Suum cuique.
De faculteit der godgeleerdheid
is door de Tweede Kamer behouden. Om meer dan éene reden verheugen wij ons over deze daad onzer Volksvertegenwoordiging.
Reeds scheen het beslist, dat Nederland alleen de Godgeleerdheid uit de rei der wetenschappen bannen zou; reeds had, plaats en taak en uitgelezen gehoor vergetend, een niet ongeroepen, wel onbevoegd academisch feestredenaar haar als ‘onnutte dienstmaagd’ gehoond; reeds hoopte het orthodoxisme, dat met het algemeen stemrecht het heden veroverde, de toekomst te beheerschen door Calvinistische seminariën; reeds droomde het Ultramontanisme van nieuwe kluisters, den vrijen geest aangelegd; reeds juichte het Radicalisme over het ontwaken des volks uit den roes van den godsdienst, toen de Nederlandsche Volksvertegenwoordiging toonde nog recht te hebben op haren titel.
Zij heeft zich daardoor verdienstelijk gemaakt jegens het Vaderland.
Voor den ondergang van den godsdienst viel niette vreezen: dat de godsdienst een macht is, de Radicalen zouden 't ondervonden hebben, zoodat de spotlach hun op de lippen bestierf. Maar de ontaarding van den godsdienst had men te duchten: onder synodale censuur, in muffe seminariën, als sergeant-instructeur van basterd-protestantsche clericalen, zou de godsdienst dienstbaar zijn gemaakt aan de onderdrukking van den geest, aan het kluisteren van de wetenschap, aan de bevordering van een antirevolutionaire politiek, die ons een paar eeuwen terug zou voeren.
Inderdaad, de oud-seminaristen zouden het volk weten te bewerken, en bij verkiezingen voor Gemeenteraad en Staten-Generaal zoude menig doctrinair, die in den klank, ‘Scheiding van Kerk en Staat’ het toppunt aller wijsheid gevonden had, zich verschrikt de oogen hebben uitgewreven.
De Tweede Kamer heeft met den doctrinairen sleur gebroken en 's Lands belang gesteld boven eene frase.
Het Nederlandsche volk is een godsdienstig volk; weet het, Radicalen, dat gij met uw cynisme de tolken niet zijt der Natie.
Het Nederlandsche volk wil den godsdienst der vrijheid; weet het, Ultramontaan en Anti-revolutionair, dat het hart des Volks zich van u afkeert.
Niet aan u de toekomst, maar aan den geest, den vrijen Christelijken geest.