De Tijdspiegel. Jaargang 33
(1876)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||
Natuurkunde.Het toezicht op de gezondheid der kinderen in de school.De jeugd is heilig; zij moet voorzichtig en eerbiedig behandeld worden. Bij al den bitteren strijd, die er gevoerd wordt op staatkundig-kerkelijk gebied, en die ons soms tot treurigen ernst stemt, moeten wij aan den anderen kant waardeeren de werken van vrede en vooruitgang, die ons een betere toekomst beloven en verzekeren. Oprichting van bewaarscholen, waar de kleinen tijdens de afwezigheid der behoeftige ouders aan beter toezicht zijn onderworpen dan tehuis; verbetering van het lager onderwijs voor het opkomend geslacht en zorg voor een meer algemeen gebruik daarvan; doelmatiger opleiding in theorie en practijk voor den aanstaanden ambachtsman; een heilzame beweging in den boezem van den werkenden stand om door eendrachtig samenwerken den toestand van de leden dier maatschappij te verbeteren door gezonder woningen en beter onderwijs; verbetering eindelijk in den publieken en privaten gezondheidstoestand - ziet, dat alles zijn teekenen des tijds, waarover wij ons van harte kunnen verblijden, en dankbaar moeten wij hem zijn, die daaraan meewerkt met de kracht van een vaste overtuiging en goeden wil. Zoo wij niet blind willen zijn voor de weldaden van den tegenwoordigen tijd, dan moeten wij getuigen, dat wij leven in de eeuw van gelukkigen vooruitgang op velerlei gebied. Maar bij al dat ijverig streven naar opheffing van gebrekkige maatschappelijke toestanden is het goed niet alleen, maar plicht vooral een open oog te hebben voor de richting van dat streven en voor hetgeen daarin verbetering behoeft. Wij mogen niet uit het oog verliezen, dat fijnere beschaving en meerdere ontwikkeling behoeften in het leven roepen, waaraan noodzakelijk voldaan moet worden in het belang van gansch het volk. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||
De miskenning van die waarheid heeft dikwijls het doel doen missen van een met ijver ondernomen arbeid. Bovendien mogen wij niet onverschillig zijn omtrent de vorderingen, die een goede zaak maakt. 't Moet erkend worden, dat men dikwijls wel het goede wil, maar daaraan langzaam, veel te langzaam arbeidt, zelfs dáár, waar de middelen om tot dat doel te geraken geheel binnen het bereik liggen. Het groote gevaar daarvan ligt voor de hand. De traagheid van uitvoering doodt de algemeene belangstelling en dus een heilzamen prikkel tot een goeden arbeid. Een machtige factor in de vertraging is menigmaal de finantieele quaestie. 't Is volstrekt niet vreemd, dat wij in den boezem van regeeringslichamen zien gebeuren, wat van finantieele zijde in de huishouding van particulieren niet zeldzaam is. Een vader, die aan zijn zoon onthoudt de finantieele uitgaven, noodig voor zijn opvoeding, begaat een roof aan zijn kind, tengevolge van een rampzalige overschatting van de waarde van het geld. Hij schat zijn geldbezit hooger dan een rationeele opvoeding van zijn zoon, om de eenvoudige reden, dat hij de waarde niet kan beoordeelen van iets dat hij zelf gemist heeft. Zeldzaam zijn die vaders niet, maar ook niet zeldzaam zijn de regeeringscorporaties, die, uit verkeerd geplaatste zuinigheid, de bevordering van een algemeen belang vertragen of tegenwerken, omdat zij - niet in staat het hooge belang der zaak te begrijpen - den prijs van het geld hooger stellen dan dien van het algemeen belang. Het zijn inzonderheid de gemeentebesturen op het platteland, die aan dat euvel mank gaan en aan hunne gemeenteleden de voorrechten van onzen tijd, de voordeelen o.a. van goed onderwijs en van een goeden openbaren gezondheidstoestand, onthouden. Aan die kwaal zal het dan ook toegeschreven moeten worden, dat de algemeene toestand van het openbaar lager onderwijs en de openbare gezondheid nog veel te wenschen overlaten. En om nu die ziekteverschijnselen binnen de engst mogelijke grenzen te beperken, is men er ernstig op bedacht om de regeling van het lager onderwijs zooveel mogelijk uit de handen der gemeentebesturen over te brengen in die van het rijk. M.i. zeer te recht. Zoolang de keuze van het hoofd der gemeente aan geen strengere contrôle is onderworpen en dus een deugdelijke waarborg gemist wordt voor den rechten man op de rechte plaats - zoolang ook zal de autonomie der gemeenten nooit kunnen beantwoorden aan hetgeen van haar verwacht wordt. De tijd schijnt mij nog niet rijp te zijn om zaken van algemeen belang aan de zorg van gemeentebesturen over te laten. Bovendien zou men mogen vragen of de regeling van zaken, waarvan het belang zich tot ver over de grenzen eener gemeente uitstrekt, wel eigenaardig thuis | |||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||
behooren in de wetgeving eener gemeente. Er zijn gegronde redenen om dit te betwijfelen. Met het oog daarop acht ik het dan ook noodzakelijk, dat de Regeering ter bevordering van den algemeenen gezondheidstoestand vele punten uit de handen der gemeenten overnemen en zelf moet regelen, als punten van te algemeen belang om ze aan de werkeloosheid en de willekeur van vele gemeentebesturen over te laten. Laat dit genoeg zijn tot toelichting mijner meening, dat in zaken van onderwijs en openbare gezondheid de Staat niet spoedig te ver gaat in de regeling van hare onderdeelen. Het zijn deze beide punten die ik in verband met elkander in de volgende bladzijden wensch te bespreken. Het kan goed zijn vooral in onze dagen de aandacht te vestigen op den hygiënischen toestand der scholen en den gezondheidstoestand der leerlingen. Bij de belangrijke rol, die de school in de tegenwoordige maatschappij vervult, bij al het heil, dat men zeer te recht van goed onderwijs verwacht en de uitbreiding, die men daaraan geeft, mag het lichamelijk welzijn van het schoolkind het allerminst uit het oog verloren worden. De fijnere beschaving en de hoogere verstandsontwikkeling roepen behoeften in het leven, waaraan noodzakelijk voldaan moet worden, zoo niet het jeugdig organisme ten onder wil gaan in het streven naar die veredeling van zijn geest. Zoo niet de zorg voor het lichaam in harmonie is met de zorg voor den geest en daarbij ten achter staat, dan zal de geestelijke zoowel als de lichamelijke ontwikkeling van het kind onmogelijk kunnen beantwoorden aan de hooggeroemde eischen van den tegenwoordigen tijd. Geen gezonde geest in een ziek lichaam, zegt een zeer bekende spreuk. En toch, niettegenstaande de algemeene bekendheid en de onloochenbare waarheid van dat woord, toch moet het erkend worden, dat nergens meer dan in de school de diepe beteekenis van die spreuk miskend is. Nergens meer dan daar worden de rampen gevoeld van een bijna volslagen gemis aan hygiënisch toezicht, juist in een ontwikkelingsperiode, waarin het kinderlijk lichaam het meest vatbaar is voor schadelijke zoowel als goede invloeden. Niettegenstaande reeds in het begin dezer eeuw met nadruk door deskundige mannen op de gevaren gewezen is, in weerwil van de ernstige waarschuwingen ook van den laatsten tijd, is door de daartoe bevoegde autoriteit een regeling dier belangrijke zaak nooit ernstig ter harte genomen, en onverantwoordelijk heeft zij de stem van wetenschap en ervaring geweigerd te volgen. Die verwaarloozing van de gezondheidsbelangen van het kind in de school ontsiert ook voor een deel nog de werkzaamheid van die mannen, die thans geroepen zijn de belangen van het onderwijs voor te staan en zelfs een reorganisatie daarvan voor te bereiden. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||
Want ook de pogingen in de concept-wetGa naar voetnoot(*) tot regeling van het Lager Onderwijs aangewend om tot een beteren toestand te geraken, laten ons nog onbevredigd. Ook in die wet wordt een waarborg gemist om tot een nauwkeurige kennis te geraken van de hygiënische gebreken, die ons schoolwezen aankleven. Vele gebreken mogen bekend zijn en meer en meer uit den weg geruimd worden, maar zeker is het ook dat talrijke gebreken blijven bestaan niet alleen, maar zelfs opnieuw worden ingevoerd, omdat men ze niet kent en dus onmogelijk kan bestrijden. De oorzaak daarvan is niet ver te zoeken. Bij het onderzoek (?) naar de anhygiënische toestanden in de school, heeft men een belangrijk middel tot een juiste beoordeeling daarvan verzuimd en is men begonnen dáár, waar men had moeten eindigen, zoo n.l. hier een einde van onderzoek denkbaar is. In plaats van hier de methode van het empirisch onderzoek te volgen, heeft men zonder een nauwkeurige en voorafgaande waarneming der ziekte-verschijnselen in het bijzonder en dus zonder eenigen deugdelijken grondslag, de gebreken in de school als bij intuitie trachten op te sporen en daarbij dikwijls in het donker ronden misgetast. Een ernstige studie van den gezondheidstoestand der leerlingen moet voorafgaan aan het onderzoek der schoolgebouwen uit een sanitair oogpunt. In die studie ligt de maatstaf ter beoordeeling van hetgeen daaraan ontbreekt en dus de beste aanwijzing van de wenschelijke en noodzakelijke verbetering. De miskenning van de groote waarde van deze natuurkundige methode is oorzaak van den algemeen onvoldoenden hygiënischen staat der scholen en van den onzekeren toestand, waarin men nog te dien aanzien verkeert. De verderfelijke invloed daarvan in een tijd als de onze, waarin het onderwijs telkens sterker op den voorgrond treedt, openbaart zich meer en meer in het lichamelijk verval van het kinderlijk individu, zoodra het zijn vrije spel en de frissche buitenlucht moet vaarwel zeggen voor de gedwongen lessen in een bedorven atmospheer. Merkwaardige bewijzen daarvoor kunnen aan het buitenland ontleend worden, waar men begonnen is ijverig de handen aan het werk te slaan en den gezondheidstoestand der leerlingen in de eerste plaats aan een systematisch onderzoek te onderwerpen. Dit punt schijnt mij dan ook van zulk een overwegend belang, dat een meer uitvoerige behandeling wenschelijk geacht mag worden om de aandacht ook in ons land daarop te vestigen. Het laatste gedeelte van dit opstel is dan meer bestemd om te wijzen op de gebrekkige regeling van het hygiënisch toezicht op onze schoolgebouwen en de middelen, die daarin verbetering kunnen brengen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||
I.In weerwil van het uiterst nauwe verband, dat er bestaat tusschen het toezicht op den gezondheidstoestand der leerlingen en op dien der scholen, verdienen toch beide punten een afzonderlijke behandeling, omdat de aard van het toezicht op beiden zoo ver uiteenloopt. Want, terwijl het hygiënisch toezicht op de scholen van meer periodieken aard is en in de handen van den hygiënist thuis behoort, zoo is daarentegen het onderzoek naar den gezondheidstoestand der leerlingen veel meer van medischen dan hygiënischen aard, het dient regelmatig vervolgd te worden, naar een vast en goed overwogen plan. Vreemd is het dat - niettegenstaande dit onderzoek de geheele gezondheidsquaestie op de school beheerscht en daarin alleen het spoor te vinden is, dat gevolgd moet worden om tot een zuiverder toestand te geraken, - het toezicht op het lichamelijk welzijn der schoolkinderen in ons land nog nooit een punt van ernstige overweging geweest is. Geheel braak ligt nog het veld, waarin de grootste rijkdom van gegevens schuilt tot oplossing eener hoogst belangrijke zaak. Het is daarom vooral, dat ik hare behandeling voorop zet. Ik wil beginnen met reeds dadelijk te wijzen op de belangrijke resultaten, die het medisch onderzoek der leerlingen in de school heeft opgeleverd. Hoe jeugdig ook in het buitenland dat onderzoek moge zijn, toch danken wij aan de ijverige werkzaamheid van Cohn, Guillaume, Virchow, Fahrner, Liebreich, reeds vele belangrijke mededeelingen, waarmee wij ons voordeel kunnen en moeten doen. In de eerste plaats dan is het Cohn gebleken, dat de school de eerste en meest kwaadaardige kweekplaats is voor verschillende oogziekten, van bijziendheid in het bijzonder. Bij zijn onderzoek van de oogen van 10,060 kinderen vond hij gemiddeld 17.1% bijzienden.
Het is duidelijk dat niet alleen de inrichting van de schoollokalen invloed uitoefent op de ontwikkeling dezer kwaal, maar dat ook andere omstandigheden daartoe krachtig kunnen medewerken, o.a. de helling van het tafelvlak en de druk der schoolboeken. Dat echter de lokalen of liever de omgeving der schoolgebouwen een belangrijke factor is in | |||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||
de meerdere of mindere uitbreiding der ziekte, blijkt vooral daaruit, dat
nauwe straten en tusschen hooge huizen gelegen waren. Over het algemeen was dan ook het aantal bijzienden geringer in de dorps- dan in de stadsscholen. Met het oog op deze cijfers aan het buitenland ontleend, behoeft het ons niet te verwonderen, dat het aantal ooglijders gaande weg toeneemt in ons land, waar zeer zeker de omstandigheden niet gunstiger zullen zijn. Merkwaardig ook en niet minder bedroevend zijn de resultaten, waartoe Guillaume kwam in zijn onderzoek naar het aantal gevallen van ruggegraatsverkromming in de scholen van Neuchâtel.
En ofschoon het erkend moet worden, dat deze verkrommingen alleen aan de ouders en de onderwijzers bekend waren, toch kan 't aan den anderen kant niet genoeg betreurd worden, dat op de school de grond gelegd wordt voor een allernoodlottigst ziekteverschijnsel, dat bij verdere ontwikkeling van het kind zoo licht een dreigender vorm aanneemt. Ook hier werken verschillende omstandigheden in meerdere of mindere mate samen. Maar den meest schadelijken invloed oefent zonder twijfel de schoolbank uit bij een te hooge plaatsing van het tafelblad en bij gemis eener rugleuning. Zoo ergens, dan wijst hier het onderzoek naar den aard en het aantal ziekteverschijnselen in de school het hooge belang aan van een nauwkeurig toezicht op het lichamelijk welzijn van het schoolkind en de noodzakelijke verbetering, welke de schoolgebouwen en het meubilair uit hygiënisch oogpunt behoeven. Aan een deugdelijke constructie der schoolbank vooral is zeer veel gelegen. Een onnatuurlijke houding in de bank, waarbij het bovenlichaam sterk naar voren helt, de borst gedrukt wordt en het hoofd vermoeid neerhangt, kan niet anders dan oorzaak zijn van een tal van rampen, die de volle aandacht van deskundigen vorderen. Belangrijk ook is het aandeel, dat de schoolbank heeft in de zoogenaamde Goître scolaire. Het verschijnsel openbaart zich in een opzwelling van de halsstreek en schijnt naar het onderzoek van Guillaume van een zeer verontrustende uitbreiding. Bij 731 leerlingen eener school te Neuchâtel had zich die ziektevorm ontwikkeld, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||
Is het waar, dat zich deze keelaandoening ook buiten de school onder verschillende omstandigheden kan ontwikkelen, zonder twijfel heeft toch de school een belangrijke rol gespeeld in de ziektegevallen door Guillaume waargenomen. Als andere nadeelige gevolgen van de slechte houding op schoolbanken van gebrekkige constructie, moeten nog genoemd worden de menigvuldige gevallen van hoofdpijnen en neusbloedingen, waarom de leerlingen zoo dikwijls verplicht zijn de school te verlaten. Uit een statistiek van de leerlingen eener school te New-York blijkt dat:
Guillaume vond:
Het groote gewicht der cijfers kan niemand ontkennen. Wat hebben wij niet te verwachten van een onderzoek, dat, zoo nieuw nog, zulke belangrijke resultaten aan het licht heeft gebracht. Slechts enkele ziekten zijn nu nog aan een nauwkeurige waarneming onderworpen, maar zeker kunnen wij zijn, dat, bij een voortgezet onderzoek, andere ziekteverschijnselen van meer of minder bedenkelijke uitbreiding, in de school haar oorsprong hebben. Ofschoon de resultaten van dien nog jeugdigen arbeid betrekking hebben op buitenlandsche toestanden, kan de waarde daarvan voor ons land niet genoeg erkend worden. Zonder twijfel hebben zij de aandacht van onze medici reeds gevestigd op de wenschelijkheid van een dergelijk onderzoek in onze scholen, waarin bij een uitvoerig programma een kostelijk veld te bearbeiden is. Want zij zijn het, die hier de handen aan den ploeg moeten slaan, van wier initiatief hier alles afhangt. Niet de hygiënist, maar de medicus is de aangewezen man om met dit onderzoek aan te vangen en door zijn mededeelingen de algemeene belangstelling op te wekken in een zaak, die te lang verwaarloosd is. Wat onze bijzondere aandacht trekt in den aard der schoolziekten is, dat zij ongemerkt tot ontwikkeling komen, onmerkbaar althans voor den niet-medicus. Onmerkbaar legt zich de kiem van den een of anderen ziektevorm vast in het kinderlijk lichaam, om later zich te ontwikkelen tot een ongeneeslijke kwaal, die het lichaam misvormt of reeds vroegtijdig sloopt. Slechts de arts ontdekt bij zorgvuldige waarneming de eerste beginselen eener ruggegraatsverkromming, die door doelmatig en tijdig aangebrachte hulp alléén in zijn verdere ontwikkeling gestoord kan worden. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||
De arts alleen is in staat den aanleg te beoordeelen van het kind voor een klier- of longaandoening en de vorderingen, die de ziekte maakt in het jeugdig individu onder de nadeelige invloeden van de school. Hij is dan ook de man, die ons de oorzaken dier verschillende ziekteverschijnselen moet leeren kennen, en waarvan wij de beste aanwijzing kunnen verwachten van hetgeen aan onze scholen uit een gezondheidsoogpunt veranderd en verbeterd moet worden. ‘L'administration, comme l'hygiène et la médecine de l'enfance, trouveraient dans la réunion de ces documents (medische school-statistieken) de très-précieux enseignements qu'il serait si facile de recueillir et qui aujourd'hui sont négligés et perdus pour la science et pour la santé publique!’Ga naar voetnoot(*) Inderdaad, over het nut van een medisch toezicht op den gezondheidstoestand der leerlingen kan wel geen verschil van meening bestaan. Moeilijker is het tot de noodige overeenstemming te geraken over de beste wijze waarop dat toezicht wordt uitgeoefend. Ongetwijfeld is het Geneeskundig Staatstoezicht het aangewezen lichaam om zich deze belangrijke zaak met ijver aan te trekken, bij de Regeering aan te dringen op een doeltreffende regeling van dat punt en haar daarbij voor te lichten. Want het schijnt mij toe, dat ook hier wederom regeling bij de wet noodzakelijk is. Alleen in dat geval verkrijgen het onderzoek en het toezicht die eenheid en die kracht, welke vereischt worden om tot klaarheid te komen omtrent den invloed van de school op den gezondheidstoestand der jeugd. Werd dat toezicht onder het ressort der gemeentebesturen gebracht, dan zou het een facultatief karakter behouden en staan of vallen met het gehalte en de veranderingen van het personeel, waaraan de schoolbelangen zijn toevertrouwd. Naar het mij voorkomt behoort die regeling t' huis in de wet op het Lager Onderwijs, en daarom ook bevelen wij dit punt dringend ter overweging aan bij hen, die een reorganisatie van het L.O. voorbereiden in de concept-wet. Ofschoon de wijziging, die artikel 4 der wet van 1857 daarin heeft ondergaan, een belangrijke verbetering belooft van den tegenwoordigen gebrekkigen toestand, het moet erkend worden dat ook in de concept-wet niet de minste aandacht geschonken wordt aan een medisch toezicht op de kleinen. Toch had dit punt op den voorgrond moeten staan, vooral met het oog op het beginsel van wettelijken leerplicht, dat aan die wet ten grondslag ligt. Nu missen wij daarin den noodzakelijken waarborg voor de ouders, dat hun kinderen ook lichamelijk goed verzorgd zijn in de school. Mag die waarborg het allerminst ontbreken op het tijdstip van invoering van wettelijken leerplicht, dan is het thans de tijd daartoe de noodige maatregelen te nemen in de concept-wet, die de tegenwoordige toestanden tot dien leerplicht moet voorbereiden. Een groote wijziging behoeft die wet daarbij niet te ondergaan. De | |||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||
opname van drie, hoogstens vier artikelen zou reeds een voldoende regeling van deze hoogst belangrijke kwestie kunnen aanbrengen. Een eerste artikel zou moeten bepalen, dat in elke gemeente het toezicht op den gezondheidstoestand der kinderen in de school zal moeten worden opgedragen aan een medicus tegen billijke vergoeding van de door hem verrichte werkzaamheden. Art. 2. Aan dezen wordt de verplichting opgelegd minstens viermaal in het jaar de kinderen te onderzoeken, de bevindingen van zijn onderzoek neer te leggen in een daarvoor bestemde tabel, opgemaakt door het Geneeskundig Staatstoezicht, en deze op geregelde tijden te verzenden naar den Geneeskundigen Inspecteur. In tijden van heerschende epidemieën zal het onderzoek der leerlingen door den school-arts verdubbeld moeten worden. Van hem moet gevraagd worden het bewijs van herstel eener ziekte, besmettelijk of niet, en van vaccinatie, zonder welk bewijs aan geen leerling toegang tot de school verleend mag worden. Art. 3. Geen verbetering of opbouw van nieuwe schoolgebouwen of schoollokalen mag plaats vinden dan na overleg en goedkeuring van den school-arts, voor zoover het n.l. de hygiënische belangen betreft en na bekrachtiging van de zijde van het geneeskundig Staatstoezicht, (zie bladz. 18). Wat betreft de tabellen, waarvan sprake is in art. 2, het is duidelijk, dat in de nauwkeurige samenstelling daarvan een belangrijke waarborg gelegen is voor de deugdelijkheid van het hygiënisch onderzoek en een waarborg tevens voor de noodige eenheid in dat onderzoek. De samenstelling dier tabellen is het best en het meest eigenaardig toevertrouwd aan het Geneeskundig Staatstoezicht. Slechts enkele punten wensch ik hier aan te geven, die, naar het mij voorkomt, daarin niet gemist mogen worden. Zoo meen ik dat in die tabellen registers moeten worden opgenomen van:
Daartoe zouden dan behooren opmerkingen omtrent de omgeving der schoolgebouwen, de zindelijkheid der lokalen en der leerlingen, het aantal kinderen met betrekking tot de ruimte, waarin zij zijn opgenomen, ventilatie, verwarming enz. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||
In die tabel wordt alzoo de medicus niet alleen gewezen op de richting, waarin hij zijn onderzoek heeft in te stellen, maar ook zullen, na de invulling der verschillende registers, de gebreken worden aangewezen, die de school uit een hygiënisch oogpunt aankleven. ‘Les appréciations du médecin doivent éclairer l'administration sur la valeur des mesures adoptées, d'après les résultats obtenus, ou sur les modifications, les améliorations à introduire, les réformes à proposer au point de vue de l'hygiène de l'école.’Ga naar voetnoot(*) Volgens art. 2 zouden de ingevulde tabellen op geregelde tijden opgezonden moeten worden naar den inspecteur van den geneeskundigen dienst. Deze zou dan uit den geneeskundigen raad een of meer commissies kunnen benoemen, die, na onderzoek en vergelijking, in de eerstvolgende vergadering rapport uitbrengen over den gezondheidstoestand der leerlingen in het algemeen en over den daaruit af te leiden hygiënischen toestand der lokalen. Een regeling in dien zin levert den besten maatstaf op ter beoordeeling der schoolgebouwen. Het is de zekerste en meest rationeele weg om uit een zorgvuldige waarneming van de ziekteverschijnselen in de school op te klimmen tot de oorzaken daarvan. Ook is het de eenig mogelijke weg om tot een zuiverder toestand te geraken, wat meer dan ooit noodzakelijk is. Is eens dit punt geregeld, dan vooral zal het blijken hoe gebrekkig de toestand der schoolgebouwen op vele plaatsen is, hoe slecht over het algemeen de gezondheidsbelangen van het kind in de school behartigd worden. Dit door enkele voorbeelden op te helderen en de middelen aan te wijzen, die daarin verbetering kunnen brengen, zij het onderwerp van het laatste gedeelte van dit opstel. | |||||||||||||||||||||||
II.Men meene niet, dat het gemakkelijk is een schitterende reeks van bewijzen aan te voeren voor den verwaarloosden toestand onzer schoollokalen uit een hygiënisch oogpunt. Noch de wet, noch de belangstelling, die deze zaak ondervindt van regeeringswege of van de zijde der onderwijzers, stellen ons in staat kennis te nemen van den waren actueelen toestand. Het bevreemdt ons eenigermate zulks te moeten getuigen van de onderwijzers, van hen aan wie de belangen der kinderen in de allereerste plaats zijn toevertrouwd, die door hun dagelijksch samenzijn met de leerlingen in dezelfde ruimte, het allerbest vertrouwd kunnen zijn met het lichamelijk welzijn der kleinen. Op hun weg toch ligt het acht te geven op de veranderingen, die het kind ondergaat onder de nadeelige invloeden van de school, daarvan | |||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||
kennis te geven aan de bevoegde autoriteit of hun bevindingen openbaar te maken in daarvoor bestemde bladen. Nochtans mag ons verwijt hen niet te hard treffen. De drukkende zorg om bij het nijpende gebrek aan de noodige hulp te voldoen aan de eischen van voldoend lager onderwijs, belet hen vaak aandachtig de gezondheidsbelangen van het kind te behartigen. Bovendien mag niet verzwegen worden, dat hun meesttijds de noodige kennis ontbreekt om met de vereischte belangstelling ons voor te lichten omtrent den hygiënischen toestand der schoolgebouwen. Ook daarvan kan hun moeilijk een billijk verwijt gemaakt worden. De hygiëne heeft in den laatsten tijd zulke groote omtrekken aangenomen, dat voor een ernstige beoefening zelfs van hare onderdeelen - van de schoolhygiëne in het bijzonder - de geheele toewijding van enkele personen wordt gevraagd. Kunnen wij dus moeilijk verwachten van den kant der onderwijzers met juistheid te worden ingelicht, dan richten wij onwillekeurig onzen blik naar de Regeering, van wie verondersteld kan worden, dat zij met moederlijke zorg wil waken voor de welvaart en de kracht van het jeugdig geslacht. Niet zonder bittere teleurstelling echter maken wij kennis met hare belangstelling en waakzaamheid in een gewichtige kwestie. Merkwaardig maar verontrustend tevens is het, met welke voorliefde de Regeering in hare verslagen over den staat van het onderwijs, de tegenwoordige regeling van den gezondheidstoestand der schoolgebouwen in art. 4 van de wet op het L.O. schijnt te willen handhaven; tot welke gunstige opvatting van de werking van dit artikel het blinde optimisme haar voert. Dr. Coronel zegt daaromtrentGa naar voetnoot(*): ‘Van jaar tot jaar vinden wij (in de Regeeringsverslagen) dezelfde onbeduidende phrasen min of meer gevarieerd terug, die het bewijs moeten leveren, dat, in weerwil van hetgeen nog te doen overblijft, de tijd nadert en zelfs niet ver verwijderd schijnt dat - wat althans het openbaar onderwijs betreft - alle scholen in doelmatige lokalen zullen gevestigd zijn, ofschoon bij een gedetailleerde beschouwing van de opgaven der lokalen, die nog verbetering behoeven, in de onderscheidene provinciën, juist in die jaren, waarover de verslagen zulke groote verwachtingen koesteren, de indruk van den toestand allerongunstigst is en men zich verbazen moet, dat de Regeering en de ambtenaren bij voortduring eene lankmoedigheid aan den dag leggen, die in strijd met den geest der wet en met de gezondheidsbelangen der schooljeugd is.’ Een weinig verder zegt hij: ‘Zelden, dat een klacht in juist gepraeciseerde woorden wordt uitgesproken; steeds is het een verbloemen van den waren toestand en vergoelijken van ongewettigde toestanden.’ Waar een verdienstelijk hygiënist zich aldus uitlaat, daar heeft men | |||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||
inderdaad van de Regeering weinig hulp te verwachten tot een onpartijdige en juiste inlichting van den tegenwoordigen hygiënischen staat der scholen. Slechts één vertrouwbare gids blijft ons nog over in de halfjaarlijksche verslagen van de werkzaamheid van het Geneeskundig Staatstoezicht. Met een open oog worden hier de gebreken aangewezen en met warmte op verbetering aangedrongen. Bij het doorbladeren dier verslagen wordt men telkens getroffen door de aanwijzing van scholen, die opgetrokken zijn binnen den verboden afstand van kerkhoven, op vroegere verzamelplaatsen van mest of in brandpunten van besmettelijke ziekten, waar van een ventilatie der lokalen moeilijk sprake kan zijn wegens het luchtbederf der omgeving. Een niet onbelangrijke bloemlezing uit die meedeelingen van het Geneeskundig Staatstoezicht geeft ons Dr. Coronel in een interessant artikel over de schoolhygiëne in NederlandGa naar voetnoot(*). Enkele punten daaruit mogen hier een plaats vinden. De school te Stolkwijk ligt (1867) op korten afstand van het kerkhof. De schadelijke gassen, die daaruit opstijgen, vooral bij zomerwarmte, zijn voor de omgeving gevaarlijk. Een paar honderd kinderen worden genoodzaakt dagelijks eenige uren in de onmiddellijke nabijheid van het kerkhof door te brengen. Na regenbuien loopt niet zelden het water, dat door den met lijken overvulden grond van het kerkhof is heengetrokken, door den bouwvalligen muur op de straat en verspreidt een ondragelijken stank. In 1869 werd nog gebruik gemaakt van het schoolvertrek te Wahlwiller, dat somber, vochtig, laag, bekrompen, met stroo gedekt is, muren van leem heeft en de privaten en urinoirs mist. De inhoud bedraagt 70 à 72 M3 en de oppervlakte 40 M2 voor 70 leerlingen. Te Koudekerk in Zeeland is (1868) een nieuwe school zoo overbevolkt, dat elk kind hoogstens 2 M3 lucht ter beschikking heeft. Herhaaldelijk moeten de kinderen wegens hoofdpijn, braking enz. naar huis worden gezonden. Te Willemstad wordt (1869) een school, op de begraafplaats staande, laag en vochtig genoemd, met een vloer van straatsteenen, geen ventilatie, slechte verwarming en een ruimte van 2,5 M3 per kind. Door den Inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht in Z. Holland werd (1872) het gemeentebestuur van 's Gravenhage opmerkzaam gemaakt op den slechten toestand en de overvulling der school voor meer uitgebreid lager onderwijs op de Groote Markt aldaar. De kinderen hadden daar 3 en 2,5 M3 ruimte per hoofd. De luchtverversching was gebrekkig; de privaten en het urinoir in het portaal verspreidden een zeer hinderlijken stank in de lokalen. De bedorven lucht van een onder de lokalen aanwezige bergplaats van voorwerpen, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||
die op de marktdagen gebruikt werden, drong in de lokalen. Kinderen en onderwijzers moesten bij herhaling wegens ongesteldheid de school verlaten; verscheidene ouders wilden er hunne kinderen niet meer heen zenden. Na herhaalden aandrang van de zijde van het School- en van het Geneeskundig Staatstoezicht kon eindelijk het gemeentebestuur in 1874 besluiten, de helft der kinderen naar een ander lokaal te verplaatsen. Twee jaren lang waren dus de kinderen opgeofferd aan de strafbare onverschilligheid der gemeentelijke autoriteiten. Dergelijke verschijnselen zijn volgens die officieele verslagen niet zeldzaam en geven reeds een kijkje in den waren staat der schoolgebouwen van onze dagen. Toch leeren wij ook uit die meedeelingen den algemeenen toestand niet kennen. Slechts op verzoek van belanghebbenden heeft dat onderzoek der scholen door het Geneeskundig Staatstoezicht plaats, en vele toestanden blijven dus verborgen, die waarlijk slecht en onvoldoende zijn. Waar een partieel onderzoek reeds zulke bedroevende feiten aan het licht brengtGa naar voetnoot(*), daar moet men wel met den meesten aandrang gewezen worden op de dringende noodzakelijkheid van een algemeen systematisch onderzoek. Het Geneeskundig Staatstoezicht heeft zeer terecht begrepen, dat dit onderzoek in zijn rol van werkzaamheden tehuis behoort. Reeds in Mei 1868 is in de vergadering van den geneeskundigen raad van Friesland en Groningen medegedeeld, dat in een vergadering van inspecteurs en adjunct-inspecteurs besloten was een schets of leiddraad te ontwerpen voor het onderzoek der scholen. In 1870 is nu een reeks van 29 vragen geformuleerd met betrekking tot den hygiënischen toestand daarvan, welke vragen ter beantwoording zijn opgezonden aan de onderwijzers en onderwijzeressen der lagere scholen. Na 5 jaren is daarvan verder niets vernomen en wederom hebben wij kunnen zien, hoe goed men de kunst verstaat om de belangrijkste kwesties op de lange baan te schuiven, hoe zeer het haast u langzaam het wachtwoord is geworden van den laatsten tijd. Wat kan wel de oorzaak zijn, dat er van die goede zaak zoo weinig vernomen is in een tijdperk van vijf jaren? Zou zij ook hierin te vinden zijn, dat de beoordeeling van hygiënische toestanden is opgedragen aan personen, die daarvoor niet berekend zijn en in hun oordeel onder den invloed staan der gemeentelijke autoriteiten, aan wie het gansch niet onverschillig is hoe de uitspraak luidt? Mag het bovendien niet op goede gronden betwijfeld worden of wel het onderwijzers-personeel de gezondheidsbelangen der schoolgaande kinderen op den rechten prijs stelt? Ik vrees werkelijk, dat enkelen | |||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||
zich op een lichtvaardige wijze zullen afmaken van de beantwoording der vragen, die door hen als curieuse nieuwigheden van de 19de eeuw worden uitgekreten. Nochtans kon de proef genomen worden en het zou ondankbaar zijn dat blijk van belangstelling van het Geneeskundig Staatstoezicht niet te waardeeren. Met verlangen mag men uitzien naar de resultaten van dit onderzoek. Toch kan uit het voorgaande genoegzaam blijken, dat de tegenwoordige inrichting van vele schoollokalen nog ver beneden het voldoende blijft, en dat art. 4 van de wet op het L.O. van 1857 niet bij machte is daarin verbetering aan te brengen. Bij een aandachtige kennismaking met den inhoud van dat artikel kan ons dit niet bevreemden. Men leze: ‘Geen onderwijs wordt gegeven in lokalen, die door den districts-schoolopziener verklaard zijn voor de gezondheid schadelijk te wezen of van onvoldoende ruimte voor het aantal schoolgaande kinderen. Indien in zijn uitspraak niet wordt berust, beslissen Gedeputeerde Staten na een nieuw zelfstandig onderzoek. Het komen in hooger beroep, zoo van de uitspraak van den Schoolopziener als van die van Gedeputeerde Staten, geschiedt binnen veertien dagen, te rekenen van den dag, waarop de kennisgeving der uitspraak bij de belanghebbenden is ontvangen. Tot het komen in hooger beroep zijn bevoegd allen, in wier nadeel de uitspraak is uitgevallen, met name de ouders of voogden der schoolgaande kinderen, indien de schoolopziener in de uitspraak van Gedeputeerde Staten heeft berust. In afwachting der eindbeslissing kan het onderwijs in het afgekeurde lokaal worden voortgezet.’ Ziedaar alles, wat in de wet op het L.O. den gezondheidstoestand in de school regelt. En zoo nog dit weinige goed genoemd kon worden, dan zouden wij tevreden moeten zijn, dankbaar althans voor dit blijk van regeeringszorg in een allerbelangrijkste zaak. Maar zelfs bij een vergedreven optimisme neemt men met teleurstelling kennis van den inhoud van art. 4, waarvan Dr. GodefroiGa naar voetnoot(*) moest getuigen ‘dat het in de wet gebracht was alleen om niet van volslagen achteloosheid op dit punt te kunnen worden beschuldigd.’ Ja waarlijk, een oppervlakkige analyse van de bepalingen in dat artikel wijst reeds dadelijk de grove gebreken daarvan aan en het meer dan onvoldoende om tot een beteren toestand te geraken. Dat het der Regeering geen waarachtige ernst is geweest in de regeling dezer hoogst gewichtige kwestie blijkt reeds daaruit, dat zij de beoordeeling van den hygiënischen staat der schoolgebouwen heeft opgedragen aan den districts-schoolopziener. Immers hoe volkomen deze ook berekend moge zijn voor de beoordeeling van den aard en den gang van het onderwijs, men kan toch | |||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||
niet verwachten en verlangen, dat hij ook van hygiëne een bijzondere studie gemaakt zal hebben, voor zoover noodig is om de gezondheidsbelangen van het kind in de school te kunnen behartigen. Welnu, bij het gemis van de noodige kennis, ontbreekt hem ook de vereischte belangstelling, en zeer duidelijk en natuurlijk tevens is het, dat de belangen der hygiëne voor hem op den achtergrond treden bij die van het onderwijs. Maar zelfs wanneer het lichamelijk welzijn der kleinen hem waarlijk ter harte ging, dan nog legt de wet hem een verplichting op, die hij niet in staat is naar behooren te vervullen. Zijn zelfbewuste zwakheid op hygiënisch gebied ontzegt hem het noodige zelfvertrouwen in de afkeuring van een schoollokaal, welke zoo licht aanleiding geeft tot ernstige conflicten tusschen de daarin betrokken autoriteiten. 't Is zeer vergeeflijk zoo hij op dien onzekeren grondslag met zorg dergelijke conflicten tracht te vermijden. Wat vooral zijn ambtsplicht zwaar en drukkend maakt in de keuring der schoollokalen is dit, dat hem daarbij elke maatstaf ontbreekt. De wet spreekt van afkeuring, zoo het lokaal schadelijk voor de gezondheid is en van onvoldoende ruimte voor het aantal schoolgaande kinderen. Maar welke termen bepalen de schadelijkheid der lokalen of de onvoldoende ruimte? In de wet is daarvan niets te vinden, en alles blijft overgelaten aan de individueele inzichten der schoolopzieners of aan de zorgen van Provinciale- of Gemeentebesturen. Alles is dienaangaande facultatief, niets imperatief. Het gevolg daarvan is dan ook, dat alle eenheid van handelen gemist wordt en elke deugdelijke maatstaf ter beoordeeling der lokalen ontbreekt. Het is mij een onoplosbaar raadsel hoe een schoolopziener, die het wèl meent met het lichamelijk zoowel als geestelijk welzijn van het schoolkind, zich zonder zelfverwijt door het bewuste art. 4 heen worstelt. Want is het hem gemakkelijk tot afkeuring te besluiten bij een onbarmhartige ophooping van kinderen in een ellendig klein, tochtig, vochtig en half duister lokaal - hoe te handelen met lokalen, die naar het noordoosten geplaatst zijn in een koud en vochtig klimaat als het onze, waarin de kille noordoosten-wind doordringt en langs de muren giert, in plaats van een vroolijken en verkwikkenden zonnestraal tot het hart der kleinen door te laten. Hoe te handelen, zoo zich daarbij voegt een volume lucht van 2 M3 per kind in plaats van 3.75 M3Ga naar voetnoot(*), zonder twijfel de laagste eisch, dien men per kind kan stellen? Hoe eindelijk moet zijn conclusie zijn, wanneer hij bij zijn binnentreden onwillekeurig walgt van de benauwende lucht, die hem tegemoet komt, en de kleine stumpers met bleeke of hoogroode opgezette gezicht- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||
jes half slapend en met gevouwen handjes op de tafel ziet staren naar den meester? Bij zijn eerste optreden als schoolopziener, bij allen ijver, die in hem is en bij alle teedere gevoelens voor de toekomst der kleinen, zal hij zeker geneigd zijn in dergelijke gevallen zijn afkeuring uit te spreken, en hij noteert voor vast die scholen met een zwarte kool. Maar later bij voortgezette inspectie zal hij spoedig bemerken, dat zijn ijver hem een poets gespeeld heeft, dat zijn reuk te zuiver, zijn geest te wakker, zijn gemoed te warm was. Overal diezelfde benauwde lucht, hier een half donker en somber schoollokaal, dáár een killen, kouden, steenen vloer en direkt in de lokalen uitkomende privaten, die een ondragelijken reuk verspreiden; ginds te weinig ruimte voor het aantal kinderen, dat er heeft plaats genomen; een weinig verder wederom een bedorven ondergrond, waaruit ongezonde dampen opstijgen om zich te vermengen met de bedorven uitgeademde lucht der kleinen. Al die aanteekeningen vullen het klachtenboek van den schoolopziener, die met lust en ijver zijn nieuwen werkkring begon en nu na de eerste kennismaking met de bestaande toestanden in vertwijfeling rondwandelt, zijn ijver voelt verflauwen en wanhoopt aan de mogelijkheid eener nauwgezette plichtsbetrachting. 't Moet erkend worden, dat hij zoo nu en dan wel een hartverblijdende uitzondering tusschen al de gebreken heeft opgemerkt, maar dat het uitzonderingen waren, dit bedroeft hem en doet te sterker het goede en slechte uitkomen. Overtuigd van den noodlottigen invloed, dien de door hem genoteerde gebreken moeten uitoefenen zoowel op het onderwijs als op het lichamelijk welzijn der kinderen, aarzelt hij toch tot de afkeuring over te gaan van zoovele schoollokalen, als hij in zijn eersten ijver aangemerkt had als schadelijk voor de gezondheid. Na overleg met een deskundige - want hij heeft zich zelf zeer te recht gewantrouwd in zijn hygiënische kennis en zijn misschien al te warmen ijver - besluit hij eindelijk tot de afkeuring van twee lokalen en geeft daarvan kennis aan de belanghebbende gemeentebesturen of de daarin betrokken autoriteit. Maar ziet, de gemeentelijke autoriteit of de belanghebbende in het algemeen komt in verzet tegen zijn uitspraak. Over het afgekeurde lokaal was nooit zoozeer geklaagd, de uitspraak - zoo beweren de autoriteiten - komt van den kant van iemand, die in zijn nieuwe functie zoekende was naar schitterende bewijzen van buitengewone werkzaamheid en quasi-plichtsbetrachting, van wien bovendien niet verwacht kan worden met kennis van zaken te oordeelen over hygiënische toestanden. Eindelijk nog, en dit weegt wel het zwaarst, zou die uitspraak van den schoolopziener een kolossale greep doen in het finantiewezen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||
Wat reden dus om in die uitspraak te berusten. Welnu, de wettelijke weg wordt gevolgd. Het gemeentebestuur, de onderwijzers, de ouders of de voogden der kinderen komen in beroep bij de Gedeputeerde Staten of zoo deze de uitspraak van den schoolopziener bekrachtigen, wenden zij zich tot den Koning met verzoek van vernietiging dier uitspraak. In afwachting der eindbeslissing kan - zoo luidt de wet - het onderwijs in het afgekeurde lokaal worden voortgezet. Al te goed is het bekend, dat zich een dergelijke eindbeslissing vaak lang laat wachten ook in de belangrijkste kwesties, en menigmaal wordt in een vunzig hok het onderwijs voortgezet, waar staking gebiedend noodzakelijk zou geweest zijn. Men moet wel duidelijk inzien, dat dergelijke omstandigheden uitstekend in staat zijn de zorg van het schooltoezicht voor de gezondheid van het kind te doen verflauwen. Nog meer moet dit het geval zijn, waar de Regeering, volgens het oordeel van een ervaren deskundige, zeer onjuist partij kiest voor de in hooger beroep komende autoriteit. Het kan ons dan ook niet verwonderen, dat sinds 1857, dus in een tijdperk van bijna 15 jaren, in het geheel slechts 134 scholen zijn afgekeurd, gemiddeld 9 per jaar. Want met het oog op den toestand der scholen vóór 1857 moet dit aantal wel zeer gering zijn. Had men het woord ‘schadelijk voor de gezondheid’ in zijn ernstige en meest humane beteekenis opgevat, dan zouden zonder twijfel minstens 50% van de toen bestaande scholen hebben moeten vallen en plaats maken voor nieuwe, die beantwoorden aan de billijke eischen van de hedendaagsche gezondheidsleer. Toch moeten wij ons verheugen, dat het woord ‘schadelijk’ in zeer lauwen zin is opgevat. Immers waar in de wet elke maatstaf gemist wordt tot een juiste beoordeeling der schoolgebouwen, daar ontbreekt ook zelfs de geringste waarborg, dat de bevolen verbetering doeltreffend zal zijn. Bij herhaling zou men bij den verbouw van nieuwe schoolgebouwen of bij reparatie daarvan van de eene fout in de andere gevallen zijn - wat nu reeds op vele plaatsen het geval is geweest. Het moet ons dan ook inderdaad bevreemden, dat bij al die onzekerheid nog enkele gemeentebesturen het oor gewillig leenen aan de raadgevingen van de school-mannen ten behoeve van de gezondheidsbelangen der kleine burgers. Tot nadere toelichting daarvan stel ik voorop, dat noch in de wet op het lager onderwijs, noch bij maatregel van inwendig bestuur, noch in de wet op het Geneeskundig Staatstoezicht eenig voorschrift kan worden aangewezen, dat bij de verbetering of oprichting van nieuwe schoollokalen gevolgd moet worden. Alles wordt hier dus overgelaten aan dikwijls zeer uiteenloopende provinciale- en gemeente-verordeningen - of zoo deze ontbreken, zooals | |||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||
meest het geval is, waar het de hygiënische belangen van de school betreft, dáár zal naar het particulier inzicht van den architect der plaats gehandeld worden. Zelfs is van een verplicht overleg met hygiënisch deskundigen nergens in de wet sprake. Ieder breekt af en bouwt op naar zijn eigen inzichten en eigen belangen, die dikwijls meer van finantieelen dan van gezondheidslievenden aard zijn. Geen wonder dus dat bij die willekeur en die verwarring op vele plaatsen nieuwe scholen zijn gebouwd, die den toets eener billijke kritiek niet kunnen doorstaan en wederom voor andere plaats zouden moeten maken om te voldoen aan de waarlijk niet overdreven eischen der schoolhygiëne. Aan wie de schuld? Niet aan den architect, die met de verbetering of den opbouw van nieuwe scholen is belast geweest. Bij al den omvang van de architectuur kan van hem niet verlangd worden een bijzondere studie der gezondheidsbelangen in de school. Onmogelijk; zoo opnieuw in het verbeterings- of bouwplan van schoollokalen gezondigd wordt tegen wetenschap en ervaring, dan treft het verwijt daarvan niet den architect, maar in de allereerste plaats de Regeering, die de verplichting had moeten opleggen, elk plan tot verbetering of opbouw van scholen aan de goedkeuring van hygiënisch deskundigen, b.v. aan het Geneeskundig Staatstoezicht, te onderwerpen (zie bladz. 9) of voorschriften had kunnen ontwerpen, die daarbij gevolgd moesten worden. Wij verblijden ons, dat ook in dien zin art. 4 van de concept-wet tot regeling van het lager onderwijs spreekt. Deze belangrijke wijziging van het oorspronkelijke artikel waarborgt ons een zuiverder toestand dan de tegenwoordige. Zeer terecht hebben de ontwerpers dier Concept-wet begrepen, dat een minimum van inhoudsruimte en oppervlakte per kind bij de wet moest worden vastgesteld. In dringende gevallen willen zij den Inspecteur of den Schoolopziener de bevoegdheid toekennen van oogenblikkelijk, althans tijdelijk, een school of een schoollokaal te doen sluiten, terwijl de Gedeputeerde Staten alsdan binnen 8 dagen beslissen over den duur der sluiting. De tijd van afwachting der eindbeslissing, gedurende welken het onderwijs in de afgekeurde schoollokalen kan worden voortgezet - uitgenomen de dringende gevallen - hebben zij trachten te bekorten door een termijn te stellen van 4 weken voor een nieuw zelfstandig onderzoek door de Gedeputeerde Staten en door de bepaling, dat het komen in hooger beroep moet geschieden binnen 14 dagen, te rekenen van den dag, waarop de beslissing van Gedeputeerde Staten is beteekend. De laatste alinea van art. 4 der Concept-Wet schrijft voor, dat bij den bouw en de inrichting van nieuwe openbare scholen of schoollokalen en woningen voor openbare onderwijzers moeten opgevolgd worden de algemeene Rijksvoorschriften, op te maken en minstens om de drie | |||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||
jaren (beter: hoogstens om de 10 jaren) te herzien door onzen Minister, tot wiens departement het onderwijs behoort. Aan deze laatste bepaling had nog toegevoegd moeten worden de volgende alinea: Aan oude scholen die aan deze voorschriften niet voldoen, wordt een termijn van 1-3 jaren gesteld, binnen welke daaraan zoo veel mogelijk voldaan moet zijn, tenzij de Inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht tot verlenging van dien termijn mocht adviseeren. In dien zin gewijzigd geef ik aan de regeling in art 4 van de Concept-Wet verre de voorkeur boven de schoolhygiënische bepalingen, welke voorkomen in het rapport: Onderzoek van de werking der wetten op lager en middelbaar onderwijs en van haar onderling verband. Deze bepalingen schijnen mij te onbestemd om de zeer gewenschte verbetering aan te brengen in den tegenwoordigen toestand. Het zal niet moeilijk zijn nu reeds enkele gegevens voor de algemeene Rijksvoorschriften te vinden. Zoo zou daarin de verplichting kunnen worden opgenomen, dat elke nieuw te bouwen school een inhoudsruimte van minstens 5 M3 per kind bij een oppervlakte van minstens 0,8 M2 voor elken leerling heeft. Ventilatie en verwarming moeten zoodanig worden geregeld, dat het gehalte koolzuur niet boven 1-2 pro mille in volumen stijgen kan. Geen schoolgebouw mag worden opgetrokken op een terrein, dat door zijn samenstelling of omgeving schadelijk geacht moet worden voor de gezondheid. In ieder geval moet de houten vloer der schoollokalen minstens 0.5 M. boven den beganen grond gelegen zijnGa naar voetnoot(*). Zonder twijfel zijn aan deze nog andere nuttige voorschriften toe te voegen. Een onderzoek naar de inrichting der schoolgebouwen in het buitenland zou ons dienaangaande nog veel kunnen leeren. Noord-Amerika en Zwitserland vooral zijn daarvoor de aangewezen landen. Geen opofferingen schijnen daar te groot om de school te doen beantwoorden aan de tegenwoordige eischen der hygiëne. Te New-York alleen zijn sedert de laatste 10 jaren alle oude scholen hersteld en vergroot en 25 nieuwe gebouwd, welke ieder van 1500-2000 leerlingen kunnen bevatten. Bij den kolossalen omvang der gebouwen moet men zich inderdaad verbazen over hunne doeltreffende inrichting. Geen plaats dan ook waar de gezondheids statistiek in de scholen zoo gunstig luidt als daar. Maar ook in Zwitserland, n.l. in 't kanton Zürich, kunnen wij menige belangrijke aanwijzing vinden in een doelmatige constructie onzer scholen. Een kennismaking met de daar bestaande toestanden zou ons waarschijnlijk van nog grooter nut zijn dan een onderzoek in New-York, waar de toestanden te veel verschillen van de onze om ze met elkander te vergelijken. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||
Dat een dergelijk onderzoek van Regeeringswege belangrijke resultaten zou afwerpen, kan, dunkt mij, door niemand bestreden worden. In de veronderstelling, dat de commissie daartoe benoemd zorgvuldig was samengesteld uit mannen, die zich de zaak der schoolhygiëne niet alleen met ijver aantrokken, maar ook ervaring op dat gebied hadden en verder uit bekwame bouwkundigen, dan mogen wij verwachten, dat zij hun ervaringen in het buitenland zouden verwerken en neerleggen in plannen en bestekken van schoollokalen met verklarenden tekst, ontworpen voor verschillende toestanden in ons land. Daarvan zouden dan modellen gedrukt en beschikbaar moeten gesteld worden voor alle gemeenten of particulieren, die tot verbetering of opbouw van nieuwe scholen verplicht of vrijwillig daartoe waren overgegaan. Dien weg wil ook RiantGa naar voetnoot(*) op, wanneer hij zegt: ‘Tout au moins devrait-il y avoir au Musée scolaire de la Ville, une collection de plans d'écoles de tous les pays, dont l'étude comparée serait éminemment instructive’. Langs dien weg alleen - dus door het ontwerpen van algemeene Rijksvoorschriften, die gevolgd moeten worden en van plannen en bestekken, die gevolgd kunnen worden - zal voorkomen worden de oprichting van nieuwe scholen op vroegere verzamelplaatsen van mest of beer, waarmee de ondergrond der lokalen nog gansch doortrokken is. Zoo zal in het algemeen een zekere waarborg gegeven worden, dat men bij soms belangrijke uitgaven ter verbetering der schoollokalen uit een gezondheids-oogpunt niet van de eene fout in de andere vervalt. Wordt eens de wet op 't L.O. gewijzigd in den geest van 't bedoelde artikel der bovengenoemde concept-wet, dan zal zonder twijfel niet alleen meer eenheid en kracht gebracht worden in de plichtsbetrachting der schoolopzieners, maar ook de arbeid zal hun gemakkelijker en aangenamer zijn. Zij hebben dan een maatstaf ter beoordeeling en tot een besliste afkeuring der lokalen. Nochtans had m.i. het toezicht op den gezondheidstoestand aan andere mannen moeten worden opgedragen; ook al treedt volgens art. 4 van de concept-wet de schoolopziener bij de afkeuring der lokalen in overleg met den Inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht, toch is het te vreezen, dat bij gebrek aan hygiënische kennis en dus aan belangstelling, de gezondheidsbelangen der kinderen schade lijden onder het toezicht van den schoolopziener. Zoo men vroeg of laat kan besluiten tot een systematisch medisch onderzoek der leerlingen door een daartoe aangewezen school-arts (bladz. 8), dan moest het toezicht op den gezondheidstoestand der schoolgebouwen overgedragen worden in handen van den school-arts. In dien geest zou dan art. 4 van de concept-wet nog gewijzigd moeten worden. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||
Ik zie niet in, dat daartegen eenig bezwaar kan worden ingebracht. Maar wat men zelf niet ziet, dat ziet een ander licht. En daarom mocht het zijn, dat men niet kon besluiten tot de benoeming van school-artsen in de verschillende gemeenten, dan nog zou het hygiënisch schooltoezicht in andere handen moeten overgaan. De geneeskundige raden zijn dan de aangewezen lichamen, zoo althans het hygiënisch element daar evenzeer tot zijn recht komt als het geneeskundig element. Het komt mij voor, dat ieder jaar uit die raden commissies benoemd moesten worden tot onderzoek der schoolgebouwen in de verschillende gemeenten, welke commissies rapport uitbrengen van hun bevindingen. De Inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht beslist in overleg met dien van het L.O. tot afkeuring van een lokaal. Nochtans verdient het toezicht uitgeoefend door school-artsen verre de voorkeur. Want het is duidelijk, dat zij door een geregeld drie-maandelijksch schoolbezoek en door het onderzoek naar de ziekteverschijnselen in de school, veel juister dan iemand anders de nadeelige invloeden van de schoollokalen kunnen kennen. Nooit kan deze regeling krachtig genoeg aanbevolen worden in de aandacht van hen, die zich met de reorganisatie van het lager onderwijs belast hebben in den zin van algemeenen leerplicht. Geen leerplicht is bij de wet in te voeren, zoo niet in die zelfde wet de zekerste waarborgen uitgedrukt worden eener ernstige behartiging van de gezondheidsbelangen van het kind. Of zou de wet mij - zonder een ongeoorloofden dwang uit te oefenen - kunnen verplichten mijn kind te zenden naar een school, waar het schade lijdt naar lichaam en geest? Zou een Staat bovendien zijn welzijn begrijpen, waar hij de kracht en den levenslust zijner toekomstige onderdanen bij de wet ondermijnt en verzwakt? Zeer zeker neen. Maar ook vordert het belang van het onderwijs dien waarborg. Zal het onderwijs waarlijk goede vruchten afwerpen, dan dient er niet alleen gezorgd te worden voor een personeel, dat zich met liefde en bekwaamheid aan de zaak van het onderwijs wil wijden, maar ook beijvere men zich, dat de bodem, waarin het zaad wordt uitgestrooid en tot ontwikkeling moet komen, gezond en vruchtbaar is en blijft. Wie dit vergeet, lijdt schade in den oogst, dien hij na den bloeitijd denkt binnen te halen. Een omgeving, die het kinderlijk lichaam met ziekte bedreigt, verzwakt den geest, maakt hem onvatbaar de leerstof op te nemen en te verwerken, ook al wordt zij met kwistige hand rondgedeeld. Vooral in onzen tijd mag dit niet uit het oog verloren worden. De oplossing van de meest belangrijke vragen des tijds wordt in goed onderwijs gezocht. Welnu, men zorge dan ook, dat de vrucht daarvan zich zetten kan in den gezonden geest van een even gezond lichaam. In de zorg voor het lichamelijk welzijn heeft de school een roeping, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||
die zij nooit uit het oog verliezen mag, het allerminst zoo leerplicht haar tot grondslag ligt. Men bewere niet, dat de nadeelige toestanden van de school uit het oogpunt van de gezondheidsbelangen der kleinen te breed worden uitgemeten. Waar en van welke zijde ook dit punt besproken wordt, altijd wordt men aangegrepen door het bedroevend bewustzijn, dat het lot der kleinen veronachtzaamd wordt in weerwil van hun hulpbehoevendheid, in weerwil van het hooge belang, dat de maatschappij heeft bij een betere behartiging daarvan. Is het niet ongelukkig, dat de verdienstelijke Oertel moest getuigen, dat bij een vergelijkend onderzoek het luchtbederf van alle openbare gebouwen het grootste was in de scholen, grooter zelfs dan in hospitalen, gevangenissen en kazernen. De volgende uitkomsten mogen dit nader bewijzen:
Het is mogelijk, dat men mij zal tegenwerpen, dat ik teveel heil verwacht van de hygiënische maatregelen in de school bij de vaak anhygiënische toestanden in huis. Het is waar, dat de gelukkige invloeden van de school veeltijds geneutraliseerd worden door de schade, die het kind te huis weer lijdt. Maar hetzelfde geldt voor de moreele opvoeding in de school en wie ontkent haar groote waarde voor het kind en zelfs voor het huisgezin? Juist de omstandigheid, dat het kind in huis verliest, wat het in de school gewonnen heeft, versterkt den dringenden eisch naar verbetering van den gezondheidstoestand der scholen. ‘Plus l'hygiène est en défaut dans la famille, plus elle doit être en honneur dans l'école, ou bien celle-ci ne ferait qu'aggraver encore une situation déjà trop préjudiciable à la santé et à la vigueur de l'écolier. Il faut au contraire que l'élève trouve dans la bonne direction physique comme dans l'heureuse influence morale de l'école une sorte de compensation, de réparation des défauts ou de l'insuffisance de l'hygiène ou de l'éducation dans la famille....... C'est ainsi qu'en s'attachant à donner une bonne direction aux élèves, on réformera du même coup les habitudes d'une grande partie de la population, par l'autorité et par la contagion du bon exemple, et que l'école étendra ses bienfaits à ceux mêmes qui n'ont pu prendre place sur ses bancs, et profiter de ses leçons.’Ga naar voetnoot(*) 't Is volkomen waar; wat aan den familiekring ontbreekt in moreelen en hygiënischen zin, dat moet de school aanvullen. Daarmee stijgt haar invloed, maar ook haar verantwoordelijkheid, haar verplichting. Voor | |||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||
zoover het de gezondheidstoestand in de school betreft, zij die verantwoordelijkheid nog eens ernstig onder de aandacht gebracht van allen, aan wie de belangen van het onderwijs zijn opgedragen, in het bijzonder van hen, die geroepen zijn tot een reorganisatie van het lager onderwijs. Sappemeer. b. van der meulen. |
|