De Tijdspiegel. Jaargang 33
(1876)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 84]
| |
Mengelwerk.Rachel, door Cath. F. van Rees.
| |
[pagina 85]
| |
zijn afschuwelijk; het volk is smerig, het beste hotel slecht. Het ontbrak er aan alles, zelfs aan het noodige. Ik heb de kaart eens nagezien om een diner te bestellen en ben bijna flauw gevallen van de prijzen. Een ellendige côtelet 4 francs, soep drie francs, een broodje 22 sous en aan den wijn valt niet te denken; de gewone kost 14 francs de flesch, een beter soort 30 francs. Als wij van avond met ons zessen dineeren, zal Raphaël zeker niet genoeg overhouden om ons naar Petersburg te brengen. Daarom heb ik een plan bedacht. Ik houd mij ziek en zal mijn gevolg zóó ongerust maken, dat ze geen eten durven vragen. Om in deze hoop niet teleurgesteld te worden, zal ik hen verzoeken bij mij aan bed te blijven. Is het nacht geworden en zijn de kok en het geheele hotel naar bed, dan zal ik mijn gezelschap hun afscheid geven, en morgen bij het aanbreken van den dag ontvluchten wij een land, waar ik niet kwam om mij te laten afzetten. Duizend omhelzingen. Eliza R. Petersburg 1853. Lieve moeder!
Mijn bénéfice heeft gisteren plaats gehad. Ik heb Corneille en Lesbie gespeeld. Het succès of liever de zegepraal was volmaakt. De keizerlijke majesteiten en hun huis woonden deze plechtigheid bij. Het was mij onmogelijk het aantal bouquetten te tellen. Ik meen mij te herinneren dat men mij zevenhonderdduizend keer terug geroepen heeft. De keizerin schonk mij een paar prachtige oorbellen; verscheidene abonnés hebben zich vereenigd om mij een kostbaren armband van juweelen te geven. De opbrengst beliep meer dan twintig duizend francs. Ik heb er de armen en het theater vijftien duizend van geschonken. Ik wilde deze gelegenheid te baat nemen om het publiek te toonen, welken prijs ik op hunne toejuiching stel. Ik zend u de copie der brieven, die ik moest schrijven om mijn aanbod te laten aannemen en voeg er de antwoorden bij. Het eene is van graaf Pahlen, het andere van prins Odowsky. De groothertogin Helena heeft mij een prachtige Turksche sjaal gezonden. Ah mevrouw mama, wat zal die goed staan op uwe schouders! Ik ben voortdurend welvarend, ondanks de groote vermoeienis, want ik speel niet alleen vier keer in het theater, maar doe ook mede in alle bénéficevoorstellingen en daaraan ontbreekt het hier niet. Op alle concerten laat ik mij hooren, dineer in de stad vrij goed, en ontvang verbazend veel bezoek. Het wordt tijd dat daaraan een einde komt, want ik ben erop gesteld om voor de Parijzenaars mijne tragedische kracht te bewaren. Moscou zal al te schitterend zijn, waarlijk, wij zullen al te rijk worden. Men is er zeer op gesteld mij den volgenden winter weder hier te zien, maar ik beloof niets. Wel zal ik mij wel niet meer aan de Comédie-Française verbinden, al bood ze mij ook | |
[pagina 86]
| |
100,000 francs, maar toch zou het mij te veel verdriet doen, dit lieve kleine publiek te verlaten, dat mij zestien jaren heeft gehuldigd. Ik omhels u innig, zooals ook mijn vader, mijn geliefde kinderen en mijne goede zusters. Rachel.
Aan graaf Pahlen.
Mijnheer de graaf!
Mag ik u in uwe betrekking als president van het Comité der Invaliden verzoeken, aan de behoeftige oud-gedienden de som te doen toekomen, die ik uit mijne laatste bénéfice voor hen heb afgezonderd? Ontvang, mijnheer de graaf, de verzekering van mijne hoogachting. Rachel.
Antwoord van graaf Pahlen.
Mejuffrouw!
Gij vereerdet mij met een biljet van duizend roebels, bestemd voor de Invaliden. Gaarne volg ik in dezen uwen wensch op. Beschouw mij als de vertolker der erkentelijke gevoelens dezer Veteranen. Ik voeg er mijn oprechten dank bij en de verzekering mijner eerbiedige hoogachting. P. Pahlen. 29 Dec. 1853.
Aan prins Odowsky.
Prins!
Gisteren speelde ik voor mijn bénéfice, heden gedenk ik de armen. Kan men beter zijn geluk toonen, dan door der lijdende menschheid te gedenken? Wil een gedeelte van deze bénéfice onder uwe ongelukkigen uitdeelen, en gelooven dat gij mijne erkentelijkheid zult verhoogen, door de gift aan te nemen eener kunstenares, die van harte geneigd is de ellende der misdeelde menschheid te lenigen. Vergun mij, mijn prins, u de verzekering te geven van mijne eerbiedige hoogachting. Rachel.
Antwoord van prins Odowsky.
Uw nieuwe gift aan de armen, mevrouw, had ik niet verwacht, maar zij verwondert mij niet. Liefdadigheid is ook een kunstenaarsgevoel, ze is de ontspanning van het genie, uwe rust na uwen triomf. | |
[pagina 87]
| |
Voor het oogenblik bepaal ik mij ertoe de ontvangst van uwe duizend roebels te vermelden en ze aan de kas der armenbezoekers toe te vertrouwen. Later zal ik de eer hebben u in te lichten welk gebruik wij van uwe gift gemaakt hebben. Wij verwachten u morgen in de keizerlijke bibliotheek, waar ik iets beteeken en waar ik de eer zal hebben u te ontvangen. Om twee uur hebt gij, meen ik, beloofd te komen, mevrouw! Als gij mijnen raad wilt opvolgen, tracht dan iets vroeger te komen, want er is veel in onze bibliotheek dat uwe belangstelling zal wekken en de dagen zijn kort. Ontvang, mevrouw, de verzekering van mijne bewondering en oprechte dankbaarheid. P. Wlad. Odowsky, 28 December 1853. | |
XIII.Rachel keerde 30 Mei 1854, na afwezigheid van een jaar, naar Parijs terug, weinig vermoedende welk een schrikkelijke ramp haar wachtte. De ongeneeslijke kwaal, waaraan zij zelve leed, had reeds hare doodelijke verwoesting aangericht bij hare geliefde zuster Rebecca. Onherkenbaar veranderd vond zij de arme terug, die tien jaren lang moedig aan hare zijde den kunstweg had bewandeld, maar al te gelukkig, dat zij waardiglijk den roem harer begaafde zuster kon helpen handhaven. Rebecca was een lievelinge van het publiek geworden, en had de eischen, die het haar stelde, ver overtroffen. Dat zij nooit de koninginne der Tragedie nabij kon komen, wist zij; toch had zij het door studie, ijver en eerzucht reeds zóóver gebracht, dat men haar gaarne met hare zuster zag optreden. In het schoone Drama van Casimir Delavigne, Don Juan d'Autriche, had ze mevr. Volnys kunnen vervangen. In de Victorine van de Philosophe sans le savoir, een rol van mej. Mars, was ze bekoorlijk geweest; in de Frais de la guerre, een rol die M. Léon Guillard haar had toevertrouwd, had ze zich een even goede actrice als tragedienne betoond, en in de Oreste was ze zelfs Rachel tot steun geweest. Vereerd en gelukkig had ze zich gevoeld, toen haar naast Rachel, in het aandoenlijke en treffende Drama van Victor Hugo, Angléo, tyran de Padoue, een vleiende loftuiting van den dichter was ten deel gevallen en men algemeen erkende, dat Rebecca dien avond bijna hare beroemde zuster had geëvenaard. Ook was de band tusschen haar en Rachel met iederen dag hechter geworden en nu kwam onverhoeds de dood tusschenbeide, om dien meedoogenloos te verscheuren! 't Was een ongeluk waarop niemand voorbereid was. Wie, die haar daar kort geleden nog zoo frisch, opgewekt, vroolijk en in al den glans harer jeugd en schoonheid aan den arm haars vaders had zien rondwandelen, kon vermoeden, dat haar einde zoo spoedig nabij zou zijn. Zijzelve wilde | |
[pagina 88]
| |
het niet gelooven. ‘Sterft men op mijnen leeftijd?’ - had ze glimlachend aan hare ouders gevraagd, toen dezen vol angst, kommer en droefheid op hare vermagerde trekken staarden - ‘en kan men wel sterven omringd en bemind zooals ik ben en met een zuster als Rachel?’ Maar de dood had niet afgelaten van dit jeugdig, onwillig offer en de hoop waarmede zij niet ophield hare familie te vleien en te vertroosten, was bij haarzelve meer en meer verflauwd. Geduldig liet ze zich vervoeren naar de Pyreneeën waar men nog genezing verwachtte van het heilzame bronwater. Daar vond Rachel haar op den rand des grafs. Maar de doodstrijd was lang, hardnekkig bleef zich het jeugdige, krachtige lichaam tegen zijn overmacht verzetten. Als gewoonlijk dreef de kwijnende ziekte haar verraderlijk spel met de hoop en de wanhoop der omstanders, soms scheen ze gered en dan keerde Rachel ijlings naar Parijs terug om haren gedwongen arbeid te hervatten. Zoo speelde ze driemaal bij tusschenpoozen de Phèdre en de Camille. Toen keerde ze somber en verslagen van de Pyreneeën terug met Rebecca's lijk, dat door een groote menigte naar de laatste rustplaats werd begeleid en waar een welbekende stem haar een laatst vaarwel toeriep. Rebecca's dood woog Rachel als een centenaarslast op 't gemoed, en oefende een zeer nadeeligen invloed op hare gezondheid uit. Reeds had zij weder een aanvang met hare voorstellingen gemaakt en de Andromaque gespeeld (15 Aug. 1854), nu legde zij zich op twee nieuwe rollen toe. Twee verdienstelijke dichters, Jules Lacroix en Emile Augier, hadden haar belangstelling weten in te boezemen voor hunne nieuwe Drama's. De Messalina Valeria van Lacroix was reeds opgevoerd en met veel bijval bekroond geworden. De Valeria viel echter weinig in den smaak der tragedienne, zij mistte er de groote kunst der eenvoudigheid in, die een der glanspunten van de meesterwerken der klassieken is, en voelde zich veeleer vernederd dan gestreeld door de lauweren die zij ermede behaalde. - Nog een paar zulke overwinningen, - zegt ze tegen Janin, - en ik ben verloren! De trouwe vriend vindt haar voor de piano. In hare rol van Valeria moet ze drie coupletten zingen en dit is een van de grieven, die zij ertegen heeft. - Kan een élève van Choron opzien tegen het zingen van een paar coupletten? - vraagt Janin zich naast haar zettend. - O neen - antwoordt de tragedienne, - gij weet dat ik het in de liederen van Mozart ver genoeg gebracht heb, maar dat zingen op het tooneel komt voor mij niet te pas; 't is een hors-d'oeuvre. - Laat eens hooren, ik werd ongelukkig verhinderd om de Valeria bij te wonen. Rachel voldoet aan zijn verlangen en geeft aan ieder der coupletten een verschillende uitdrukking. Het eerste zingt zij vroolijk, het tweede droevig en het derde met een door tranen verstikte stem. | |
[pagina 89]
| |
Janin staart haar ontroerd aan. - Zoo heb ik mijn publiek gewonnen! - zegt Rachel, hare tranen afwisschend, - maar God weet, dat het geen comediespel is. Sinds Rebecca's dood kan ik altijd weenen! Hier heeft het mij den doodsteek gegeven! - voegt zij erbij en drukt de hand op hare borst. Janin zwijgt. De woorden, die hij aan Rebecca's graf gesproken had, waren hem uit het hart opgeweld; ook hij betreurde de jeugdige afgestorvene levendig en diep. - Zij is mij voorgegaan... - fluistert Rachel heesch van droefheid, - ik zal haar niet lang overleven!... - Geef, bid ik u, niet aan deze wanhoop toe, lieve Rachel, - zegt de vriend bezorgd, - bedenk dat gij der kunst nog zoo noodig zijt, zoek er afleiding en troost in; vergeet ook niet, hoe dierbaar uw leven ons allen is! - Ja, ik wil nog leven! - zegt Rachel met een opflikkering van vroegere geestkracht, - er zijn nog vele banden, die mij aan 't leven hechten en - ik mag niet ondankbaar zijn voor al het geluk, dat mij tebeurt viel. Nog ijveriger wil ik mij wijden aan de kunst, die mijne pogingen zoo bovenmate zegent. - Raphaël vertelde mij van uw zegetocht door Rusland. Verarmd zijt ge niet teruggekeerd ondanks de duurte in Polen, meen ik, - zegt Janin glimlachend. Rachel staat op en toont hem den schat van juweelen, dien zij aan de mildheid harer Russische vereerders te danken heeft, maar staart er somber op. - Raphaël is door die reis ook een rijk man geworden, - zegt ze afgetrokken, - hij verdiende er 100,000 francs met de directie en met den verkoop mijner portretten; wat mijne familie betreft kan ik gerust heengaan. - Dat zal uwe familie niet toegeven, - herneemt Janin, - en om een betere reden, hoop ik, dan om den rijkdom dien gij haar aanbrengt. Ik gun u dien echter vanharte, want tot mijn genoegen verneem ik dat ge de geruchten, die sommige lasteraars over uwe gierigheid verspreiden, schitterend logenstraft. - Mijne gierigheid? - roept Rachel verbaasd. Ik dacht waarlijk niet, dat die aanstoot kon geven! Valt er voor mijne vijanden niet genoeg op mij af te dingen, zonder dat zij tot onwaarheden de toevlucht moeten nemen? - Ook is de markies De Condrexante als uw verdediger opgetreden... - De markies De Condrexante, wie is dat? - vraagt Rachel nieuwsgierig. - Waart ge in Augustus 1849 niet in Normandië? - Wel mogelijk. - Welnu, nadat ge te Avranches de Phèdre gespeeld hadt, vertelt | |
[pagina 90]
| |
de markies, begeeft ge u naar Caen en houdt u te Saint-Denis-le-Guast eenige uren op. Daar ontmoet ge op uw wandeling een boerenknaap, verdiept in het leven van Arondino... - Armand Le Brun! ah! nu herinner ik het mij, - dus valt Rachel hem levendig in de rede, - zijn leesijver en zijn denkend voorhoofd troffen mij. Ik vroeg hem of hij Corneille en Racine kende en daar dit niet het geval was, beloofde ik hem die werken. Maar wat heeft de markies met dit onbeduidend voorval te maken? - De markies was de beschermer van dezen Armand Le Brun; de knaap toonde hem de beide goudstukken, die hij van u ontving om zich betere boeken aan te schaffen, en was verrukt toen ge hem drie maanden later Racine en Corneille in prachtbanden toezondt met het opschrift: ‘Ten geschenke aan Armand Le Brun, wien ik een schoone toekomst toewensch’. Nu, dat heeft den markies tot uw warmen verdediger gemaakt. - Ei, - zegt Rachel peinzend, - dat zou mij bijna van mijne gierigheid overtuigen! Janin ziet haar vragend aan. - Om anderen het tegendeel te bewijzen moest men waarlijk niet zooveel gewicht hechten aan zulk een kleinigheid - hervat Rachel verdrietig, - dat brengt op het vermoeden van gebrek aan betere voorbeelden. - Die de laster toch nooit erkennen zal; uwe geheime weldadigheid is door uwe bescheidenheid slechts weinigen bekend. Maar legt de grootste som, die ge van uwe voorstellingen voor de armen afzonderdet, wel zulk een schitterende getuigenis van uwe goedhartigheid af, als juist deze welwillende, vriendelijke aanmoediging tot studie aan den boerenknaap? - Dat klinkt geruststellend! - zegt Rachel, hem hartelijk de hand drukkend. Als hij vertrokken is, blijft ze een tijdlang in de beschouwing harer juweelen verdiept en bestormen haar daarbij de tegenstrijdigste gewaarwordingen. Was het onwaar, dat zij het geld te lief had gekregen en dat de onverzadelijke begeerte naar rijkdom meer en meer bij haar veld won? Was het onwaar, dat zij, nauwelijks ongeloofelijk verrijkt van Rusland teruggekeerd, weder op een nieuwe goudbron zon in Amerika? Oefende het goud werkelijk zulk een onwederstaanbare aantrekkingskracht op haar uit, of was het de zucht naar roem en naar avonturen, die haar onophoudelijk voortdreef van het eene werelddeel naar het andere? Ze wist het niet, alleen voelde ze een koortsachtige gejaagdheid om zich het talent ten nutte te maken, dat de natuur haar geschonken had. Ze moest ermede woekeren, haar leven zou kort zijn. Der kunst moest zij offeren zoolang en zooveel als zij kon, dat was hare roeping en.... de armen? Haastig ontsluit ze een | |
[pagina 91]
| |
kistje en neemt er eenige goudrollen uit. ‘Parijs zal niet kunnen getuigen dat Rachel gierig was!’ mompelt ze voldaan; den volgenden dag is de Parijsche armenkas eenige duizenden francs rijker. Rachel trad 26 keer in de Valeria op en toen ze nu bemerkte dat de ontvangst slechts middelmatig was, eindigde ze met deze rol en speelde de Diane (25 keer). Het succès van de Diane was niet minder groot dan van de Valeria, maar verflauwde toch even spoedig. Het publiek begon weder naar Corneille en Racine te verlangen; ongelukkig waren de krachten der tragedienne uitgeput. De weinige rust die zij zich gunde, verergerde hare kwaal op bedenkelijke wijze; zij voelde zich mat en vermoeid, een akelige angst, dat ze haar roem zou overleven, beving haar; liever de dood op het tooneel dan de verkoeling van het publiek. In deze gemoedsstemming speelde zij de Rosemonde, haar laatste Drama in één bedrijf. De inspanning, die haar dit kostte, bezielde de toeschouwers met diep medelijden en zij juichten haar uitbundiger toe dan haar spel verdiende. Rachel voelde het en was er radeloos over. Afgemat, hijgend en weenend keert ze naar hare loge terug, waar, zooals gewoonlijk, een schaar van vrienden en bewonderaars haar afwachten. Haar donkere, sombere, betraande blik zoekt Janin. - Ik ben verloren, - fluistert ze hem toe, - ik wek medelijden en geen bewondering meer. - Met uwe gezondheid zal ook de bewondering van het publiek voor hare koningin terug keeren - antwoordt deze, bewogen met haar lot. - Woest rukt zij haren halsdoek af. - Zie deze borst en durf dan nog tegenspreken dat een doode haren roem beweent! - mompelt ze als in vertwijfeling. Verslagen en ontzet begeleidt men haar naar haar rijtuig. De wachtende schare ontbreekt aan den ingang. - Ze zal terugkeeren! - mompelt Rachel vastberaden, - mijn agonie zal schitterend zijn als koningin heb ik geleefd, als koningin wil ik sterven! En ja, ze keerde terug, de wachtende schare. De crisis week, na eenige rust trad Rachel op in de Czarine (Scribe) en speelde die twaalf keeren achtereen. Met hare kostbare toiletten en koninklijke praal wist zij deze rol zóóveel luister bij te zetten, dat ze er de beaumonde mede in verrukking bracht. Plotseling verspreidde zich echter het gerucht, dat ze zich voor hare laatste voorstellingen een ander Répertoire had gekozen. Men toonde er zich zeer teleurgesteld over, noemde het een dwaze gril, en trachtte haar te overreden deze rol toch niet te laten varen. - Ik ben niet geboren om door pracht en praal bewondering te wekken en indruk te maken! - antwoordt Rachel hare ondervragers, - en ik zal 't bewijzen door mijne afscheidsvoorstellingen! | |
[pagina 92]
| |
Met het Théâtre-Français had ze afgedaan, het Théâtre-Italien zou de schouwplaats zijn harer indrukwekkende en treffende agonie. Men wist het, dat men afscheid ging nemen van deze machtige toovenares, die naar willekeur haar publiek beheerschte en wier gelijke men te vergeefs gezocht had, men had den dood op haar verbleekt en vermagerd gelaat gelezen, verraden had hij zich in hare koortsachtig schitterende oogen. Bezorgd staarde men op het prachtig hotel,Ga naar voetnoot(*) waarin ze huisde en al haar kostbaarheden had verzameld, en waarvan de rijke inrichting tot zoovele courantartikelen aanleiding had gegeven. Zóó rijk, zóó groot, zóó gevierd, zóó jong nog en - onherroepelijk verloren, reeds met één voet in 't graf! Men beklaagde haar, men beklaagde zich zelf; men gevoelde het diep wat men met haar zou verliezen, men morde erover, dat zij Parijs verliet, dat ze ook niet hare laatste krachten offerde aan het tooneel waar hare ster was opgegaan, men ontraadde haar als om strijd de verre reis. Men wilde haar behouden tot het laatste toe en haar tot het laatste toe zien en bewonderen. Maar Rachel moest voort, een onwederstaanbare macht dreef haar naar Amerika en zij voelde dat het tijd werd, zou ze dit verlangen nog bevredigd zien. Een zekere verkoeling tusschen haar en het publiek was er het gevolg van. Die kon ze niet dulden, in vrede wilde ze van hare Parijzenaars scheiden; 't zou een eeuwige scheiding zijn, niets moest dus den indruk evenaren van haar laatste optreden. En nu volgde een reeks van voorstellingen in het Tbéâtre-Italien. De Andromaque, Athalie, Esther, Mithridate, Polyeucte, Cinna, Phèdre, werden achtereenvolgens door haar gespeeld. Na iedere voorstelling kwam ze doodelijker afgemat en uitgeput thuis, maar ze had haren wensch verkregen. Het morrend, koel publiek lag nogmaals overwonnen aan hare voeten, onwederstaanbaarder dan immer was de betoovering geweest, die zij erop uitoefende. Overal weerklonk de naam van Rachel, met geestdrift geuit; overal zag men haar portret en waar ze zich vertoonde, heerschte jubel en opgetogenheid. Zoo was hare laatste voorstelling aangebroken, de Mithridate. Eivol is de zaal, maar het gewone rumoer ontbreekt. Iedereen is onder den indruk dezer sombere afscheidsvoorstelling. Voor 't laatst zal men de ster bewonderen, die door hare schitterende stralen de oude Tragedie uit haren doodslaap had opgewekt, een ster den ondergang nabij, maar grooter en schitterender naarmate hare korte verschijning ten einde loopt. De Monime verschijnt op het tooneel. Daar barst het los in een donderend hoera, het gevoel van vereering, aanbidding en - ja, van smart, want smartelijk is het, die pijnlijke trek om den lachenden mond der tragedienne en die zegevierende flikkering in hare sprekende, zielvolle maar onheilspellend brandende oogen. | |
[pagina 93]
| |
Tegelijk met haar verschijnen, zijn twee heeren een loge binnen getreden. De een, nog in den bloei van 't leven, de ander een man van leeftijd. Beiden zien er ernstig uit en nemen zwijgend plaats. Met een weemoedige blijdschap staren ze op het juichende publiek en hangen dan in stille aandacht verzonken aan Monime's lippen. Ook als het gordijn valt blijven ze ernstig en sprakeloos en toch klopt hun hart vol bewondering voor de tragedienne en gevoelen ze zich niet minder door haar spel medegesleept dan het luidruchtig publiek. Eindelijk, na de laatste acte, springt de jonkman op en schreeuwt uit alle macht den naam Rachel uit, en beukt als een razende met handen en voeten, als moest hij nu aan toejuiching vergoeden wat hij er straks aan tekort kwam. Zijn buurman blijft ernstig en rustig. - Hebt ge uwe Rachel terug gevonden? - vraagt hij droevig. - Rachel? O ja! Maar hier is geen sprake meer van Rachel. Weet gij wat er op den hoofdband van Monime geschreven stond? De ander haalt onverschillig de schouders op. - Gij kondt het toch lezen; in gothische letters stonden er deze twee Latijnsche woorden op: Altitudo tua. - Helaas! gij hebt gelijk! - amtwoordt de ander en diep zuchtend verlaat hij het theater, terwijl Armand Le Brun zich bij een der uitgangen op de wacht plaatst, om zijn aangebeden weldoenster nog een laatst vaarwel toe te roepen. Rachel had afscheid genomen van haar publiek. Nu volgde het afscheid nemen van hare vrienden en bekenden. Zij deed het met een bloedend hart. Zou ze hen wederzien? De overtuiging, dat ze hare laatste levensphase was ingetreden, liet niet van haar af. Maar met ijzeren wilskracht bestreed zij den dood. Misschien kon ze hem in een ander klimaat ontvluchten. Daarop bouwde zij hare wankelende hope. De laatste vriend dien zij ontvangt is Janin. 't Is de dag vóór haar vertrek. - Zijt gij tevreden over mijn afscheid? - vraagt ze, hem de hand reikend. - Ik wenschte dat de liefde van het publiek u aan Parijs had kunnen boeien, daar geene bewondering dit vermag, - antwoordt Janin droevig. - Die liefde heeft mij veel langer opgehouden dan goed is! - herneemt Rachel, - ook heb ik getoond, dat mij die niet onverschillig is. Gij weet hoe schrikkelijk mijne pijniging was bij iedere voorstelling; het heeft mij niet afgeschrikt. Ik heb mijn publiek geschonken al wat ik nog aan kracht bezat en woord gehouden. Beken, dat mijn agonie schitterend was. Men zal mij nu zoo spoedig niet vergeten, denkt ge wel? - Evenmin als de dichters wier meesterwerken ge door uwe kunst nogmaals verheerlijkt hebt! - roept Janin met geestdrift. - En als ge nu meent dat het mij luchtig te moede is, nu het | |
[pagina 94]
| |
oogenblik van vertrekken nadert, - zegt Rachel, terwijl ze zich werktuigelijk voor de piano zet, - wil ik u van het tegendeel overtuigen. Mijn fraai hotel schijnt mij een sterfhuis en het is er toch waarlijk niet voor gebouwd. Ik heb alle kamers doorgeloopen en reeds bepaald, waar mijn lijkkist moet staan, want levend of dood, hierheen keer ik terug. Mijn publiek zal mij de laatste eer bewijzen. Wilt ge 't wel gelooven? Reeds miste ik hier mijzelve en verkeerde als in een droom. Toen ben ik naar beneden gegaan en heb mij langen tijd verdiept in de beschouwing van mijn kinderledikantje. Hoe klein schijnt mij de afstand van die kinderjaren en welk een onmetelijke klove is er toch tusschen dien tijd en het tegenwoordige oogenblik. De kunst gaf mij vleugelen, pijlsnel bereikte ik den top van den Parnassus, maar helaas, reeds vind ik er mijn graf gegraven! Hare stem klinkt zóó aandoenlijk, terwijl ze dit zegt, dat Janin, zijne ontroering niet langer meester, haar het antwoord schuldig blijft. - Mejuffrouw Mars was gelukkiger, - vervolgt Rachel, - haar werd tijd gelaten om hare roeping geheel te volbrengen en toen ze oud het theater verliet, juichte men haar nog toe als ze in hare loge verscheen, uit eerbied voor hare vroegere verdienste. Zij stierf, toen haar in waarheid het leven niets meer te bieden had en welk een begrafenis! Nu, mijne begrafenis baart mij geen zorg! - Waarlijk, gij zijt al te somber gestemd, lieve Rachel! - zegt Janin op vaderlijken toon. - Ik beschouw u als mijn kind, ik heb u zien geboren en groot worden, ik heb gezien hoe ge uw doel moedig vervolgdet en bereiktet en er u om lief gekregen en hooggeacht. Ik mag u dus wel een vermaning mede op reis geven. Vermoeienis, afgematheid, droefheid, maken u te zwartgallig. Wees sterk en houd goeden moed! Een ander klimaat zal uwe zenuwen versterken en uwen geest verfrisschen, daarom raak ik verzoend met uw heengaan. Maar vooral zal het erop aankomen niet toe te geven aan bange voorgevoelens en gedachten die u neerdrukken. Gij zijt dit verschuldigd aan de nagedachtenis uwer geliefde zuster Rebecca zoowel als aan de plichten, die ge nog te vervullen hebt. Bedenk dat ge van uwe kinderen de steun en van uwe familie de troost zijt. Welk een slag voor uwe ouders als ze ook u moesten verliezen. Bedenk, dat gij der kunst tot sieraad verstrekt en haar nog oneindig veel kunt offeren. Gij moet dus trachten te leven, zoolang ge kunt en den dood met al de kracht die in u is, van u weren! Veel hebt ge reeds gedaan, maar nog veel kunt ge doen. Roep dus den ouden levensmoed en de vroegere veerkracht te hulp en wij zien u zeker hersteld terugkeeren. - Gij meent het goed, - mompelt Rachel, - ach, als ik niet reeds den dood in mijne aderen voelde..... - Onzin! - valt Janin in, - die vast op den dood rekent, verhaast zijn komst en gij, die daareven nog kracht genoeg bezat om uwe | |
[pagina 95]
| |
schoonste lauweren te behalen, moet ook de kracht bezitten om uwe gemoedsstemming te beheerschen! - Herinnert ge u voor eenige jaren, wat ik u van het diner bij Victor Hugo mededeelde? - zegt Rachel op somberen toon, - toen hebt ge mijn bijgeloof bespot en wat is er gebeurd? Mevrouw Girardin stierf onverwacht, toen ze het toppunt van haren roem bereikte, Arsène Houssay ging heen in den bloei harer jeugd en schoonheid. Pradier, Alfred de Musset, de jonge Perrée, graaf Orsay, mijn arme Rebecca, allen... gestorven! Gérard de Nerval hing zich op aan een lantaarnpaal en ik.... de negende, zal hen weldra volgen. De vier anderen, Victor Hugo, zijne vrouw en hunne beide zonen, leven in verbanning; spot nu nóg met het getal dertien! Janin wil hier iets tegen in brengen, maar Rachel slaat, als om het hem te beletten, de pianotoetsen aan en na eenig preludeeren, klinkt het roerend, aangrijpend afscheidslied van Judith Pasta van hare lippen. ‘O Patria! dolce e ingrata patria alfire
A te ritorno; io ti saluto, o cara
Terra degli avi miei! Tu bacio et questo
Per me giorno sereno;
Comincia il core a respiracini in seno!
Amenaïde!’
De indruk van dezen treurzang blijft Janin bij tot aan zijn dood. Den volgenden dag vertrekt Rachel naar Engeland. 't Is de tweede verschijning, die zij er maakt. De ontvangst is schitterend, het afscheid treurig. Als ze ingescheept is op de Pacifique en wegvaart, staat ze onbeweeglijk op het dek, met den somberen blik onafgewend gericht naar haar geliefd Frankrijk. ‘Adieu, charmant pays de France...’ prevelt ze, evenals Maria Stuart, die zij zoo vaak op het tooneel heeft voorgesteld; dan verbergt ze haar ontroerd gelaat in hare handen en weent lang en bitter. | |
XIV.
| |
[pagina 96]
| |
Amerika verzamelt, gij ook lauweren zult behalen op de examens, die u wachten. Vergeet niet hoe gelukkig ik ben als ik goede berichten over u ontvang. Gabriël is nog wat jong om hem tot studeeren aan te manen, maar zijne beurt zal, hoop ik, spoedig komen. Zoodra wij naar Amerika ingescheept zijn, zal grootmama naar Parijs terugkeeren en u tijding van mij brengen, benevens eene hartelijke omhelzing. Uwe u teeder liefhebbende moeder Rachel. | |
Aan boord van de Pacifique, 21 Aug. 1855.Lieve moeder!
Morgenvroeg komen wij te New-York aan en brengen er gezondheid en mooi weder. We zijn een weinig ongesteld geweest, maar kunnen niet anders getuigen dan dat we een voorspoedige reis hadden. Een paar dagen voelde ik mij ziek, langer kan ik er mij niet op beroemen. Wel had ik nu en dan wat rug- en borstpijn, maar moet ik er niet altijd aan herinnerd worden, dat ik slechts een middelmatige borst bezit? Heb ik niet ter vergoeding eenige groote zeereizen in het vooruitzicht en eenige Tragedies, die mij een zachte uitwaseming zullen bezorgen? Ondankbaar zou ik zijn, als het mij ook maar eenigszins berouwde, mijne kinderen die ik vergood, mijne moeder die ik liefheb en mijne vrienden die ik met hart en ziel ben toegedaan, te hebben verlaten. Neen, neen! mejuffrouw! volbreng deze nuttige reis, dan eerst zult ge uw dagelijks brood verdiend hebben. Betaalt men dat te duur, lieve moeder, door er zeven maanden als een neger voor te werken? De blanken moeten immers het werk wel doen als de zwarten het weigeren. Ik praat daar allerlei onzin, maar 't is slechts om u te overtuigen dat ge over mij niet ongerust behoeft te zijn. Het gaat mij goed en het jonge Amerika zal grijze haren krijgen van de aandoeningen die onze schoone Tragedies bij hem zullen opwekken. Wees intusschen met mijne beide kinderen innig omhelsd door uwe Rachel. | |
New-York, Sept. 1855.Lieve, beste moeder!
Ik heb uw brief, of liever uwe brieven ontvangen, waarin ge mij uwe blijdschap betuigt over de ontvangst mijner brieven, geschreven aan boord van de Pacifique en verzonden bij mijne aankomst te New-York. Welnu, uwe blijdschap kan voortduren, want sinds vijftien jaren was ik niet zoo gezond als nu. Ik eet en slaap als een kind, ik speel Tragedie met de kracht van een Hercules en word er dik bij! Zorg ook goed voor uzelve, lieve moeder, om vast genoeg op de beenen te staan, als we u bij onze terugkomst met onze kussen bestormen, want | |
[pagina 97]
| |
dan zal ik zeker krachtig genoeg zijn om het gansche Parijsche station omver te loopen als ik mijne kinderen bij den uitgang zie staan. Och hemel, wat moet er nog veel gebeuren vóór dien tijd. 8 Maart!!... Maar is het niet beter den winter in een klimaat door te brengen dat mij zoo goed bekomt, dan te Parijs te lijden, zooals ik er leed? Of op een gegeven oogenblik naar het Zuiden te worden gezonden, door die goede geneeskundige faculteit, die, als ze haar zieken niet kan genezen, hen maar liever expedieert om ze ergens anders te laten sterven? Zoo zal het met mij niet gaan; ik zal terug komen en haar in 't gezicht uitlachen. Ik hoop te bewijzen dat mijn leven even taai is als dat mijner oude tantes. Alles wat goed is voor u en mijn lieve kleinen, zij u toegewenscht door Rachel. | |
New-York, 2 Oct. 1855.Lieve moeder!
Ik wil u alleen maar zeggen dat ik u liefheb. Hiermede eindig ik. ‘Thisbé, beter dan Thisbé’, Rachel.
New-York. Lieve moeder!
Mijne gezondheid was nimmer zoo goed. Moest ik bij het einde dezer Amerikaansche reis al het geld weder kwijt raken, dat ik er verdiend heb, dan zou ik er mij niet over beklagen, indien ik ten minste zoo gezond blijf als nu. Alles gaat hetzelfde. Omhels mijne lieve kinderen voor mij. Had ik de Russen niet zoo lief, dan zou ik mij verheugen over de inneming van Sebastopol. Duizend omhelzingen van uw oude Rachel.
De gezondheid, die der tragedienne zoo uiterst welkom was en die haar gelukkig maakte, hield echter niet aan. Treurig, moedeloos en stervend keerde ze van hare groote reis terug en begaf zich toen, na een kort oponthoud bij hare familie, naar Egypte, om er verademing te zoeken voor haar lijden en zoo mogelijk nieuwe levenskracht. | |
[pagina 98]
| |
rust. Toen ik 's ochtends wakker werd, was het weder bedaard. Om negen uur stond ik op en bracht den dag aangenaam op het dek door. Alle passagiers zagen mij met belangstelling aan en ik zeide bij mij zelve: ‘lieve vriendjes, over drie dagen zal ik eten en mij bewegen zooals gij. Denkt niet, dat lieden van mijn soort en verdienste zich zoo gemakkelijk laten begraven’. Ik wist niet dat ik zoo goed voorspelde. Den volgenden dag beproefde ik te loopen en liep, zonder mij te vermoeien, een keer of twaalf de boot op en neder. Aan het middagmaal kwam ik naast den kapitein te zitten en at een weinig. Ziedaar reeds de goede uitwerking van de zee. Ik hoest veel minder dan aan land. Lieve en rijke Egyptenaren hebben ons op hunne buitens verzocht en er ons alle Europeesche gemakken beloofd. Ik denk dat we rechtstreeks naar Caïro zullen gaan, ofschoon men ons verzekert, dat het daar nog te warm is. Tot nog toe zijn we niet vast besloten. Heb ik den Franschen consul gesproken, dan zal ik een vast reisplan maken. In dit oogenblik gaat het mij dus redelijk. Het weder is zoo zacht, dat men geen mantel noodig heeft, en ik haal vrijer adem in deze gezonde lucht van de Middellandsche zee. Tot wederziens, beste moeder, verdrijf alle sombere gedachten uit uw hoofd. Mijn reis begint niet slecht, en zal zeker zoo goed eindigen als gij het wenscht. Morgen vroeg zullen wij te Malta aankomen; daar zal ik mijn brief voor u op de post doen. De commandant heeft mij reeds uitgenoodigd om met hem te toeren. Ik omhels u van harte, alsook mijn goeden vader, mijn Gabri en mijn Zwitser Walesk.Ga naar voetnoot(*) De zee gelijkt een blauw meer! Rachel. | |
Op den Nijl, nabij Kennech, 21 Oct. 1856.Mijn lieve, kleine Gabri!
Uw brief van 13 September was zoo bedroefd, dat ik er zeer door getroffen ben. Ik ben nu zeker, dat mijn zoon mij voortaan meer zal schrijven, 't geen mij geen geringe blijdschap veroorzaakt. Het blijft mij goed gaan, dank zij de weldadige warmte van dit heerlijk klimaat. Stel u voor, lievert, dat ik op een kleine boot ben, waar het mij aan niets ontbreekt, zoodat ik mij soms voorstel bij ons in de rue Trudon te zijn. Vandaag is het geheel windstil, ook liggen wij stil op deze schoone rivier, die men de Nijl noemt. 't Is hier winter en toch zoo warm dat ik mijn japon moest uittrekken om, zonder mij te vermoeien, aan u te schrijven. Mijn toilet bestaat in een nachtkleed en een dunnen | |
[pagina 99]
| |
rok. Ik zit op mijn bedje in mijn kamertje, met de vensters open. De Nijl gelijkt op een meer, geen enkel koeltje rimpelt de oppervlakte. Zelfs de zon schijnt het te warm te hebben en dompelt hare stralen in de rivier. Dat verrijkt deze onmetelijke watervlakte met duizend kleuren. 't Is een heerlijk natuurtooneel. Ik adem met volle teugen de heilzame lucht van Egypte in, wel hoest ik nog altijd, maar word toch veeleer sterker dan zwakker. Mijn eetlust is doorgaans goed, mijne nachten zijn beter. 's Avonds heb ik nog wat koorts, bij afwisseling, 84 en 92 polsslagen, de dokter schijnt er zich niet ongerust over te maken en geeft mij alle dagen goede berichten omtrent mijne gezondheid; hij zegt dat er merkbare vooruitgang is. Maak nu, lieve Gabri, dat ik bij mijne terugkomst te Parijs tevreden over u kan zijn. Wees zoet, werk vlijtig, zoodat men over uwen vooruitgang even tevreden is, als de dokter over den mijnen. Uw broeder heeft mij voor eenigen tijd een brief geschreven, waarin hij veel vertelt van zijn lieven broeder Gabri. Hij zegt dat hij u te weinig ziet. Ik schrijf u dit, omdat het u zeker genoegen zal doen, dat hij zoo naar u verlangt; 't is een bewijs hoe lief hij u heeft. Tot wederziens, lief kind, ik draag u een tal van kussen op voor mijne familie en mijne ware vrienden. Ik denk dat het hen dubbel genoegen zal doen die van u te ontvangen. Wat u betreft, mijn lieveling, u sluit ik in mijn hart, put er alle teederheid uit, voor mijne zonen zal ze altijd weder opnieuw opwellen. Dat is de onuitputtelijke rijkdom door God aan de moeders geschonken, die hare kinderen liefhebben. Rachel. | |
Thebe, 28 Februari.Lieve moeder! Daar ik u mijn geboortekus niet kan geven, zend ik u mijn opstandingskus, geheel verbaasd, dat ik, na zooveel lijden, nog tot deze wereld behoor. Eigenlijk mag ik niet zeggen dat het heden, 28 Febr. 1857, een treurige verjaardag voor mij is, daar ik u nu zeker weldra zal wederzien, lieve moeder. Toch kan ik vandaag niet gelukkig zijn, want 's ochtends bij het ontbijt en 's avonds bij het middagmaal is mijn dokter geregeld bij mij. Verscheiden keeren daags voelt hij mij de pols. Nu, de dokter moet by de hand zijn, ingeval mij iets overkomt; daar dit niet gebeurd is, kan hij met zijn ziel onder den arm loopen, 't geen hij dan ook trouw doet. Ik kan u niet zeggen hoeveel zelfbeheersching ik behoef om mijn ongeduld te bedwingen. Ik denk dat het bij mijne terugkomst te Parijs ten einde is, want de levensregel, dien ik moet volgen, maakt een martelaarster van mij. Ook ontfermt de hemel zich mijner, mijne gezondheid is niet slechter. Ik heb een weinig koorts gehad en twee nachten gehoest, maar de dokter verzekert mij, dat dit voorbijgaand | |
[pagina 100]
| |
is en dat ik weldra op den weg der herstelling zal zijn. De geheele maand Februari was het een weinig koud te Thebe en belette de wind mij uit te gaan. De eetlust is wat verminderd, maar toch nog voldoende om mij bij kracht te houden. Ofschoon de verveling zich bij mij aangediend heeft, ben ik toch zeer opgeruimd en lach zelfs gaarne. Daar men zegt dat het nog te koud te Caïro is, zal ik mij geweld moeten aandoen om tot het laatst van Maart te Thebe te blijven. Duizend omhelzingen voor u, vader en allen. Rachel. | |
Montpellier, 9 Juni 1857.Eene moeder bedankt men niet voor den last en de moeite, die men haar veroorzaakt; men heeft haar lief en kan haar nooit vergoeden wat ze aan ons deed... en daarom zult ge naar rue de la Pompe gaan, te Passy en daar een tal woningen opnemen, die naar men verzekert, voor mij geschikt zijn (het spreekt van zelf dat ik slechts een enkele neem). De matige prijs dezer lieve huizen doet mij besluiten om, als er plaats is, zoo ver weg te gaan. En nu, lieve moeder, kondig ik u aan dat ik mij den 18den op weg naar Parijs zal begeven. Meent gij dus niet, dat uwe terugkomst vermoeiend en overbodig zou zijn? Hebben wij onze zaken te Parijs geschikt, dan kunt gij mij overal volgen, waar ik voor mijne gezondheid heen moet. Tot weldra, duizend omhelzingen voor u en vader. Rachel. | |
XV.Het hotel Trudon is weder bewoond geweest en heeft meer dan immer de aandacht getrokken. Noch in Amerika, noch in Egypte, noch in Passy heeft de arme Rachel beterschap gevonden. Ze is hopeloos en als ze nu nog den raad der geneesheeren opvolgt om zich tegen den winter naar het Zuiden te verplaatsen, dan doet ze dit in het volle bewustzijn van haren spoedigen dood. Met dit bewustzijn was haar ook de rustige onderwerping aan haar lot gekomen. Tegen het noodlot valt niet te strijden en het noodlot had over haar leven beschikt. Parijs weent reeds over haar als een gestorvene en zoo het uitbundig de nieuwe sterGa naar voetnoot(*) had toegejuicht, die aan de Italiaansche kimmen verrezen, haren weg door Europa maakte, zoo verblind, zoo onbillijk was men toch niet geweest om haar gelijke waarde toe te kennen met Rachel, wier laatste optreden nog te versch in het geheugen lag. Neen, men had haar niet verongelijkt, niet miskend. ‘Ristori is groot’, had het geklonken, ‘maar toch nog slechts de schaduw van onze Rachel. Haars gelijke bestaat er niet!’ Zoo was ze koningin gebleven in de achting van het publiek. | |
[pagina 101]
| |
't Is October. Rachel is vroeg opgestaan, en heeft nog een laatsten langen blik op haar kinderledikantje geworpen; heden zal ze hare reis naar het Zuiden aanvaarden. Wat er in haar hart omgaat, staat duidelijk op haar verbleekt en vermagerd gelaat te lezen. Het afscheid valt haar zwaar, zeer zwaar, want dezen keer scheidt ze voor altijd van alles wat haar dierbaar is; ze weet, ze voelt het. Geene troostredenen vermogen haar van het tegendeel te overtuigen. Omringd door hare familie, door hare beste vrienden, slijt ze de laatste oogenblikken. Hare moeder en haar Gabri klemmen zich aan haar vast en rekken het treurig, somber oogenblik van scheiden. Niemand van hare familie zal haar begeleiden, als hare zuster Sarah, zoo heeft zij het verlangd en men eerbiedigt haar verlangen. De wagen rijdt voor. Een siddering bevangt allen. Doodsche stilte heerscht in het vertrek. - Ik heb nog een bedevaart te doen, - zegt Rachel heesch van droefheid maar op vasten toon, - u allen vind ik terug aan het station; ik ga alleen. Niemand waagt het haar tegen te spreken, men ziet het aan haren blik, dat dit vergeefsche moeite zou zijn. Met een uiterste poging rukt ze zich los van de haren en laat zich in haar rijtuig dragen, loopen kan ze niet meer. - Naar het Théâtre-Français! - gebiedt ze. 't Is nog zeer vroeg, nauwelijks zes uur. Zij rijdt het Théâtre-Gymnase voorbij, waar ze voor het eerst in de Vendéenne is opgetreden en wijdt er een ernstigen blik aan, dan houdt ze stil voor het Théâtre-Français. Hoe indrukwekkend ligt daar het groote gebouw in den kouden, mistigen ochtendnevel. Alles gesloten en niemand op straat. Ternauwernood kan zij de gesloten deuren onderscheiden, het verlaten balkon, den grooten muur en de kleine denr, waar het kind Rachel zoo dikwijls tevergeefs had aangeklopt, met haar klein, mager en van koude verkleumd handje! - Dáár ben ik binnengegaan! - prevelt de arme zieke, terwijl ze zich huiverend in haren mantel wikkelt, - ja, daar kwam ik aan, jong, arm, angstig en alleen, om de Horace te spelen. De zaal was ledig, en toch was het alsof de echo's in deze ruimten, die zich een Talma, mej. Georges, mej. Duchesnois, De Joanny en Mars herinnerden, reeds mijne woorden herhaalden. De zaal was ledig en toch begreep ik, dat daar mijn koninkrijk was, mijn koninkrijk en mijne heerschappij! 't Was de 12de Juni 1838. O ik herinner het mij levendig! Twee geesten verstonden den mijne, zij erkenden mijn talent, mijne toekomst, zij verbreidden mijn roem, waarvan Europa nu weergalmt!... Ach, hoe lang nog? Heerlijk leven van kunst en zegepraal, ik ga u verlaten. Nooit zal mijne stem meer weerklinken in deze aangebeden ruimten, nooit meer doordringen in de harten mijner beminde toehoorders.... alles voor- | |
[pagina 102]
| |
bij.... alles.... alles!... Welnu, het zij zoo. Rachel kan sterven ook in de kracht van haar leven, want niet tevergeefs heeft ze geleefd! Vaarwel, vaarwel!.... En met een wuivenden handgroet en een betraanden blik, neemt ze voor altijd afscheid van den kunsttempel, waarin ze haren roem zoo schitterend had gevestigd en gehandhaafd. Nu laat ze zich naar het station rijden. Daar verbeidt haar een groote vriendenschaar. Men draagt haar op een fauteuil naar den trein, allen volgen en drukken haar zwijgend de hand. Voor allen heeft zij nog een glimlach en een vriendelijk woord. Dan, in hare coupé, sluit ze de oogen en klemt de hand op de ingevallen borst. Zoo reist ze heen, den dood tegemoet en laat rouw en droefheid achter in de groote wereldstad, waar ze zulk een machtige rol had vervuld. Drie maanden van bitter lijden volgen. Rachel was door Mr. Sardou te Cannes een woning aangeboden. Daar nam ze haar intrek, daar werd ze zorgvuldig en liefderijk verpleegd door hare oudste zuster en hare trouwe dienstbode Rose. Zoodra het bekend raakt, dat de groote kunstenares in doodsgevaar verkeert, ontbreekt het niet aan raadgevers. Tallooze brieven worden aan haar afgezonden, verschillende geneesmiddelen opgegeven en zeker ontving geen koningin meer blijken van belangstelling, medegevoel en liefde dan de stervende Rachel. Ze is echter te goed overtuigd dat menschelijke hulp haar niet meer genezen kan en houdt zich aan de voorschriften van haren dokter. De benauwdheden vermenigvuldigen en het pijnlijk hoesten verergert met den dag. Rachel klaagt noch mort, maar zoekt leniging van smart en vergetelheid in den kunstmatigen slaap, waaraan ze zich door het veelvuldig gebruik van opium na hare opwindende voorstellingen, maar al te vroeg gewend heeft. Heeft ze een oogenblik verademing van pijn, dan is ze opgewekt en kan nog schertsen. In korten tijd heeft ze de genegenheid gewonnen van geheel Cannes en wemelt het dagelijks van belangstellenden, die naar haren toestand komen vernemen. Tot het laatste heerscht zij als koningin over de harten der menschen. Wie haar ziet, erkent oogenblikkelijk de kracht van het genie in haren gloeienden, levendigen blik, en buigt er zich eerbiedig voor. Stervend wekt ze nog bewondering en vereering. Eindelijk breekt het rampzalig oogenblik aan, waarin deze machtige geest zou opgeroepen worden. Een schrikkelijke benauwdheid gaf aanleiding tot een consult met nog twee andere doctorenGa naar voetnoot(*). Maar wat baten alle middelen der kunst, als de dood zijn laatste woord heeft gesproken! Reeds lang achtte Rachel zich hopeloos, nu werd dit bevestigd door de uitspraak der geneeskundigen. Den dag na hunne aankomst zit de doodsbedroefde Sarah 's avonds naast het sterfbed harer innig geliefde zuster, zooals deze een paar jaren vroeger half wanhopig had gezeten aan Rebecca's sterfbed. | |
[pagina 103]
| |
Ontroerd staren de doctoren op de ingevallen trekken der kranke, waarop zich reeds de akelige lijkkleur teekent. - Allen dank ik, - prevelt ze met moeite, hare hand uitstrekkend, - 't is zoet te sterven als men zoo beweend wordt. Sarah! lieve zuster, moed!... God heeft het goed met ons gemaakt.... laat ons dankbaar zijn en het leed dat Hij over ons beschikt met blijmoedige onderwerping dragen.... Sarah buigt zich snikkend over de magere doorschijnende hand en bedekt die met kussen. - Vrienden! - vervolgt Rachel, hare schitterende oogen opslaande, - God loone u voor uwe trouwe hulp en warme belangstelling. Het is u niet gelukt mij in het leven te behouden, maar gij hebt met den dood gekampt zoolang en zooveel gij vermocht. Dank.... dank voor uwe zorg.... Een heerlijke droom was mijn leven... een droom tot in het oneindige.... - Hare laatste woorden eindigen in een fluistering, een akelig rochelen, een pijnlijke vertrekking van het gelaat.... - O God, zij sterft!! - roept Sarah en ijlt heen om eenige rabbijnen die in allerijl van Nice zijn ontboden, binnen te roepen. De Israëlieten heffen hun lijkzang aan; somber, aangrijpend en aandoenlijk klinken hunne stemmen. De omstanders buigen het hoofd en beweenen de ontslapene. Buiten bedekt zich de blauwe lucht met donkere wolken, ook in de natuur heerscht een indrukwekkende stilte, slechts afgebroken door den klagenden lijkzang van Rachel's geloofsgenooten. Daar bewegen zich onverwachts de oogleden der vermeende afgestorvene en vouwen zich hare handen biddend samen. Sarah uit een kreet van blijdschap, verbaasd snellen de doctoren toe; ze vangen den laatsten blik van erkentelijkheid op voor de zuster, die haar nog bijtijds den troost van haren godsdienst schonk. Een hemelsche glimlach verheerlijkt het schoone gelaat, hare lippen prevelen een gebed. Nog eens schitteren die machtige oogen in zalige verrukking, dan sluiten ze zich voor eeuwig. Kalm en zacht slaapt ze in.... bij hare laatste nauw merkbare ademhaling barst het onweder los, een daverende donderslag doet de wanden der sterfkamer trillen, de regen valt bij stroomen nederGa naar voetnoot(*). Zóó scheidden ook Beethoven en Shakespeare's machtige, geniale geesten van de aardeGa naar voetnoot(†). | |
[pagina 104]
| |
Op 't zelfde oogenblik wanen de bewoners van Cannes vlammen boven de villa Sardou te zien. Verschrikt ijlen ze toe. Is de bliksem ingeslagen? Neen, 't was een zinsbegoocheling, de woning der geliefde tragedienne is ongedeerd, maar haar geniale geest was ontvloden en als een lichtstraal opgevaren ten hemel. Nog lang heerschte dit bijgeloof te Cannes.
Rachel was met denzelfden onversaagden moed gestorven als zij zoo vaak de heldinnen harer Tragedies op het tooneel had laten sterven. Zij had hare begrafenis vooraf beschreven. Haar lijk werd naar Parijs vervoerd, naar het fraaie hotel Trudon tegenover de verlaten woning van Victor Hugo. - Mijn hotel - had ze glimlachend gezegd, - is eigenlijk te klein en te veel verguld om voor sterfhuis te dienen, het is er niet voor gebouwd. - Toch stond er nu, op haar eigen verlangen, haar lijk, dat door een onafzienbare, sombere volksmenigte gevolgd, grafwaarts werd gebracht. Op den dag harer begrafenis was het weder regenachtig, nochtans volgde eene onafzienbare menigte in somber stilzwijgen den lijkstoet. Al wat Parijs aan dichters, kunstenaars en kunstenaressen bezat, was toegesneld om der tragedienne de laatste eer te bewijzen. Haléry, Alexandre Dumas, Latour de Saint-Ybars (schrijver van de Virginie), Barthet (schrijver van de Moineau de Lesbie), Emile de Girardin, mevr. Roze Chéri en een tal van andere beroemdheden, ontbraken niet. De wanhopige vader der afgestorvene, ondersteund door zijn zoon Raphaël en begeleid door M. Victor Séjour, Michel Lévy en Jules Janin, de vrienden der familie Felix, - hield Rachel's jongste kind Gabri aan de hand. De oudste, Alexandre, de erkende zoon van graaf Walesky, was door ziekte verhinderd van Zwitserland te komen. Om één uur bereikte de sombere optocht het kerkhof Père la Chaise. Nauwelijks werd het hek van het Jodenkerkhof geopend, of het volk stormde ondanks den tegenstand der policie, naarbinnen en omringde in dichte drommen het pas gedolven graf. Onder ademlooze stilte sprak de groote rabbijn van het Parijsche consistorie een Hebreeuwsch gebed uit, daarna hield hij een korte lofrede op de afgestorvene. Na hem nam M. Batauille, vice-president van de vereeniging der dramatische kunstenaars het woord opGa naar voetnoot(*). Ook Jules Lacroix, schrijver van de | |
[pagina 105]
| |
Valeria en Jules Janin spraken een gevoelvol woord ter nagedachtenis van de vroeg gestorvene grootheid. Toen keerden allen naar huis terug, ontroerd en verslagen over het onherstelbaar verlies, dat de Tragedie geleden had. | |
Besluit.Rachel liet twee millioen francs na, die zij half aan hare familie en half aan hare zonen vermaakt had. Er zijn er geweest die getracht hebben den roem dezer geniale vrouw te verduisteren. Die, zooals Eugène de Mirecourt, in hare afdwalingen het recht meenden te vinden om zooveel mogelijk van haar genie af te dingenGa naar voetnoot(†) en ons eene kunstenares voor te stellen, die meer blaam en minachting verdient, dan bewondering en eerbied. Het is hun niet gelukt. Aan Janin, die haar voet voor voet haar machtig koninkrijk heeft zien veroveren, die haar met vaderlijke toegenegenheid was toegedaan en die als beroemd criticus voor een der bevoegdste beoordeelaars van dit genie kan gelden, danken wij andere inlichtingen. Als kunstenares stond Rachel onmetelijk hoog, en niet aan Samson's lessen, maar aan hare eigen bezielde ingeving was de overweldigende indruk te danken, dien zij op iedereen maakte. Komt Samson de eer toe, dat hij dit groot talent zorgvuldig heeft gekweekt, Rachel de eer ontzeggen, dat zij door haar machtig genie de Tragedie bezielde, is miskenning, waanzin. Genoeg bekend is het toch, dat zij menige rol schiep, door er hare eigene treffende en altijd frissche opvatting aan te verleenen. Ook als mensch verdient Rachel een zachtere beoordeeling. Zonder met professor Nohl in te stemmen, die in zijne vereering voor de kunst zelfs de min-stichtelijke afdwalingen van den kunstenaar verheerlijkt (zooals hij dit bij Mozart deed), meenen we toch dat derge- | |
[pagina 106]
| |
lijke genieën meer aanspraak hebben op onze toegevendheid en geven we het mevrouw Duchâtel gaarne toe, dat er althans voor Rachel veel verontschuldiging bestaat. Feiten getuigen trouwens, dat men haar vaak genoeg zeer onbillijk beoordeeld heeft. Wij behoeven slechts te wijzen op hare groote liefdadigheid, ofschoon men haar van gierigheid beschuldigde. De lijkrede van M. Batauille en de loftuiting van dokter Sampier op het beminnelijk karakter der tragedienne, bewijzen maar al te duidelijk, dat de laster ook deze gevierde persoonlijkheid niet heeft verschoond. Die zooveel liefde en eerbied verwekte als Rachel, kan niet zoo diep gezonken zijn als Eugène de Mirecourt wat al te lichtvaardig durft beweren. Terecht heeft Frankrijk dan ook getreurd over het verlies dezer geniale vertolkster harer klassieke meesterwerken en haar borstbeeld een eereplaats waardig gekeurd in haren eersten kunsttempel naast hare vereeuwigde tragedieschrijvers, want zoolang de dramatische kunst - deze edele dochter der beschaving - blijft leven, zoolang zullen ook de twee beroemde namen weerklinken, die haar ten toppunt van glans en grootheid brachten - Rachel en Talma. |
|