestal onmiddellijk ontkleurd door hypophosphiten. Brichromas kalicus wordt er bij verwarming door ontleed onder de vorming van een groen nederplofsel van chromiumoxyde. Een mengsel van hypophosphis calcicus met chloras- of nitras kalicus geeft een ontplofbaar poeder. Lucifers, die door wrijving ontvlammen, kan men maken uit een mengsel van hypophosphis calcicus, sulphur en chloras kalicus. Hypophosphiten oxyderen onder ontploffing: a. wanneer hypophosphis natricus wordt verhit met alcohol en zwavelzuur; b. wanneer hypophosphis kalicus tot droogwordens toe wordt uitgedampt met acidum nitricum. Rookend salpeterzuur doet de hypophosphis calcicus vuur vatten. Eene kleine hoeveelheid van eenigerlei hypophosphite-verbinding boven een brandende bougie gehouden vat vuur en verbrandt met eene kleine vlam. In de genoemde opzichten verschillen nu de scheikundige reactiën der hypophosphiten met die der phosphaten. Zoo geven de laatsten met nitras argenti een geel praecipitaat van phosphorzilver; terwijl de hypophosphiten het zilver metallisch reduceren. Van de phosphiten verschillen de hypophosphiten hierin, dat de eersten bijna geheel onoplosbaar zijn en praecipitaten geven in strontiaan, baryt en kalkoplossingen. Daar zij echter, even als de laatsten, eene groote | |||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||
verwantschap bezitten met oxygenium, hebben ook de phosphiten eene gunstige werking, doch niet zóó duidelijk en zóó krachtig als de hypophosphiten. Zij die beweren dat de hypophosphiten geenerlei werking uitoefenen, noch ten goede noch ten kwade, hoelang ook gebruikt en in welke giften ook toegediend, hebben, zegt Churchill, met onzuivere bereidingen te doen gehad.
Op grond zijner ondervinding heeft hij zich bepaald tot het uitsluitend gebruik van hypophosphis calcicus, natricus en chinicus. Het gebruik der hypophosphis kalicus en ammoniacus brengt gewoonlijk vermeerdering der expectoratie teweeg. In sommige gevallen zijn zij daarom van nut om chronische ontstekingsexsudaten te resolveeren. Ook door vele andere waarnemers is dit feit geconstateerd. Gevallen van asthma die op chronische bronchitis berusten, kunnen aldus met goeden uitslag behandeld worden. Indien de hypophosphis calcicus de expectoratie te snel supprimeert, hetgeen soms gebeurt, zoo vervangt men dit middel tijdelijk door hypophosphis natricus. De hypophosphis calcicus is echter altijd verkieslijk in gevallen waar tevens diarrhé bestaat, ook voor kinderen en zwangeren. Soms bezigt Churchill met nut de hypophosphis aluminicus, tegen diarrhé en bij etterachtige fluimlozing. Hypophosphis chinicus vond hij van nut tegen beginnende phthisische diarrhé bij jonge kinderen, en om den aard der expectoratie gunstig te wijzigen. Ook dáár waar de andere hypophosphiten slecht worden verdragen kan dit middel van nut wezen. De hypophosphis chinicus is van wasaardige consistentie en vat vuur bij verwarming. Bij duidelijk uitgedrukte verschijnselen van ware anaemie en chlorose overtreft de hypophosphis ferricus alle andere praeparaten in gunstige werking. De hypophosphis manganesicus werkt minder krachtig dan het eerstgenoemde, maar is toch verkieslijk, bij analoge gevallen, die met stoornis der leververrichting gepaard gaan. Het werkzaam beginsel van alle hypophosphiten is de phosphor. Doch terwijl de gift van 1 grein phosphor, op eens of meermalen herhaald, doodelijke gevolgen zou hebben - worden veel hoogere giften aan hypophosphiten gebonden, goed verdragen. Tien grein hypophosphis calcicus of natricus, vertegenwoordigen b.v. 3-4 grein phosphor, en deze gift kan niet slechts zonder eenig gevaar worden gegeven, maar met groot nut zelfs langen tijd achtereen. Ja, Churchill heeft in enkele gevallen 45 grein (= 18 grein phosphor) door absoluut zuivere hypophosphiten zonder eenig nadeel toegediend. De ontdekking der physiologische en geneeskrachtige werking van de hypophosphiten heeft aldus voor teringlijders een onschadelijk middel ter beschikking gesteld van onvergelijkelijk vermogen; een dat den geneesheer het waarschijnlijk hoofdbeginsel van alle levensverschijnselen in vele gevallen kan doen beheerschen. De hypophosphis chinicus be- | |||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||
vat de geringste hoeveelheid phosphor van alle overige hypophosphiten (1 grein = 1/20 grein phosphor.) In die gevallen waar de andere hypophosphiten te prikkelend zijn, en ook bij reeds vergevorderde gevallen van phthisis, vindt de hypophosphis chinicus zijne bijzondere aanwijzing. | |||||||||||||||||
V.
| |||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||
bij het optreden der genoemde verschijnselen de dosis niet vermindert of het middel niet weglaat, treden eindelijk verschijnselen op van stoornis der circulatie in de borstkas, en heeft men kans om bloedspuwing te zien ontstaan. Meestal gaat, als waarschuwend verschijnsel, neusbloeding vooraf. Anderen weder krijgen aambeien, of deze treden bij hen die ze vroeger hadden op nieuw te voorschijn; bij sommigen zelfs ontstaat bloeddiarrhé. Op twee verschijnselen vooral moet men letten: de opgezetheid en roodheid van het galaat en de neusbloeding. Waar deze zich voordoen moet men de gift der hypophosphiten verminderen, of een tijd lang met haar gebruik ophouden. Het tot hiertoe gezegde wordt bevestigd door de aangevoerde getuigenissen van een groot aantal beroemde geneesheeren, binnen en buiten Europa; ook onze ervaring bevestigde het. Na het voorafgaande kunnen gemakkelijk bepaalde en juist omschreven regelen worden afgeleid voor de specifieke behandeling der longtering, volgens de methode van Dr. Churchill. Men moet nimmer vergeten dat het gebruik der hypophosphiten verhooging der functie van het zenuwleven, der bloedmaking en voeding allengs ten gevolge heeft. Hieruit is het dan ook duidelijk, dat de genezende werking dezer stoffen, die door wijziging van het voedingsproces werken, niet binnen een zeer kort tijdsverloop, b.v. binnen eenige dagen, zal kunnen plaats vinden. De eerste regel dien men in het oog moet houden is: dat men de hypophosphiten in zóódanige dosis toediene, dat er de reeds genoemde gunstige (physiogenische werking) door worde teweeg gebragt, zonder dat de ziekmakende (pathogenische) volgt. De tweede is om den patient zoolang mogelijk onder de gunstige inwerking van het middel te houden. De derde, dat men bijkomende ziekten van anderen aard, door doelmatige middelen bestrijde. Een vaste onveranderlijke dosis waarin het middel moet worden gegeven, is moeilijk te bepalen. Churchill begint gewoonlijk met eene gift van één grein daags, om allengs te klimmen tot zes of zeven greinen per dag. De syrope de hypophosphite de soude, van Swann te Parijs, bevat 1 grein hypophosphite op een theelepeltje; 1 ½ grein op een paplepel; 3 grein op een eetlepel - zoodat de gift dezer syrope is, van een theelepeltje tot een paplepel, een halve of 3 eetlepels toe. Wanneer men met kleine giften begint is men het zekerst dat geen schadelijke artsenijwerking zal optreden. Voor vrouwen is de halve dosis meestal voldoende die voor mannen wordt gebezigd. Voor kinderen van 5-7 jaren is de gebruikelijke dosis 1-2 theelepeltjes syrope, of één tot twee grein hypophosphite per dag; beneden de 7 jaren ⅕ grein tot 1 grein daags. Voor kinderen beneden de twee jaar mag de dosis van ⅕ grein niet worden overschreden en moet het | |||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||
middel iederen tweeden of derden dag achterwege worden gelaten. Om nu precies ⅕ grein te geven bij het gebruik der syroop, heeft men slechts noodig een theelepeltje der syroop te vermengen met 4 theelepeltjes water en dan van dit mengsel 1 theelepel te geven. De syrope de hypophosphite de fer bevat de helft minder hypophosphite dan de andere syropen; d.i. bevat op 1 theelepeltje ongeveer ½ grein, op een paplepel ¾ grein en op een eetlepel 1 ¼ grein. De pilules de hypophosphite de chinine en de hypophosphite de manganese, bevatten ieder één grein der genoemde zouten op één pil. De syropen zijn geheel vrij van alle medicijnsmaak en kunnen òf op zich zelf, óf met water, melk, thee en koffij, naar believen worden genomen. Dit geldt echter niet van de staalsyroop, die alleen met water genomen kan worden. De beste tijd om het geneesmiddel te nemen is onmiddellijk vóór of na den maaltijd, of na het ontbijt. De onmiddellijke invloed door deze geneesmiddelen teweeg gebracht verschilt zeer voor verschillende patienten. Men doet dus voorzichtig met slechts allengs, b.v. iederen tweeden of derden dag met de dosis langzaam te klimmen; zóólang tot zich duidelijk de beschreven verschijnselen voordoen. Dit verzadigingspunt bereikt hebbende blijft men dan een week bij deze gift staan, om het daarna eens voor een paar dagen weder weg te laten. Hierna kan men weder met hoogere of lagere dosis beginnen. Wanneer voeding en bloedmaking zichtbaar zijn verbeterd, zwakte en vermoeienis afnemen en slechts de hoest en het opgeven nog overblijven, kan men volstaan met een of twee dosis per week. Zelfs indien alle verschijnselen geweken zijn, is het goed als voorbehoedmiddel een- of tweemaal 's weeks eene dosis te nemen. Velen kunnen er ook in het geheel niet buiten. De verbetering in den toestand van een teringlijder, onder het gebruik der hypophosphiten, of bij zenuwzwakte, heeft langzaam en slechts trapsgewijze plaats. Hoe verder de ziekte reeds was gevorderd toen de behandeling begon, des te gradueeler zal de verbetering zijn, en des te bedenkelijker zoude ook een te sterke inwerking der geneesmiddelen wezen. Deze laatste omstandigheid is des te gewigtiger aangezien het teweeg brengen, door de genoemde geneesmiddelen, van een staat van algemeene volbloedigheid, de eerste voorwaarde is voor hunne geneeskracht, maar deze volbloedigheid ten andere tevens eene voorbeschikkende oorzaak kan worden van congestie in het longweefsel, waarbinnen de knobbelstof besloten ligt, en der verweeking dezer laatste. Zoo zegt Churchill dikwerf de grootste nadeelen te hebben gezien van een te ruim gebruik, in ongepaste giften, van de hypophosphiten. In het bijzonder bij voorbeschiktheid tot bloedspuwing moet men de werking der genoemde geneesmiddelen nauwkeurig nagaan. Zij is echter geene reden om het gebruik ervan na te laten. Integendeel, dikwerf ziet men de neiging tot bloedspuwen onder het gebruik verminderen, vooral wanneer zij | |||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||
berust op zwakte en dunheid van het bloed (gemis aan vitalileit en plasticiteit). Churchill heeft vele waarnemingen ervan medegedeeld, terwijl na hem ook andere waarnemers het feit hebben bevestigd. In de meeste gevallen evenwel is zij een reden om voorzichtig te wezen met de hypophosphiten, waaraan vooral leeken moeten herinnerd worden, die meestal meenen dat men van een goed geneesmiddel nooit te veel kan nemen. Men moet zich verder niet laten ontmoedigen, indien de heilzame werking der hypophosphiten niet zoo terstond blijkt. De eerste teekenen van verbetering doen zich echter gewoonlijk reeds voor in de eerste week van hun gebruik. In enkele exceptioneele gevallen evenwel kan het zes weken duren voor de eerste verbetering in den toestand wordt waargenomen. Nu eens geldt die verbetering alle verschijnselen der ziekte, dan weder enkele, of slechts een enkel verschijnsel. Soms is verbetering van den eetlust het eerste, dan weder de vermindering der zwakte, van den hoest, van den slaap of van de koortsigheid. Hoe jonger de patient is en hoe recenter het ziektegeval, des te eerder zal de verbetering zijn waar te nemen. Men moet echter het begin der ziekte niet rekenen van den tijd af dat de lijder zelf zich ziek meldde, maar van den tijd af dat het eerst de hoest is opgekomen of bloed is opgegeven. In die gevallen waar men binnen den aangegeven termijn geene verbetering opmerkt, is dit meestal hieraan toe te schrijven: dat gelijktijdig andere geneesmiddelen werden gebruikt, die de werking der hypophosphiten neutraliseeren; hiertoe rekent Churchill de volgende: alcalische mineraalwateren, zwavel- en zwavelhoudende stoffen, staal en staalwateren, - die nog daarenboven dubbel gevaarlijk zijn, omdat zij op den duur longencongestie teweegbrengen en bloedspuwing: - rattenkruid en andere metaalverbindingen, alcoholische dranken, levertraan, bittere stoffen, verdoovende middelen (opium en morphine), zuren. Men neme dus de hypophosphiten nooit in verbinding met andere niet-in-differente stoffen.
Het kan gebeuren, dat de patient, of zijn geneesheer, uit sommige verschijnselen die na het gebruik der hypophosphiten zich opdoen, het besluit trekt dat zij kwaaddoen, en daarom er mede ophouden. Bij kinderen en hoogst gevoelige gestellen, bij wie de hypophosphiten in den morgen worden toegediend, zullen b.v. klachten kunnen oprijzen over rusteloosheid en slapeloosheid. Deze klachten zullen ophouden indien men het geneesmiddel op eenen anderen tijd toedient, b.v. bij het naar bed gaan. In andere gevallen neemt wel de eetlust toe, maar verbetert niet in verhouding hiermede de spijsvertering. Men schrijft dit aan de hypophosphiten toe en het geneesmiddel wordt weggelaten. Doch indien men den patient zachtkensaan meerdere voedsels geeft, doch niet op eens zooveel als zijn eetlust verlangt, zal het | |||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||
verschijnsel verbeteren. Andere stoornissen der maagwerking kan men toeschrijven aan de onzuiverheid van het gebezigde geneesmiddel.
Daar is nog iets anders waarop Churchill oplettend maakt, d.i. de inbeelding der lijders bij het gebruik der hypophosphiten. Sommigen meenen dat een zoo smakeloos poeder, of een zoo zoet smakend siroopje eigenlijk geen geneesmiddel kan zijn, terwijl anderen weer allerlei overdreven voorstellingen koesteren - die tot allerlei vermeende gewaarwordingen aanleiding geven - over de werking van een specifiek nieuw geneesmiddel.
Met hypophosphiten kan de tering worden genezen onder ieder klimaat en in alle wereldstreken. Gunstige klimaatverhoudingen bevorderen natuurlijk de genezing, maar klimaatverhoudingen alléén zullen nooit tering genezen: ‘Whether the patient is living South or North, consumption left to itself or treated by the ordinary means, ends in the same way. It is only a question of time.’ Dáár waar gunstige klimaatverhoudingen op zich zelve reeds sommige verschijnselen minder lastig maken, b.v. in den zomer, moet men daarom nooit hierop alléén vertrouwen, en in dezen tijd b.v. het gebruik der hypophosphiten nalaten. Integendeel, het is dan juist de gunstige tijd om ze met goed gevolg te nemen. Gelijkmatigheid van temperatuur der lucht, waarin de patient leeft, is ook bij het gebruik der hypophosphiten van overwegend belang. Snelle afwisselingen van temperatuur moet men zorgvuldig vermijden; dit geldt ook van bed en kleeding; open vensters bij dag of bij nacht zijn verderfelijk. Churchill is ook zeer tegen het nemen van baden, in het algemeen, bij teringlijders, in het bijzonder van het zoogenaamde sponsbad of afsponsen met natte koude sponsen. Wat de diëet betreft heeft hij geene strenge bepalingen, als dat wat prikkelt en zwaar verteerbaar is vermeden moet worden; overigens is rust voor de lijders nuttiger dan veel active beweging. Zeer behartigingswaardige wenken geeft Churchill voor herstelde lijders. Zij komen hierop neder, dat deze evenzeer de meest mogelijke voorzichtigheid in acht moeten nemen als zij die van een gebroken arm of been herstellende zijn.
Hoezeer nu ook de hypophosphiten het specifiek geneesmiddel zijn tegen vele gevallen van constitutioneele knobbeltering, volgt daaruit nog niet dat zij daartegen uitsluitend van toepassing zijn. Integendeel, als een middel dat de zenuwkracht, de voeding en bloedmaking zoo | |||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||
krachtig bevordert, kan het ook nog tegen vele andere ziekten met groot nut worden toegepast. Churchill, in overeenstemming met andere waarnemers, roemt in het bijzonder nog hunne genezende werking bij de volgende stoornissen:
| |||||||||||||||||
VI.
| |||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||
wel hebben in de praktijk niet altijd de verwachte resultaten gegeven; terwijl ook vele stoffen meer kwaad dan goed doen. Deze ondervindingen maakte Churchill, gelijk vele anderen ze opdeden, en leidden ertoe dat allengs vele dier inademingsmiddelen werden verlaten en zelfs de methode thans zeldzamer meer wordt toegepast. Churchill echter, het nut dat eene plaatselijke behandeling kan hebben erkennende, zocht naar andere hulpmiddelen en ontdekte eene reeks van artsenijstoffen, die hem bij een honderdtal van allerlei ziekten der ademhalingswerktuigen zijn gebleken specifiek te werken; ook tegen longtering en ontstekingstoestanden der luchtwegen. In het bijzonder peinsde hij op middelen die de uitscheiding der knobbelstof, die reeds in het longweefsel was afgezet, gemakkelijker konden maken, en hij zegt zoo gelukkig te zijn geweest van die te hebben gevonden.
Bij teringlijders, wier ziekte buiten het gebruik der hypophosphiten vorderingen heeft gemaakt; bij de zoodanigen, bij wie zij betrekkelijk te laat zijn gegeven, of in te hooge giften, zoodat toestanden van congestie in de longen er door werden opgewekt - bij al die gevallen raadt hij ten sterkste het gebruik aan zijner inademingsmiddelen. Reeds den eersten of tweeden dag is in sommige gevallen de weldadige invloed ervan merkbaar. Alle verschijnselen die op plaatselijke prikkeling berusten - als hoesten, opgeven, kortademigheid, verbeteren spoedig, terwijl de lijder zegt een tot hiertoe ongekend gevoel van welstand en rust te hebben verkregen. Deze verlichting van lastige ziekteverschijnselen wordt na korter of langer tijdsverloop bestendig, met belangrijke verhooging van in- en uitademingsvermogen. Even constant, direct en specifiek, als het gebruik der hypophosphiten is tegen den algemeenen ziekelijken toestand van bloed en zenuwleven, is die der inademingsmiddelen tegen de plaatselijke aandoening waarop hij berust. De toepassing dezer hulpmiddelen geschiedt met den pulverisateur van Dr. Sales Giron, doch kan ook met andere soortgelijke geschieden. Doch niet slechts tegen teringachtig borstlijden ook tegen andere aandoeningen, als asthma, kinkhoest, stemloosheid, boosaardige keelziekte, venerische keelaandoeningen en croup, werken de geïnhaleerde geneesmiddelen gunstig. Churchill meent, op grond zijner ondervinding, met evenveel recht te mogen verklaren dat, gelijk voor 17 jaren het specifiek geneesmiddel door hem is ontdekt tegen de knobbelziekte (tubercular diathesis), sedert de laatste jaren nog door hem ontdekt zijn even specifieke plaatselijke geneesmiddelen tegen eene reeks van andere ziekten der luchtwegen - namelijk onder bepaalde voorwaarden en als die middelen tijdig worden toegediend. Dat deze uitspraak of verklaring evenveel tegenstand zal ondervinden en even ongunstig zal worden ontvan- | |||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||
gen als men zijne hypophosphiten heeft ontvangen, zegt Churchill volkomen te begrijpen. Het waarom betoogt hij, door uitvoerig de gronden daarvoor uiteen te zetten, die in het algemeen zijn: de gewone vooroordeelen der menigte, het ingeworteld scepticisme bij vele zaakkundigen, en hunne tot gewoonte geworden conservatisme bij de ziektebehandeling, en andere dergelijke redenen. Ik acht het onnoodig dit alles in het breede hier te releveeren, maar de opmerkingen die Churchill hier maakt, even als in het hoofdstuk van zijn boek ‘Profesional History of the Hypophosphiten’ (pag. 314), geven blijk van de droevige miskenningen die hij moest ondervinden. Hij ook ondervond: ‘fratrum gratia rara.’ Misschien ligt hierin de reden dat Churchill vooreerst over zijne inademingsmethode niet in bijzonderheden treedt en de daarbij gebezigde geneesmiddelen geheim houdt. Hij zegt: ‘I have not stated nor do intend to state what these inhalants are. I have come to this determination very sorrowfully and reluctantly, but resolutely and only after mature consideration. It will no doubt subject me to much misrepresentation and obloquy, though certainly not greater than I have already incurred by divulging my discovery of the remedical action of the hypophosphiten.’ Wij vertrouwen dat Churchill later ook op zijne jongste vinding, de inademingsmethode en hare specifieke hulpmiddelen, zal terugkomen en evenzeer in hare bijzonderheden, ten algemeenen nutte, deze zal in het licht stellen. Wat hij in dit geschrift deswege heeft medegedeeld, kunnen wij als voorloopige kennisgeving beschouwen dezer zaakGa naar voetnoot(*). Wat zijne inwendige behandeling betreft der tering met hypophosphiten heeft hij alles wat hij wist ten beste gegeven. Wij hebben het belangrijkste en zaakrijkste gereleveerd. Menig hoofdstuk in zijn boek evenwel, dat wij onvermeld lieten, verdient nog de aandacht van den deskundige. Wij noemen dat waar Schr. de schei- en geneeskundige geschiedenis der phosphorhoudende stoffen behandelt (p. 178-202), ook dat waar de verschillende theorieën over knobbelziekte (tuberculosis), in betrekking tot de hypothese waarop zijne specifieke behandeling rust, (p. 202-313) worden besproken. Churchill deelt 24 gevallen mede van lijders in het derde tijdperk der longtering, die door hem met goeden uitslag werden behandeld met hypophosphiten, en 19 verschillende ziektegevallen, waarbij de inademingsmethode genezing aanbracht. De meerderheid der ziektegevallen die hij in zijn boek vermeldt (152) zijn van andere bekende geneesheeren, die zijne methode met de beste uitkomsten hebben gevolgd en den weldadigen invloed roemen | |||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||
van het gebruik dezer geneesmiddelen, niet slechts bij knobbeltering, maar ook bij vele andere uitputtende ziekten. | |||||||||||||||||
VII.
| |||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||
richtingen van ons lichaam, er nog eene overmaat ongebruikt blijft, die door de nieren wordt uitgescheiden. Het nog ongeboren kind en de zuigeling ontvangen deze stoffen van de moeder, en wanneer de noodige hoeveelheid phosphorzure stoffen in het bloed der moeder, of aan de moedermelk ontbreken, zal het kind vermageren en achteruitgaan. Phosphorzure kalk is eene noodzakelijke bouwstof voor de beenderen, terwijl het bloed in zijne voedingsverrichting wordt gestoord, indien het de bloedcellen aan de noodige hoeveelheid phosphorzure kali ontbreekt. Verder is het glycerine phosphorzuur van de grootste beteekenis voor de juiste werking van het zenuwstelsel, in het algemeen, en van die der hersenen in het bijzonder. ‘Ohne phosphor kein Gedanke!’ Van het uiterste gewicht is verder het alcalisch reageerende phosphas natricus in het bloedvocht, voor de stofwisseling in de spieren. Bij iedere spierwerking namelijk wordt steeds eene bepaalde hoeveelheid melkzuur geboren, die spoedig stolling van de spierstof (myosine) zoude teweegbrengen, indien dit zuur niet door het alcalisch phosphorzout in de bloedwei onmiddellijk werd geneutraliseerd. Bovenmatige spierbeweging wordt daarom opgevolgd door stijfheid en pijnlijkheid in de in werking geweest zijnde spiergroepen - omdat het daarbij geboren melkzuur niet voldoende geneutraliseerd kan worden. Wanneer de alcalische reactie der bloedwei, ten gevolge eener verminderde hoeveelheid phosphas natricus, zwakker is geworden, zal dit bij gewone spierinspanning reeds geschieden. Wat men spierzwakte noemt berust voor een groot deel op vermindering van alcalisch phosphorzout in het bloed. Voor velen behoeven wij er ter nauwernood nog aan te herinneren, van hoe onmisbare waarde de phosphoszure aarden (phosphorzure kalk en magnesia) zijn voor gezondheid en leven. Het is niet alleen de vorming, voeding en onderhouding van het beenstelsel, waartoe een ruime toevoer dezer zouten noodig is, maar ook voor de celvorming bij dieren en planten zijn zij onmisbaar. Hieruit volgt, dat iedere stoornis in den normalen aan- of afvoer dezer stoffen (de aardphosphaten), den uitgestrektsten invloed zal moeten uitoefenen op de voedingsprocessen. Wie deswege eene krachtige overtuiging zich verschaffen wil, verwijs ik naar de scheikundige brieven van Von LiebigGa naar voetnoot(*). Een te geringe dagelijksche toevoer van phosphoszure aarden, bij het kind in het eerste levensjaar, heeft gebrekkige beenvorming, gebrekkige tandvorming en zeer laat leeren loopen, of staan kunnen, ten gevolge. Kunstmatige toevoer met de voedingsbestanddeelen der genoemde stoffen kan deze gevolgen voorkomen. Voedsels die eene behoorlijke hoeveelheid aardphosphaten bevatten, zijn: goede onvervalschte melk, van gezonde koeien, vleesch, graan- en | |||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||
peulvruchten - terwijl aardappelen, rijst, arrowroot, enz. de behoefte aan aardphosphaten op zich zelven niet kunnen vervullen. Ook vele vruchten en groenten, als: druiven, wortelen enz. bevatten eene groote hoeveelheid phosphaten. Dat een bovenmatig dagelijksch verlies van kalkphosphaten een bron is van vele stoornissen der gezondheid, en bij vele ziekten de éénige oorzaak is van zwakte en uitputting, is voldoende bewezen en door de stelligste feiten bevestigd. In den gezonden toestand worden door een volwassen man, met goede voeding, dagelijks 1,0-1,2 wigtjes aardphosphaten uitgescheiden door de urine. In de normale urine blijven deze zouten door het zure phosphorzure natron in oplossing. De normale urine is daarom helder. Zoodra echter de urine zeer zwak zuur is of neutraal wordt, wordt zij troebel door uitscheiding der aardphosphaten, en bij algeheele alcalische reactie der urine, ploffen zij als een wit afzetsel neder, dat niet, zooals de piszure afzetsels, door verwarming oplost, maar slechts door bijvoeging van salpeter- of zoutzuur. Wat nu de uitscheiding betreft der aardphosphaten bij ziekten, zijn door Beneke vele proeven genomen; het hier te pas komende resultaat is o.m. dit, dat hoe trager de stofwisseling of voeding plaats grijpt, en hoe zwakker het individu is, des te grooter ook het verlies van aardphosphaten zal zijn. Bij sleepende ziekten klimt dit verlies van 2-4 wichtjes daags. Met dit verlies gaan dan gepaard steeds toenemend verlies van lichaamszwaarte, vermoeienis en krachtverlies. Het grootste verlies aan aardphosphaten vond Beneke bij lijders aan klierziekte, longtering en andere langdurige, met verlies van etter gepaard gaande ziektetoestanden. Ook een Italiaansch geneesheer De Renzé (Gaz. med. Ital. Edinb. 1872, no. 45) heeft op dit samenvallen van vermagering en verhoogde uitscheiding der phosphaten, vooral wat teringlijders betreft, opmerkzaam gemaakt. Uit een en ander blijkt voldoende, dat de theorie van Churchill, wat zijne toepassing betreft der hypophosphiten tegen longtering, op physiologische gronden rust. De vele ziektegevallen die Churchill in zijn boek vermeldt achten wij niet noodig hier te herhalen. Zij leveren het doorslaande bewijs, dat ziektegevallen van tuberculeuse longtering verreweg het gunstigst verloopen onder de behandeling met hypophosphiten. Ook ik kan vele gevallen uit mijne praktijk aanvoeren, waarbij deze artsenijstoffen door verrassende uitkomsten werden gevolgd, en acht de behandeling der tuberculeuse longtering met hypophosphiten de meest rationele, de minst onaangename voor de lijders, en wat kansen van herstel betreft ook de aanbevelingswaardigste. Arnhem, Juli 1876. Dr. J.J. Kerbert. |
|