Ons dunkt, dat de Schrijver door zijn eigen betoog tot de slotsom had moeten komen:
Of wél: de toestand in het Solosche is in de laatste jaren veel minder geworden: derhalve is dit te wijten aan den heer Keuchenius die in dien tijd aldaar Resident was, óf: zoo die toestand verergerde niettegenstaande een man als K. aan 't hoofd stond, moet de oorzaak daarvan uitsluitend gezocht worden in de bestaande bepalingen die den Resident niet in staat stelden al zijne voortreffelijke eigenschappen te ontwikkelen.
Dergelijke tegenstellingen worden intusschen meer aangetroffen:
Op p. 24 wordt de achterlijke toestand in de Vorstenlanden voor een deel toegeschreven aan de omstandigheid dat het Gouvernement vroeger van meening was, dat voor de waarneming der betrekking van Resident in de Vorstenlanden minder talenten werden vereischt dan voor het beheer eener Gouvernements-Residentie, - en na aankomst van zekere mail, die allerlei moordberichten meebrengt, roept S. weer uit: dat de gunstige toestand van weleer te danken is aan het krachtig en beleidvol beheer van kundige hoofden van bestuur.
Wat moeten wij Nederlanders, die over de persoonlijke geschiktheid van mannen als Keuchenius en Wattendorff niet kunnen oordeelen, daarvan nu denken?
De S. leert ons dat de algemeene toestand in Djocdja vrij goed is, maar dat Resident W. niet deugt, en dat in Solo de toestand alles te wenschen overlaat en de pas afgetreden Resident K. uitstekend voor zijne taak was berekend.
Maar juist daarom schijnt het niet wel mogelijk uit die praemissen eene andere conclusie te trekken dan deze: dat eene verandering in de wettelijke bepalingen noodzakelijk is, en eerst dan van bekwame personen zal mogen verwacht worden dat ze in staat zullen zijn een einde te maken aan alle groote en kleine ongerechtigheden, waarvan de Vorstenlanden thans zoo groote verscheidenheid aanbieden.
In die meening worden wij versterkt door de lezing der feiten, die S. ons mededeelt. Het was zeker verkeerd dat een Resident dreigde eene onderneming feitelijk verbeurd te verklaren, omdat de eigenaar weigerde zich te onderwerpen aan de beslissing van dien hoofdambtenaar in zeker geschil over een weg, maar oneindig verkeerder, dat een Resident de macht die hij bezit niet kon uitoefenen, en waarschijnlijk daarom gedwongen werd tot dergelijke maatregelen zijne toevlucht te nemen.
Indien al de rechten en verplichtingen der hoogste Europeesche autoriteit tegenover de Europeesche landhuurders slecht zijn geregeld, vooral is dit het geval met de verhouding tusschen laatstgenoemden en de inlanders.
In de Vorstenlanden staan naast en tegenover elkander Europeanen en Javanen. Dat is één feit - en dat beiden in hunne onderlinge betrek-