De Tijdspiegel. Jaargang 33
(1876)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 695]
| |
Mengelwerk.Rachel, door Cath. F. van Rees.IX.Rachel's kunstreizen brachten zeker veel tot hare vermaardheid in 't buitenland bij. Als gistte zij het, hoe kort haar leven zou zijn, zoo ijverig maakte zij zich haren vrijen tijd ten nutte, om de wereld te vervullen van haren roem en de maanden, die anderen noodig hadden om van hunne kunst uit te rusten, bleef zij er met voorliefde aan offeren. Parijs had gemord over hare reis van zes maanden naar Italië, en toen gejuicht over hare terugkomst. Nu vroeg men zich nieuwsgierig af, welke nieuwe Tragedie ze zich zou kiezen, want de keuze werd moeielijk. Al wat de moderne literatuur tot nog toe aan Tragedie had opgeleverd, was te min bevonden voor het talent van een Rachel. De Frédegonde van M. Lemercier (5 Nov. 1842). De Judith van mevrouw De Girardin (24 April 1843). De Virginie van M. Latour Saint-Ybans (5 April 1845). De Jeanne d'Arc van M. Soumet (4 April 1846), hadden maar weinig voldaan en meer dan immer tot de overtuiging gebracht, dat het ware genie ontbrak om deze geniale vertolkster in al hare machtige grootheid te doen uitblinken. De schrijverswereld liet er zich echter niet door ontmoedigen. Een Tragedie of Drama door Rachel gespeeld trok niet alleen de aandacht van Parijs, maar ook van geheel Europa, men kon er zich de onsterfelijkheid mede verwerven; geen wonder, dat men zich aan den arbeid hield en een tal van stukken slechts op den goeden wil der tragédienne wachtten, om het geluk eener opvoering ten deel te vallen. Intusschen had Rachel, die zeer goed inzag, dat de moderne Tragedie niet aan hare kracht beantwoordde, hare keuze gevestigd op de Athalie. Zoo- | |
[pagina 696]
| |
dra dit bekend werd ontstond er een gemompel van verontwaardiging en teleurstelling onder het geheele Parijsche publiek en beijverde zich ook de pers om er haar anathema over uit te spreken. Hoe? Deze jonge, levendige, bevallige vrouw, zou afstand doen van hare jeugd en schoonheid door zich veertig jaren ouder te maken? Men zou een Tragedie te zien krijgen zonder liefdesintrigue, met een oude koningin, een kind en een dweepzieken priester? 't Was te veel gevergd van een publiek, dat jeugd en schoonheid aanbad en nooit moede werd de liefde, in al hare verschillende uitingen, op het tooneel zoowel als in het dagelijksche leven, te bestudeeren! Rachel moest wachten met deze rol totdat zij ouder geworden was. Dan eerst, als hare jeugd verwelkt was, mocht zij er toe besluiten. Rachel trok zich dezen tegenstand weinig aan. Ze had haar publiek zoo dikwijls overwonnen en de pers reeds zoo vaak van eene dwaling overtuigd, dat ze aan dergelijke aanvallen volstrekt geen gewicht meer hechtte. Wat haar van hooger gewicht scheen was haar kunst; die te bevredigen, lag in hare roeping. Deze moest zegepralen en dat ze 't niet vermocht in de tooneelstukken, die men haar had opgedrongen, was maar al te goed bewezen. Daarom keerde ze terug tot Racine. In dit hachelijk oogenblik viel het mevrouw Emile de Girardin in, een tweede Tragedie te schrijven, waarmede ze het gevaar dat het Théâtre-Français en hare geliefde Rachel bedreigde voorloopig nog kon afwenden. Mevrouw De Girardin, evenzeer beroemd door hare schoonheid als door haar voortreffelijk schrijftalent, had reeds lang de gelofte afgelegd, dat zij gebruik zou maken van het genie en talent der groote tragédienne, om haar eigen naam en de kunst, die zij beoefende, nieuwen luister bij te zetten. Met hare Judith was haar dit echter niet gelukt; ofschoon kunstrechters zooals De Lamartine, Victor Hugo en De Balzac die hadden toegejuicht, Rachel was er ver beneden hare waarde in verschenen en de Judith had slechts weinige voorstellingen beleefd. Mevrouw De Girardin waagde dus een tweede proeve en ijlde met hare ‘Cléopâtre’ naar Rachel. Het oogenblik is slecht gekozen. Rachel is zeer somber gestemd. De bedenkelijke rugpijn, die haar te Lyon voor het eerst aantastte, heeft zich herhaald en haar waarschuwend op een vroegen dood gewezen. De ellendige kinderjaren hebben bij haar en hare zuster Rebecca de kiem gelegd van een kwaal, die ondanks allen tegenstand, langzaam haar verwoestingswerk voortzette. Dat was eene schrikkelijke ontdekking voor de gevierde tragédienne, wie het leven nog zoo verleidelijk toelonkte! Ook is ze er geheel van ontdaan en ligt als vernietigd met gesloten oogen, mat en moedeloos, op hare roodfluweelen ottomane uitgestrekt. Het bezoek van mevrouw De Girardin wordt aangekondigd. Snel richt de ontroerde zich op en dwingt haar gelaat tot een vroolijken | |
[pagina 697]
| |
glimlach. Zij wil dit bezoek niet afwijzen, de bekoorlijke schrijfster heeft haar aangetrokken, weldra zitten beiden hand in hand. - Ik kwam eigenlijk om u mijn Cléopâtre voor te lezen, - zegt mevrouw De Girardin, - maar ge ziet er zoo vermoeid uit, dat ik er werkelijk den moed niet toe heb. Heeft de oude Athalie dit op haar geweten? Rachel glimlacht. - Zijt ge ook een van hare vijandinnen? - vraagt zij. - Ik stelde meer vertrouwen in uwe vereering van Racine. - Als mevrouw De Maintenon, die den dichter de Athalie ter bewerking opgaf, er ten slotte van terug beefde, kan ik, zonder mij te compromitteeren, wel hetzelfde getuigen. Zooveel ik weet, was Despréaux de éenige, die zich niet tegen deze Tragedie verzette. Zelfs de goede, welwillende Fontenelle maakte er een spotdicht op. ‘Gentilhomme extraordinaire
Vil suppôt de Lucifers,
Pour avoir fait pis qu' Esther,
Comment diable as-tu pu faire?’
Zóo werd de Athalie reeds in 1691 behandeld en de arme dichter zelf stierf met den twijfel in 't hart over de werkelijke waarde dezer Tragedie! - Geen wonder als het zijne tijdgenooten aan verstand ontbrak om er gunstiger over te oordeelen! - zegt Rachel opgewonden. - 't Geeft waarlijk geen hoogen dunk van het bevattingsvermogen dezer beoordeelaars, dat een werk, der volmaking zóo nabij, gedurende meer dan twintig jaren kon worden bespot en miskend! Dat men zelfs een Judith van Bayer kon toejuichen en het pronkjuweel van den dichter Racine bespotten! Gelukkig heb ik een anderen smaak en ik behoef er mij niet over te schamen! - Een smaak die u eer aandoet en waarmede ik mij volkomen kan vereenigen, - herneemt mevr. De Girardin, - maar als het publiek van 1847 zich nu even heftig tegen deze Athalie verklaart als dat van 1691, kunt ge er dan iets beters van verwachten? - Ja, - zegt Rachel op vasten toon, - want sinds dien tijd was er een Voltaire, die er al de schoonheid van erkende en aanwees, en is er nu een Rachel, die al hare krachten zal inspannen om het publiek hieraan te herinneren. - Maar, lieve, - zegt mevr. De Girardin met een bewonderenden blik op het van trots en geestdrift stralend gelaat der tragédienne, - hebt ge wel rijpelijk genoeg overwogen of deze rol geschikt voor u is? Bedenk eens, die oude, moorddadige koningin! Hoe afschuwelijk zult ge u moeten maken om die naar vereischte voor te stellen! - Ben ik in de Phèdre liefelijker? | |
[pagina 698]
| |
- De Phèdre is jong en.... bemint, hoe misdadig dan ook hare liefde is! Waar de hartstocht der liefde in 't spel komt, wordt de belangstelling van het publiek altijd geprikkeld en waar die liefde ontbreekt.... - Moet mijne kunst er het gemis van weten aan te vullen! - valt Rachel ongeduldig in. - Spreken wij er niet verder over, ik ben vast besloten die Tragedie te spelen! - Mijn arme Cléopâtre! Ze kwam zoo nederig om uwen bijstand verzoeken! De schoone oogen van mevr. De Girardin blikken smeekend in die van Rachel en bereiken hun doel. - Heb ik uwe Cléopâtre dan afgeslagen? - vraagt Rachel vriendelijk. - Iets tot uwen roem te kunnen bijdragen, zou mij bovenmate verheugen! - O dat is lief, dat is goed van u! - roept de schrijfster opgetogen. - Maar vooraf wil ik mijn werk aan een kundige critiek onderwerpen. Wat dunkt u? Als ik het morgenavond eens bij mijnheer Victor Hugo voorlas? Gij komt toch zeker ook? - Ja, 't is een familiaar dineetje onder kennissen. - Juist geschikt voor mijn doel. Wordt mijn Cléopâtre goed gekeurd.... - Dan speel ik die! De beide kunstenaressen nemen een hartelijk afscheid van elkander en Rachel strekt zich weder op de ottomane uit. - Haar kan ik onmogelijk afwijzen! - mompelt ze, - 't is een talentvolle, bekoorlijke vrouw! maar... eerst de Athalie! De dichter Victor Hugo bewoont een fraai hôtel op de Place-Royal. Hij is een groot vereerder van Rachel, ofschoon zijn theatrestukken in discrediet zijn geraakt, sinds de oude Tragedie door haar in 't leven terug geroepen werd. Al wat Parijs aan letterkundige beroemdheden bezit, verzamelt zich in de woning van den populairen schrijver; nochtans zijn het slechts eenige zijner uitverkorenen, die heden zijn disch versieren. Men treft er benevens den gastheer, de gastvrouw en hunne beide zonen, mej. Rachel en hare zuster Rebecca, mevrouw De Girardin, mevrouw Arsène Houssaye, Alfred de Musset, Perreé, Gérard de Norval, Pradier en graaf Orsay aan. Het gesprek loopt over het onderwerp van den dag - de Athalie. - Bekennen wij het zonder schaamte, - zegt de gastheer, - noch uwe Judith, mevr. De Girardin, noch mijne Drama's hebben aan het talent van mej. Rachel beantwoord. Daarover vertoornd keert zij ons den rug en sluit nogmaals een verbond met onze classieken. - En dat duldt een man, die mevr. Dorval schiep, Frederik-Lernaître ontdekte en de kwijnende mej. Mars weder deed opflikkeren! - roept Alfred de Musset. | |
[pagina 699]
| |
- En toch schipbreuk leed op het talent van mej. Rachel! - herneemt de dichter, - 't geen niet tot mijn voordeel strekt. Mej. Rachel heeft als een rechtgeaard kind der oude Tragedie het barbaarsche plan opgevat om ons allen van het tooneel te verjagen en het zal haar gelukken, zelfs met de Athalie. - Onmogelijk! - roept graaf Orsay. - De Athalie moet vallen! We zijn het aan onzen goeden smaak verschuldigd haar geene genade te bewijzen, en - voegt hij er voor Rachel buigend bij, - niet minder aan de jeugd en schoonheid onzer geliefde tragédienne. - U is zeer vriendelijk, mijnheer, - antwoordt Rachel vroolijk, - en tevens zeer gevat om van een affront een compliment te willen maken! Maar ik zal u teleurstellen. De Athalie bezit levensvatbaarheid, ik zal haar opwekken uit haren doodslaap en gij, mijnheer, gij zelf zult u tot straf in hare oude, afschuwelijke tronie verheven! - Allen lachen. - Gij verklaart ons dus den oorlog? - vraagt Victor Hugo. - Ik verklaar allen den oorlog, die zich tegen de Athalie verzetten.... - Jammer, doodjammer! - mompelt de gastheer. - Is het jammer, dat een groot meesterwerk weder tot zijn recht komt? - vraagt Rachel met fonkelende oogen. - Neen, - antwoordt de dichter peinzend, - de Athalie verdient uwe gansche toewijding, maar jammer is het, dat ge den dooden uitsluitend verleent, wat de levenden zoo hoopvol van u verwachten, - roem! - Toen ik nog een kind was, - zegt Rachel zacht, - heeft men mij reeds voorspeld, waar mijne toekomst lag. Ik geloofde het niet en verkoos Molière. - Ik weet het, - zegt Victor Hugo. Het gezelschap luistert met gespannen aandacht. - Ik speelde met lust, met geestdrift; niemand werd er door getroffen. Ik ging mijn ondergang te gemoet. Welnu, vervolgt de spreekster met warmte, - zou ik niet erkennen wie mijn roem hebben bevestigd, er niet naar blijven trachten, ook den hunnen in gedachtenis te laten houden? - O indien eens mej. Rachel ons deze dankbaarheid verschuldigd ware! - zegt mevr. De Girardin en wijst op het van geestdrift stralend gelaat der tragédienne. - Dan was het lot van mijne ‘Burgraves’ verzekerd! - antwoordt Victor Hugo lachend. - Verneder uwe kunstproducten niet, bid ik u, door hun lot afhankelijk te wanen van het mindere of meerdere succès eener kunstenares, - herneemt Rachel. - Onafhankelijk is de kunst; waar het genie zijne vleugelen uitbreidt, daar zegeviert het ook zonder Rachel. - Mocht mijn genie dan vleugelen bezitten, groot genoeg om u te dragen! - zegt mevr. De Girardin en haalt haar Cléopâtre te voor- | |
[pagina 700]
| |
schijn. - Heeren en dames, ik verzoek uw scherpste critiek. Geen aanzien des persoons, want het geldt hier de vraag of de rol van Cléopâtre onze tragédienne waardig is! - Voelt ge er geen roeping voor? - fluistert de gastheer, wien het plotseling betrokken gelaat van Rachel is in het oog gevallen. - O neen, daaraan dacht ik niet, het stuk is mij onbekend, - fluistert Rachel terug, - maar.... ik tel dertien personen aan tafel, dat benauwt mij. - Hoe? Gij hecht daar werkelijk eenig gewicht aan? Dat kan ik niet gelooven. Willen we opstaan, vrienden! - voegt hij er luid bij, - dan kunnen we mevr. De Girard in hiernaast op ons gemak aanhooren. - Gaarne, - zegt deze en schuift haar stoel achteruit. - Blijf in Godsnaam zitten! - fluistert Rachel haar verschrikt toe. - Wij zijn met dertien personen aan tafel en de spiegel hangt boven u! De schrijfster lacht luid. Dit lachen en Rachel's angstige blik trekken de aandacht. - Mej. Rachel is bezorgd voor ons leven omdat wij met dertien personen aan tafel zijn, - zegt de gastheer eveneens lachend, - indien ik had kunnen gissen, dat onze tragédienne hier een slecht voorteeken in zag, zou ik zeker dat ongelukkige getal niet gekozen hebben, maar waarlijk, ik heb er niet aan gedacht. - 't Is waar ook! - roept mevrouw Arsène Houssaye, - om u de waarheid te zeggen, ben ik ook niet op dat getal gesteld. - Dan zal een van ons heeren zich maar opofferen, - zegt Gérard de Norval, - 't komt er toch, meen ik, voornamelijk op aan, wie het eerste opstaat, niet waar, mevrouw? - En wie onder den spiegel zit! - voegt Rebecca er lachend bij. - Dat ben ik niet alleen, mijnheer Pradier! - schertst mevr. De Girardin tegen haren buurman. - Wie van ons beiden zal zich nu edelmoedig opofferen? - Niemand! - roept graaf Orsay van de overzijde, - ik behoor ook nog tot het personeel onder den grooten spiegel. Wij mogen het den dood niet zoo gemakkelijk maken; is het getal dertien in zijn voordeel, dan zullen we hem in verlegenheid brengen door het aantal slachtoffers, dat zich aanbiedt. Op êen gegeven teeken staan we allen tegelijk op! Mevrouw De Girardin aan u, als de meest belanghebbende, het commando. - Aangenomen! - zegt deze. - Ik tik driemaal op mijn glas en bij den derden keer.... ah! De spreekster is opgesprongen. Bij het terugtrekken harer hand had de wijde kanten mouw het glas medegesleurd en den inhoud op haar lichtzijden kleed uitgestort. Rachel ziet doodsbleek. - 't Is maar champagne! - roept Rebecca ter hulpe toeschietend, - die geeft geen vlekken! | |
[pagina 701]
| |
- Nu zal de tooverkracht wel verbroken zijn! - voegt de gastheer Rachel toe, terwijl hij haar zijn arm aanbiedt. Mag ik u naar de andere kamer geleiden? Allen volgen zijn voorbeeld. Een half uur later luistert het gezelschap aandachtig naar de schoone voorlezeres, wier voortreffelijke voordracht niet weinig tot de goede opname van haren arbeid bijdraagt. De gunstige indruk, dien hare toehoorders er van ontvangen, moedigt Rachel aan om er het geluk van te beproeven en mevr. De Girardin hoopt ten tweedemale op de verwezenlijking harer eerzuchtige droomen. Als Rachel 's avonds thuis komt, schrijft ze den datum van dezen dag op en de namen harer dischgenooten. - Wij zullen zien of het noodlot hier in 't spel was. Mevr. De Girardin moet dan de eerste zijn! - denkt ze en verdiept zich, na eenig peinzen over de Cléopâtre, met geestdrift in de Athalie. Op den 5den April 1847 spoedt zich de menigte naar het Théâtre-Français om de Athalie te zien opvoeren. De uitslag is voldoende. Rachel heeft getoond, dat het haar ernst was om dit meesterstuk weder in eere te brengen. Men roemt hare kunst hemelhoog, wie het zoo meesterlijk gelukte, belangstelling in te boezemen voor eene Tragedie zonder liefdesintrigue, met een oude, hatelijke koningin, een kind en een dweepzieken priester tot hoofdpersonen, en de pers moet dit tegen wil en dank bevestigen. | |
X.Rachel aan hare moeder. Parijs. Lieve moeder! Ofschoon Raphaël en Rebecca mij geschreven hebben, antwoord ik u om u over mijne gezondheid gerust te stellen. Ik heb een der vermoeiendste weken doorgebracht, zonder de minste vermoeienis te bespeuren. Ik speelde tweemaal de Cathérine en op Corneille's verjaardag de Horace. Nu is het, de hemel zij dank! afgedaan. Het theatre is over mijne opoffering tevreden; het publiek heeft mij zijne tevredenheid getoond door mij aanhoudend toe te juichen en ik ben tevreden over mijn werk. Iedereen is dus voldaan. Na het werk rust en genoegen, dat spreekt. Daarom heb ik een klein dineetje gearrangeerd op het mos, zulk een dineetje in het bosch als we voor vele jaren, in minder gelukkige tijden hadden, en ik noodig er u voor uit. Ik zal voor kokkin spelen, aardappelen bakken en de tafel dekken. Gij moet soep koken. Rachel. Rachel aan haar zuster Sarah. Juni 1847. Lieve Sarah! Ik heb u niet vroeger geschreven, omdat ik slechts over een enkel | |
[pagina 702]
| |
onderwerp kon spreken en dit is zoo treurig, dat ik altijd met schrik de pen opneem. Maar, om niet geheel ziek te worden (daar ik mij zelve niet geheel alleen meer toebehoor) wil ik moed vatten en u slechts van mijn succès in Holland vertellen. Doch ik herinner mij er moeder reeds uitvoerig over geschreven te hebben, overbodig ware het dus in herhalingen te vallen. Welnu, dan zal ik u over Raphaël spreken, over dat lieve kind, dat mij wel toegezonden schijnt om mijne smart te verzachten. Ik kan u niet zeggen hoeveel goed mij zijne tegenwoordigheid doet en hoezeer zijne aanhankelijkheid mij treft. Hij leest mijn verdriet op mijn gezicht en als daar niets te lezen staat, raadt hij het en geeft zich de grootste moeite om mij te verstrooien. 't Is geen jonkman die bij mij is, neen, 't is een degelijk man. Zijn karakter is zacht, meegaand en beminnelijk. Zijn houding uitmuntend, zijne manieren volmaakt. Maar zelden laat hij mij alleen en gaat niet wandelen, voordat ik mij een weinig boos maak. Hij bestuurt onze zaken naar wensch; in éen woord, hij is mijn vader, mijn kind, mijn vriend en mijn zaakwaarnemer. Alleen denkt hij altijd dat men mij bedriegen wil en loert als een kat op de muis. Ik ben nu acht dagen te Luik, niet langer. Als ge mij wilt schrijven, haast u dan. Mijn adres is: Hôtel Bellevue te Luik.
Rachel.
Rachel aan hare moeder.
Lieve moeder!
Ik ben redelijk wel te Luik aangekomen. Beter bericht kan ik niet geven, want mijne pijnen hebben niet opgehouden; ze komen niet zoo dikwijls terug, dat alleen is de beterschap die ik ondervind. De hitte is ondragelijk en beneemt mij allen eetlust. Ondanks den buitengewonen bijval der Hollanders waren de veertien dagen, die ik in Amsterdam doorbracht, zeer treurig. In den Haag kon ik niet spelen, omdat de koning er niet was, maar de koningin liet mij vragen, of ik in eene der grootste concertzalen une soirée dramatique wilde geven. Den ochtend na mijne laatste voorstelling te Amsterdam ben ik er heen gegaan. De koningin en de prinsen woonde deze soirée bij. Mijn succès was zeer groot. De koninklijke familie heeft mij zeer toegejuicht en de 400 personen, die er bij tegenwoordig waren, hebben dit goede voorbeeld nagevolgd. Toen ik geëindigd had, heeft de koningin mij bij zich laten vragen om mij haar compliment te maken, 't geen zij met het liefste gezicht der wereld deed. 't Was een herhaling van mijn ontvangst in Engeland, niets ontbrak er aan, zelfs de armband niet, die zeer mooi en koninklijk is. Maar dit alles heeft mij niet vroolijker kunnen stemmen, of rustiger gemaakt. Alles wat mij wedervaart, wekt mijne droefheid op, vooral valt mij de ver- | |
[pagina 703]
| |
wijdering van mijn kindGa naar voetnoot(*) zeer zwaar. Nu, met den tijd zal ik allen terugzien, die ik lief heb en de oprechte vreugde daarover zal mij het verdriet doen vergeten, dat mij sinds mijn vertrek van Parijs vervolgt. Schrijf mij uitvoerig over mijn kleinen Alexander en over allen. Zeg aan vader, dat hij een klein plekje grond, van zijn onmetelijke weide, voor mij open laat. Ik voorzie, dat alle vluchtelingen naar kooi terug zullen keeren. Ik omhels u allen hartelijk. Rachel.
Lieve moeder!
Het beste nieuws, dat ge ontvangen kunt, is zeker goede tijding over mijne gezondheid. Welnu, ik zend u een voortreffelijke. Nimmer, neen, nimmer heb ik mij zóó wel gevoeld. Het schijnt wel, dat God mij het lijden wil vergoeden, dat ik sinds mijn vertrek uit Parijs ondervond, en waarvan ik veertien dagen geleden bevrijd raakte. De warmte is drukkend en toch voel ik mij volstrekt niet vermoeid. Toen ik te Libourne was, smeekte men mij, om naar Bordeaux te komen. Dat is een afstand van acht uren; de voorwaarden waren niet zeer verleidelijk, maar men verzekerde mij, dat de artisten zeer ongelukkig waren en mijne tegenwoordigheid hun eenige verlichting kon aanbrengen. 't Is een verlaten troep, zooals ongelukkig overal het geval is. Ik ben er dus heengegaan en heb gisteren de Phèdre gespeeld, zóo goed, dat ik nu verplicht ben nog twee of drie andere Tragedies te geven. Ik geloof niet, dat het een slechte zaak is, de stad Bordeaux bevat een uitgezocht publiek; ook ben ik, na het bezoeken van zoovele kleine steden, waarlijk zeer blijde weder eens een fraai tooneel te betreden. Na een scheiding van acht jaren herinnerde ik er mij de pracht niet meer van, ook stelde ik er een waar genoegen in mij dien avond met hart en ziel aan het Bordeausche publiek te wijden. Ik omhels u allen met de kracht, die ik terug ontving. Wees blij dat het op een afstand geschiedt, anders zou mijne teederheid u doen stikken. Rachel. P.S. Mijn kleine engel van een Alexander, leert gij een weinig bij tante? Begint ge al wat te lezen en kan ik weldra een lang epistel van uw mooi, klein, wit handje verwachten?
Edinburg 2 uur 's morgens. Lieve moeder!
Mijne voorstellingen volgen elkander zoo snel op, dat ik u sinds mijn aankomst te Edinburg nog geen bericht van mijne gezondheid kon geven. Daar nu de drie aangekondigde voorstellingen van avond zijn | |
[pagina 704]
| |
afgeloopen, zet ik mij onmiddellijk voor mijn schrijftafel om u mede te deelen, dat ze even goed gelukt zijn als al de overige. Ik moet er nu nog drie geven, voordat ik naar Parijs kan terug ijlen, of liever naar Montmorency, want daar vind ik toch eigenlijk alles wat ik lief heb. Morgen reizen wij naar Glasgow, laatste lijdensstad. In drie dagen is de pret afgeloopen; den 28sten, na middernacht, is alles voorbij, en - votre fille reviendra dans vos bras, zooals Fausta aan Terginius zegt. Ongelukkig volgt er een Zondag op en dan gaat er in Schotland geen spoorwagen, geen stoomboot, geen diligence, niets! Met den besten wil der wereld kunnen we dus voor Maandag Glasgow niet verlaten en bijgevolg den 1sten Sept. niet te Parijs zijn. In ieder geval zal ik u nog eens schrijven om u onze aankomst mede te deelen. Het blijft afgesproken, dat wij u te Montmorency opzoeken, nadat wij ons goed in onze woningen te Parijs hebben afgeladen. Hoe verlang ik er naar mijn zoon in mijne armen te drukken en u allen te omhelzen! In de laatste dagen voelde ik mij een weinig ongesteld, maar 't was van korten duur. Heden wedijver ik met de Pont-Neuf in gezondheid. Ach, wat zag ik mij al gaarne in het kleine kamertje, dat ge voor mij bestemd hebt! Wat zal ik heerlijk uitrusten, na drie maanden van zwaren arbeid! Vaarwel mijn oude, tot wederziens! Rachel. | |
XI.Ofschoon de Cléopâtre beter voldaan had dan de Judith en de eerste opvoering daarvan (13 Nov. 1847) levendig was toegejuicht, gaf Rachel toch spoedig, toen ze eenige verkoeling bij het publiek bespeurde, deze rol weder op en keerde tot hare oude meesters terug. De tragedieschrijvers lieten echter niet van haar af, tevergeefs verweerde ze er zich tegen door hare onmacht te betuigen om er de volle waarde van in het licht te stellen, tevergeefs wees ze op de ervaring, die duidelijk genoeg getoond had, waar haar talent het krachtigst en treffendst uitblonk, het baatte niet; men vervolgde haar met smeekbeden, totdat zij toegaf. Dit was oorzaak, dat ze in een tal van Tragedies optrad ver beneden hare waarde. Mevrouw De Girardin liet het ook niet bij hare Cléopâtre en wist Rachel's belangstelling op te wekken voor hare Lady Tartufe. De 27 voorstellingen, die dit stuk beleefde, was zij echter meer verschuldigd aan den ijver en goeden wil der tragédienne, dan aan de werkelijke verdienste van haren arbeid. Lady Tartufe werd verworpen voor Cathérine II, een der gebrekkigste voortbrengselen der moderne Tragedie waaraan Rachel zich waagde. Intusschen was Victor Hugo's Burgraves niet gunstig opgenomen in het Théâtre-Français, terwijl daarentegen de Lucrèce van M. Ponsard in het Odéon fureur maakte. Rachel verwonderde er zich met recht | |
[pagina 705]
| |
over, dat de dichter aan mevrouw Dorval deze rol had opgedragen, maar Ponsard was door het Théâtre-Français afgewezen. Toch was de Lucrèce eene der beste stukken van den laatsten tijd, de eenige nieuwe Tragedie, zooals Janin beweerde, die voor een ware Tragedie kon doorgaan. - Is het waar? - roept Rachel, als Janin op een morgen bij haar binnentreedt, - heeft M. Ponsard met zijn Lucrèce de eer onzer tragedieschrijvers gered? - Zelfs de dooden wenschen zich geluk met zijne overwinning! - antwoordt Janin schertsend. - 't Is een ware razernij van het publiek voor de Lucrèce. Ponsard heeft Frankrijk's dichtkunst verheven, zegt men. Lamartine is een rijmelaar geworden, M. de Chateaubriand een straatzanger en Béranger een domoor! - Altijd moet gij toch spotten! - zegt Rachel lachend, - zeg mij liever eens hoe ik de ledige zaal van het Théâtre-Français weder moet vullen? - Eenvoudig de Phèdre spelen. - Neen, ik heb aan de Virginie van M. Latour gedacht. - De Lucrèce en de Virginie hebben zóoveel van elkander, dat men ze voor tweelingzusters kan houden! - Juist daarom viel er mijn keus op! - antwoordt Rachel. - Ik ga eens toonen hoe men eigenlijk die Lucrèce moet spelen, of hoe ik die zou gespeeld hebben! Men zal mij in de Virginie zien en de Lucrèce ontrouw worden. Ik wil dat M. Ponsard zich de haren uit het hoofd trekt over zijne dwaasheid om een gewone tooneelspeelster op te dragen, wat eigenlijk mij behoort! - Welaan, dan de Virginie, op gevaar af, dat ze u even koel laat en even spoedig verveelt als Cathérine II. - Die nam ik lang genoeg mede op sleeptouw! - zegt Rachel met een vroolijken lach, - eindelijk, bij de elfde voorstelling werd ze mij toch te zwaar en liet ik mevrouw alleen aan haar lot over. - En daar zonk de arme onmiddellijk in zwijm! - antwoordt Janin zuchtend. - Ziet ge, mijn waarde vriend, - herneemt Rachel peinzend, - het ongeluk onzer hedendaagsche dichters is, dat ze te veel van de Tragedie en te weinig van de geschiedenis weten. Gisteren was er een schoolknaap bij mij. Hij had een boek bij zich waarin ik de geschiedenis van Cléopâtre las. Welnu, wilt ge wel gelooven dat ik in vier, vijf regels een Cléopâtre vond, die mij volkomen zou gepast hebben? - Mevrouw De Girardin noch mevrouw Sand zijn, met al haar talent, in staat een goede Tragedie te schrijven. Piron beweert zelfs, dat geen enkele vrouw dit kan en zet deze bewering nog meer kracht bij, door Fontenelle, Marivaux, Le Sage, Gresset en nog vele andere schrijvers, wier geestesproducten meer sierlijkheid, meer gevoel, dan mannelijke kracht verraden, op gelijke lijn met de tragedieschrijfsters | |
[pagina 706]
| |
te plaatsen. Gij begrijpt dus waar het altijd bij haar aan moet haperen. Tenzij een vrouw een mannelijke geest bezitte, kan haar talent onmogelijk beantwoorden aan dit werk der verschrikking - de Tragedie - en dat reken ik haar tot eer. - Een eer die uit onmacht voortvloeit, staat bij mij niet hoog aangeschreven! - zegt Rachel lachend, - maar als gij, heeren van de pers, uwe machtspreuken ingang wilt verschaffen, zijt ge gewoon een pleister op de wonde te leggen. Uwe diepzinnige bespiegelingen over de vereischten eener Tragedie kan ik niet volgen, ik ben er te onwetend voor. Ik weet alleen, dat het werk der verschrikking zoo vaak door vrouwen is uitgevoerd en ingegeven, dat ik aan een absolute mannelijke inspiratie op dat gebied twijfel. Heeft het der vrouw niet aan kracht ontbroken om verschrikkelijk te zijn en zich verschrikkelijk te maken - zooals ik bij voorbeeld - dan zie ik niet in waarom ze ook niet verschrikkelijk zou kunnen denken. Bovendien meen ik in mijn eenvoudigheid, dat het geslacht waartoe men behoort, niets met de producten des geestes te maken heeft en het er dus maar van afhangt of geestkracht en genie samenwerken op intellectueel gebied, om iets groots tot stand te brengen. Intusschen wacht ik nog altijd op dat moderne voortbrengsel. Is het waar, dat een vrouwenhoofd het mij niet verschaffen kan, dan begin ik te gelooven, dat ook de mannenhoofden, sinds Corneille en Racine, bedenkelijk in verschrikkingsfantasie hebben afgenomen, en de beide geestensoorten elkander op hetzelfde nederige standpunt zijn genaderd. - U kan dit slechts tot aanmoediging strekken om u aan grootere geesten te houden! - antwoordt Janin. - Men moet niet al te eenzijdig zijn, mijnheer, dan wordt men vervelend! Bovendien is de Lucrèce niet te versmaden, zij bevalt en sleept mede. Eerst speel ik dus de Virginie, om het publiek van het Odéon naar ons theater te doen verhuizen en dan tot belooning voor dezen terugkeer de Lucrèce. - In deze Tragedie is een groote fout! - zegt Janin met recensentenijver. - Tullie en Lucrèce, de twee heldinnen van het stuk, ontmoeten elkander geen enkelen keer op het tooneel, Ponsard heeft dit niet slim overlegd. Een samenkomst tusschen deze beide dames zou de belangstelling veel meer prikkelen. - Ei, dat is uitmuntend! - roept Rachel opspringend - ik neem dan de beide rollen op mij! Welk een gelukkige inval! - Dat is u geen ernst! - zegt Janin verschrikt. - Wel, waarom zou ik mij niet eens een scherts veroorloven? Bovendien is het iets nieuws en dat heeft men in dezen tijd van spanning en onrust hoog noodig. Janin stelt te vergeefs pogingen in het werk, om der tragédienne deze gril uit het hoofd te praten. Halstarrig houdt zij er aan vast en laat hem ongetroost vertrekken. | |
[pagina 707]
| |
Weldra wordt de Virginie aangekondigd. Nieuwsgierig stroomt het publiek toe, het vindt Rachel verlokkender dan immer in haar Romeinsche rol en laat de Lucrèce, mevr. Dorval en het Odéon in den steek. De Virginie heeft de overwinning behaald en wordt 14 keer achtereen gegeven. De dag na de laatste voorstelling staat de Lucrèce aangekondigd in het Théâtre-Italien. Wie de rol van Tullie zal vervullen is onbekend, men vraagt het elkander nieuwsgierig af, niemand weet het. Maar in de éenige Rachel kan men zich niet vergissen. ‘Mej. Rachel vervult de beide rollen!’ klinkt het spoedig van alle zijden en opgetogen, verrukt over zooveel vermetelheid en talent, schreeuwt, gilt men haren naam uit. Voldaan keert Rachel naar hare woning terug. Welk een macht oefent ze uit, zelfs op de woestelingen, die daar onder luid getier en gevloek voortrennen. Staan blijven ze voor de koningin der kunst, buigen eerbiedig en wuiven dan als om strijd haar rijtuig na met den jubelkreet ‘leve Rachel!’ - Goddelijk is de kunst! - prevelt de gelukkige, - tronen mogen verzinken, grootheid vervallen, de kunst behoudt haren glans zelfs in dezen stikduisteren nacht der revolutie. Mag ik die heilige door mijne grillen ontwijden? Neen, ik deed verkeerd. Een tweede keer herhaal ik deze scherts niet, Janin heeft gelijk, zij is mijn talent onwaardig!’ Ze houdt woord. De beide rollen van Tullie en Lucrèce worden niet meer tegelijkertijd door haar vervuld, maar de spotachtige critiek, die er op volgt, kan zij toch niet meer ontkomenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 708]
| |
Intusschen ziet het er aan den politieken horizon met iederen dag donkerder uit. Parijs gelijkt een krater, waaruit een dof maar gestadig rommelen het naderend onheil voorspelt. En daar barst het politiek onweder los. Parijs is in oproer. In minder dan een uur tijds heeft men den koning van zijn troon verjaagd en heerscht er een grenzenlooze verwarring. Overal vecht en strijdt men, op de spreekgestoelten, in de straten, in de dagbladen, in het theater. Overal onrust, angst en schrik. Tevergeefs trachten eenige eerlijke mannen de orde te herstellen, de opgewondene, vreeselijke Marseillaise blijft weerklinken en herinnert schrikverwekkend aan de bloedige tijden van weleer. In het theater wordt ze van het orchest geëischt, van de tooneelspelers, zelfs de ernstige Tragedie komt er niet vrij van. Na de Phèdre, de Iphigénie, de Cinna, de Mithridate, - de Marseillaise! het volk wil het en het volk laat in dit oogenblik niet met zich spotten. Aangestoken door de algemeene opgewondenheid en dringend aangespoord door Ledru Rollin, vat Rachel het voornemen op om het publiek op hare beurt tevreden te stellen. Vooraf wil ze echter haar vriend Janin raadplegen en ijlt naar hem toe. - Ik kom mijn orakel vragen, of het mij vergund is den heeren Parijzenaars de Marseillaise voor te zingen? - vraagt ze met een vriendelijken glimlach. - Nooit! - roept Janin ontzet. - Wat voor kwaad zou er eigenlijk in steken om de menigte weder naar het Théâtre-Français te lokken? - herneemt Rachel de schouders ophalend, - ik zou er der Directie een grooten dienst mede bewijzen. Het publiek verlangt nu eenmaal dat lied te hooren en verkiest natuurlijk de theaters waar het ook door den tooneelspeler tevreden gesteld wordt! - Waarom zoudt ge u onvoorzichtig mengen in de gevaarlijke politiek van den dag? - vraagt Janin, - waarom het onweder aantrekken, dat boven onze hoofden voorbij trekt? Ik zie de noodzakelijkheid niet om deze brooddronkene menigte te believen. Of de Marseillaise is op dit oogenblik niet gevaarlijk en gij drijft een kinderachtig spel er u mede in te laten, of ze is op weg om gevaarlijk te worden en gij, die boven alle partijen staat, die door allen op de handen wordt gedragen, prikkelt nog meer de ziedende hartstochten en graaft uwe populariteit een graf. Geloof mij, Rachel, weersta deze verzoeking, houd u krachtig staande op uw verheven standpunt. Of het | |
[pagina 709]
| |
Théâtre-Français de Marseillaise noodig heeft om in 't leven te blijven, weet ik niet, maar zeker is het dat gij zult blijven leven ook zonder de Marseillaise te zingen. Hadt gij gisteren in de Cinna over gebrek aan belangstellende toehoorders te klagen? - Die ben ik aan de tegenwoordige regeering verschuldigd, mijn vriend! Gij weet, dat de regeering nu en dan het volk in de gelegenheid stelt om mij te hooren en ik beken dat het zich daarvoor niet ondankbaar betoont. Maar bedenk eens hoe vereerd het zich zou gevoelen, indien de tragédienne van haar hoog standpunt afdaalde, alleen om het genoegen te geven! - Doe het niet, Rachel! - herneemt Janin dringender. - Zijt ge vergeten hoe de vorsten u ontvangen hebben? Zijt ge niet te Londen, Brussel, Den Haag, Parijs, Varsovie, Berlijn, Weenen, Turijn en Petersburg met eerbewijzingen en geschenken door hen overladen? Hebt ge niet zelve getuigd, dat keizer Nicolaas u met vaderlijke goedheid heeft behandeld? En zult ge allen loonen door u in de rij hunner grimmige vijanden te scharen en dit alleen voor een enkel oogenblik van kinderachtige voldoening over het kabaal dat ge verwekken zult? Wees toch wijzer en grooter! - Ledru Rollin denkt er anders over! - mompelt Rachel, - hij neemt die zaak niet zoo ernstig op! Nu, ik wil eens overleggen welke raad mij het beste bevalt. Met een vriendelijk hoofdknikje en een hartelijken handdruk verlaat ze den criticus. Deze staart haar door het venster na en bewondert hare kostbare, smaakvolle en toch zoo hoogst eenvoudige kleeding, waarin hare ranke, teedere maar vorstelijke gestalte zoo voordeelig uitkomt. Hij ziet dat iedereen eerbiedig voor haar wijkt en staan blijft om haar na te staren. - Een ware koningin! - denkt hij, - populairder door de kunst dan eenig vorst door zijne regeering! En nu gaat ze zich verknoeien.... vijandschap kweeken tusschen haar publiek en hare kunst! Vervloekte Marseillaise! onzinnige Ledru Rollin!.... gij zult de overwinning op haar behalen. Haar besluit stond reeds vast, voordat zij mij opzocht! Drie dagen later, na de voorstelling van Lucrèce, als Rachel met geestdrift teruggeroepen wordt, volgt ze hare nieuwe gril op, grijpt de driekleurige vlag, die op een bank van het Forum is achter gelaten, richt fier het hoofd op en heft met somber stralenden blik en diepe indrukwekkende stem de Marseillaise aan. Overweldigend is de indruk dien ze maakt. Ze is schoon maar... gevaarlijk. Een siddering doortrilt allen, de heldenkoorts tast oud en jong aan en als ze geeindigd heeft, barst een oorverdoovend rumoer los en is men der razernij nabij. - Maar wat bezielt u toch? - vraagt een legitimist aan zijn ouden geestverwant in het orchest, wiens stem boven de anderen uitklinkt. - Alle duivels, 't is waar ook! - antwoordt de ander ontzet, - die verwenschte Rachel maakt van ons wat ze wil! | |
[pagina 710]
| |
Zoo ging het allen. De verschillendste elementen losten zich op in een harmonische eenheid onder den gloed van dit voortreffelijk genie. De Marseillaise door Rachel werd nu voortaan als toegift na iedere Tragedie eerst verzocht, later geëischt, en daar ze de theaterkas groot gewin aanbracht en haar zelve vermaakte en opwond, verleende ze er zich eenige dagen gewillig toe. Maar wat de raad en de waarschuwingen harer vrienden niet op haar vermochten, bewerkte toch ten slotte haar gevoel. De kunstenares begon in te zien, dat ze een onwaardig spel dreef met hare kunst en ze reeds op weg was om de slavin te worden van het volk. Op een avond, na de Iphigénie, eischt het publiek als gewoonlijk gebiedend en woest de Marseillaise. Rachel laat antwoorden, dat zij er te vermoeid voor is en voortaan dat lied niet meer zal zingen. Men schreeuwt, men tiert, men raast, alles tevergeefs. Rachel laat er zich geen vrees door aanjagen en blijft in hare weigering volharden. Ontevreden en voor het eerst grimmig op de beroemde tragédienne, verlaat het volk het theater. Rachel glimlacht verachtelijk over de min-vleiende beoordeeling, waarvan zij het voorwerp is, maar erkent toch dat zij er aanleiding toe gaf en ergert zich over hare zwakheid. Weldra biedt zich voor haar eene nieuwe gelegenheid aan om zich op betere wijze te onderscheiden. Een klein Drama de Moineau de Lesbie, van een onbekenden schrijver, had de algemeene opmerkzaamheid getrokken. De critiek, die mijnheer Lockroy, de tegenwoordige Directeur van het Théâtre-Français, over dit stuk - geboren in de sombere dagen der wordende Republiek - in het feuilleton van een der meest gelezene dagbladen las, was zóo vleiend, dat hij er door aangemoedigd werd om den schrijver op te sporen. Indien werkelijk deze Moineau de Lesbïe zoo voortreffelijk was als daarin beweerd werd, dan kon ze een nieuwe bron van welvaart worden voor het theater, dat zijne opkomst reeds aan de Camille, de Phèdre en de Marseillaise van mej. Rachel te danken had. Mijnheer Lockroy bedenkt zich dus niet lang en zoekt mijnheer Janin op, van wien hij nadere inlichtingen hoopt te ontvangen. - Lees het kleine chef-d'oeuvre, - zegt Janin, dan zult ge erkennen, dat het met veel talent geschreven is. Waarlijk een zonderling verschijnsel, dat het in dezen tijd van onrust en spanning het licht ziet en als een lichtende vonk in den duisteren nacht onzer revolutie schittert. - Kunt gij mij den schrijver niet noemen? - vraagt Lockroy, - ik zou gaarne de eerste zijn... - Ja, ja, dat begrijp ik. Bovendien behoeft zelfs mej. Rachel zich deze kleine moderniteit niet te schamen, ofschoon ik voor haar, in principe, tegen al deze nieuwigheden kamp. De schrijver is mij onbekend, maar het zal niet moeielijk vallen hem uit te vinden, dan zend ik hem bij u. | |
[pagina 711]
| |
Lockroy gaat gerustgesteld heen. Reeds den volgenden dag treedt Janin, gevolgd door een twintigjarig jonkman, het bureau van den Directeur binnen. - Hier is onze dichter! - zegt hij en klopt hem vriendelijk op den schouder, - uit zijn stille afzondering is hij opgeschrikt om zich door het volle licht van het Théâtre-Français te laten bestralen. Ik heb het genoegen u mijnheer Armand Barthet voor te stellen, schrijver van de Moineau de Lesbie. - Mijnheer, - zegt Lockroy op genadigen toon, - dank zij de pers is mijne aandacht op uwe kleine Tragedie gevallen, en zij schijnt mij werkelijk de eer eener opvoering waardig. Het bleeke gelaat van den jeugdigen dichter wordt vuurrood van blijdschap en verrassing. Aan zulk een eer had hij waarlijk niet gedacht; ze komt hem zóo onverwacht, dat hij nauwelijks zijne ooren kan gelooven. - Het zal er nu maar van afhangen, - vervolgt Lockroy op denzelfden vriendelijken, maar beschermenden toon, - of mej. Rachel eenige roeping voor deze rol gevoelt. - Mej. Rachel?! zij.... zij zou in mijn stuk optreden! - roept Barthet opgetogen, - dat... O dat kan ik niet gelooven! Dat ware te veel geluk op eens! De beide heeren zien elkander lachend aan. - Indien mijnheer Janin uw voorspraak wil zijn bij de tragédienne, is er wel kans op! - zegt Lockroy. - Ik wil haar gaarne alles goeds van uw stuk vertellen, - herneemt Janin, te meer, omdat ik dit met een goed geweten kan doen. Ik wil er zelfs oogenblikkelijk werk van maken, om u uit de pijnlijke onzekerheid te helpen. - Zou het niet beter zijn u maar dadelijk daarheen te vergezellen? - vraagt Lockroy met een zijdelingschen blik op het belangwekkend uiterlijk van den jongen dichter, - de tijd is kostbaar! Barthet trilt van opgewondenheid. Zou hij werkelijk het toppunt zijner wenschen bereiken en de kunstenares nabij komen, die hij van verre zoo vurig bewonderde en aanbad? - Uitmuntend! - zegt Janin. - Op dit uur vinden wij haar thuis. Gaan wij dus te zamen. Rachel bewoont tegenwoordig hetzelfde huis in de rue Rivoli No. 10, waarin ook mej. Mars haren intrek nam. Wat Rachel voor de Tragedie is, was vroeger mej. Mars voor het Drama, en zij had zich lauweren genoeg verworven om voor een tooneelspeelster van den eersten rang door te gaan. Rachel en hare zuster Rebecca zitten in vertrouwelijk gesprek met elkander voor het heldervlammend haardvuur, als haar het bezoek der drie heeren wordt aangekondigd. Met hare gewone vriendelijke voorkomendheid reikt ze den jongen dichter hare hand, zoodra hij aan haar bekend gemaakt is als de verdienstelijke schrijver van de veel | |
[pagina 712]
| |
besproken kleine Tragedie en wenscht hem in vleiende bewoordingen geluk met zijn geroemden eersteling. Barthet brengt eerbiedig hare hand aan zijne lippen en stamelt eenige onverstaanbare woorden van dank. Zijn hart klopt tot brekens toe, nauwelijks waagt hij het de oogen op te slaan tot de machtige persoon, die zijne toekomst in handen heeft en tevens het voorwerp is zijner afgodische jongelings- en dichtersvereering. Rachel ziet er heden zeer ernstig en bleek uit. Hare donkere oogen staan dof en treurig, de geheime vijand, die haar lichaam sloopt, heeft zich, opgewekt door het ruwe winterweder, ernstig laten voelen en ze had hem verslagen gewaand! Dat drukt haar ter neder. Zooals gewoonlijk oefent echter de verstrooiing een weldadigen invloed op hare gemoedsstemming uit; ze vergeet hare zorgen en luistert met belangstelling naar het voorstel van den Directeur en naar de aanmoediging van Janin. - Wordt ook gij de oude Tragedie ontrouw? - schertst ze tegen Janin, - en vreest ge geen klassieke geestverschijning over dezen afval? Jammer, dat ik nu juist besloten ben haar trouw te blijven. Het spijt mij voor dezen veelbelovenden jongen dichter, maar, na al de ondervinding die ik opdeed, mag ik zijn eerste welgelukte proeve niet aan een fiasco blootstellen. - Een fiasco met u! - roept Barthet vol geestdrift, - dat is onmogelijk! Waar uwe stem klinkt, is aandacht, opgetogenheid, zegepraal! Alleen, ik ben niet waard, dat mijne verzen van zulke welsprekende lippen zouden vloeien; ook ben ik het niet, die de stoutmoedigheid heb, zulk een dienst van u te verlangen! Te goed weet Rachel wat vleitaal is, om niet dadelijk overtuigd te zijn, dat deze nederige betuiging van den jonkman ongeveinsd is. Er straalt zóoveel oprechtheid van zijn aantrekkelijk gelaat, zooveel warme vereering in zijn schitterenden blik, dat ze zijne woorden niet in twijfel kan trekken en er zich zeer gestreeld door gevoelt. - Gij denkt zeer nederig over uzelf, mijnheer! - zegt ze met een beminnelijk lachje, - en dat is waarlijk een te zeldzaam verschijnsel om het onbeloond te laten. Alle schrijvers hebben mij hunne waar geroemd, gij alleen dingt er op af, dat geeft mij vertrouwen op uw talent. Ik wil in uw stuk optreden. - Gij wilt!.... - roept de dichter opgetogen en geneigd om zich in de eerste opwelling zijner dankbaarheid aan hare voeten te werpen. - Ik wil! - antwoordt Rachel lachend. - Dan is de zaak in orde, - zegt Janin eveneens lachend. - Nu zullen we eens zien wie van u beiden zich het beste beoordeeld heeft. - Ik hoop u spoedig terug te zien! - zegt Rachel als zij Barthet de hand tot afscheid reikt - mogelijk hebt gij mij op het een of ander in mijne rol opmerkzaam te maken. - Dat zal ik aan de godin overlaten, die u het genie schonk om | |
[pagina 713]
| |
alles op te luisteren, tot zelfs de fouten der dichters! - antwoordt Barthet, - maar als ik mag komen om u te bewonderen.... - Ah, welk een vleier! - zegt Rachel en trekt ongeduldig hare hand terug. - Ik dacht dat hij verstandiger was dan zijne voorgangers - voegt zij er na het vertrek der heeren, tegen Rebecca, bij. - Het verstand hebt ge hem reeds ontnomen! - antwoordt Rebecca schertsend. - Maar er bestaat toch een groot onderscheid tusschen hem en zijne voorgangers. - En dat is? - Allen dweepten meer met hun werk dan met u! de goede Barthet dweept nog meer met u dan met zijn werk. Dat is de grootste overwinning, die ge nog immer behaald hebt! Rachel knikt toestemmend en staart dan droomerig in het hoog opvlammend knetterend haardvuur, totdat nieuwe bezoekers hare rust komen verstoren.
De eerste opvoering van de Moineau de Lesbie had plaats na een eindeloos theaterstuk, eene omstandigheid die zeker niet geschikt was om er het publiek gunstig voor te stemmen. Toch beviel het stuk uitermate en deed men voor het eerst de ondervinding op, dat Rachel ook machtig kon boeien en medesleepen al was zij niet vreeselijk en haar de teedere blik en zachte glimlach zelfs schoon maakten. De jonge Barthet, voor wien zich zoo onverwacht de deuren van het Théâtre-Français hadden geopend, beleefde een zalige tijd en bleef in verrukking geknield aan de voeten van Rachel's muze, maar al te gelukkig als hij er door een vriendelijk woord van de tragédienne voor beloond werd. Het succès dat de Moineau de Lesbie ten deel viel en de nieuwe aantrekkingskracht van een lachende Rachel, spoorden een tal van dichters aan, om ook hun geluk te beproeven met zulk een klein Drama. Zelfs de schrijver van de Lucrèce, M. Ponsard, bleef niet achter en bood Rachel zijne Horace en Lydie aan, waarin zij zich evenzeer onderscheidde als in de Moineau de Lesbie, zonder evenwel hare kundige bewonderaars te overtuigen, dat zulke kleine rollen met de waarde en majesteit van haar talent strookten. Rachel was nu ten toppunt van haar roem gestegen. Bij het einde van het jaar had de theaterdirectie haar met een vleiend schrijven bedankt voor haren steun en betuigd dat de opkomst van het Théâtre-Français alleen aan hare voorstellingen van de Corneille, de Phèdre, de Cinna en de Marseillaise te danken waren. Hieruit bleek duidelijk genoeg, dat de grootste aantrekkingskracht der tragédienne in de oude Tragedie lag en de toejuiching, die ze zich in eenige moderne theaterstukken had weten te verwerven, geen blijvende waarde had. In de Moineau de Lesbie en de Lydie had ze haar publiek werkelijk eenige aangename oogenblikken verschaft, in | |
[pagina 714]
| |
Mademoiselle de Belle-Isle werd ze slechts drie dagen toegejuicht en in Louise de Lignerolles, een oude rol van mej. Mars, daalde ze ver beneden haar standpunt. De zucht naar populariteit, hare ijdelheid en een zekere zwakke toegevendheid voor de schrijvers, die haar met hunne pennevruchten vervolgden, hadden veel schuld aan de klagelijke rollen, waarin ze nu en dan hare groote roeping beschaamde; ook was het natuurlijk, dat ze van de moderne Tragedie verwachtte, wat de oude haar zoo gaarne geschonken had, - een eerezuil voor Rachel. Eindelijk scheen het oogenblik daar te zijn. M. Scribe had zijne Adrienne Lecouvreur geschreven en begeeft er zich mede naar de groote tragédienne, waar Lockroy reeds tegenwoordig is om de voorlezing bij te wonen. Het stuk wordt echter zeer koel opgenomen, 't is in proza en Rachel getuigt even als Lockroy, dat daarin hare kracht niet ligt. M. Scribe keert onverrichter zake met zijn manuscript naar huis terug en weet nu geen betere plaatsvervangster voor Rachel dan mevrouw Rose Chéri. Na verloop van zes maanden verlangt Rachel nogmaals, op raad van Janin, de voorlezing van deze Tragedie. - Luisteren we nu oplettend toe! - zegt ze tegen Janin en Lockroy - Adrienne is mij niet uit de gedachten geweest en dit schijnt mij niet zonder beteekenis. Rebecca, wilt gij het voorlezen? De zuster gehoorzaamt en wordt met gespannen aandacht aangehoord. Zoodra ze geëindigd heeft, knielt Rachel voor hare schrijftafel en werpt haastig deze woorden op het papier: ‘mijnheer Scribe, op mijne knieën smeek ik u om de rol van Adrienne Lecouvreur!’ Dat was voldoende om M. Scribe onmiddellijk tot de groote tragédienne terug te voeren. Met de Adrienne Lecouvreur had hij het wonder verricht, dat Janin reeds onmogelijk achtte en waarvan de vervulling door geheel Parijs met verlangen werd tegemoet zien. De aandoeningen, die Rachel als Adrienne bij hare toeschouwers opwekte, zijn evenmin vergeten als de overweldigende indruk dien ze als Phèdre maakte. Adrienne Lecouvreur bleef de éenige rol, waarin Rachel haren roem naar vereischte kon handhaven en Victor Hugo was genoodzaakt dit te erkennen, toen zij een jaar later (1850) in zijn Angelo optrad. Was dit mogelijk de reden waarom hij haar verlangen onbevredigd liet? - Ik wil u bewijzen, - had ze hem gezegd, - dat ik u begrijp en het waardig ben, dat ge een Drama ter mijner eere schrijft! De revolutie kwam tusschenbeide. De groote dichter ontvluchtte Parijs en - het Drama voor Rachel bleef achterwege. (Slot volgt.) |
|